Hoe de Salvatorkerk Den Haag tot stand kwam (1)

Op 24 april 1959 werd in Den Haag de gereformeerde Salvatorkerk aan de Vrederustlaan in gebruik genomen. Ze maakte op dat moment deel uit van de Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-Loosduinen. Maar per 1 september 1961 werd die kerk – in verband met het grote ledental – in tweeën gesplitst, en behoorde de Salvatorkerk sindsdien tot de toen geïnstitueerde Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Escamp.

De locaties van de verschillende kerken die in dit verhaal voorkomen (Kaart: Google).

Voordat we de wordingsgeschiedenis van de Salvatorkerk beschrijven, onderzoeken we eerst heel in het kort de voorgeschiedenis van dat kerkgebouw en van de Gereformeerde Kerken waartoe ze behoorde. We gaan iets breder in op het ontstaan van De Gereformeerde Kerk te Loosduinen. De Salvatorkerk is overigens nog steeds een van de protestantse kerkgebouwen in Den Haag, al heet ze tegenwoordig Shalomkerk.

We beginnen dus met een historisch overzicht, dat aanvangt met de stichting van De Gereformeerde Kerk te Loosduinen. Want dat was de oorsprong van de Salvator.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (januari 1887).

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Meteen nadat in Amsterdam op 16 december 1886 de Doleantie had plaatsgevonden onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920), organiseerden de Amsterdamse Dolerenden een meerdaags congres, dat van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden werd.

In ‘De Heraut’ van 9 januari 1887 verscheen dit overzicht van het programma van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Dit ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ trok 1.500 hervormde kerkenraadsleden uit het hele land met de bedoeling overleg te plegen over de wijze waarop de Doleantie in ons land kon worden bevorderd. Er werden lezingen gehouden, discussies gevoerd en last but not least werden zgn. Modellenboekjes gepubliceerd, waarin concepten waren opgenomen ‘van alle te schrijven brieven’ aan officiële instanties, over het besluit tot Doleantie van een plaatselijke hervormde gemeente.

De koers van de hervormde kerk.

De hervormde kerk te Loosduinen (foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Of vanuit de hervormde gemeente van Loosduinen – toen nog een zelfstandig dorp – afgevaardigden op het Congres aanwezig waren is onbekend, want er bestaat geen presentielijst van de bijeenkomst. In ieder geval hebben de ‘bezwaarden’ in Loosduinen contact gezocht met ds. G. Vlug (1843-1912) van het nabijgelegen Leiderdorp, die met zijn gemeente al op 15 oktober 1886 in Doleantie gegaan was. Ook in Loosduinen bestonden namelijk bezwaren tegen de koers van de hervormde kerk. Men keerde zich tegen de almacht van de hervormde synode (al snel ‘synodale hiërarchie’ genoemd) en tegen de steeds meer toenemende vrijzinnigheid in de kerk waartegen door de kerkelijke besturen niet of nauwelijks werd opgetreden.

Aan dit alles lag volgens velen ten grondslag het door de overheid in 1816 aan de hervormde kerk opgelegde Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk, dat nauwelijks ruimte liet aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten; dit in tegenstelling tot de bij de invoering van het Algemeen Reglement afgeschafte Dordtse Kerkorde, die sinds 1619 ten grondslag had gelegen aan de kerkregering van de kerk der Hervorming.

De eerste kerkdiensten in een schuur (januari 1887).

De Haagweg in Loosduinen, lang geleden.

Meteen na het Gereformeerd Kerkelijk Congres kwamen de ‘bezwaarde’ leden van de Loosduinse hervormde gemeente al in januari 1887 bijeen in een mandenmakersschuur aan de Haagweg, op de hoek van de Nieuweslag, om daar in het vervolg hun kerkdiensten te houden. De eigenaar van de schuur was mandenmaker en gemeentelid Arie Schuil, die de schuur door de week voor zijn werk in gebruik had, zodat de werkplaats ’s zaterdags in gereedheid gebracht moest worden voor de kerkdiensten van zondag. Het was een eenvoudig ‘kerkzaaltje’: wat stoelen, met als banken een aantal planken op kisten. Schuil had daar zelf een harmonium neergezet waarmee hij het psalmgezang begeleidde.

Een schrijven aan de hervormde kerkenraad (31 mei 1887).

Ook enkele Loosduinse kerkenraadsleden konden zich met de gang van zaken binnen de hervormde kerk niet verenigen. Ze wensten afschaffing van het Algemeen Reglement en herinvoering van de Dordtse Kerkorde. Daarmee zou ook de synodale hiërarchie vervallen en zouden de plaatselijke gemeenten een grotere zelfstandigheid krijgen.

De ligging van de wijk Loosduinen in Den Haag (bron: Wikipedia).

Vandaar dat een drietal gemeenteleden op 31 mei 1887 in een schrijven de hervormde kerkenraad vroeg ‘de reformatie der Kerk’ ter hand te nemen door het Algemeen Reglement af te schaffen en de Dordtse Kerkorde ‘wederom kracht en geldigheid te verlenen’, geheel overeenkomstig de formulering die in de ‘modellenboekjes’ van het Gereformeerd Kerkelijk Congres gebruikt werd. De ondertekenaars waren W.C. Trumpie, J.D. Carrière en D.A. van Alkemade. De kerkenraad antwoordde daarop negatief. Twee kerkenraadsleden waren het daarmee oneens.

De Doleantie te Loosduinen (2 oktober 1887).

Ds. G. Vlug (1843-1912).

Ongetwijfeld vroegen de briefschrijvers en hun geestverwanten voor de verdere gang van zaken advies aan ds. Vlug. Vandaar dat deze predikant op 2 oktober 1887 naar de kerkschuur in Loosduinen reisde, om de inmiddels door de aspirant-gemeenteleden gekozen ouderling en diaken in hun ambt te bevestigen. Samen met de twee uit de hervormde gemeente meegekomen ambtsdragers zou de Dolerende kerkenraad van Loosduinen weer compleet zijn. De kerkenraad bestond uit J.W. van Eek, E. Flinterman, G. Pauptit en A. Schuil.

‘De Heraut’, 9 oktober 1887.

Direct na de ochtendkerkdienst werd in de eerste kerkenraadsvergadering ‘het juk van de synodale hiërarchie afgeworpen’. Het Algemeen Reglement werd ‘voor heel de gemeente’ afgeschaft en aan de Dordtse Kerkorde ‘opnieuw kracht en geldigheid verleend‘. Uiteraard werd de koning (als hoofd van de Hervormde Kerk) van het kerkenraadsbesluit op de hoogte gesteld, evenals de burgemeester en de kerkvoogden van de hervormde gemeente.

Een eigen kerkje in de Emmastraat (30 oktober 1887).

Het Dolerende kerkje in de Emmastraat, dat ook als school gebruikt werd (foto: ‘125 jaar kerkgeschiedenis in Loosduinen’).

Terwijl men kerkte in de mandenmakersschuur van Arie Schuil besloten de broeders voor hun kerkdiensten een eigen kerk te bouwen, want het aantal kerkgangers groeide met de week. Men kreeg de beschikking over een stuk grond in de Emmastraat. Weliswaar hadden ze natuurlijk nog geen predikant, maar vooralsnog werden preken gelezen door o.a. G. Pauptit en E. Flinterman. Op 30 oktober 1887 werd het kerkje aan de Emmastraat in gebruik genomen (overigens werd in het kerkje ook school gehouden). Het was een eenvoudig gebouwtje, want het moest snel gebouwd worden; vandaar dat het eensteens muren had.

‘De Heraut’, 6 november 1887.

Ondanks het slechte weer waren veel belangstellenden komen opdagen om de ingebruikneming van het kerkje bij te wonen. Ds. H.H. Veder (1853-1913) van Schiedam was degene die daarbij de leiding had.

Ds. H.H. Veder (1853-1913).

De preek werd gehouden naar aanleiding van psalm 127 vers 1 (“Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter“). Daarbij verwees hij ook naar de tekst op de gedenksteen naast de ingang van de kerk, met de tekst uit 1 Kronieken 22 vers 1a: “En David zeide: Hier zal het huis Gods des HEEREN zijn“. Ongetwijfeld werd psalm 127 vers 1 ook gezongen.

Het Dolerende kerkje werd door de week ook gebruikt als school (foto: ‘125 jaar Kerkgeschiedenis in Loosduinen’).

Ook ’s middags was de opkomst groot, ondanks de loeiende stormwind. Aan vijf kinderen van de gemeente werd de doop bediend en in de preek werd de gemeente bepaald bij Openbaring 2 de verzen 1 tot en met 7. Daarin was het centrale gedeelte: “Gedenk dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert“. Tijdens de dienst werd fl. 69 gecollecteerd, een aanmerkelijk bedrag.

Een vermaning aan de hervormde kerkenraad (11 november 1887).

Terwijl het Dolerend kerkelijk leven zich langzaam maar zeker ontplooide en de nieuwe leden toestroomden, werd in november 1887 bij zeven Dolerende gemeenteleden ‘de afsnijdingsbul’ bezorgd, waarin werd meegedeeld, dat zij uit de hervormde kerk gezet waren vanwege het verstoren van de rust in de kerk. Het waren de drie briefschrijvers van 31 me,i en de vier kerkenraadsleden van de Dolerende Kerk (we noemden de namen al). De broeders lagen daar niet van wakker, omdat ze immers met de hervormde kerkenraad niets meer te maken hadden.

‘De Heraut’, 20 november 1887.

Ze besloten echter een antwoordbrief aan de hervormde kerkenraad te sturen, gedateerd 11 november. Daarin verweten ze de kerkenraad hen te beschuldigen van het omver werpen van ‘de wettige kerkorde’, waarmee de kerkenraad het Algemeen Reglement bedoelde. De briefschrijvers antwoordden: “Helaas! De in uw oogen ‘wettige kerkorde’, de grootste afwijking van recht en gerechtigheid, wordt door niet één beroep op Gods Woord gestaafd, en is met de Belijdenis of de nog altijd geldende Formulieren van Eenigheid [de drie gereformeerde belijdenisgeschriften] in strijd”. En ook klonk in hun brief een waarschuwing: “Ook tegen ons hebt gij, o mannen van gezag, uwe hand opgeheven, om ons te treffen, te onteeren en als aller afschrapsel te stellen. O, weet, dat wie den wil des Heeren geweten en niet gedaan zal hebben, met dubbele slagen zal geslagen worden”.

Ds. D.C.P. Sluijter (van 1889 tot 1891).

Ds. D.C.P. Sluijter (1862-1899).

Natuurlijk begon de kerkenraad van de snel groeiende Dolerende Kerk met het ter hand nemen van het beroepingswerk. Dat leidde op 30 juni 1889 tot de intrede van kandidaat D.C.P. Sluijter (1862-1899). Hij bleef slechts kort in Loosduinen, want al op 26 april 1891 nam hij afscheid wegens vertrek naar de kerk van Vianen. De predikant stond er om bekend dat hij graag afgeronde series preken hield over een bepaald onderwerp. Nooit hield hij een eens uitgesproken preek voor een tweede keer.

Ds. J. Visscher (van 1892 tot 1893).

Ds. J.P. Visscher (1862-1936).

Ook de tweede Dolerende predikant, ds. J.P. Visscher (1862-1936) uit Voorschoten, bleef slechts kort. Op 6 maart 1892 deed hij intrede in de kerk aan de Emmastraat en op 10 december 1893 nam hij afscheid van Loosduinen wegens vertrek naar de kerk van Leeuwarden. In zijn tijd was er in ieder geval één jeugdvereniging actief, met de naam Philalethela, die haar vergaderingen in de consistorie van het kerkje in de Emmastraat hield.

De Gereformeerde Kerk te Loosduinen” (1892).

Tijdens zijn predikantschap vond in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de landelijke vereniging plaats van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. Ook de Dolerende kerk van Loosduinen sloot zich aan bij de verenigde kerken, en heette sindsdien dus De Gereformeerde Kerk te Loosduinen.

Ds. C.J. van Binsbergen (van 1895 tot 1932).

Ds. C.J. van Binsbergen (1867-1952).

De derde predikant bleef in tegenstelling tot zijn voorgangers aanmerkelijk langer in Loosduinen. Het was ds. C.J. van Binsbergen (1867-1952) uit Enschede. Hij deed op 5 februari 1895 intrede en bleef tot zijn emeritaat in 1932! Daarmee drukte hij een belangrijk stempel op deze gemeente.

De achterkant van het Dolerende kerkje (foto: ‘125 jaar Kerkgeschiedenis in Loosduinen’).

Over hem schreef H.W. Wierda in 1953: “Ds. Van Binsbergen heeft in Loosduinen door zijn trouwe Woordbediening, zijn consciëntieus catechetisch onderricht, zijn voortdurend teer en trouw meeleven met iedereen, twee geslachten gevormd en in deze merkwaardig groeiende gemeente een grondslag mogen leggen, waarop thans nog wordt voortgebouwd. Vierendertig jaar lang stond hij er alleen als [enige] predikant. Hij was een krachtige figuur, doch stil en bescheiden, stoer van gestalte en overtuiging, maar hij had de waarheid en de vrede lief. Geen kerkelijke beroeringen brachten hem uit zijn evenwicht. Ds. Van Binsbergen is staande gebleven, niet door eigen fysieke en psychische kracht (hij was sterk, ging lopend naar De Lier voor een preekbeurt!), neen, het geheim van zijn kracht was de bron, het Woord”.

De Wilhelminakerk in gebruik genomen (1899).

De Wilhelminakerk in aanbouw (1898).

Ondertussen was het ledental van de Dolerende Kerk de flink gestegen. Het kerkje aan de Emmastraat werd veel te klein. Vandaar dat de kerkenraad in 1898 besloot een nieuwe kerk te bouwen. Men kreeg een stuk grond van bijna 800 m² in de toenmalige Wilhelminastraat, tegenwoordig de Loosduinse Hoofdstraat. Iets minder dan de helft van die grond was bebouwd met zeven kleine huisjes; het kleinste woninkje mat slechts 16 m²! De huisjes werden afgebroken en de bouw van de kerk kon beginnen. Het bedehuis was berekend op 629 zitplaatsen. Het kerkgebouw werd op 29 november 1899 in gebruik genomen.

De Wilhelminakerk.

“De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Loosduinen” (1937).

Vanaf 1 december 1937 veranderde de naam van De Gereformeerde Kerk te Loosduinen. In het vervolg sprak en schreef men van De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Loosduinen.

Een noodkerk (1929-1963).

Ook na de bouw en de ingebruikneming van de Wilhelminakerk bleef de gemeente sterk groeien, zodat de kerkenraad in 1930 besloot opnieuw een kerk te bouwen.

De houten noodkerk (Blokhut) op de hoek van de Leyweg en de Oude Haagweg, uitgebreid met twee Amerikaanse legerhutten van golfplaten. De kerk stond er van 1929 tot 1963.

Op de hoek van de Leyweg en de Oude Haagweg stond in 1930 trouwens al een jaar lang een gereformeerde houten noodkerk, die gebruikt werd voor kerkdiensten en vergaderingen. Vanwege de bouwaard sprak men van de Blokhut. Ook werd in de hervormde Paaskerk ruimte gehuurd. Met andere woorden: er was dringend een nieuw kerkgebouw nodig.

Het orgel in de noodkerk (foto: C. van ’t Wout).

Men koos voor de nieuwe kerk een terrein op de hoek van de Thorbeckelaan en de Appelstraat. Het plan was om in 1940 met de nieuwbouw te beginnen, maar de Tweede Wereldoorlog en de Vrijmaking (1944) gooiden roet in het eten. De Vrijmaking had in Loosduinen bijvoorbeeld tot gevolg dat een groot aantal leden én een predikant (ds. J. Smelik (1899-1960) zich door de kerkstrijd aan de Gereformeerde Kerk te Loosduinen onttrokken en zich bij de ‘vrijgemaakten’ voegden. Deze gebeurtenissen waren er dus de oorzaak van dat de kerkbouw vooralsnog in de ijskast belandde.

De ‘Petrakerk’ aan de Albardastraat, die in 1953 in gebruik genomen werd.

Pas in de vijftiger jaren deed zich de mogelijkheid voor tot kerkbouw over te gaan. Maar omdat de bouwkosten inmiddels sterk gestegen waren moest een rondgang door de kerkelijke gemeente gehouden worden om de vrijwillige bijdragen te verhogen. Dit leverde maar liefst fl. 68.000 op.

Zo werd het uiteindelijk mogelijk om aan de Haagse kant van Loosduinen de geplande kerk te bouwen. Het werd de Petrakerk aan de Albardastraat, die in 1953 in gebruik genomen werd. De kerk telde 800 zitplaatsen.

De Wilhelminakerk gerestaureerd (1955).

Het oorspronkelijke interieur van de Wilhelminakerk.

In 1955 werd de Wilhelminakerk ingrijpend gerestaureerd. “Diverse voor de bouwtijd kenmerkende versieringen in de afwerking van het interieur legden hierbij het loodje”, zoals de preekstoel, die geheel ‘gemoderniseerd’ werd. “Als afronding van het herstel werden planten neergezet”.

Het interieur van de Wilhelminakerk na de restauratie.

De Vredekerk in gebruik genomen (1956).

Het cement van de in 1953 gebouwde Petrakerk was nog niet eens droog toen de kerkenraad en de Commisie van Beheer tijdens een vergadering in de bovengenoemde noodkerk op 4 maart 1953 tot de conclusie kwamen dat door de stadsuitbreiding nog een nieuwe kerk gebouwd zou moeten worden. Sterker nog: in een beleidsnota van de gemeente ’s-Gravenhage was de locatie voor de bouw van een kerk al aangegeven, namelijk aan de toekomstige Maartensdijklaan. Een andere plaats bleek niet beschikbaar te zijn. De kosten van de kerk, inclusief interieur en orgel, zou – zo vermoedde men – ongeveer drie ton bedragen. Een obligatielening van fl. 275.000 werd op 15 mei 1954 genomen.

De Vredekerk.

De voorbereidingen en de bouw verliepen vlot en zo kon de Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-Loosduinen de Vredekerk aan de Maartensdijklaan op 31 augustus 1956 in gebruik nemen. Het gebouw, waarin een kerkzaal met een galerij, telde 750 zitplaatsen en daarnaast nog een aantal vergaderruimten. De totale bouwsom bedroeg fl. 290.000, maar dat was exclusief de kosten van de grond en van de inrichting. De aannemer was de firma S. Woudstra uit Arnhem.

De Salvatorkerk in gebruik genomen (1959).

Terwijl de Vredekerk aan de Maartensdijklaan gebouwd werd waren er al plannen om nog een kerk te bouwen namelijk in de Escampse polders. Dit werd de latere Salvatorkerk, waarop we in deel 2 van dit verhaal nader ingaan.

De Salvatorkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De kerksplitsing van 1961.

Zo had De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Loosduinen in 1961 dus vier kerkgebouwen: de Wilhelminakerk (1899), de Petrakerk (1953), de Vredekerk (1956) en de Salvatorkerk (1959). De kerk telde intussen 8.000 leden! De kerkenraad besloot daarom tot splitsing van de Gereformeerde Kerk te Loosduinen in twee zelfstandige kerken. Besloten werd deze kerksplitsing te laten plaatsvinden per 1 september 1961. Daaruit ontstond (naast De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Loosduinen) De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Escamp.

Het kerkzegel van De Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-Loosduinen.

De moederkerk, De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Loosduinen telde na de splitsing 3.132 leden met drie predikanten en twee kerkgebouwen: de Wilhelminakerk aan de (toen nog) Wilhelminastraat en de Petrakerk aan de Albardastraat.

Het kerkzegel van De Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-Escamp.

De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Escamp telde toen 4.982 leden met vier predikanten en eveneens twee kerkgebouwen: de Vredekerk aan de Maartensdijklaan en de Salvatorkerk aan de Vrederustlaan. Daarover in deel twee meer.

* Voor de volledigheid nog even dit:

De Wilhelminakerk verruild voor de Ontmoetingskerk (1969).

Nog geen twee jaar na de restauratie van de Wilhelminakerk deelde de burgerlijke gemeente ’s-Gravenhage mee dat het bedehuis zou moeten worden afgebroken omdat men een ingrijpend plan had opgesteld om de dorpskern van Loosduinen te saneren. In ruil daarvoor kreeg de Gereformeerde Kerk een ander stuk grond aan de Aaltje Noordewierstraat om daar een nieuwe kerk te kunnen bouwen.

De Wilhelminakerk (met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

De uiteindelijke realisering van een en ander duurde nog tot 1969, toen op 29 juni dat jaar de laatste dienst in de Wilhelminakerk plaatsvond en op 30 juni de eerste dienst in de nieuwe kerk, de Ontmoetingskerk. De Wilhelminakerk werd in 1972 gesloopt.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info