De Gereformeerde Kerk te Ter Aar (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Ter Aar werd in 1892 geïnstitueerd als voortzetting van de plaatselijke Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Langer- en Korter Aar, die op 2 oktober 1887 geïnstitueerd werd.

Kaart: Google.

Het begin van de Doleantie te Ter Aar.

Op 20 mei 1887 verzamelden zich in de woning van P. van Spronsen te Ter Aar eenentwintig personen om samen een godsdienstoefening te houden.  Van Spronsen zelf las een goed-gereformeerde preek en liet psalm 25 vers 2 zingen: ‘Heer ai maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend”. Ook daarna las Van Spronsen elke week een preek. Die preken waren meestal geschreven door zgn. ‘oude schrijvers’, zeer orthodoxe predikanten van eeuwen her. Het werd een vaste groep die daar in zijn woning bijeenkwam om te zingen, te bidden en te luisteren. In de hervormde kerk kwamen ze niet meer.

De hervormde kerk van Ter Aar (foto: hervormde gemeente Ter Aar).

Maar de woning van Van Spronsen werd na enige tijd te klein. Hun raadsman uit Aarlanderveen, ds. J. Osinga (1854-1924), adviseerde de broeders ergens in het dorp een gebouwtje neer te zetten. Een commissie trachtte toen  een stukje grond te bemachtigen. Dat ging echter niet makkelijk. Tot ze op 24 augustus 1887 ‘bij een rooms-katholieke vriend’, Johan van de Hoorn geheten, voor ruim fl. 260 een stuk grond konden kopen. De volgende stap was de aanbesteding van een houten noodkerk, zonder inventaris. Aannemer C. Schraverus was degene die de klus mocht klaren. Fl. 1.220 berekende hij ervoor. De inventaris van het noodkerkje kostte nog eens fl. 270.

Het totaal benodigde bedrag was ruim fl. 1.750. Daarvoor moest een hypotheek van fl. 1.000 worden afgesloten. Bij in totaal vijftien geestverwanten konden zevenendertig aandelen á fl. 5 geplaatst worden, zodat daarmee fl. 185 werd opgehaald. Afgesproken werd dat Schraverus het noodkerkje half september 1887 klaar zou hebben.

Een kerkenraad gekozen.

Ds. J. Osinga (1854-1929).

Hoewel het kerkje nog niet helemaal klaar was kon in september een deel van het gebouwtje al gebruikt worden. Onder leiding van consulent ds. Osinga van Aarlanderveen werd een vergadering gehouden, waar door de honderd aanwezigen een kerkenraad gekozen werd. Tot ouderlingen werden verkozen de broeders H. Bardelmeijer en P. van Spronsen en als diakenen werden aangewezen C. van Straaten en P.D. Heemskerk.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Ook werd de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht. Dat gebeurde op advies van het van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden Gereformeerd Kerkelijk Congres. Op dat congres waren 1.500 hervormde leden en kerkenraadsleden uit heel het land aanwezig geweest om te spreken over de vraag hoe de tweede uittocht uit de hervormde kerk, de Doleantie, overal in het land het best kon worden bevorderd. Het probleem was dat de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) geen koninklijke goedkeuring konden krijgen en dus ook geen rechtspersoonlijkheid. Dat was echter wél nodig om het beheer over kerkelijke goederen te kunnen voeren. Vandaar dat aangeraden werd een Vereniging ‘De Kerkelijke Kas’ op te richten die dat namens de kerkenraad kon doen. Die vereniging kon zonder problemen rechtspersoonlijkheid verkrijgen.

De kerk geïnstitueerd (2 oktober 1887).

Uit: ‘De Heraut’, 9 oktober 1887. In dit bericht is sprake van de hervormde predikant J. Bolkestein, die in 1886 in Ter Aar kwam en die niet met  de Doleantie mee ging, in tegenstelling tot een goot deel van de in dit bericht genoemde Jongelingsvereniging ‘Uw Woord is de Waarheid’. Zij hielden hun vergaderingen in het vervolg in de houten noodkerk van de Dolerenden.

Op 2 oktober 1887 kwam consulent ds. Osinga opnieuw naar Ter Aar. Want niet alleen konden toen de al gekozen ambtsdragers bevestigd worden (waarmee de kerk geïnstitueerd was), maar tegelijk kon ook het noodkerkje in gebruik genomen worden!

De inrichting van het kerkgebouw was eenvoudig. Vrouwen en kinderen zaten apart van de mannen. Aanvankelijk was er geen orgel, maar niet lang na de ingebruikneming werd een harmonium aangeschaft om de gemeentezang van de psalmen op lange noten te begeleiden. De kerk werd door petroleumlampen verlicht en op de preekstoel stonden vermoedelijk kaarsen. Van Spronsen was in de begintijd de voorzanger, die tot taak had te zorgen dat de gemeente tijdens het psalmgezang niet ‘zakte’; hij gaf de juiste toon aan.

De volledige vierdelige prekenserie ‘Uit de Diepte’ (1886-1890) met preken van Dolerende predikanten die in de eerste jaren na de Doleantie gehouden werden.

Een predikant kreeg de gemeente pas in 1909. Tot die tijd deden classispredikanten dienst of werden preken gelezen door ouderlingen. Daarbij konden ze gebruik maken van een zeer uitgebreide serie preken die uitgegeven werden door de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. De serie preken – ‘Uit de Diepte’ – bestond na verloop van tijd uit vier omvangrijke delen.

Het noodkerkje van de Dolerenden te Ter Aar (ill.: ‘Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

De Gereformeerde Kerk te Ter Aar (1892).

Voordat de Doleantie in Ter Aar plaatsvond had een aantal hervormde gemeenteleden diensten in Christelijke Gereformeerde Gemeenten bezocht, ontstaan uit de Afscheiding van 1834. Vooral die van Aarlanderveen was intrek. Vooral de mannen en de jongens ondernamen die tocht ‘met blijdschap’, omdat ‘onderweg aardige gesprekken gevoerd konden worden, zodat de weg nooit teveel was en met veel blijmoedigheid voortging. Want er was veel honger en dorst naar de Waarheid en vanzelf werd men dan gesticht’. Toen in Ter Aar de Dolerende Kerk met medewerking van de kerkenraad van Aarlanderveen gesticht werd gingen de meesten over naar de kerk van Ter Aar. Zo troffen Afgescheidenen en Dolerenden elkaar in die kerk.

Een scheuring…

Toch waren er verschillen tussen die twee groepen. De Afgescheidenen waren meer ‘bevindelijk’, terwijl de Dolerenden meer ‘dogmatisch’ ingesteld waren. Die verschillen kwamen in 1892 duidelijk aan de oppervlakte. Landelijk waren de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken langzamerhand nader tot elkaar gekomen en besloten uiteindelijk samen te gaan als ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

Maar in Ter Aar bestonden bij sommigen bezwaren tegen de Vereniging van de kerken uit Afscheiding en Doleantie. Om precies te zijn: de helft van de 42 gezinnen gingen met de vereniging van de twee kerkgenootschappen niet akkoord. Dat had natuurlijk meteen invloed op het kerkbezoek in de Gereformeerde Kerk van Ter Aar: nog tussen de 40 en de 50 personen woonden de diensten bij.

Ds. J. van Drunen (1855-1911).

De anderen vormden een Vrije Gemeente en gingen hun kerkdiensten houden in een in Korteraar staand houten kerkje, dat in hetzelfde jaar gebouwd was als de gereformeerde noodkerk. Dat kerkje in Korteraar was onder leiding van ds. Johannes van Drunen (1855-1911) in gebruik genomen. Aanvankelijk was hij een hervormd godsdienstonderwijzer, die echter met de Doleantie meeging en in mei 1891 overging naar de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Ter Aar, maar nog hetzelfde jaar meerdere malen overstapte naar een ander kerkverband. In 1905 werd die gemeente trouwens opgeheven; vermoedelijk werd ze samengevoegd met de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Aarlanderveen. Wel trachtte men met hulp van ds. R. Heidema (1852-1944) van Nieuwveen de geslagen breuk te herstellen, maar tevergeefs.

Ds. R. Heidema (1852-1944), predikant van Nieuwveen.

Het gemeentelijk leven wordt voortgezet.

Aanvankelijk trachtte de kerkenraad in samenwerking met de Gereformeerde Kerken van Zevenhoven en Woubrugge een predikant te beroepen, maar daarover kon men het niet eens worden.

Een Christelijke School (1900).

In Ter Aar werd in 1900 aan de Kerkweg een twee lokalen tellende christelijk nationale school met schoolwoning gesticht, die in de volksmond echter gewoon ‘gereformeerde school’ genoemd werd. In de kerk werd er regelmatig voor gecollecteerd. De leerlingen kwamen van de openbare school. De christelijke scholen ontvingen immers nog geen rijkssubsidie; de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs kwam pas in 1917/1920 tot stand. De kinderen konden elke maandag een cent meenemen voor de zending. Het zendingsbusje (een ‘kniknegertje’, kortweg ‘knikkertje’ genoemd) ging van klas naar klas. In 1902 kwam in het dorp ook een hervormde school, aan het Jaagpad.

Een oude foto van de eerste christelijke school (links). De foto werd gemaakt in 1918 (foto: ‘Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

Jeugdwerk.

In 1891 bestond in Ter Aar al een gereformeerde jongelingsvereniging, ‘Uw Woord is Waarheid’ genaamd. “De jongelingen waren niet de gemakkelijkste. In de kerkenraadsvergaderingen wordt meermalen gesproken over problemen die ouderlingen hadden met de jongelingen, die echter gelukkig steeds weer opgelost werden”.

In 1906 werd ook een meisjesvereniging (‘Jongedochtersnaaivereniging’) opgericht, ‘Martha’ genaamd, die zich inzette voor het maken van allerlei dingen die in een bazaar verkocht konden worden. We maken ons sterk dat ze vast en zeker ook kleren naaiden, die door de diaconie konden worden uitgedeeld aan behoeftige gezinnen.

Aan het werk voor een nieuwe kerk.

De houten noodkerk werd langzaam maar zeker te klein (er waren op de orgelgalerij intussen ook zitplaatsen gemaakt). In elk geval werd naar een stuk grond gezocht waar de nieuwe kerk met een pastorie gebouwd zouden kunnen worden. Men vond een geschikt stuk bouwgrond naast de school, maar de prijs was te hoog. Uiteindelijk kon van de wed. Baas voor bijna fl. 2.500 een perceel worden gekocht. Omdat de opbrengsten van giften, collectes en andere bijdragen niet voldoende waren om zowel een kerk als een pastorie te bouwen werd het vooralsnog maar bij de realisering van een pastorie gelaten. Deze werd voor zo’n fl 5.000 gebouwd.

Ds. D. Fleurke (van 1909 tot 1913).

Ds. D. Fleurke (1882-1917).

Op 1 augustus 1909 deed de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk te ter Aar intrede. Het was kandidaat D. Fleurke (1882-1917). “Eenigszins stil en teruggetrokken van aard, behoorde hij tot die karakters, die men niet spoedig kent en die bij oppervlakkige kennismaking een zekere stroefheid vertoonen. Die hem echter meer intiem leerden kennen hadden hem lief. Zij wisten dat zijn nauwgezetheid en ijver, zijn eenvoud en soberheid, vruchten waren van kinderlijk geloof en teederheid van consciëntie”.

De pastorie was intussen klaar, er werd nog geld uitgetrokken voor een boekenkast en een zonnescherm, en met een jaarsalaris van fl. 1.000 betrok hij de predikantswoning mét een tuin die hij gebruiken kon om groente en vruchten te telen. Natuurlijk was dominee ook wel eens verhinderd om voor te gaan in de dienst. Dan werd door een van de ouderlingen een preek gelezen. Men had aanvankelijk besloten dat ‘preeklezen’ de week van te voren aan te kondigen, maar omdat het kerkbezoek tijdens de leesdienst aanmerkelijk geringer was trok men dat besluit ijlings in.

De (bouwplannen voor een) nieuwe kerk.

Een bouwtekening van de nieuwe kerk (ill.: ‘Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

Intussen was men druk bezig met het voorbereiden van de bouw van een nieuwe kerk die meer ruimte bood aan de langzaam maar zeker groeiende aantallen kerkbezoekers. De classis gaf toestemming om ten behoeve van de bouw in de classiskerken te collecteren. Gemeenteleden uit Ter Aar trokken daarom in alle richtingen om de kerken te bezoeken en er met aanbeveling van de respectievelijke kerkenraden bij de huizen langs te gaan. In veertien classiskerken brachten die collecterondes in totaal maar liefst bijna fl. 800 op. Ook in de eigen gemeente werd een rondgang gehouden, die ongeveer fl. 3.350 opbracht. De verkoop van de noodkerk bracht later fl. 1.050 op. Twee gemeenteleden leenden de kerk in totaal fl. 4.000. Bovendien werd een obligatielening aangegaan ten bedrage van fl. 8.000 in obligaties van fl. 100. In tien kerken in de wijde omgeving werden er in totaal tachtig geplaatst.

De kerk in aanbouw, met daarnaast de pastorie (foto: ‘Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

Architect Hengeveld uit Alphen aan den Rijn kreeg opdracht een ontwerp te maken voor een kerk aan de Oostkanaalkade. De aanneemsom bedroeg fl. 10.600. Natuurlijk kwamen er nog andere kosten bij, zoals de plaatsing van het orgel, de ophoging van het terrein, de kosten van de architect en van de opzichter, enz. In totaal kostte de kerk mét inventaris fl. 13.500.

De kerk in gebruik genomen (1912).

De laatste dienst in de houten noodkerk was op dankdag voor gewas en arbeid, 24 november 1912. Twee dagen later, zondag 26 november 1912, werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Dat gebeurde uiteraard onder leiding van ds. Fleurke, die een preek hield over psalm 84 vers 2: Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der Heirscharen! Die psalm werd ongetwijfeld in de dienst ook gezongen.

De nieuwe gereformeerde kerk aan de Aar.

Ds. Fleurke was in zijn preek duidelijk: “Wij hopen dat in dit gebouw de uitoefening van onze eeredienst ongestoord moge plaats hebben. Maar indien hier ooit de Waarheid zou worden gekrenkt, indien de gemeente ooit van het vaste fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen, af  zou glijden, dat dan dit sierlijke gebouw in puin verkeere, dat dan het dak storte op de fundamenten, het hout verteere en het stof hoog opdwarrele door den wind wijd en zijd worde verstrooid. Dat verhoede echter genadiglijk de Heere onzen God.” (De kerk staat er nog!)

Hoe de kerk er van binnen uitzag.

Aanvankelijk had de kerk glas-in-loodramen, ‘alle raampjes gelijk, met verschillende kleuren glas’. In de Tweede Wereldoorlog werden nogal wat ruitjes vernield, zodat men uiteindelijk besloot er gewoon glas in te zetten. Boven de preekstoel werd het orgel geplaatst, al kwam dat pas in 1920, en werd het voorafgegaan door een harmonium. Het orgel werd van lucht voorzien door de orgeltrapper, die op aan de balgen gemonteerde hefbomen stond en deze op en neer bewoog. In het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam er een elektrische windmotor en werden de orgeltrappers overbodig. In de kerk hingen enkele gaskronen met acht gaskousen  (de installatie voor dit carbidgas stond tussen de kerk en de pastorie). In 1922 werd de elektrische verlichting aangelegd.

Plattegrond van de kerk kort na de bouw (ill.: Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

De kachel stond aanvankelijk achterin de kerk, met een lange pijp naar het gat in de muur boven het orgel (aanvankelijk ontbrak het geld voor een nieuwe kachel en werd de kachel uit de oude kerk geïnstalleerd). In koude winters moest de koster soms de hele nacht bij de kachel blijven om het ding warm te stoken. In de oorlog gingen de pijpen kapot door roest en moest de kachel door de kortere pijp dus in het midden van de kerkzaal geplaatst worden; nog later zelfs voorin de kerk vanwege het zelfde euvel. De kerkklok luidde op zondag anderhalf uur én een half uur voor de aanvang van de dienst. Ook bij begrafenissen werd ‘de vriendelijke klank van de luidbel’ gehoord.

Het toenmalige orgel in de gereformeerde kerk (foto: ‘Een eeuw Gereformeerd Ter Aar’).

In de kerk waren twee gangpaden, met aan de buitenzijde vier-persoons gezinsbanken en in het midden een dubbele bank, twee maal vier zitplaatsen. De voorste twee banken konden weggehaald worden als het avondmaal gevierd werd. Dat werd namelijk aan tafels voorin de kerk bediend. Het collecteren werd met ‘hengels’ gedaan, met aan de uiteinden collectezakjes gemonteerd.

Ds. Fleurke overleed op 11 februari 1917 in Berkel en Rodenrijs. Daar werd hij ook begraven.

Nadat de kerk klaar was werd besloten ook de pastorie aan te pakken. In 1914 kreeg onder meer de voorgevel een geheel ander uiterlijk. Maar dat maakte ds. Fleurke niet meer mee, want hij had intussen op 21 september 1913 afscheid genomen wegens vertrek naar de kerk van Berkel.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info