De Gereformeerde Kerk te Lutten-Slagharen (2)

Ds. J. Robbert (van 1890 tot 1893).

( < Naar deel 1 ) – Het duurde – door financiële bezwaren – ruim een jaar eer de vacante predikantsplaats werd vervuld. Ds. J. Robbert (1857-1922) van De Lier had het op hem uitgebrachte beroep aangenomen.

Ds. J. Robbert (1857-1922).

Ds. Robbert deed op 2 maart 1890 intrede in Lutten aan de Dedemsvaart.

‘De Bazuin’, 7 maart 1890.

De Doleantie van 1886.

Een van de meest belangrijke gebeurtenissen in de betrekkelijk korte ambtsperiode van  ds. Robbert in Lutten aan de Dedemsvaart was ongetwijfeld de landelijke kerkenfusie van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende). Laatstgenoemd kerkverband bestond uit vele vroegere hervormde gemeenten waarvan (een deel van) de kerkenraad en/of (een deel van) de leden zich niet meer konden verenigen met de steeds toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk, en met de grote macht van Algemene Synode (al gauw de ‘synodale hiërarchie’ genoemd), waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten zeer beperkt werd.

In dit boekje legde dr. A. Kuyper (1837-1920) uit hoe de Doleantie in Amsterdam tot stand gekomen was.

In januari 1886 onttrok zich de gemeente van Kootwijk als eerste aan de hervormde kerk, op de voet gevolgd door andere gemeenten, en onder meer op 16 december 1886 door een groot deel van de hervormde gemeente te Amsterdam. Ook daar werd toen de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd, nadat door de kerkelijke besturen de meerderheid van de Amsterdamse kerkenraad was afgezet. Dr. A. Kuyper (1837-1920) was daar toen een van de ouderlingen en wordt als de leider van deze tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk (na die van de Afscheiding van 1834) beschouwd.

Al gauw ontstonden contacten tussen de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken om te onderzoeken of men tot eenheid kon komen. Aanvankelijk liep dat zeker niet gesmeerd (men nam elkaar regelmatig de maat via artikelen in kerkelijke bladen en in strijdschriften), maar uiteindelijk lukte het. Op 17 juni 1892 werd in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de eenheid van beide kerken geproclameerd.

De Gereformeerde Kerk te Lutten aan de Dedemsvaart” (1892).

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896) reikten elkaar – als ‘leidslieden’ van de twee verenigde kerken – op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de broederhand.

Afgesproken was dat de naam van de verenigde kerken zou zijn: De Gereformeerde Kerken in Nederland. Tijdens de gezamenlijke synodevergadering reikten de beide vertegenwoordigers van de twee kerken elkaar de broederhand: namens de Christelijke Gereformeerde Kerk was dat de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896), een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, en dr. A. Kuyper namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Ook de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Lutten aan de Dedemsvaart sloot zich bij de verenigde kerken aan en heette sindsdien dus (tot 1966) De Gereformeerde Kerk te Lutten aan de Dedemsvaart.

“Om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd” (1892).

Her en der in het land bestonden echter bij christelijke gereformeerde kerkenraden en gemeenteleden bezwaren tegen de kerkenfusie met de Dolerenden. Ze waren het niet eens met sommige leerstukken van dr. Kuyper en vroegen zich bovendien af waarom er niet met de plaatselijke gemeenten was overlegd over het samengaan; en waarom was de naam van Christus uit de kerknaam verdwenen? Deze en andere redenen waren er de oorzaak van dat een minderheid van de Christelijke Gereformeerde Kerk besloot niet met de ‘Vereniging van 1892’ mee te gaan, maar ‘te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’.

Aanhef van het bezwaarschrift van ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten en ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) uit Den Haag.

Ook in de Gereformeerde Kerk te Lutten aan de Dedemsvaart waren gemeenteleden die zich met de bereikte overeenstemming tot samengaan niet konden verenigen. Landelijk had zich al een scheuring voorgedaan, waardoor “de Christelijke Gereformeerde Kerk bleef wat ze was”, geleid door twee predikanten: ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913), directeur van het gymnasium te Zetten, en ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) uit Den Haag. In een bezwaarschrift aan hun christelijke gereformeerde synode hadden zij aangedrongen op het stopzetten van de onderhandelingen met de Dolerenden. Toen de Christelijke Gereformeerde  synode de ineensmelting doorzette, scheidden ze zich van De Gereformeerde Kerken in Nederland af.

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

In Lutten was een dertigtal gemeenteleden het met de kerkenfusie oneens. Ze bleven zich tegen de ‘Vereniging’ verzetten, waarna de gereformeerde kerkenraad hen onder censuur plaatste. Dat was voor hen de aanleiding zich aan de Gereformeerde Kerk te onttrekken. Onder leiding van ds. Van Lingen uit Zetten kwamen zij bijeen in een voor dat doel gehuurde particuliere woning, waar ds. Van Lingen op 11 december 1892 de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente institueerde door de bevestiging van nieuwe ambtsdragers. Als ouderlingen waren gekozen D.J. en M. Bouwhuis, H. Clement en W. van Dijk en als diakenen P. Dam en J. de Weerd. In 1901 bouwden ze een eigen kerk.

‘De Bazuin’, 15 september 1893.

Ds. Robbert nam op 17 september 1893 afscheid en emigreerde naar Amerika waar hij predikant werd bij de Christian Reformed Church in Roseland.

‘De Bazuin’, 22 september 1893.

Ds. J. Schoemaker (van 1894 tot 1912).

Op 3 juni 1894 deed zijn opvolger intrede. Het was ds. J. Schoemaker (1838-1913) van de Altreformierte Kirche te Veldhausen in Duitsland.

‘De Bazuin’, 8 juni 1894.

Jeugdwerk.

Op 24 december 1894 werd een Jongedochtersvereniging opgericht, die in haar bijeenkomsten kleding naaide en breide, ter uitdeling door de diaconie aan hulpbehoevende gemeenteleden. Ook de Jongelingsvereniging was actief. Op 3 maart 1895 stelt zij aan de kerkenraad voor de door hen ingezamelde gelden te besteden voor de aanschaf van een orgel in de kerk ‘of voor een ander kerkelijk doel’. De brief werd weliswaar ‘welwillend beantwoord’, maar de vraag was wat er verder uit voortkwam.

Christelijke school met onderwijzerswoning.

Anderhalf jaar later, op 27 oktober 1896, werd besloten de Jongelingsvereniging in te schakelen voor het bijeen brengen van gelden voor het stichten van een christelijke school. In 1899 werd een commissie ingesteld die de oprichting van de school moest gaan voorbereiden. De christelijke school kwam er niet lang daarna. Afgesproken werd dat de schooljeugd ook de Heidelbergse Catechismus zou gaan leren.

Ds. J. Schoemaker (1838-1913).

De kerkenraad werkte ook  mee aan de schoolstichting in het naburige dorp Ane, dat kerkelijk tot het territoir van Lutten aan de Dedemsvaart behoorde.

Een orgel (1906).

De jongelui van de Jongelingsvereniging waren in 1895 vast en zeker ijverig geweest met het inzamelen van geld voor een orgel, al duurde het nog tien jaar voordat de kerkenraad in contact kwam met orgelbouwer Proper te Kampen. Afgesproken werd dat hij voor Lutten een eenklaviersorgel zou bouwen met 11 registers en met aangehangen pedaal. Proper nam de klus op zich en zijn werk vorderde gestaag. De kerkenraad had intussen hoofdmeester Slingerberg tot vaste organist benoemd, en deze kon vanaf 16 april 1906 zijn hart ophalen, want toen werd het orgel in gebruik genomen!

En verder…

Of het orgelspel de jeugd op de galerij in toom kon houden mag worden betwijfeld. In oktober 1906 moest de kerkenraad zich bezighouden met het beteugelen van de onrust op de galerij. –⊕– Op 15 november 1909 werd het vijftigjarig bestaan van de kerk feestelijk herdacht. Prof. H. Bouwman (1863-1933) uit Kampen hield de feestrede, die handelde over het ontstaan van de gemeente en hoe de Afscheiding van 1834 daar tot stand kwam.

Dr. H. Bouwman (1863-1933).

Gramsbergen krijgt een eigen Gereformeerde Kerk (1910).

Op 14 februari 1910 werd in het onder de kerk van Lutten ressorterende Gramsbergen een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. Er woonden zo langzamerhand genoeg gereformeerden die zelfstandig gereformeerd kerkelijk leven in stand konden houden. Onder leiding van ds. Schoemaker werden de verkozen ambtsdragers in het ambt bevestigd, waarmee de instituering van de kerk een feit was.

Ds. Schoemaker nam op 5 mei 1912 afscheid van de kerk van Lutten aan de Dedemsvaart, omdat hij met emeritaat ging.

Ds. O. Boersma (van 1912 tot 1918).

‘De Bazuin’, 29 november 1912.

Zijn opvolger werd nog hetzelfde jaar in het ambt bevestigd. Het was – na een paar bedankjes van andere beroepen predikanten – ds. O. Boersma (1866-1932) uit het Groningse Ezinge, die op 24 november 1912 intrede deed. De bestaande vijftig jaar oude pastorie werd vervangen door een nieuwe predikantswoning, waarvoor bijna fl. 6.500 betaald moest worden. Door kerkcollecten kreeg men het geld bij elkaar.

De kerk en de pastorie.

De woning kon op 14 juli 1913 worden betrokken. Aan weerszijden van de ingang werd een gedenksteentje geplaatst. De ene met de initialen OB en DH (die van het predikantenechtpaar), en de andere met EH (de thuiswonende pleegdochter).

Er moest bij de kerk ook een nieuw onderdak voor de paarden komen (verscheidene kerkgangers gingen per paard en wagen ter kerke) en een groter fietsenhok (want ook de kerkgang per fiets nam toe).

Ds. O. Boersma (1866-1932).

Hoewel de predikant zijn periode in Lutten beschouwde ‘als een van grote bloei, stoffelijk gezien’ (er waren geen grote financiële tekorten) bleek de kerkenraad in 1914 wel te klagen over ‘veelvuldig verzuim’ van het avondmaal. En ook werden nogal wat gemeenteleden in de loop van de jaren vermaand ‘vanwege hun niet zuivere levenswandel’. Daarvan waren ook twee onderwijzers van de christelijke school het slachtoffer: beiden overtraden volgens de kerkenraad de zondagsrust, omdat de een op zondag onnodig reisde, de ander omdat hij z’n collega op zondag van de trein haalde.

Het jeugdwerk.

Om de Jongelingsvereniging te verzekeren van nieuwe aanwas werd op initiatief van kerkenraad een Knapenvereniging opgericht voor jongens tot 16 jaar, die daarna de JV zouden gaan bezoeken. Maar de jongens van de JV moesten natuurlijk wel het goede voorbeeld geven! Zo hadden eens twee ‘vrienden’ (dat was de normale aanspreektitel tijdens de vergaderingen) ruzie. De een had de ander beledigd, maar wilde geen excuses aanbieden. De voorzitter deed niets. Vandaar dat de overige jongens de vergadering verlieten omdat ze vonden dat de voorzitter niet voor zijn taak berekend was. Kort daarop werd het reglement aangepast met een artikel dat een boete stelde op het zonder goede reden afwezig zijn op de vergaderingen…

Er waren trouwens ook een Jongedochtersvereniging en een Reciteervereniging (voor de voordrachtskunst) actief, en inmiddels ook een JV in het naburige Schuinesloot. De kerkenraad besloot in die tijd de verenigingen onder zijn toezicht te plaatsen en ouderlingen brachten geregeld een bezoek aan de verenigingen.

‘De Bazuin’, 17 mei 1918.

Ds. Boersma nam op 5 mei 1918 afscheid van de kerk van Lutten aan de Dedemsvaart, omdat hij het beroep had aangenomen van de kerk van het Friese Koudum.

Ds. K. Bakker (van 1920 tot 1939).

Het duurde ruim een jaar voordat de kansel bezet werd door de opvolger van ds. Boersma. Pas het vijftiende beroep had succes, dat was de reden dat besloten werd dat ambtsdragers gedurende de vacante periode niet zouden aftreden. Het was ds. K. Bakker (1873-1955) uit Niezijl, die tot zijn emeritaat in 1939 aan de kerk van Lutten aan de Dedemsvaart verbonden bleef en op 15 augustus 1920 intrede deed.

‘De Bazuin’, 20 augustus 1920.

“Door zijn jarenlange arbeid in Lutten heeft hij een stempel van streng gereformeerd leven gedrukt op de levenshouding van velen”. Een geschiedschrijver typeerde hem in 1984 als “kloek en vastberaden”.

Er waren een paar belangrijke gebeurtenissen gedurende de ambtsperiode van ds. Bakker in Lutten aan de Dedemsvaart. Allereerst die van de verbouwing van de kerk, en de evangelisatiearbeid.

Ds. K. Bakker (1873-1955).

Een grote kerkverbouwing (1922).

De kerk werd in de loop van de jaren te klein, want het aantal kerkgangers groeide. Vandaar dat de kerkenraad besloot tot uitbreiding van het kerkgebouw, wat in 1922 plaatsvond. Twee zijvleugels werden aangebouwd, terwijl de achterste muur van de kerk een eind verder naar achteren geplaatst werd. Afbraakmateriaal werd zoveel mogelijk hergebruikt; je bent zuinig of je bent het niet. Behalve nieuwe banken – waarvan de voorste van de drie middenrijen zó geconstrueerd werden dat ze konden worden gebruikt als avondmaalstafels – werd voor fl. 560 ook een nieuwe preekstoel geplaatst. De aannemers Hagedoorn en Bosman namen de hele klus voor fl. 23.400 aan. Op 2 november 1922 werd de vernieuwde kerk opnieuw in gebruik genomen.  In totaal was aan de uitbreiding fl. 36.750 uitgegeven.

En verder….

In 1926 werd een zendingscommissie geïnstalleerd. Daarmee werd getracht meer belangstelling te wekken voor de gereformeerde arbeid op de zendingsvelden, zoals op Midden-Java en op Soemba.

Op de zendingskaart van Nederlands Oost-Indië zijn de zendingsvelden van Midden-Java en Soemba met pijlen aangeduid.

Ook moest de commissie ervoor zorgen dat zoveel mogelijk gemeenteleden een regelmatige bijdrage gaven voor het zendingswerk in ‘ons Indië’. –⊕– In 1927 besloot de kerkenraad over te gaan tot afschaffing van de zitplaatsenverhuur en een stelsel van vaste vrijwillige bijdragen in te voeren. –⊕–  In 1928 werd de kerk een ‘prachtig avondmaalsstel’ rijker, geschonken door een van de gemeenteleden. –⊕– Toen de hervormde kerk in het dorp geschilderd moest worden, in april 1928, mochten de hervormden desgevraagd gebruik maken van de gereformeerde kerk. De kerkvoogdij was dankbaar en nodigde de kerkerarad meteen uit de  feestelijke herdenking van het vijfenzeventigjarig bestaan van de hervormde gemeente bij te wonen. Dat was voor de kerkenraad echter een brug te ver.

Het torentje op de kerk.

In 1930 moest het torentje op het dak van de kerk gerepareerd worden omdat het dak lekte. En in 1932 moest de kerk geschilderd worden. ‘Enkele welgestelde leden hebben daarvoor geld gegeven’. –⊕– In 1925 telde de kerk nog ongeveer 930 leden, maar in 1935 waren het er 1092. –⊕– Toen de synode in 1933 toestemming gaf voor het gebruik van de uitgebreide bundel ‘Eenige Gezangen’, was de kerkenraad tegen gebruik van de uitbreiding. ‘Niet om principiële redenen, maar uitsluitend om de eenheid en de vrede der kerken’.

De kerkenraad wilde aanvankelijk niet weten van ‘nog meer gezangen’.

Er waren namelijk nogal wat gereformeerden die tegen het zingen van gezangen waren. De 150 psalmen moesten genoeg zijn. –⊕– In 1939 werd het orgel voorzien van een ‘elektrische windmachine’. De orgeltrappers werden overbodig….

Evangelisatie (1929).

In 1929 kwam op de kerkenraad de evangelisatie ter sprake. Het plan was om samen met de kerk van Dedemsvaart het evangelisatiewerk in het buurtschap Drogteropslagen aan te pakken.

De ligging van Drogteropslagen.

Er moest een zondagsschool komen. Die kwam “op het Schotterveld, noordwestelijk van Slagharen aan het eind van de Luttergreppel”, waar ongeveer vijftien onkerkelijke gezinnen woonden. In 1930 waren er al 56 leerlingen, zodat een nieuw en groter lokaal gebouwd werd, waarvoor fl. 800 gerekend werd. Op Hemelvaartsdag 1930 werd het gebouwtje voor het eerst in gebruik genomen. In het lokaaltje werden ook om de veertien dagen evangelisatiediensten gehouden, waar studenten uit Kampen nogal eens voorgingen.

In 1934 werd er bovendien een Knapenvereniging opgericht, bestemd voor jongens die niet meer naar de zondagsschool gingen en nog geen 17 jaar waren. Mogelijk omdat de Tweede Wereldoorlog in aantocht was liep het evangelisatiewerk langzaam maar zeker terug. In 1941 moest het gebouwtje worden verkocht aan de kerk van Alteveer (link), die er mee verder ging.

Ds. Bakker nam op 3 september 1939 afscheid wegens verkregen emeritaat.

Ds. F.A. Hofman (van 1939 tot 1944).

Ds. F.A. Hofman (1905-1965).

Zijn opvolger was ds. F.A. Hofman (1905-1965) uit Waarder, die op 22 oktober 1939 intrede deed.

De Tweede Wereldoorlog (1940-1945).

Het spreekt vanzelf dat de Tweede Wereldoorlog ook in het kerkelijk leven een ingrijpende gebeurtenis was. Zo sneuvelde tijdens de eerste oorlogsdagen bij Dordrecht gemeentelid Harm Wolf, die aanvankelijk bij zijn kameraden in Dordrecht begraven werd, maar in 1948 een nieuwe rustplaats in Lutten vond. de Duitsers probeerden een greep te krijgen op de door de diaconie gesteunde gemeenteleden; zij zouden als werklozen immers in Duitsland in de oorlogsindustrie kunnen gaan werken. De diaconie weigerde uiteraard de daarvoor benodigde gegevens aan de bezetters door te geven.

Ook werd medewerking aan de door de NSB opgerichte Winterhulp geweigerd. De doelstelling van deze organisatie werd als volgt omschreven: “Het is de taak der Stichting om de in het bezette Nederlandsche gebied levende behoeftige Nederlandsche staatsburgers zonder aanzien des persoons hulp en ondersteuning te verschaffen”. Met andere woorden: de kerkelijke diaconale verzorging wilden de bezetters graag overnemen. De diaconie weigerde uiteraard daaraan mee te werken. Ook toen de bezetter eiste het collecterooster te ontvangen werd dat geweigerd. Dat ging de Duitsers niets aan.

Hulppredikanten (1943-1944).

Dr. F.W. Grosheide (1881-1972), een van de stichters van het Comité Grosheide-Schouten.

Om de predikant in zijn werk bij te staan werd door de kerkenraad achtereenvolgens een aantal ‘kandidaten’ aangesteld. Dat kon met financiële hulp van het gereformeerde Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten, dat (naar de stichters) ook het Comité Grosheide-Schouten genoemd werd. Veel kerken waren namelijk niet in staat een predikant te betalen (de economische crisis van de jaren dertig lag nog vers in het geheugen en ook de oorlog speelde daarin mee), reden waarom de stichting door middel van kerkcollectes geld bij elkaar probeerde te krijgen om het de kerken mogelijk te maken ‘goedkopere’ kandidaten aan te stellen voor bijzondere werkzaamheden, zoals bijstand in het pastoraat of evangelisatiewerk. Voor de ‘kandidaten’ had dat het voordeel dat ze ervaring konden opdoen.

In Lutten werden achtereenvolgens benoemd: kandidaat S. Cnossen (die in 1943 aan de kerk van Lutten aan de Dedemsvaart verbonden was en in 1945 ‘vrijgemaakt’ werd); kandidaat H. Onstein, die in 1943 en 1944 werd aangesteld voor de arbeid in de evangelisatie; kandidaat W.J.J. van Oene (in 1943; hij werd in 1945 ‘vrijgemaakt’) en tenslotte kandidaat M.A.J. van Putten (die in 1944 aan de kerk van Lutten verbonden was en het jaar daarop ‘vrijgemaakt’ werd).

Om de rust in de gemeente te handhaven besloot de kerkenraad in 1944 geen predikanten meer te beroepen die ‘bezwaard’ waren over de synodebesluiten.

Als bij gemeenteleden sympathie bestond voor de in de oorlog met de Duitsers heulende Nationaal-Socialistische Beweging (de NSB), dan konden ze bezoek van een kerkenraadsdelegatie verwachten om hen daarover te vermanen. De generale synode had in 1936 al verklaard dat het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar was met het lidmaatschap van De Gereformeerde Kerken in Nederland.

De Vrijmaking (1944).

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) las in Den Haag tijdens de ‘Vrijmakingsvergadering’ in augustus 1944 de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voor en onttrok zich daarmee aan de Gereformeerde Kerken in Nederland.

In de jaren ’30 waren in de Gereformeerde Kerken meningsverschillen ontstaan omtrent verscheidene leerstukken, waarbij vooral de visie op doop en Verbond de boventoon voerde. Synodebesluiten over die kwestie vielen bij sommigen niet in goede aarde. Ook niet bij prof. K. Schilder (1890-1952) van ‘Kampen’. Hij werd daarom door de synode geschorst. Daarmee was de kerkenraad van Lutten aan de Dedemsvaart het niet eens, en men stuurde daarom ook een bezwaarschrift naar de synode.

Ook in Lutten waren gemeenteleden die zich uit onvrede met de synodebesluiten aan de Gereformeerde Kerken onttrokken en zich aansloten bij de plaatselijke ‘vrijgemaakte’ kerk, die op 28 november 1945 werd geïnstitueerd, en in 1947 ongeveer 150 leden telde.

Ds. Hofman had intussen op 6 februari 1944 afscheid genomen van Lutten en was vertrokken naar de kerk van Huizum bij Leeuwarden.

Naar deel 3  (slot) >

© 2022. GereformeerdeKerken.info