Afgescheidenen in het Drentse Peize

Vier jaar een Christelijke Afgescheidene Gemeente te Peize (1841-1845).

Op 12 oktober 1841 stuurde een achttal leden van de hervormde gemeente in het Drentse Peize een Akte van Afscheiding aan hun kerkenraad.

Kaart: Google.

Hun Acte sprak duidelijke taal: “Wij ondergeteekenden geven aan Ulieden vrijwillig en duidelijk te kennen dat wij, volgens Art. 32 der Christelijke Gereformeerde Geloofsbelijdenis, verwerpen alle menschelijke vonden en wetten, ingevoerd om God te dienen en door dezelfde de Consciëntiën te binden en te dwingen, in wat maniere dit ook moge zijn; en daarom ook Uw bestuur, vonden en wetten sedert 1816 buiten toestemming der Gereformeerde Kerk ingevoerd; dat wij ons volgens Art. 28 en 29 van voornoemde Gel. Belijdenis, van Uw kerkgenootschap afscheiden en ons vereenigen met die Gemeenten, welke, volgens haare uitdrukkelijke verklaring […] in Leertucht en dienst vasthoudt aan de Formulieren van Eenigheid der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, de Geloofsbelijdenis, Catechismus en Leerregels der Synode gehouden te Dordrecht in 1618 en 1619; wenschende met die Gemeenten den hals te buigen onder het jok Jezu Christi, het Enige Hoofd Zijner Uitverkoren Gemeente”.

De ondertekenaars waren schoenmaker Schelto Lesterhuis (hij zou de acte bij de kerkenraad bezorgen), Jan Harm Kruims, Jan Sikkens Bouwkamp, Jan Alders, Antje Jonker, Geertruid Jan Alders, Albertien Jans Knoop en Geertje Rientjes Woltil.

De hervormde kerk te Peize.

Een onderzoek ingesteld.

Jan Harms Kruims was een van de centrale personen. In zijn schuur te Peize was op 8 februari 1842 tussen tien en twaalf uur ’s ochtends een godsdienstoefening gehouden, die werd bijgewoond door meer dan vijfentwintig personen. Het was dus een ‘ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomst’. Voor dergelijke samenkomsten bestond een wettelijke regel die een  maximum van twintig toehoorders toestond. De voorganger was Frens Strik (1811-1889) uit het Friese Haulerwijk, die ook het avondmaal bediende. Later op de dag had Strik opnieuw in Kruims’ schuur gepreekt en had toen bovendien twee kinderen gedoopt, namelijk die van arbeider Jan Sikkens Bouwkamp en van kleermaker Jan Alders. Ook het bedienen van doop en avondmaal was in dergelijke bijeenkomsten verboden, omdat dit kerkelijke handelingen waren (alles wijst er op dat ds. Strik van Haulerwijk degene was die de gemeente van Peize eind 1841 geïnstitueerd heeft).

Dit alles had de hervormde kerkenraad van enkele gemeenteleden vernomen, die één of beide dienst(en) hadden bijgewoond.

De handtekening van Jan Harms Kruims.

Wat nu te doen? De kerkenraad besloot een commissie te benoemen om op 4 mei met Kruims te spreken, ten einde na te gaan of de gebeurtenissen zich zo hadden afgespeeld als de twee getuigen hadden gezegd. Kruims antwoordde bevestigend. De predikant meldde hem echter dat de Acte van Afscheiding (die door Schelto Lesterhuis bij de kerkenraad zou worden bezorgd) voor zover bekend niet was aangekomen. Een afscheiding van de hervormde kerk had dus volgens de predikant officieel nog niet plaatsgevonden. De ondertekenaars van de Acte herstelden dat gebrek meteen, en bezorgden de Acte op 23 mei 1842 alsnog bij de kerkenraad.

Ds. F. Strik (1811-1889) van Haulerwijk heeft de Afgescheiden gemeente van Peize geïnstitueerd.

Maar ook dat leverde volgens de kerkenraad onvoldoende grond op om de ondertekenaars uit het lidmatenboek te schrappen. Immers, zo antwoordde de kerkenraad, hem was niet bekend dat ‘ooit door de hervormde kerk of door de kerkenraad van deze gemeente menschelijke vonden en wetten om God te dienen en door dezelve de Consciëntiën te binden en te dwingen’ waren ingevoerd, zonder dat de Gereformeerde Kerk daarvoor toestemming zou hebben verleend. De gronden die de ondertekenaars voor hun afscheiding aanvoerden klopten dus niet, vonden de heren. De kerkenraad vroeg dus of zij hun Afscheiding handhaafden of niet.

Ds. Strik beschreef zijn predikantsloopbaan in dit boekje.

De Afgescheiden broeders en zusters bedoelden met ‘de invoering van menschelijke vonden en wetten’ uiteraard het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk, dat in 1816 door de overheid aan de ‘Gereformeerde Kerk der Hervorming’ was opgedrongen. Daardoor werd volgens hen langzaam maar zeker de kerkelijke tucht losgelaten, werd tegen vrijzinnige predikanten niet of nauwelijks opgetreden en werd bovendien de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten zeer beknot.

De eerste uitgave van het Algemeen Reglement van 1816.

Hoe dan ook, de kerkenraad besloot de Afgescheiden ondertekenaars allemaal op te roepen om op 4 juni 1842 naar het Gemeentehuis van Peize te komen, waar de kerkenraadsvergaderingen in die tijd gehouden werden. Kruims en Sikkens voldeden aan het verzoek en hielden voet bij stuk: zowel zijzelf als hun echtgenotes scheidden zich af van de Hervormde Kerk.

In dit gemeentehuis van Peize moesten de broeders uitleg geven over hun Afscheiding.

Moeilijkheden in Peize?

Op de classis Groningen van januari 1843 vroeg men zich af hoe het met de gemeente te Peize eigenlijk ging. Bij welke classis wilde zij behoren? De vraag werd gesteld en op de volgende vergadering, die van april, deelde Kruims mee dat hij in het vervolg de classis Groningen graag wilde bijwonen, maar dan wel graag met nóg een ouderling; in Peize was hij de enige. Oefenaar Schelto Lesterhuis werd als zodanig benoemd en samen vertegenwoordigden ze Peize op de classis.

Handtekening van oefenaar Schelto Lesterhuis.

De classis van augustus 1843 besloot S. Lesterhuis en J. Mekkes (1820-1872) te onderzoeken of hun ‘gaven’ toereikend waren om predikant te worden. Hadden ze die gaven, dan zouden ze voor hun studie een financiële tegemoetkoming krijgen van de Provinciale Vergadering (wij zouden zeggen van de particuliere synode). In oktober waren beiden op de classis aanwezig om onderzocht te worden, en bovendien besloot de vergadering dat elke classisgemeente zou collecteren voor ‘de kas van hulpbehoevende kerken’, waaruit ook de steun voor theologische studenten zou worden betaald.

Een oude boerenwoning net buiten het dorp, lang geleden…

Maar ouderling-voorganger Schelto Lesterhuis had kennelijk problemen met zijn (kleine) gemeente gehad en was mogelijk zelfs afgezet, omdat de classisnotulen in februari 1844 vermelden ‘dat hij weer mag voorgaan in de godsdienstoefening’. Ook zou hij dan bevestigd worden als ouderling. Was hij tijdens zijn eerste termijn als ouderling dan niet bevestigd? Of ging het hier om een bevestiging bij een volgende benoeming? Daarover weten we niets, omdat er geen kerkenraadsnotulen zijn.

Maar toen de classis in augustus 1844 besprak hoeveel geld de verschillende classisgemeenten voor dat doel zouden moeten bijdragen, werd Peize niet apart genoemd. Ook waren tot februari 1845 geen afgevaardigden van Peize op de classis aanwezig (ook van Leek niet, trouwens). Na een classicaal onderzoek stuurde de Afgescheiden Gemeente te Leek weer afgevaardigden naar de classis. Maar Peize werd weer niet genoemd. Ook niet toen in mei 1845 wél de naam van Jan Harms Kruims weer opdook. Maar hij was inmiddels ouderling in Leek.

Vandaar de conclusie dat de kleine gemeente van Peize – mogelijk ook in verband met de moeilijkheden daar – eind 1844 of begin 1845 opgenomen zal zijn in de gemeente te Leek.

Bronnen onder meer:

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

S.J.Th. Homan, Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Leek. Uit de geschiedenis der Afscheiding in Vredewold en Noordenveld. 1835-1864. Leek, 1986

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

F. Strik, Steen der Hulpe opgericht door den Weleerw. Heer F. Strik (…) bij gelegenheid van zijne veertigjarige evangeliebediening. Grijpskerk, 1882

© 2021. GereformeerdeKerken.info