De Gereformeerde Kerk te Ter Aar (2)

Ds. J.H. Telkamp (van 1914 tot 1917).

( < Naar deel 1 ) – Op 4 oktober 1914 deed kandidaat J.H. Telkamp (1886-1961) intrede in Ter Aar. Zijn traktement was inmiddels naar  fl. 1.200 gebracht. Hij werd bevestigd door prof. dr. H.H. Kuyper (1864-1945) van de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Ds. J.H. Telkamp (1886-1961).

In 1914 was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken (toen nog de Grote Oorlog genoemd), die tot 1918 zou duren. Weliswaar bleef Nederland neutraal, maar de economische gevolgen van de wereldbrand bleven ook voor ons land niet uit.

1916 was een bijzonder jaar: er werd in de kerk ingebroken en geld gestolen; de kerkenraad besloot toen een brandkast aan te schaffen. Ook was er dat jaar een watersnood. De kerken collecteerden voor de ramp. Verder werden dat jaar ‘vrijwilligers’ opgeroepen om de soldaten die de neutraliteit van ons land moesten bewaken te vervangen. Ook uit de gemeente van Ter Aar werden mensen opgeroepen om in het leger te dienen.

Ds. Telkamp nam op 30 september 1917 afscheid en vertrok naar de kerk van Berkel.

Ds. Th. Kuipers (van 1919 tot 1922).

Ds. Th. Kuipers (1890-1945).

Zijn opvolger stond pas twee jaar later op de kansel! Het was kandidaat Th. Kuipers (1890-1945). Hij deed op 28 september 1919 intrede. Het beroepingswerk had pas na meerdere beroepen succes. De financiën van de kerk liepen in die tijd overigens gesmeerd, want de kerkenraad besloot zelfs de ‘collecte voor de kerk’ enige tijd (tot 1920) af te schaffen. Het traktement kon naar fl. 2.000 worden opgetrokken (en in 1922 naar fl. 2.500). De jaarlijkse inkomsten aan vrijwillige bijdragen beliepen zelfs ruim fl. 3.800. Ook kwam er in 1920 een nieuw orgel, dat boven de preekstoel geplaatst werd. Wel moest  toen twee maal per jaar voor ‘het orgel’ gecollecteerd worden. In 1922 werden zowel de kerk als de pastorie aangesloten op het elektriciteitsnet.

Ds. Kuipers nam intussen op 26 maart 1922 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Beilen.

Ds. G. van Heiningen (van 1923 tot 1930).

Ds. G. van Heiningen (1882-1955) op latere leeftijd.

Kandidaat G. van Heiningen (1882-1955) was de opvolger van ds. Kuipers en deed op 30 september 1923 intrede, zodat een vacante periode van anderhalf jaar kon worden afgesloten. “Naar Artikel 8 [van de DordtseKerkorde (‘singuliere gaven’)] op 41-jarige leeftijd op de stoel gekomen, heeft hij daar als oud-militair gestaan, rechtop en rechtuit in zijn gedegen taal. De gemeenten van Ter Aar en Wolphaartsdijk hebben hiervan genoten” (de gemeente van Ter Aar telde in die tijd ongeveer 420 leden).

De christelijke school aan de Kerkweg, die in 1928 in gebruik genomen werd.

Tijdens het predikantschap van ds. Van Heiningen werd in 1928 ook het oude gebouw van de Christelijk Nationale School verlaten en vervangen door een nieuw gebouw aan de Kerkweg. De grond werd verkregen door een list. Het was namelijk bijna zeker dat de verkoper van de grond deze niet zou willen afstaan voor de bouw van de christelijke school. Vandaar dat men het zeer betrokken gemeentelid Joh. van Vliet vroeg het terrein te kopen. Deze deed dat volgaarne en – gevraagd naar het doel van de te kopen grond – deelde hij mee dat hij er ‘geitjes houwen’ wilde. Dat heeft ‘ie vast een tijdje gedaan, want de grond heette in de volksmond al gauw ‘geitenweitje’. Maar de school kwam er ook en stond eveneens enige tijd als zodanig bekend.

Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960) en zijn vrouw, vast en zeker op weg naar of komend uit de kerk.

Weinig aandacht kreeg in 1926 de zaak betreffende de Amsterdamse gereformeerde predikant dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), die door de Generale Synode werd afgezet vanwege het feit dat hij in een preek in het midden gelaten had of in het Scheppingsverhaal uit Genesis ‘de bomen’ en ‘het spreken van de slang’ in het paradijs werkelijk zintuiglijk waarneembaar geweest waren. De kerkenraad was het met de uitspraak van de synode geheel eens, want aan de classis werd een adhesiebetuiging gestuurd toen deze met het synode besluit wilde instemmen.

In 1929 vroegen de jeugdverenigingen aan de kerkenraad of zij de kerk mochten gebruiken voor het houden van een jaarvergadering. De kerkenraad stemde daar met één stem meerderheid tegen. De reden was dat er een ‘spreekster’ zou zijn, vermoedelijk een van de leidinggevende dames van de landelijke meisjesvereniging…

Op 27 april 1930 nam ds. Van Heiningen afscheid wegens het aannemen van het beroep van de kerk van Wolphaartsdijk.

Ds. D. Warnink (van 1930 tot 1936).

Ds. D. Warnink (1904-1996) op latere leeftijd.

Op 21 december 1930 deed kandidaat D. Warnink (1904-1996) intrede in de kerk van Ter Aar. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 2.500 met vijf vrije zondagen. Om zijn bestaanszekerheid wat te vergroten werden hem door deze en gene boer en tuinder nogal eens wat producten toegestopt.

Na jaren van onderhandelingen met de provincie lukte het in maart 1931 een zo hoog mogelijk bedrag te krijgen voor de grond achter de kerk, die voor de aanleg van een provinciale weg nodig was. De grond bracht fl. 800 op. De kerkenraad besloot voor dit geld nieuwe stoelen voor in de kerkenraadskamer aan te schaffen en de rest te gebruiken voor de restauratie van het orgel, dat weer eens kuren had. Of de organist ook wel eens kuren had is niet bekend (misschien waren het ook de klagende gemeenteleden wel), maar regelmatig waren er klachten over het orgelspel: te snel, te langzaam of niet mooi genoeg.

De gezangen…

De kerkenraad wilde aanvankelijk niet weten van ‘nog meer gezangen’.

Toen de door de generale synode toegestane uitbreiding van de flinterdunne bundel ‘Eenige Gezangen’ gepubliceerd werd, besloot de kerkenraad die uitbreiding nog niet te gaan gebruiken. Het zou extra geld kosten, maar een van de redenen zal vast en zeker zijn geweest dat in de gemeente weerstand bestond tegen die uitbreiding. In de Gereformeerde Kerken gaf het zingen van gezangen vanaf het begin problemen. Slechts een klein bundeltje met een twaalftal gezangen vond genade in gereformeerde ogen. Dat waren bijvoorbeeld onder meer de Lofzang van Maria en de Lofzang van Simeon; deze kwamen immers rechtstreeks uit de bijbel. De gereformeerde weerzin tegen gezangen vond haar oorsprong in de volgens velen vrijzinnige bundel ‘Evangelische Gezangen’, die in de tijd van de Afscheiding in de hervormde kerk gebruikt werd.

De N.S.B.

Ook dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar in Kampen, schreef over het synodebesluit over o.a. de NSB.

In de jaren dertig kwam in ons land de Nationaal-Socialistische Beweging als politieke partij steeds meer aandacht vragen. Ze werd in 1931 opgericht door ‘de grote leider’ Anton Mussert, en zou in de Tweede Wereldoorlog heulen met de Duitsers. Ook in Ter Aar waren sympathisanten met die beweging. De Generale Synode was daarover trouwens in 1936 heel duidelijk: het lidmaatschap van de Nationaal-Socialistische Beweging was onverenigbaar met dat van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Kerkenraden werden opgeroepen NSB-leden te vermanen en bij volhardende ongehoorzaamheid hun het lidmaatschap van Gereformeerde Kerk te ontnemen.

Ds. Warnink nam op 8 november 1936 afscheid van Ter Aar en vertrok naar de kerk van Bolnes.

Ds. N. Warner (van 1937 tot 1945).

Ds. N. Warner (1910-1988).

Na het vertrek van ds. Warnink deed zijn opvolger, ds. N. Warner (1910-1988) – hulpprediker te Hardenberg – op 20 juni 1937 intrede. “Van huis uit had Nico Warner niet direct meegekegen de gave om zich gemakkelijk te bewegen onder de mensen. Daar had hij soms zelfs moeite mee. Behalve wanneer het ging om mensen in nood. Zijn pastorale hart doorbrak dan zonder meer de barrière van eigen afstandelijkheid. Dan was hij naar zijn opdracht: herder, die zijn schapen kende en hen meenam op weg naar de grote Herder, bij Wie hij hen veilig wist”.

Enkele maanden na zijn komst herdacht de Gereformeerde Kerk van Ter Aar op 2 oktober 1937 haar vijftigjarig bestaan. Vanwege de sombere tijden werd het een sobere herdenking.

De Tweede Wereldoorlog (1940-1945).

Aanvankelijk leek de bezettingstijd in Ter Aar nogal mee te vallen. Door Ter Aar trokken de dertiende  en de veertiende mei veel terugtrekkende Nederlandse militairen, die enige tijd onderdak moesten hebben, terwijl in de verte goed hoorbare bombardementen bezig waren en overvliegende vijandige vliegtuigen de spanning groot maakten. In augustus kwamen Duitse soldaten het dorp binnen die ook onderdak moesten hebben. Hier en daar zag men op de voordeur van de huizen bordjes hangen met de tekst: ‘Roodvonk!’ Dan lieten ze het wel uit hun hoofd daar onderdak te zoeken. Een fel anti-Duits gemeentelid had een soortgelijk bordje opgehangen, maar dan met de tekst: ‘Hier heerst de Engelse Ziekte’. Ook vreselijk!

Omdat het voedsel schaars werd kwamen er in de oorlog voedselbonnen om de voedselverdeling zo eerlijk mogelijk te laten verlopen.

Het verplichte verduisteren van verlichte ruimten ging voor wat betreft de kerkzaal moeilijk, zodat de kerkenraad besloot ’s winters de avonddiensten te verplaatsen naar de middag. De vergaderingen van de verenigingen werden verboden. Maar de kerkenraad zorgde dat de bijeenkomsten met minder dan twintig personen konden doorgaan (het maximum aantal dat bij het verbod gold). De jeugdverenigingen werden als Bijbelclubs voortgezet, meestal bij de leiding thuis. De Knapenvereniging werd omgedoopt tot Knapencatechisatie en kon zo tot februari 1944 doorwerken. In 1942 werd desondanks de kerkelijke Zangvereniging heropgericht met talloze leden…. Ook werd op 16 september een Mannenvereniging opgericht, die na de oorlog bekend zou staan als de Mannenvereniging Schrift en Belijdenis.

In het voorjaar van 1942 moesten ook jongens uit Ter Aar zich melden voor de Arbeitsdienst in Duitsland. Weinigen gingen, want velen doken onder. Ds. Warner wees hen de weg naar een onderduikadres. Hoewel kerkklokken uit de torens gehaald werden om door de Duitsers te worden omgesmolten voor de oorlogsindustrie, is dat met de hervormde en gereformeerde kerkklokken niet gebeurd. Ze konden tijdig verstopt worden.

Het aantal onderduikers in Ter Aar was na verloop van tijd opgelopen tot – naar men zegt – vierhonderdvijftig mannen en vrouwen, ook Joden. In Ter Aar bestond daarom ook een geheime afdeling van het verzet die voor bonkaarten zorgde. Het was voor jongens en mannen in de ‘gevaarlijke leeftijd’ riskant op straat te komen; er was altijd de kans dat je werd opgepakt om naar Duitsland gestuurd te worden.

De kerkdiensten werden goed bezocht, zodat al snel bleek dat de kerk te klein was. Aanvankelijk bedacht men op de galerij extra banken te plaatsen, maar wegens houtgebrek werden het enkele korte banken achter in de kerk.

En verder…

Ds. H. Hasper (1886-1974).

Het orgel moest weer gerepareerd worden. –⊕– Ds. Warner heeft in de zomer van 1944 een aantal jongeren de ritmische zangwijze van de psalmen proberen bij te brengen. Ds. H. Hasper (1886-1974) had een nieuwe psalmberijming samengesteld, waarbij de psalmen ritmisch gezongen werden (met lange en korte noten). Zijn psalmberijming haalde het in de Gereformeerde Kerken echter niet, zodat het ritmisch zingen pas later werd ingevoerd, toen een andere nieuwe psalmberijming verscheen, die in de Gereformeerde Kerken werd gebruikt. –⊕– De bevrijding kon in Ter Aar al op 4 mei 1945 gevierd worden. –⊕– Ds. Warner nam enkele maanden na de bevrijding afscheid tijdens een dienst op 18 november 1945. Hij vertrok naar de kerk van Zuilen.

Ds. H. Munnik (van 1946 tot 1950).

Ds. H. Munnik (1916-1997) – Foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam.

Op 12 mei 1946 deed ds. H. Munnik (1916-1997) van Luttelgeest-Kuinre in de Noordoostpolder intrede in de kerk van Ter Aar.

Na de oorlog gingen de eerste soldaten, merendeel vrijwillig, naar de Gordel van Smaragd, zoals Nederlands Oost-Indië genoemd werd, waar ‘oproerkraaier’ Soekarno met zijn aanhangers vocht voor een zelfstandig Indië, en op 17 augustus 1945 de zelfstandige Republik Indonesia uitriep. De Nederlandse regering achtte het dienstig er strak tegen op te treden en zo ontstonden twee zgn. politionele acties (in juli en augustus 1947 en van december 1948 tot januari 1949). Voor de Ter Aarse soldaten in Indië werd een commissie in het leven geroepen die contact met hen onderhield door het sturen van tijdschriften en pakketjes. De gemeenteleden verzamelden zich een ongeluk om zoveel mogelijk spullen bij elkaar te krijgen ‘voor onze jongens’. Dit werk werd voor het grootste deel georganiseerd door de jongens en meisjes van de Jongelings- en de Meisjesvereniging.

De gereformeerde kerk aan de Aar.

De jongelui hadden na afloop van de Indië-actie nog een ander doel op het oog: geld bijeen te brengen voor ‘de verving der kerk’. Die was inderdaad aan een goede verfbeurt toe, want ze stond eigenlijk nog steeds in de grondverf (‘er was nog nooit glansverf op het houtwerk gekomen’). Deze actie was het begin van het latere Restauratiefonds.

De ‘collectehengels’ waarmee de diakenen tijdens de kerkdiensten geld ophaalden, werden in 1950 vervangen door doorgeefzakjes. De ‘hengels’ waren er niet beter op geworden (men trof zelfs houtworm aan), maar echt handig waren ze ook niet (menig vrouwenhoedje sneuvelde), zeker niet in vergelijking met de doorgeefzakjes.

Ds. Munnik nam op 8 oktober 1950 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Maastricht.

Naar deel 3 (slot) >

© 2022. GereformeerdeKerken.info