De Gereformeerde Kerk te Leiden (5)

De Gereformeerde Kerken in Nederland (1892).

( < Naar deel 4 ) – Op 17 juni 1892 werd in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam de eenheid geproclameerd van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, resp. uit Afscheiding en Doleantie. De naam van de verenigde kerken zou zijn: De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896).

Ter bezegeling van de verkregen eenheid reikten de twee leidslieden elkaar de broederhand: de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) namens de Christelijke Gereformeerde Kerk (zijn toespraak moest worden voorgelezen door zijn zoon), en dr. A. Kuyper (1837-1920) namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. De synode had bepaald dat ook de kerken in de dorpen en steden waar de eenheid nog niet direct bereikt kon worden, desondanks meteen ook De Gereformeerde Kerk genoemd zouden worden. De oudste in jaren van de ‘ineensmeltende’ kerken zou zich vooralsnog De Gereformeerde Kerk A noemen; de jongste De Gereformeerde Kerk B; in Leiden was er nóg een kerk, namelijk de Dolerende Kerk, die de allerjongste was en dus De Gereformeerde Kerk te Leiden C genoemd werd. Deze drie kerken zouden het met elkaar moeten rooien door in gesprek te gaan om zo mogelijk tot eenheid te komen…

De (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Kerk (1892).

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) ging niet akkoord met de vereniging van de twee kerken.

Lang niet iedereen in ons land stond trouwens te juichen bij de ineensmelting van de kerken van de Afscheiding en de Doleantie. Er waren er die klaagden dat de synode over de ‘vereniging’ nooit met de plaatselijke kerken gesproken had; er was bij sommigen de angst dat de Dolerende Vrije Universiteit in Amsterdam de Theologische School in Kampen zou gaan overvleugelen en deze uiteindelijk zou doen verdwijnen. Bovendien waren er bij sommigen bezwaren tegen de leer van dr. Kuyper, vooral tegen diens beschouwing van doop en Verbond. Deze bezwaarden uit de Christelijke Gereformeerde Kerk – onder leiding van ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) van Zetten en ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) uit Den Haag – vroegen hun synode in een bezwaarschrift de onderhandelingen met de Dolerenden te staken ‘om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. De synode ging daar overigens niet op in, zodat althans de landelijke eenheid op 17 juni 1892 toch tot stand kwam.

Ook ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) was tegen de vereniging van de beide kerken.

Maar… de bezwaarden pakten door, en op meerdere plaatsen ontstonden gemeenten die zich niet bij De Gereformeerde Kerken in Nederland aansloten, omdat ze wilden ‘blijven wat we waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. Ze noemden zich dan ook de ‘voortzetting’ van de aloude Christelijke Gereformeerde Kerk.

De Gereformeerde Kerk te Leiden (1905).

Nu we de geschiedenis beschreven hebben van de drie Leidse gemeenten die in 1905 zouden samenvloeien tot De Gereformeerde Kerk te Leiden, wordt het tijd in het kort na te gaan hoe de drie kerken in Leiden naar elkaar toegroeiden: (1) de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Hooigracht, die sinds 1892 De Gereformeerde Kerk te Leiden A heette, (2) de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Heerengracht, vanaf 1892 De Gereformeerde Kerk te Leiden B, en (3) de Nederduitsche Gereformeerde Kerk aan de Oude Vest, die in het vervolg De Gereformeerde Kerk te Leiden C heette.

Ds. G. Wisse (1873-1957) ging in Leiden mee met de ‘vereniging’ van de beide landelijke kerken, maar in 1920 stapte hij alsnog over naar de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk.

De kerkenraden in Leiden besloten op 22 juli 1892 zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland aan te sluiten. Dat was de eerste stap. Maar hoe moest het nu met de plaatselijke eenwording?

De Dolerende kerkenraad was meteen al vóór de ineensmelting van de drie Leidse kerken. Ds. R.J.W. Rudolph van de Oude Vestkerk bad daar zelfs elke zondag voor. Ook ds. J. Holster van de kerk aan de Heerengracht (Geref. Kerk B) was er voorstander van. Maar zijn opvolger, ds. G. Wisse (1873-1957), die op 1 maart 1903 intrede gedaan had, was in het begin geen voorstander van de eenwording. “De kerkenraad was in zijn geheel hoofd voor hoofd overtuigd tegenstander van de plaatselijke Vereniging der drie Geref. Kerken. Zelf was ik er eerlijk gezegd eerst ook niet voor. Maar in de gemeente was toch een gedeelte wél voor de Vereniging. Ook in de kerk van ds. Kouwenhoven [van de kerk aan de Hooigracht] gingen vele stemmen er voor op, terwijl de gemeente van ds. Rudolph in haar geheel voor was. Al meer kwam uit de drie kerken de vraag en drang tot mij om er aan te gaan arbeiden. Het werd al moeilijker. Toen ik in Leiden kwam had ik te kennen gegeven er niet voor te zijn. Maar al meer werd het mij er moeilijk onder, tot ik eindelijk brak met mijn tegenzin en op de kansel daar openlijk getuigenis van aflegde”.

De veranderde houding van ds. Wisse werkte in de hand dat het deel van zijn gemeente dat zich tegen de eenwording verzette de Gereformeerde Kerk te Leiden in 1904 verliet en op 27 april dat jaar een eigen gemeente stichtte, die uiteraard ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ genoemd werd.

Ds. H.J. Kouwenhoven (1862-1931) was naast ds. G. Wisse en ds. R.J.W. Rudolph in 1905 een van de drie Leidse gereformeerde predikanten.

Desondanks vorderden de besprekingen van de drie kerken verder vrij vlot, en op 9 november 1905 ging de classis akkoord. Daarna kon de verenigde kerkenraad van De Gereformeerde Kerk te Leiden op 12 december 1905 de fusieakte tekenen. De drie predikanten die De Gereformeerde Kerk te Leiden op het moment van de ineensmelting dienden waren ds. H.J. Kouwenhoven (vanaf 1899 tot 1930), ds. G. Wisse (van 1903 tot 1906) en ds. R.J.W. Rudolph (van 1890 tot 1912).

Ds. R.J.W. Rudolph (1862-1914) was naast ds. Wisse en ds. Kouwenhoven in 1905 een van de drie Leidse gereformeerde predikanten.

Ds. Wisse stapte vele jaren later, in 1920, zelf ook over naar de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk, toen hij (voor de tweede keer) predikant in Driebergen was.

En verder…

  • De overige geschiedenis van De Gereformeerde Kerk te Leiden behandelen we slechts in snelle vogelvlucht (de ene keer uitvoeriger dan de andere keer), vooral door te wijzen op de hoofdzaken (!) van enkele belangrijke gebeurtenissen.

De predikanten van de Gereformeerde Kerk te Leiden.

De Gereformeerde Kerk te Leiden telde in 1905 dus drie predikanten. Maar omdat de groei doorzette zag de kerkenraad zich genoodzaakt in 1943 de vierde predikantsplaats in te stellen. Deze werd door ds. A. Veldman uit Langerak voor het eerst bezet, die op 2 november dat jaar intrede deed. De vijfde predikantsplaats werd in 1957 ingesteld. Op 19 oktober 1958 deed de vijfde predikant intrede; dat was ds. J.H. de Boer uit Middelburg. Daar bleef het bij. Naarmate de kerk na verloop van jaren kromp werd het aantal predikantsplaatsen weer teruggebracht.

2. De kwestie-Geelkerken in Leiden (1928).

Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960).

De Amsterdamse gereformeerde predikant dr. J.G. Geelkerken (1879-1960) kon zich niet verenigen met de streng-orthodoxe uitleg van het scheppingsverhaal zoals dat in de Bijbel in het boek Genesis is beschreven. Op 23 maart 1924 had dr. Geelkerken in een preek in het midden gelaten of ‘de slang en haar spreken’ en de ‘twee bomen in het paradijs’ opgevat moesten worden als ‘zintuiglijk waarneembaar’. Gemeentelid H. Marinus schreef een bezwaarschrift aan de kerkenraad waarin hij ds. Geelkerken van onrechtzinnigheid beschuldigde. In september verklaarde de kerkenraad de klacht ongegrond, maar de classis was het daarmee niet eens en schorste de predikant op 11 maart 1926, waarna de zaak op de Generale Synode van Assen 1926 gebracht werd. Met een aantal andere predikanten werd dr. Geelkerken geschorst en afgezet. Ze stichtten samen de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband), waarbij een vrij beperkt aantal gemeenten zich aansloot. Het kerkgenootschap heeft nooit meer dan ongeveer 7.000 leden gehad.

Ds. H.C. van den Brink (1866-1947).

Ook in Leiden kreeg men met de kwestie te maken. Ds. H.C. van den Brink (1866-1947) uit Zandvoort en dr. J.G. Geelkerken uit Amsterdam gaven in Leiden in een stampvolle zaal uitleg van hun positie. Enkele sympathisanten in Leiden en Oegstgeest vroegen de Hersteld Verband-kerkenraad van Den Haag te bevorderen dat ook in Leiden diensten gehouden zouden worden. Dat gebeurde gedurende enkele maanden inderdaad, en op 30 mei 1928 werd vergaderd over de instituering van een eigen kerk in Leiden. Ds. H. Hasper (1886-1974) van Den Haag kwam toen naar Leiden om er de Gereformeerde Kerk (in Hersteld Verband) te institueren. Twee ouderlingen en een diaken werden verkozen en nog dezelfde dag door ds. Hasper in het ambt bevestigd.

Ds. H. Hasper (1886-1974).

Het beroepen van een predikant was de volgende stap. Op 5 juni 1928 werd tijdens een vergadering van de manslidmaten met algemene stemmen besloten een beroep uit te brengen op ds. H.C. van den Brink, die het beroep aannam en op 14 oktober 1928 in het ambt bevestigd werd. Men vergaderde in Gebouw ‘Prediker” in de Jan Vossensteeg nr. 17. Later kwam men bijeen in de Grote Hoogstraat. In 1929 had de kerk 65 leden en in 1942 waren het er 162. Vier jaar later verenigden de Hersteld-Verbandkerken zich met de hervormde kerk

3. De Zuiderkerk (1939).

De Zuiderkerk te Leiden.

In 1933 kerkten de gereformeerden nog steeds in de kerken aan de Oude Vest, de Hooigracht en de Heerengracht. Maar de stad breidde ondertussen uit, en de drie kerken lagen met het oog daarop wel erg dicht bij elkaar. De bouw van een nieuwe kerk werd noodzakelijk geacht. Architect A. van der Kraan uit Rotterdam kreeg opdracht een plan te maken. Aannemer Leegwater uit Heerhugowaard kreeg de bouwopdracht. De architect baseerde zijn bouwplan op de inzichten van dr. A. Kuyper, die in zijn standaardwerk ‘Onze Eeredienst’ had aangegeven voorstander te zijn van zitplaatsen die in een halve cirkel om de kansel gegroepeerd werden. Dat gebeurde in de Zuiderkerk aan de Lammenschansweg (direct ten zuiden van de ‘oude stad’) ook; sterker nog, het gebouw kreeg die vorm ook aan de buitenkant mee. Op 10 oktober 1939 werd de Zuiderkerk in gebruik genomen.

De pers schreef over de Zuiderkerk onder meer het volgende: “Architect A. v.d. Kraan van Rotterdam, wiens ontwerp uit eenentwintig mededingers voor het bouwen van een nieuwe Geref. kerk te Lelden werd gekozen, heeft met dit ontwerp ongetwijfeld willen koersen in de richting van een geheel gewijzigden Protestantschen kerkbouw. Den tot nog toe veelal toegepasten kruisvorm heeft de heer Van der Kraan geheel losgelaten. Bij de practische vraag, hoe hij een kerk zou kunnen bouwen, zoodat een ieder rechtuit en ongehinderd zijn blik op den kansel kon vestigen en de bediening der sacramenten kon volgen, is hij gekomen tot den cirkelsector, den waaiervorm”.

Een blik op het interieur van de Zuiderkerk (foto: Relwiki, JvN).

“Zeer sterk heeft bij het ontwerp van den heer Van der Kraan ook een principieele gedachte voorgezeten. De architect, die altijd een groot bewonderaar van Kuypers werk ‘Onze Eeredienst’ geweest is en daarin ook vele richtlijnen vond aangegeven voor den Prot. eeredienst, heeft zich bij het bouwen van deze kerk door de gedachte laten leiden, dat de prediking van Gods Woord en de bediening der sacramenten het middelpunt van het geloofsleven vormen. De kansel wenschte hij te zijn als liturgisch centrum, waaromheen de gemeente zich in ongebroken eenheid groepeerde”.

De orgeltoren boven de kansel in de Leidse Zuiderkerk.

“Bij het betreden van het kerkgebouw bemerkt men dit direct. Op den kansel valt allereerst de aandacht. Hij trekt als ’t ware het oog naar zich toe. Opvallend is ook, dat het orgel, dat in vele kerken zulk een domineerende plaats inneemt, oogenschijnlijk in deze kerk ontbreekt. Men heeft hiervoor een specialen orgeltoren gebouwd van waaruit het geluid tot de eigenlijke kerk doordringt. Op deze wijze is dan ook alles, wat de aandacht maar even van de verkondiging van het evangelie af zou kunnen trekken, vermeden. Zeer opmerkelijk is ook de val van het daglicht. Door den toegepasten bouwvorm heeft men nl. weten te bereiken, dat dit licht uit het half-cirkelvormlge kerkgewelf naar binnen valt”.

De Zuiderkerk te Leiden.

“De kerk, die plaats biedt aan ruim duizend personen, waarvan er bijna driehonderd op het balcon een plaats vinden, kan door een warmwater voetverwarming, aangevuld door radiatoren, op zomertemperatuur gebracht worden. Acht uitgangen, aan alle zijden, maken het mogelijk, dat de kerk in enkele minuten ontruimd kan worden. Tenslotte zij van het interieur der kerk nog vermeld, dat door een speciaal daarvoor vervaardigde plafondventilatie, frissche lucht, zonder tocht te veroorzaken, het gebouw kan binnenstroomen. Twee glas in lood ramen, waarin het kruismotief verwerkt, breken de beide rechtstandige muren welke, zooals het geheele gebouw, zijn opgetrokken van een fraaien genuanceerden gelen handvormsteen van een Engelsch formaat”.

“Vermelding verdient nog wel dat twee carillonklokken van het Leidsche stadhuis, die na den brand van februari 1929 nog konden worden gered, in den toren zijn opgehangen en als luidklokken zullen dienst doen. Deze nieuwe Zuiderkerk, welke in de plaats komt voor de Geref. kerk aan de Hooigracht, die zal worden gesloten, en gebouwd is aan den Lammenschansweg, zal Dinsdag 19 October 1939 in gebruik worden genomen”.

4. De Tweede Wereldoorlog.

De kop van de Leidsche Kerkbode.

Over de Tweede Wereldoorlog zou veel te vertellen zijn, al was ook de kerkenraad van de Sleutelstad zuinig met notities in de notulenboeken. Een verrader zat in die tijd vaak in een klein hoekje. Daarom in dit verhaal alleen iets over de Leidsche Kerkbode, die door de bezetters verboden werd.

Welnu, op verzoek van de kerkenraden van de Gereformeerde Kerken te Katwijk aan Zee en Sassenheim stelde de Classis Leiden op 8 februari 1934 een commissie in die een onderzoek zou instellen naar de vraag: ‘Hoe te handelen met jongelieden die geloofsbelijdenis wenschen af te leggen, terwijl zij lid zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), en daarvoor propaganda maken’

De conclusies van het rapport.

Ds. A. de Bondt (1901-1953) van Leiden.

De onderzoekscommissie bestond uit de predikanten ds. A. de Bondt (1901-1953) van Leiden, ds. H.Ph. Ingwersen (1878-1950) van Katwijk aan Zee en ds. P.D. Kuiper (1900-1966) van Sassenheim. Ds. De Bondt was op dat moment trouwens al druk bezig om in de classicale Leidsche Kerkbode ernstig te waarschuwen tegen de NSB. Het onderzoek was betrekkelijk snel klaar. Op 8 maart lag het ‘Rapport inzake Kerk en NSB’ gedrukt en wel op de classistafels. Het onderzoek was gebaseerd op de officiële brochures van de NSB en toetste de beginselen van de beweging aan de gereformeerde belijdenisgeschriften.

Ds. H.Ph. Ingwersen (1878-1950) van Katwijk aan Zee.

De conclusies waren: “(1) Ieder die de beginselen van de NSB onderschrijft en daaruit begeert te leven, kan onmogelijk tegelijk lid zijn van één onzer Gereformeerde Kerken in Nederland; (2) Omdat vele jonge menschen door fascistische en nationaal-socialistische leuzen bekoord worden, moet het aan de plaatselijke kerken worden overgelaten hoe elk concreet geval behoort behandeld te worden”. De classis – voorgezeten door ds. E.H. Broekstra (1874-1955) van Rijnsburg – stemde er unaniem mee in (ook de generale synode van 1936 trok dezelfde lijn, die ze in 1941 herhaalde).

Ds. P.D. Kuiper (1900-1966) van Sassenheim.

Nog geen half jaar nadat de bezetters ons land op 10 mei 1940 binnenvielen werd een aantal kerkbladen verboden. Daartoe behoorde ook de Leidsche Kerkbode. Ook De Reformatie, het blad van dr. K. Schilder (1890-1952), werd verboden omdat de Kamper hoogleraar zich daarin ondubbelzinnig anti-Duits uitliet. Schilder belandde in de gevangenis. Prof. dr. K. Dijk (1885-1968) betuigde in De Bazuin zijn medeleven met dr. Schilder. Ook ds. Broekstra schreef onbewimpeld over de zaak in de Leidsche Kerkbode. Later werd duidelijk dat die stellingname de oorzaak was van het verbod van de Leidsche Kerkbode. Het nummer van 8 november 1940 was het laatste. Ds. H.A. Wiersinga (1896-1969) van Leiden legde de gang van zaken met betrekking tot het verbod van de classicale Kerkbode op de classis als volgt uit:

Ds. E.H. Broekstra (1874-1955) van Rijnsburg.

“Ds. Wiersinga deelt bij de rondvraag mede dat de verdere uitgave van de Leidsche Kerkbode, tevens het orgaan van de classis Leiden, door de bezettende macht, zonder opgave van redenen is verboden. Bij een door hem en den uitgever ingesteld onderzoek, werd als reden genoemd een artikel in het nummer van 13 september jl., waarin blijdschap werd uitgesproken over het weer verschijnen van ‘De Standaard’ en den wensch werd geuit, dat prof. Schilder spoedig weer vrij gelaten moge worden. Bij de verdere samenspreking [met de bezetters] werden de Brs. zeer onheusch behandeld en bleek uit alles duidelijk, dat het verbieden van deze en andere kerkboden niet anders bedoelt, dan om het contact tusschen de leden der kerk te verbreken en in ’t algemeen de kerk te treffen”.

“Door de uitgever moest een stuk getekend worden dat hij ook niet op eenige andere of beperkte wijze iets ter vervanging van de kerkbode zal uitgeven. In verband hiermede wordt na eenige gedachtewisseling uitgesproken, dat elke kerkeraad op eigen gelegenheid zal hebben te handelen wat de kerkelijke mededeelingen betreft. Voorts wordt nog gesproken over de vraag, op welke wijze de uitgever zal kunnen worden tegemoetgekomen in de groote financieele schade die hij door dit verbod lijdt. Aan de Brs. predikanten wordt geadviseerd om met de bezorgers van de kerkbode te spreken en te trachten de abonnees te bewegen om voorlopig nog het abonnementsgeld te blijven betalen”.

De ‘Wekelijksche Mededeelingen’…

Vanaf 21 november 1941 mochten er Wekelijksche Mededeelingen ten dienste van de Gereformeerde Kerken in de Classis Leiden verschijnen, en op 11 mei 1945 kwam de Leidsche Kerkbode voor de Gereformeerde Kerken van de classis Leiden opnieuw uit.

5. De Vrijmaking te Leiden (1944).

Ds. A. Veldman (1911-1997) op latere leeftijd.

De leergeschillen over onder meer de visie op Doop en Verbond, die zich in de dertiger jaren in de Gereformeerde Kerken steeds scherper openbaarden, hadden ook in Leiden gevolgen. Op 31 oktober 1943 werd ds. A. Veldman (1911-1997) in de Oude Vestkerk in het ambt bevestigd door ds. J. Weggemans (1903-1975). Ds. Veldman kon zich kort daarop niet verenigen met de besluiten die de synode had genomen over de  leergeschillen met betrekking tot Doop en Verbond. Ook de schorsing van dr. K. Schilder (1890-1952) van ‘Kampen’ – die zich ook verzette tegen de synodebesluiten – op 23 maart 1944 kon zijn goedkeuring niet wegdragen en hij wilde daarvoor dan ook geen enkele verantwoordelijkheid dragen.

Dr. H.N. Ridderbos (1909-2007).

Op 1 mei 1944 werd in de Zuiderkerk een voorlichtingsbijeenkomst gehouden, georganiseerd door de kerkenraad. Daar sprak synodelid dr. H.N. Ridderbos (1909-2007). Ds. Veldman en zijn medestander, de arts P. Jasperse, waren het ‘van a tot ze oneens’ met de voorstelling van zaken door dr. Ridderbos. Jasperse schreef in zijn brochure ‘Neen!!’ onder meer dat – al was de kerkscheuring er feitelijk nog niet – deze al wel zichtbaar was. “Kan prof. Schilder zich voegen naar de eischen der synode? Dat antwoord kan, indien hij getrouw blijft aan zijn Zender, alleen maar ‘Neen!!!’ zijn”.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) op de Vrijmakingsvergadering op 11 augustus 1944 in Den Haag.

Na de Vrijmakingsvergadering op 11 augustus 1944 in Den Haag – waar dr. Schilder zijn Acte van Vrijmaking of Wederkeer voorlas en ondertekende, gevolgd door vele anderen – ontstond ook in Leiden een stevige correspondentie middels strijdschriften en brochures. Tijdens een bijeenkomst in de Remonstrantse Kerk – georganiseerd door ‘bezwaarden’, voorgezeten door Jasperse – vroeg ook ds. Weggemans het woord, dat hem echter geweigerd werd. Deze ‘rel’ kreeg een vervolg op de kerkenraad. Ook het feit dat ds. Veldman tijdens de kerkdiensten zich fel keerde tegen de schorsing van dr. Schilder maakte de zaak er niet beter op. Er was groot onderling wantrouwen. Het besluit van de kerkenraad om van ds. Veldman te vragen ‘gedurende twee weken van alle ambtelijke arbeid af te zien en zich te onthouden van elke actie’ werd door de predikant afgewezen, waarna hij op 6 september 1944 werd geschorst.

De eerste bladzijde van de brochure van P. Jasperse.

Als reden daarvoor werd opgegeven ‘de zonde van scheurmaking’ (artikel 80 DKO), met als argumentering dat (1) ‘ds. Veldman zich niet wil conformeren aan de leeruitspraken van de Generale Synode van Sneek-Utrecht, in mei-Juni 1942 en (2) dat hij weigert te beloven niets te zullen leren wat niet ten volle in overeenstemming is met bovenbedoelde leeruitspraken en (3) dat hij de leer en usantie in het stuk der regering van de kerk van de laatste tijd niet aanvaardt.”

Hun afzetting werd door de vrijgemaakte kerkenraad zelf meegedeeld aan de gemeenteleden. Het stencilwerk was in die tijd vaak van slechte kwaliteit.

Ds. Veldman werd later afgezet. Dat lot trof ook de ouderlingen J.J. van den Berg, Th.C.F. van Kamp en K. van Steenwijk, en de diakenen W.H. van der Heide, C. Kwaadgras en J. Terpstra. Zij vormden de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), die op 17 september 1944 geïnstitueerd werd met als predikant ds. A. Veldman, die daar tot oktober 1946 bleef. In september 1944 riep de predikant de gemeenteleden op de Acte van Vrijmaking te tekenen. De vrijgemaakte kerk van Leiden telde in die tijd ongeveer vijfhonderd leden.

6. Iets over de kerkbouw.

In het kort iets over de kerkgebouwen die de Gereformeerde Kerk te Leiden gebruikte voor haar kerkdiensten.

  • De Oude Vestkerk aan de Oude Vest 133 werd in 1905 in gebruik genomen en kreeg in 1980/1981 een flinke onderhoudsbeurt, waarna de kerk in 1981 opnieuw in gebruik genomen werd. De Oude Vestkerk werd in 1994 afgestoten. In de kerk werden toen appartementen gebouwd.
Achter de huizenrij is de Oude Vestkerk zichtbaar, met de ingang tussen de huizen (foto: Reliwiki, JvN).

De gereformeerde wijkpredikanten waren ds. K. Dronkert van 1945 tot 1972 en ds. R.J. Koolstra van 1974 tot 1990.

  • De Zuiderkerk aan de Lammenschansweg 15 werd in 1939 in gebruik genomen. De kerk werd buiten gebruik gesteld in 1984, en vanaf die tijd werd gezamenlijk met de hervormde wijkgemeente gebruik gemaakt van de Vredeskerk.
De Leidse Zuiderkerk.

De gereformeerde wijkpredikanten van de Zuiderkerk waren ds. H.J. Westerink van 1938 tot 1959; ds. J.H. de Boer van 1958 tot 1966; ds. D. Kronemeijer van 1966 tot 1973; ds. P. Sijtsma van 1974 tot 1981 en ds. H.E. Schouten van 1984 tot 1993.

De ‘Leidsche Courant’ schreef een artikel over de laatste dienst in de Herengrachtkerk.
  • De Herengrachtkerk aan de Herengracht 68 en 70 werd in feite al in gebruik genomen in 1853, maar werd in 1878 vrijwel geheel gesloopt toen de kerk in haar huidige gedaante verscheen. Ook daarna werd zo nu en dan een stevige bouwkundige ingreep verricht. De kerk deed dienst tot 1 januari 1958. Het bedehuis werd verkocht aan de vrijgemaakt Gereformeerde Kerk. Omdat de bouw van de vervangende kerk nog niet gereed was (de Petrakerk) werd van januari 1958 tot mei 1961 gebruik gemaakt van de Rooms-Katholieke school aan de Timorstraat.
De Herengrachtkerk (foto: Hist. Ver. Oude Leiden).

De gereformeerde wijkpredikant van de Herengrachtkerk was ds. H.J. Westerink van 1938 tot 1959.

  • De Petrakerk aan de Surinamestraat verving de Herengrachtkerk, die in januari 1958 buiten gebruik gesteld werd. De eerste dienst in de Petrakerk vond plaats op 16 mei 1961. Maar in 1990 werd de kerk afgestoten. Ze werd verkocht aan een Baptistengemeente.
De gereformeerde Petrakerk te Leiden (foto Reliwiki, Andre van Dijk).

De gereformeerde wijkpredikanten waren achtereenvolgens ds. H.J. Westerink (van 1959 tot 1964; ds. E. Haverkamp van 1961 tot 1967 en ds. H. Hortensius van 1969 tot 1990.

  • De Beloftekerk aan de Robijnstraat in de wederopbouwwijk Het Morskwartier was een houten noodkerk, die van mei 1968 tot begin 1975 voor de gereformeerde kerkdiensten in gebruik was. Vóór die tijd werden de gereformeerde diensten gehouden in de hervormde Maranathakerk. Aanvankelijk zou in deze wijk ter vervanging van de noodkerk een definitieve gereformeerde Beloftekerk worden gebouwd. Maar wegens toenemende samenwerking met de Ned. Hervormde Maranathakerkgemeente is van dit plan afgezien. Na de sluiting van de noodkerk werden de diensten opnieuw in de Maranathakerk gehouden, maar nu samen met de hervormden.
De houten Beloftekerk (foto: Reliwiki).

De gereformeerde wijkpredikanten waren ds. J. Maaskant in 1974; ds. R.J. Koolstra van 1974 tot 1990; ds. F.D. Rooze van 1990 tot 2006 en ds. D. Stolk van 1995 tot 2003.

  • In de Bevrijdingskerk aan de Aarent Bruunstraat 1 werd op 11 januari 1961 de eerste kerkdienst gehouden. Daarvóór werden de wijkdiensten gehouden in de openbare school aan de Telderskade. De Bevrijdingskerk werd in 2006 buiten gebruik gesteld. Het bedehuis werd verkocht aan de Christelijke Gereformeerde Kerk.
De Bevrijdingskerk te Leiden (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De gereformeerde wijkpredikanten waren achtereenvolgens ds. H. Heule van 1957 tot 1963; ds. J. Bovenberg van 1964 tot 1978; ds. L.C. Rietveld van 1979 tot 1995 en ds. D. Stolk van 1995 tot 2003.

Er waren uiteraard ook studentenpredikanten aan de Gereformeerde Kerk te Leiden verbonden. Alle gegevens over de Leidse gereformeerde predikanten vindt men hier.

7. De Protestantse Gemeente te Leiden (2006).

In 2006 fuseerden De Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente te Leiden tot de Protestantse Gemeente Leiden. Er zijn in de Sleutelstad geen gereformeerde kerkgebouwen meer bij de PKN in gebruik.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Leiden.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Leiden tussen 1906 en 2006 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Kampen, div. jrg.

G.J. Beuker, Abgeschiedenes Streben nach Einheit. Leben und Wirken Henricus Beukers. 1834-1900. Kampen, 1996

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Handelingen en Verslagen van de Algemene Synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (1836-1869). Houten/Utrecht, 1984

De Heraut van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

Jaarboeken voor de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband). Baarn, div. jrg.

R. Janssens, C. Sol, De Vrijmaking te Leiden. Een episode uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te in de Sleutelstad (1940-1946). Leiden, 1994

H.J.Ph.G. Kaajan, Rondom een eeuw Oude Vestkerk. Leiden, 1989

J. de Lange, De Afscheiding te Leiden historisch geschetst. Rotterdam, 1934

J. Riemens jr., Honderd jaar kerkelijk leven in de Ned. Herv. Gemeente te Leiden (1840-1940). Leiden, 1945

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Zevende deel. Classes Rotterdam en Leiden. Dordrecht, 1986

M. Stol, De Leidse Kerkbode door de Duitsers verboden. In: De Hoeksteen, Tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis, Berkel en Rodenrijs, januari 1981

S.G. Visscher en W. Bleijie, Hervormde en gereformeerde predikanten te Leiden van de reformatie tot de plaatselijke vereniging. Leiden, 2006

H.J. Westerink, De beteekenis en de geschiedenis van de Doleantie in Leiden. Kampen, 1938

G. Wisse, Memoires. Onvergetelijke bladzijden uit mijn levensboek. Houten/Utrecht, 1982²

© 2022. GereformeerdeKerken.info