De Gereformeerde Kerk te Baarn (1)

De Gereformeerde Kerk in het Utrechtse Baarn werd op 20 november 1893 geïnstitueerd door de samensmelting van de in 1876 ontstane Christelijke Gereformeerde Gemeente en de in 1887 geïnstitueerde Nederduitsche Gereformeerde Kerk, zodat De Gereformeerde Kerk te Baarn ontstond.

Kaart: Google.

1. De Christelijke Gereformeerde Gemeente (1876).

In de eerste helft van de jaren 1850 begonnen in Lage Vuursche – ‘uit protest tegen de toenmalige prediking in de hervormde kerk’ – bijeenkomsten van de Amsterdamse ‘Vereeniging van de Vrienden der Waarheid tot handhaving van de leer en de rechten der Gereformeerde Kerk’. Met de ‘gereformeerde kerk’ werd de Nederlandse Hervormde Kerk bedoeld, die in die tijd geregeerd werd door een bijna almachtige generale synode. Het in 1816 ingevoerde Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk legde de basis voor de – wat in die tijd genoemd werd – synodale hiërarchie, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten stevig gefnuikt werd; de tot die tijd geldende gereformeerde Dordtse Kerkorde van 1619 werd tegelijk met de invoering van het Algemeen Reglement afgeschaft.

Overal in het land hield de landelijke vereniging ‘De Vrienden der Waarheid’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’.

De vrijzinnigheid in de hervormde kerk rukte op zonder dat daar veel tegen gedaan werd. Dat was dan ook de reden dat in Amsterdam en ook elders in ons land evangelisatieverenigingen werden opgericht die evangelisten uitzonden naar plaatsen ‘waar de rechte Waarheid niet meer gehoord wordt’. Smid P. Vervat was in Lage Vuursche een van de eerste voorgangers. De bijeenkomsten werden gehouden in een zaaltje waar zestig mensen een plaats konden vinden, gelegen tussen Lage Vuursche en het landhuis Pijnenburg.

Huissamenkomsten in Lage Vuursche.

In Lage Vuursche waren ook inwoners uit Baarn aanwezig, die steeds sterker verlangden naar bijeenkomsten in het eigen dorp. Daarom werden voorgangers uitgenodigd om ook in Baarn Bijbellezingen te leiden. Men kwam bijeen in de woning van schoenmaker Jan Mook, aan de Leestraat 26. Ook werd besloten zondagsschool te houden, die onder leiding stond van schoenmaker Jacob de Ruig. Toen op 12 februari 1867 een samenkomst in de Leestraat niet dreigde door te gaan omdat de voorganger ziek was, werd zondagsschoolonderwijzer Jacob de Ruig gevraagd voor te gaan. De toehoorders waren daar zo tevreden over, dat hij daarna geregeld in de Baarnse huissamenkomsten als voorganger optrad.

Ds. J.H. Maatjes (1815-1870).

Maar sommigen waren nog meer onder de indruk van ds. J.H. Maatjes (1815-1870) van Bunschoten, die daar predikant was van de in juni 1836 geïnstitueerde Christelijke Gereformeerde Gemeente. Vandaar dat ze ’s zondags geregeld naar de in 1841 in gebruik genomen kerk in Bunschoten trokken om ds. Maatjes te beluisteren.

Rechts op de foto de kerk in Bunschoten die in 1841 in gebruik genomen werd.

Ook vroegen ze hem of hij eens in Baarn in de huissamenkomsten wilde voorgaan. Daarin stemde hij toe. Toen iemand op het idee kwam om zich als ‘samenkomst’ bij de gemeente van Spakenburg aan te sluiten adviseerde ds. Maatjes dat ‘de mannen huisvaders op zondag niet meer naar elders gingen, maar broederlijk hier bleven’. Zo kon men in het dorp meer invloed uitoefenen dan naar Spakenburg te gaan. Men bleef dus gewoon in Baarn samenkomen; Jacob de Ruig ging drie keer per maand voor en op de vierde zondag een of andere gereformeerde predikant. Men bleef ondertussen gewoon lid van de hervormde gemeente, al kwam men daar niet meer in de Pauluskerk.

De late ‘Afscheiding’ in Baarn (1876).

Ds. H.B. Geuchies (1825-1905).

Dat kon natuurlijk alleen maar uitlopen op een publieke afscheiding van de hervormde kerk. Daarom kwamen ds. H.B. Geuchies (1825-1905) van Bunschoten en ds. C. Kuijper (1847-1901) van Amersfoort op 25 mei 1876 naar Baarn om te voldoen aan de classicale opdracht in dat  dorp een Christelijke Gereformeerde Gemeente te stichten; ook de ouderlingen Van Halteren en Van den Berg uit Spakenburg meldden zich in de woning van Jan Mook. De inmiddels gekozen ambtsdragers (de ouderlingen waren S. de Zoete en H. Brulleman) werden in het ambt bevestigd, waarmee de Christelijke Gereformeerde Gemeente een feit was. De kerkdiensten zouden in Mooks woning gehouden worden.

Ds. C. Kuijper (1847-1901).

Tussen haakjes: niet iedereen ging mee met deze definitieve afscheiding van de hervormde gemeente. Jacob de Ruig en enkele anderen gingen weliswaar niet terug naar de hervormde Pauluskerk, bleven lid van de hervormde gemeente, maar stichtten een eigen kerkje in de Turfstraat op nr. 8.

Een eigen kerk (1876).

De jonge Christelijke Gereformeerde Gemeente had echter een machtige tegenstandster: jonkvrouwe A. Faas Elias. Ze was een verstokte liefhebster van haar Nederlandse Hervormde Gemeente (zozeer zelfs dat ze de hervormde gemeente een erfenis naliet van maar liefst fl. 100.000!). En toen ze door had dat de Christelijke Gereformeerde Gemeente kerkdiensten hield in de woning van Mook, kwam ze op het idee het huurhuis van Mook te kopen. Mook mocht het gewoon blijven doorhuren, maar ze verbood hem daar kerkdiensten te houden. Ze moesten maar gewoon naar de Pauluskerk komen, vond ze.

Het kerkje aan de Leestraat werd naar voren uitgebreid met een houten aanbouw (ill.: ‘Het recht van pruttelen’).

Daar piekerden de gemeenteleden echter geen moment over. Ouderlingen De Zoete en Brulleman lieten op eigen kosten in de Leestraat, schuin tegenover de woning van Mook, een eigen eenvoudig rechthoekig kerkje bouwen, volgezet met stoelen. De preekstoel bevond zich recht tegenover de ingang en de toeloop van toehoorders was zo groot dat al na de eerste kerkdienst het nieuwe bedehuis moest worden uitgebreid! Aan de voorzijde werd een houten aanbouw gerealiseerd, waardoor zestig extra luisteraars een plaats konden vinden!

Ds. A.H. Gezelle Meerburg (van 1879 tot 1888).

Ds. A.H. Gezelle Meerburg (1845-1905) van Almkerk.

Het ging de gemeente kennelijk behoorlijk voor de wind. Want al in juli 1879 beriep men haar eerste predikant, ds. A.H. Gezelle Meerburg (1845-1905) van Almkerk. Op 16 november 1879 deed hij intrede. “Te Baarn breidde de gemeente zich onder zijn dienst zeer uit; niet tot de gemeente behorende aanzienlijke burgers kwamen onder zijn gehoor. (…) Tijdgenoten zagen in hem het evenbeeld van zijn vader [ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855), een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land]: diens beminnelijke zachtheid van karakter en teederheid van gemoed vond men in den zoon terug. Had de vader zeldzame gaven voor den kansel ontvangen, vooral door zijn aangrijpenden ernst en tegelijk liefdelijke noodiging tot Christus, het was of er twee deelen van diens geest op deze zoon waren gevallen”. Kortom men was in Baarn blij met de eerste dominee, die bovendien ongeveer negen jaar aan de gemeente verbonden bleef.

Een nieuwe kerk (1881).

Prins Hendrik (1820-1879) gaf toestemming op zijn land een pastorie en een kerk te bouwen.

Toen ds. Gezelle Meerburg naar Baarn kwam was juist een nieuwe pastorie gebouwd. De grond waarop men de predikantswoning bouwde was eigendom van het koninklijk huis, maar toen men prins Hendrik (1820-1879) vroeg of de pastorie op zijn grond aan de Oude Utrechtseweg gebouwd mocht worden, had hij geen enkel bezwaar. En zo kon de predikantswoning in 1879 gebouwd worden.

De eerste steen werd gelegd door ds. A.H. Gezelle Meerburg (1845-1905).

Een jaar later werd aan de prins gevraagd of de Christelijke Gereformeerde Gemeente ook een kerkgebouw op zijn grond mocht neerzetten. Dat mocht ook, maar’- zei hij – “Het moet een mooi monumentaal gebouw worden, geen schapenhok zoals in de Leestraat”.

De nieuwe christelijke gereformeerde kerk.

Dat liet men zich geen twee keer zeggen. Eerst ging men de hort op om geld in te zamelen. Want volgens de berekeningen moest de kerk fl. 15.000 gaan kosten, een enorm bedrag. Behalve dat om contant geld ‘gebedeld’ werd, werden ook obligaties uitgegeven. De dames Brulleman en Grasmaaijer gingen regelmatig het dorp door om geld bijeen te bedelen, en Samuel de Zoete zocht het vooral bij de villa’s die – vooral sinds de vestiging van het spoorstation – in die buurt gebouwd werden. Zo klopte hij ook aan bij de hervormde jonkheer. ‘Wilt u ook een obligatie voor de bouw van de gereformeerde kerk kopen?’ De jonkheer antwoordde dat hij als hervormde natuurlijk geen obligatie voor een gereformeerde kerk kon kopen. Terwijl De Zoete aanstalten maakte de steven huiswaarts te wenden, riep de jonkheer hem terug en overhandigde hem fl. 1.000 (!) met de woorden: ‘Maar geven mag ik wel’.

‘De Bazuin’, 1 juli 1881.

Het geld kwam bij elkaar, al werd de kerk duurder dan verwacht. Op 21 oktober 1880 legde ds. Gezelle Meerburg de eerste steen. Boven de hoofdingang werd een gedenksteen geplaatst met de tekst: “Eere [zij] Godt in de hooghste [hemelen] ende vrede op aerde, in den menschen een welbehagen”. Op 22 juni 1881 werd de kerk in gebruik genomen. Ds. Gezelle Meerburg hield in de volle kerk een preek over Exodus 20 vers 24b: “Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen en zal u zegenen“.

Voor de aannemer liep het bouwavontuur niet goed af: hij ging failliet, zodat een ander zijn arbeid moest voortzetten. Het kerkje aan de Leestraat werd in 1881 aan broeder Letter verkocht, die later nog van zich zou doen spreken.

De gevelsteen boven de hoofdingang.

Niet terstond herkiesbaar.

Er ontstond in de gemeente enige deining toen de predikant in de kerkenraad voorstelde een einde te maken aan de gewoonte dat kerkenraadsleden na ommekomst van hun termijn moesten aftreden. De predikant wilde liever dat ze gewoon op hun post bleven. De verkiezingstijd vond hij altijd een onaangenaam spannende tijd voor de gemeenteleden. Maar broeder Letter wenste zich aan de letter van de Dordtse Kerkorde te houden en maakte daar bezwaar tegen: gewoon aftreden na vier jaar gediend te hebben en dan nieuwe verkiezingen.

Het interieur van de nieuwe (christelijke) gereformeerde kerk te Baarn.

Hij organiseerde een handtekeningenactie onder de gemeenteleden en bood de lijst aan de kerkenraad aan. Dat vond de kerkenraad maar niks. Letter moest zich niet tegen de kerkenraad verzetten, vonden de broeders. De kerkenraad ging ook bij de ondertekenaars op bezoek om te vragen of ze wel wisten wat ze ondertekend hadden. De meeste ondertekenaars trokken hun instemming met Letter in en de rust keerde in februari 1887 weer.

‘De Bazuin’,  6 april 1888.

Ds. Gezelle Meerburg nam op 1 april 1888 afscheid van zijn gemeente met een preek over Zacharias 8 vers 19 (“Hebt dan de waarheid en de vrede lief“) en vertrok naar de kerk van Nijmegen, zodat de kerkenraad het beroepingswerk ter hand nam.

Ds. J.P. Visscher (van 1888 tot 1889).

Ds. J.P. Visscher (1862-1936).

Al snel kwam een nieuwe predikant naar het dorp: het was ds. J.P. Visscher (1862-1936) uit het Duitse Emlichheim en deed op 23 september 1888 intrede. Hij bleef nog geen jaar, maar nam al  op 8 september 1889 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Voorschoten. “Met grote ijver en getrouwheid heeft hij zijn arbeid vervuld, geacht en bemind door zijn eenvoud en vriendelijkheid”.

Ds. C. van Proosdij (van 1890 tot 1893).

Ds. C. van Proosdij (1859-1915).

Op 19 oktober 1890 deed ds. C. van Proosdij (1859-1915) van Hallum intrede in Baarn, na in het ambt te zijn bevestigd door zijn leermeester, dr. H. Bavinck (1854-1921), hoogleraar in Kampen.

‘De Bazuin’, 24 oktober 1890.

“Hij had groote predikgaven en sprak steeds voor een goed bezette kerk. Zijn stijl was gemakkelijk en schoon. Gaarne bracht hij gebeurtenissen en voorvallen der afgelopen week, die indruk op hem gemaakt hadden en practisch toe te passen waren op de gemeente, op den kansel. Zijn levendige verbeelding en zijn groote kennis stelden hem in staat om de geschiedenissen des Bijbels zoo te schilderen, dat ieder aan zijn lippen geboeid werd”.

Op 22 oktober 1893 nam hij afscheid van Baarn en vertrok naar de kerk van Leiden.

2. De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (1887).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Terwijl ds. G.H. Gezelle Meerburg predikant van de Christelijke Gereformeerde Gemeente was, vond overal in ons land de Doleantie plaats, de tweede orthodoxe afscheiding van de hervormde kerk. De aanleiding daartoe vormden – net als bij de instituering van de Christelijke Gereformeerde Gemeente – het Algemeen Reglement met de daaraan verbonden ‘synodale hiërarchie’, en de toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk. In Kootwijk ontstond de eerste Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), gevolgd door vele andere, zoals op 16 december 1886 in Amsterdam. Daar had onder meer dr. A. Kuyper (1837-1920) de leiding.

In ‘De Heraut’ van 9 januari 1887 verscheen dit overzicht van het programma van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Direct daarna organiseerden de Amsterdamse Dolerenden het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden werd. Daar vergaderden 1.500 hervormde kerkenraadsleden uit het hele land over de vraag hoe de Doleantie ook elders in het land kon worden bevorderd. Of het Congres door afgevaardigden uit Baarn werd bezocht is onbekend, omdat van de bijeenkomst geen presentielijst bestaat.

Hoe het in Baarn ging (1887).

Toen in 1876 in Baarn de Afscheiding plaatsvond en men diensten ging houden in de woning van J. Mook aan de Leestraat, ging – zoals we al opmerkten – niet iedereen daarin mee. Een aantal ‘bezwaarde’ hervormde gemeenteleden scheidde zich niet af van de hervormde kerk, maar hield desondanks wél eigen bijeenkomsten in een woning in de Turfstraat nr. 8.

Dr. G. van Goor (1848-1902).

In de Turfstraat hield men de ontwikkelingen rond de kerkelijke strijd nauwgezet bij. Geheel overeenkomstig de richtlijnen van het Gereformeerd Kerkelijk Congres, en vermoedelijk op advies van ds. G. van Goor (1848-1902) uit Bunschoten, stuurden de broeders van de Turfstraat op 16 april 1887 een brief aan de hervormde kerkenraad, waarin zij verzochten ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’, het Algemeen Reglement van 1816 ‘voor heel de gemeente af te schaffen en wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de Dordtse Kerkorde’. De kerkenraad piekerde er niet over.

Vandaar dat dr. Van Goor op 31 juli 1887 naar Baarn reisde en daar de inmiddels gekozen ambtsdragers in het ambt bevestigde, waarmee ook de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Baarn geïnstitueerd was.

Een eigen kerkgebouw (1888).

Het Dolerende kerkje aan de Eemnesserweg (ill.: ‘Het recht van pruttelen’).

De Dolerende Kerk van Baarn groeide behoorlijk en kon al snel een eigen kerkgebouw in gebruik nemen, dat aan de Eemnesserweg stond (en nog steeds staat). Die gebeurtenis vond plaats op 24 juni 1888.

‘De Heraut’, 1 juli 1888.

Dr. H.H. Kuyper (van 1891 tot 1896).

Het beroepingswerk van de groeiende jonge kerk verliep aanvankelijk niet gladjes. Maar uiteindelijk werd het beroep dat eind december 1889 door de kerkenraad werd uitgebracht op ds. H.H. Kuyper (1864-1945) – zoon van dr. Abraham Kuyper – door hem aangenomen.

‘De Heraut’, 8 februari 1891.

Weliswaar stelde hij als voorwaarde dat hij eerst zijn promotie aan de Vrije Universiteit wilde afmaken. Hij beloofde echter zo nu en dan te zullen voorgaan, bijvoorbeeld voor het bedienen van doop en avondmaal. Die ‘wachttijd’ duurde tot 1 februari 1891, toen de nieuwe predikant door dr. A. Kuyper in het ambt bevestigd werd.

Dr. H.H. Kuyper (1864-1945) op latere leeftijd.

Kort daarvóór nam consulent dr. Van Goor afscheid. Hij had de kerk van Baarn niet alleen richting Doleantie geleid, maar haar vervolgens ook vier jaar lang als consulent met raad en daad bijgestaan.

‘De Heraut’, 1 februari 1891.

3. De Gereformeerde Kerk te Baarn (1893).

Al spoedig nadat de Doleantie plaatsvond namen de generale synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) contact met elkaar op om te spreken over een mogelijke kerkvereniging. Uiteindelijk kon men na niet altijd even makkelijk verlopen onderhandelingen tot ‘ineensmelting’ besluiten. Op 17 juni 1892 werd dit landelijk samengaan officieel geproclameerd in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk. Daar reikten de voormannen van beide kerken elkaar de broederhand: dr. A. Kuyper namens de Nederduitsche Geeformeerde Kerken en de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) – een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – namens de Christelijke Gereformeerde Kerk. Afgesproken werd dat de verenigde kerken een nieuwe naam kregen: De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Ds. S. van Velzen (1819-1896).

‘Om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’… (1893).

In Baarn gingen beide kerkenraden ook om  de tafel zitten. Ze waren het al gauw eens, en zo kon op 20 november 1893 de eenheid ook in Baarn worden geproclameerd. De Gereformeerde Kerk te Baarn was een feit!

Maar er waren gemeenteleden die – net als hier en daar elders in het land – het met de kerkenfusie niet eens waren. Ze vreesden dat hun Theologische School in Kampen – ‘Het werk Gods’ – door de Dolerende Vrije Universiteit zou worden weggevaagd. En trouwens, zo vroegen ze, waarom was over de ineensmelting van beide kerken niet met de plaatselijke gemeenten gesproken? En waarom moest de naam van Christus uit de nieuwe kerknaam  verdwijnen? Ook met sommige opvattingen van de Dolerenden, bijvoorbeeld over de betekenis van de doop, kon men niet instemmen. Daarom besloot men niet met de ‘Vereniging’ mee te gaan, ‘om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’.

Ook in Baarn onttrokken zich sommigen aan de plaatselijke Gereformeerde Kerk. Ze stichtten hun (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Gemeente. Na enige tijd een noodkerk te hebben gebruikt namen ze in 1895 een eigen kerk aan de Nassaulaan in gebruik.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info