De Gereformeerde Kerk te Eefde-Gorssel (1)

De Gereformeerde Kerk in de Gelderse dorpen Eefde en Gorssel werd op 17 september 1933 geïnstitueerd als De Gereformeerde Kerk te Eefde-Gorssel.

Kaart: Google.

De Afscheiding van 1834.

De hervormden in de burgerlijke Gemeente Gorssel behoorden in het begin van de negentiende eeuw tot de gemeenten van Gorssel, Almen of Warnsveld. Ook was een klein deel van de Gorsselse gemeentenaren lid van de Hervormde Gemeente te Deventer. De hervormden leefden in betrekkelijke rust en het geestelijk leven kende een tijd van bloei; de Afscheiding had er dan ook geen voet aan de grond gekregen. Wel was in Eefde in 1878 een Christelijke School opgericht, die aanvankelijk onderdak vond in het allang niet meer bestaande gebouw van de Christelijke Jongelings Vereeniging (CJV). Er bestond in die tijd nog geen subsidie voor het christelijk onderwijs. Juist in 1878 werd een nieuwe schoolwet aangenomen die weliswaar een grote verbetering betekende voor de kwaliteit van het lager onderwijs, maar voor de christelijke scholen en de ouders van de kinderen die er les kregen betekende de nieuwe wet een grote vermeerdering van de kosten die ze zelf moesten opbrengen.

De Afscheiding mocht dan aan Eefde en Gorssel voorbij gegaan zijn, in die dorpen – en in Almen – woonden desondanks halverwege de jaren ’80 van de negentiende toch enkelen die behoorden tot de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Zutphen. In Eefde waren dat de families Bast, Maatman en Meengs. In Gorssel behoorden de familie Hassink daartoe, terwijl in Almen de gezinnen Kruissink, Haytink, Venderink Meijerink op zondag ook de steven wendden naar de kerk in Zutphen.

De latere Afgescheidenen en Dolerenden te Eefde c.a. behoorden aanvankelijk tot de hervormde gemeente te Warnsveld.

De Doleantie van 1886.

Niet alleen de Afscheiding had de dorpen in de gemeente Gorssel met rust gelaten, ook de Doleantie ging er aan voorbij. De Doleantie was de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk. Dat in Eefde geen Dolerende Kerk ontstond was voor de families Enserink en Ter Meulen een grote teleurstelling. Zij verlangden naar een kerk die zich aan de Dordtse Kerkorde hield, in plaats van aan het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk. Dat reglement (in 1816 door de overheid (!) aan de hervormde kerk opgelegd) was er volgens hen de oorzaak van dat de hervormde synode zo’n beetje almachtig was (men sprak over de ‘synodale hiërarchie’), terwijl ook de kerkelijke tucht nauwelijks of niet gehandhaafd werd en predikanten op de preekstoel veilig opmerkingen voor hun rekening konden nemen die niet strookten met de Bijbelse boodschap.

Een vergadering op Veelzicht (1887).

Veel is van Huize ‘Veelzicht’ niet te zien…

Toch trachtten enkelen te komen tot de stichting van een plaatselijke kerk die zich hield aan de gereformeerde belijdenis geschriften en de Dordtse Kerkorde. De dochters van Baron Van Wassenaer, wonend op Huize ’t Veelzicht in Eefde, voelden zich aangetrokken tot de Christelijke Gereformeerde Kerk. Ze organiseerden op ’t Veelzicht een bijeenkomst met hun geestverwanten.

In 1887 – een jaar nadat elders in het land de Doleantie begonnen was – vond op Huize ’t Veelzicht de eerste bijeenkomst plaats. Maar behalve de dochters van de Baron gaven slechts twee andere personen gehoor aan de uitnodiging. De bespreking was zinvol, dat wel, maar tot de stichting van een kerk kwam het in de jaren daarna dan ook niet. De families Enserink en Van der Meulen besloten toen zich aan te sluiten bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Zutphen. Aanvankelijk vreesden sommige Eefdenaren dat daarmee hun steun aan de (samen met de hervormden beheerde) christelijke school zou vervallen, maar dit bleek niet waar; hervormden en gereformeerden ontmoetten elkaar zelfs in diezelfde christelijke school bij Bijbellezingen, waar slechte rechtzinnige predikanten werden uitgenodigd.

De oude gereformeerde kerk aan de Oudewand te Zutphen, in 1889 in gebruik genomen en in 1959 buiten gebruik gesteld, wegens het betrekken van een nieuwe kerk.

De Gereformeerde Kerken in Nederland (1892).

Intussen had in juni 1892 de landelijke ineensmelting plaatsgevonden van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit de Afscheiding en de Doleantie. De naam van die verenigde kerken was in het vervolg De Gereformeerde Kerken in Nederland. In Eefde bestond een kleine groep gereformeerden, bestaande uit slechts vier gezinnen. Daar zou niemand in het dorp zich een buil aan kunnen vallen. En hervormden zouden zich vast niet laten verleiden naar die verenigde Gereformeerde Kerken over te gaan, al werd het hun soms gevraagd.

Meester Eskes wordt gereformeerd.

Maar enkele maanden nadat op 17 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam De Gereformeerde Kerken in Nederland officieel geproclameerd waren, deelde de hervormde hoofdonderwijzer D. Eskes (1850-1931) aan de voorzitter van het schoolbestuur (de hervormde predikant ds. Sanders) mee, dat hij zich had laten inschrijven als lid van De Gereformeerde Kerk te Zutphen. Dat kwam als een donderslag bij heldere hemel. Het bestuur sprak daarover zijn afkeuring uit, al stemden G. ter Meulen en E. Enserink tegen die afkeuring.

Eefde, De Tol, lang geleden…

De Christelijke Schoolraad werd er bij geroepen, die aandrong op een vreedzame oplossing van het geschil, want meester Eskes had het bestuur toch zijn verontschuldigingen inmiddels aangeboden? Dat betekende echter niet dat hij zijn beslissing introk; hij hoefde voor zijn lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken geen toestemming van het bestuur te vragen. Over het kerkelijk lidmaatschap werd in de schoolreglementen niet gesproken. Kortom: hij bleef schoolhoofd en hij bleef gereformeerd.

Ook anderen verlieten de hervormde kerk.

Behalve dat ook sommige andere dorpsgenoten zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland aansloten kreeg ook het Leger des Heils aanhang in Eefde en omgeving. Al in 1891 waren de eerste (openlucht-) samenkomsten gehouden en deze werden in de jaren daarna door steeds meer Eefdenaren bijgewoond, zodat na verloop van tijd zelfs een groter terrein moest worden gezocht. Toch lokte het ‘losse verband’ van het ‘Leger’ geen blijvende aanhangers. Dezen gingen overigens niet de weg terug naar de hervormde kerk, maar zochten andere wegen.

Een poging tot stichting van De Gereformeerde Kerk (1915).

Het aantal gereformeerden in Eefde, Almen en Gorssel groeide, in de eerste twee dorpen meer dan in Gorssel. Niet alleen door huwelijk en geboorte, maar vooral door vestiging ‘van buiten’ in de gemeente Gorssel. E. Enserink – vaak ziek – was degene die in de gereformeerde kring een centrale rol speelde.

In maart 1915 vroeg de groep gereformeerden aan de kerkenraad in Zutphen hulp bij de instituering van de Gereformeerde Kerk in Eefde. De afgevaardigden uit Eefde c.a. waren de broeders Van Amersfoort, Brummelman en Reitsma. Ze hadden een handtekeningenlijst bij zich van dorpsbewoners die het verzoek steunden.

Ds. J.N. Lindeboom (1851-1928).

De preses van de Zutphense kerkenraad, ds. J.N. Lindeboom (1851-1928), vond het maar vreemd dat hij nu pas voor het eerst op de hoogte gesteld was van de wens van zijn gemeenteleden in Eefde, Gorssel en Almen. Bestond er in Eefde een misschien commissie die dat regelde? Of spraken de broeders slechts voor zichzelf? Een beetje geschrokken van de geïrriteerde reactie wezen de drie afgevaardigden naar br. Enserink die wegens ziekte niet aanwezig kon zijn. Later – toen ze van de schrik bekomen waren – beseften ze dat ze wel degelijk vertegenwoordigers van een bepaalde groep waren, namelijk van de gereformeerden in de burgerlijke gemeente Gorssel.

Hoe dan ook, op 15 april 1915 werd er door de Zutphense kerkenraad opnieuw over gesproken. Gevraagd werd aan de Eefdenaren waarom ze een zelfstandige kerk wensten? Of wilden ze slechts een wijkgemeente van Zutphen vormen? Daarop werd geantwoord: wij willen een zelfstandige kerk! Waarom wilde men dat, zo werd gevraagd? Geantwoord werd dat het voor oude en zwakke gemeenteleden in de gemeente Gorssel makkelijker was in Eefde naar de kerk te gaan, omdat ze een uur of anderhalf gaans van Zutphen vandaan woonden.

De kerkenraad van Zutphen zag er helemaal niets in. Het vertrek van de gereformeerden in de gemeente Gorssel zou immers tot een vermindering van het ledental van de Gereformeerde Kerk te Zutphen leiden? Waren al die handtekeningen wel echt van mensen die de zelfstandige kerk in Eefde wilden? Dat de deputatie van Eefde c.a. die laatste verdachtmaking niet op zich liet zitten spreekt vanzelf. Ze waren beledigd! J.W. Brummelman nam namens hen het woord en protesteerde tegen die verdachtmaking van vervalsing.

De gereformeerde kerk aan de Oudewand te Zutphen (foto: Reliwiki, G. Bennink).

De kerkenraad bond weliswaar wat dat betreft in, maar bleef bij zijn weigering: OK, geen ‘complot’ dus, maar er was bij de Eefdenaren c.s. sprake van gemakzucht in plaats van principes. Dat het ‘niet makkelijk’ was om naar de kerk in Zutphen te komen was geen goeie reden. En bovendien: ze moesten eerst maar eens peilen hoeveel personen in Eefde en omstreken werkelijk lid van de Gereformeerde Kerk van Eefde wilden worden. En wisten de Eefdenaren al of ze een eigen predikant wilden en konden beroepen? En of ze een pastorie konden bouwen? Hadden ze al nagedacht over hoeveel kerkelijke bijdragen ze konden incasseren?

Nog geen vaste plannen.

De Eefdenaren hadden inderdaad eigenlijk nauwelijks vaste plannen. Nee, vooralsnog geen predikant en dus ook nog geen pastorie, en hoeveel kerkelijke bijdragen men kon verwachten was ook niet duidelijk. De kerkenraad van Zutphen bleef er dus bij: voorlopig geen zelfstandige kerk in Eefde. En bovendien moest het kerkgebouw aan de Oudewand te Zutphen nodig uitgebreid worden en er moest daar bovendien een nieuwe pastorie komen. Daar hadden de Eefdenaren c.s. toch ook verantwoordelijkheid voor? De Eefdenaren keerden teleurgesteld naar huis terug.

“Des zondags trokken de broeders uit Eefde, Almen en Gorssel getrouwelijk te voet, per brik of Gelders karretje, de jongelieden per fiets, naar de stad, om aan de Oudewand hun blozend gelaat te mengen onder de door de distributie wat spichtiger geworden gezicht der stadsbewoners”. Want… het was oorlog! ‘De Grote Oorlog’ van 1914 tot 1918 had ook in ons land – ondanks de neutraliteit in die strijd – grote invloed op het economische leven: werkloosheid en armoede heersten ook in Zutphen…

Ds. J. Waterink komt naar Zutphen (1917).

Dr. J. Waterink (1890-1966).

Ds. Lindeboom ging in 1916 met emeritaat en nam op 1 juni dat jaar afscheid van zijn Zutphense gemeente. Als opvolger werd ds. J. Waterink (1890-1966) van het Friese Appelscha beroepen, die op 18 februari 1917 intrede deed. Hij had echter een open oog voor de behoeften van de gemeenteleden in Eefde, Gorssel en Almen. Hij gaf op de kerkenraad van 13 september 1917 te kennen dat de Zutphense gemeenteleden in Eefde een evangelisatielokaal nodig hadden voor de evangelisatiearbeid in hun omgeving. De kerkenraad leek positief en gaf de predikant opdracht om met de Eefdenaren te gaan praten over de plannen voor hun evangelisatiewerk.

De Gereformeerde Vereeniging te Eefde (1917).

Ds. Waterink deed meer dan dat. In aanwezigheid van de predikant werd op 8 oktober 1917 ‘De Gereformeerde Vereeniging te Eefde’ opgericht. Alle achttien aanwezigen werden lid. De predikant stelde met nadruk dat hij als onafhankelijk persoon aanwezig was. Niet als dominee van Zutphen en ook niet als strijder voor een zelfstandige Gereformeerde Kerk in Eefde. En toen iemand vroeg: ‘Maar zou uit deze vereniging uiteindelijk onder Gods zegen misschien toch de Gereformeerde Kerk te Eefde geboren kunnen worden?’ antwoordde hij dat ‘als de opbloei zodanig is dat de kerkenraad dit mogelijk acht, het zelfs gewenst zou zijn’. Maar, voegde hij er aan toe, mocht het de komende zeven jaar niet gaan, dan moeten jullie, gelijk Laban deed, nog zeven jaren wachten’. Wel zegde hij toe dat hij morele steun zou verlenen en ook wilde hij eens in de veertien dagen gratis in een ‘weekdienst’ – op een doordeweekse dag – komen preken en catechisatie geven. En op zondag kon soms wel eens een student uit Kampen voorgaan. Maar de vereniging moest zelf voor een gebouw zorgen. Wel maakte ds. Waterink daarvoor enige tijd later overigens hoogstpersoonlijk een tekening.

De woning van G.J.  Hassink aan de Boedelhof.

Dat ‘zeven jaar wachten’ betekende echter niet dat de achttien verzamelde broeders in het huis van G.J. Hassink, aan de Boedelhof, op hun handen gingen zitten. Want staande de vergadering werd fl. 2.100 toegezegd voor de oprichting van een eigen verenigingsgebouw. Op 15 oktober kwamen ‘de achttien’ opnieuw bijeen, nu samen met ook drie vrouwelijke gemeenteleden. De door ds. Waterink opgestelde statuten werden vastgesteld en er werd een bestuur gekozen: voorzitter meester D. Eskes, secretaris G.J. Hassink, penningmeester J.W. Brummelman en de ‘gewone’ bestuursleden W. ter Meulen en G. Enserink.

Er komt een eigen evangelisatiegebouw (1918).

Timmerman Kruissink was aanwezig op de bestuursvergadering van de vereniging van 3 december 1917. De bouw van een kerkje naar een door hemzelf gemaakte tekening zou op fl. 6.000 komen, zo had hij berekend. Aan toezeggingen was nog maar slechts fl. 3.210 binnen. Na aanvankelijk de mogelijkheid van ‘kleiner bouwen’ te hebben bekeken, of afbraakmateriaal van elders te gebruiken, werd besloten de leden te vragen hun bijdragen met 25% te verhogen. En er was haast bij, want op de gezamenlijke gereformeerd/hervormde Jongelingsvereniging werd geklaagd dat men gereformeerden wilde weigeren; en ds. Waterink had gehoord dat de hervormden ‘ons voor willen zijn en desnoods een hulplokaal van planken willen bouwen’. Ds. Waterink stelde dus voor de inmiddels fl. 3.500 aan toezeggingen aan te vullen door een hypotheek, en dan: bouwen! Aldus werd besloten. W. ter Meulen had al een stuk grond ter beschikking gesteld.

Het evangelisatielokaal te Eefde.

Er kwam echter een tegenvaller, want de bouwkosten zouden volgens een nadere berekening fl. 7.000 gaan bedragen. Kleiner bouwen? Minder ramen? Kleiner kon moeilijk, vond ds. Waterink, want het gebouwtje moet later als kerk gaan dienen. Door dat vooruitzicht wist iedereen het zeker: en nog dezelfde vergadering was het bedrag aan bijdragen gestegen tot fl. 5.000. En de rest (fl. 3.000) werd door andere aanwezigen – Gerrit Enserink, bakker Brummelman en Martinus van Amersfoort – ter plekke voorgeschoten, zodat de bouw daadwerkelijk kon beginnen! Er zou een gebouwtje van 16 bij 8 meter komen met een houten vloer en zonder bijgebouwtje. Er zouden ramen van glas in lood en een gevelversiering worden aangebracht. Op 8 maart 1918, toen de kerkenraad in Zutphen met het plan instemde, was het besluit definitief.

Het werk in het gebouwtje zou dus evangelisatiewerk zijn. Ds. Waterink zou elke week twee keer catechisatie aan de oudsten geven, en zijn vader, oefenaar H. Waterink (1855-1927) uit Haaksbergen,  zou de catechese voor de jongsten op zich nemen.

Oefenaar H. Waterink (1855-1927).

Ondertussen was de bouw begonnen! De schilders Kamphuis en Van Bosheide zouden het schilderwerk verzorgen, er zou een pomp geslagen worden, het gebouwtje moest verzekerd worden tegen brand; er kwam een harmonium in bruikleen; twintig stoelen werden geschonken; de kerkenraad van Zutphen zou voor een kanselbijbel zorgen. De bouw verliep gladjes en zo kon het evangelisatiegebouw van Eefde op 11 augustus 1918 in gebruik genomen worden. Twee weken later, op 25 augustus, werd er voor het eerst gepreekt!

Naar deel 2.

© 2021. GereformeerdeKerken.info