De Gereformeerde Kerk te Bedum (Gr.) – 3

  • ( < Naar deel 2 ) In het nu volgende (laatste) gedeelte van ons historisch overzicht van de Gereformeerde Kerk te Bedum beperken we ons tot de belangrijkste zaken.
Het interieur van de kerk in de Grotestraat, met het nieuwe orgel dat in 1921 geplaatst werd (foto: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

De kerk verbouwd en krijgt een nieuw orgel (1921).

Zoals al opgemerkt werd op 9 maart 1921 besloten tot de verbouw van de kerk aan de Grotestraat, waarbij ook de verplaatsing van het nieuwe orgel aan de orde kwam: van de oostgalerij naar boven de kansel. Enkele gemeenteleden werden uitgekozen voor de levering van het bouwmateriaal. Fl. 5.000 werd besteed aan de verbreding en verlaging van de bestaande galerijen, wat 250 zitplaatsen extra opleverde. Ongeveer de helft van de kerkbanken werd – óm de andere bank – verhuurd. En op de galerijen werden ordebewaarders aangesteld, want het kon daar behoorlijk rumoerig zijn.

Op 16 november 1921 werden kerk en orgel tijdens een kerkdienst in gebruik genomen. Ds. Hummelen ging in de dienst voor, en liet duidelijk zijn blijdschap merken over het feit dat de beide bloedgroepen van de nu verenigde Gereformeerde Kerk in het vervolg in dit ene kerkgebouw gezamenlijk hun kerkdiensten konden houden. De preek ging naar aanleiding van psalm 33 de verzen 1 en 2: “Gij rechtvaardigen, zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten. Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit en het tiensnarig instrument“. Dat deze psalm ook gezongen werd spreekt vanzelf. De totale verbouwkosten bedroegen uiteindelijk na oplevering van de werkzaamheden in totaal ongeveer fl. 42.000.

Het oude orgel werd verkocht aan de Gereformeerde Kerk te Roden (Dr.), wat fl. 1.750 opleverde. Het nieuwe instrument had bijna fl. 7.500 gekost.

Gebouw voor Christelijke Belangen ‘Concordia’.

De vroegere christelijke school aan de Kerklaan werd verbouwd en heette sindsdien ‘Concordia’. Daarin werd ook de bewaarschool opgenomen.

De bestuur van de christelijke school aan de Kerklaan (gebouwd in 1857 en in gebruik genomen in 1858) had ondertussen een nieuw gebouw laten neerzetten, wat het oude schoolgebouw overtollig maakte. De kerkenraad besloot het voor fl. 2.500 van de schoolvereniging te kopen om er een vergaderruimte van te maken als Gebouw voor Christelijke Belangen. Daarin kon ook de bewaarschool worden opgenomen, later de kleuterschool genoemd. Het aangepaste gebouw kon als zodanig in 1922 in gebruik genomen worden.

De nieuwe gereformeerde school te Bedum.

‘Dolerende kerk’ met pastorie aan de Molenweg verkocht.

Maar wat moest er met de vroegere Dolerende kerk met pastorie aan de Molenweg gebeuren? Er was een koper! De (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Gemeente te Groningen vroeg in 1921 namelijk de twee gebouwen te mogen kopen, maar dat werd door de kerkenraad van Bedum afgewezen. Dat besluit zal vast en zeker te maken gehad hebben met het feit dat de (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Kerk zich in 1892 van de Gereformeerde Kerken had afgescheiden, omdat men het oneens was met de ineensmelting van de Kerken A en B.

Landelijk was in het ‘verenigingsjaar’ 1892 namelijk bezwaar aangetekend tegen die kerkenfusie. De ‘bezwaarden’ klaagden dat de plaatselijke gemeenten volgens hen niet hadden mogen meepraten over de verenigingsplannen, en ze waren bovendien heel bang voor de mogelijkheid dat dr. A. Kuyper (1837-1920), de grote roerganger van de Dolerenden (met zijn Vrije Universiteit te Amsterdam), de Theologische School in Kampen – ‘het Werk Gods’ – zou willen mangelen. Bovendien hadden ze bezwaren tegen de visie van de Dolerenden op de betekenis van de Doop en het Verbond. Daarom hadden ze zich afgekeerd van de Gereformeerde Kerken in Nederland en ‘bleven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’.

De voormalige Dolerende kerk aan de Molenweg werd verkocht (ill.: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

Hoe dan ook, de kerkenraad van Bedum was bang dat de Christelijke Gereformeerde te Groningen (in 1893 gesticht door ds. J.W. Draijer (1851-1894) te Suawoude), in Bedum ook zo’n gemeente wilde stichten. Daar had de kerkenraad geen zin in. De verdenking bleek trouwens juist, want enkele jaren later, in 1924, verrees aan de Schoolstraat inderdaad een christelijk gereformeerd kerkgebouw (maar de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Bedum was geen lang leven beschoren: in 1941 werd die gemeente opgeheven en het gebouwtje buiten gebruik gesteld).

Hoe dan ook, uiteindelijk besloot de kerkenraad in september 1922 de voormalige Dolerende kerk aan de Molenweg te verkopen aan de wagenmakerij van K. Drijfhout, die er fl. 9.600 voor neertelde. Afgesproken werd dat het gebouw nooit mocht worden gebruikt ‘voor wereldse vermakelijkheden als bioscoop enz., en ook niet als kerk mocht worden ingericht’. De banken en het ‘platform’ werden verkocht aan de kerk van IJsselmuiden, die er fl. 300 voor neertelde.

De predikanten vanaf 1925 tot 1975.

Op 5 april 1925 nam ds. Hummelen afscheid van de kerk van Bedum met een preek naar aanleiding van Habakuk 3 vers 2: “HEERE, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; Uw werk, o HEERE, behoud dat in het leven in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in den toorn gedenk des ontfermens”.

Ds. A. Wijngaarden (1892-1979).

Tussen 1925 en 1945 stonden in Bedum de volgende gereformeerde predikanten: ds. A. Wijngaarden (1892-1979) van 1926 tot 1934. Tijdens diens ambtsperiode stelde de kerkenraad de tweede predikantsplaats in wegens de sterke groei van de gemeente. De ‘tweede predikant’ werd ds. A.S. Timmer, die van 1930 tot 1932 al hulpdiensten in Bedum had verricht en die op 18 februari 1932 in het ambt van predikant bevestigd werd en op 21 februari  intrede deed. Hij was tot 1942 aan de kerk van Bedum verbonden. Hulppredikant G.H. Schuppert (1904-1938) verleende bijstand in het pastoraat van 1934 tot 1935. In 1934 deed ds. H. Kakes (1900-1983) uit Makkum intrede; hij was tot 1948 predikant in Bedum.

Ds. H. Kakes (1900-1983).

Ds. G.A. Hoekstra (1912-1971) diende de kerk van Bedum van 1942 tot 1944 en ds. H.J. Riphagen (1901-1987) van 1946 tot 1949, terwijl ds. K. Reenders (1909-1983) van 1948 tot 1968 aan de kerk van Bedum verbonden was. Ds. D. Kuiper (1911-1981) stond van 1950 tot 1963 ’s zondags op de Bedumer kansel, terwijl ds. W. de Vries (1926-2017) van 1964 tot 1971 aan de kerk van Bedum verbonden was. Ds. J.Z. Potjer (1911-1993) was van 1969 tot 1976 aan de kerk van Bedum verbonden en ds. H. Bijlsma (*1939) van 1971 tot 1977. De heer B. van Dijken verleende in die tijd van 1972 tot 1974 hulpdiensten.

Iets over het kerkelijk leven.

In 1930 besliste de kerkenraad over zijn standpunt ten aanzien van een aantal synoderapporten. Zo was de kerkenraad voor het voorstel om zendelingen een bredere vooropleiding te geven, maar men was het niet eens met het voorstel het vrouwenkiesrecht in de kerken in te voeren. Wel steunde de kerkenraad het voorstel van een minderheidsrapport dat het promotierecht aan de Theologische School bepleitte.

De pastorie aan het Boterdiep WZ, die in 1931 gekocht werd.

In 1931 werd een pastorie gekocht aan het Boterdiep WZ. Deze predikantswoning deed dienst tot 1963. Ondertussen was het aantal zitplaatsen in de kerk aan de Grotestraat al weer te klein voor de groeiende gemeente. Vandaar dat men in 1931 besloot in Concordia extra avonddiensten te houden. En om ziekelijke en bejaarde kerkgangers de kans te bieden ook in de kerk te komen werd in maart 1933 een busje ingehuurd, waarvoor 25 cent per rit gerekend werd.

De tweede kerk (1938).

Het was al enige tijd duidelijk dat er een tweede kerkgebouw moest komen. Uit vier geschikte percelen koos de kerkenraad het terrein aan de Emmalaan op de hoek met de Wilhelminalaan, dat in februari 1936 voor fl. 3.000 aangekocht werd.

De nieuwe Noorderkerk, die hier – in 1937 – in de steigers staat (foto: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

De architecten waren A. Wiersema uit Bedum en Egbert Reitsma te Groningen. De gemeentevergadering stemde uiteindelijk in december 1936 met de bouwplannen van de kerkenraad in. Terwijl de architecten bestek en tekeningen vervaardigden ging de kerkenraad de gemeenteleden bij langs om vrijwillige intekeningen te verkrijgen om de bouw mogelijk te maken.

In februari 1937 werden de definitieve plannen gepresenteerd. Het zou een kerkgebouw-met-toren worden (met in totaal 600 zitplaatsen), een catechisatielokaal en een kerkenraadskamer. Rekening werd gehouden met de mogelijkheid later drie galerijen in de kerk te kunnen bouwen. In mei 1937 had de publieke aanbesteding plaats. In totaal zouden de bouwkosten bijna fl. 47.000 bedragen, zo werd becijferd.

Op 30 augustus 1937 werd een gedenksteen ingemetseld  in de zuidgevel van de kerk, met de tekst ‘Vrede door het bloed Zijns kruises’ (Colossenzen 1 vers 20). Op 4 mei 1938 werd de kerk in gebruik genomen. Ds. Timmer zou eigenlijk het openingswoord spreken, maar door ziekte was hij verhinderd. Ds. Kakes hield er de eerste preek naar aanleiding van de woorden uit Efeze 2 de verzen 20 tot 22: “Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere; op Welken ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest“. Een orgel kwam er vooralsnog niet. Het instrument uit Concordia zou voorlopig dienst doen voor de begeleiding van de kerkzang.

De nieuwe Noorderkerk te Bedum.

Ook werd een naam voor het kerkgebouw bedacht. De kerk zou ‘Noorderkerk’ (met 578 zitplaatsen) genoemd worden, terwijl de kerk aan de Grotestraat (met 1.010 zitplaatsen) in het vervolg ‘Oosterkerk’ zou heten.

De Noorderkerk leed aan enkele kinderziekten. Vooral de akoestiek was aanvankelijk slecht, zodat men de predikant niet goed kon verstaan. Het kwam, zeiden de architecten, doordat er nog geen galerijen ingebouwd waren. Toen men tegen de achtermuren in de kerk gordijnen opging verbeterde het, maar het werd pas helemaal OK toen er in 1954 een geluidinstallatie kwam.

In 1937 kwam er trouwens voor het eerst ook een eigen kerkblad in omloop. ‘Ons Kerkblad’ werd gezamenlijk uitgegeven door de Gereformeerde Kerken van Bedum, Middelstum en Onderdendam.

De Tweede Wereldoorlog.

Het interieur van de Noorderkerk, toen er nog geen orgel stond (foto: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen had dat ook gevolgen voor het kerkelijk leven, ook in Bedum. Het was niet mogelijk de kerken te verduisteren (een eis van de bezetters, om te zorgen dat geallieerde vliegtuigen niet wisten waar ze vlogen), dus werden geen avonddiensten meer gehouden. Dat was trouwens ’s winters ook nodig om redenen van de brandstofvoorziening, die problemen opleverde. In de kerkenraadsvergaderingen mochten van de Duitsers ‘geen zaken van politieken aard’ besproken worden. Sommige gemeenteleden ontkwamen niet aan tewerkstelling in Duitsland (ze werden door de kerkenraad voorzien van lectuur), anderen doken onder. Veel gemeenteleden ontfermden zich over onderduikers. Ons Kerkblad mocht vanaf november 1941 niet meer verschijnen.

Het christelijk-gereformeerde kerkje in de Schoolstraat werd ook nog heel even als gereformeerde kerk gebruikt.

We schreven al eerder over de instituering van de (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Gemeente te Bedum, in 1924. In 1941 hield die gemeente op te bestaan en werd het gebouwtje in de Schoolstraat aan de Gereformeerde Kerk doorverkocht door Patrimonium, die het voor fl. 5.500 gulden van de opgeheven gemeente had overgenomen. De Gereformeerde Kerk gebruikte het gebouwtje voor het houden van kerkdiensten, omdat de ruimte in Concordia te wensen overliet. Maar nog hetzelfde jaar werd het kerkje verkocht, omdat de exploitatie ervan financieel niet houdbaar bleek.

Er kwamen in 1944 veel vluchtelingen uit het westen van het land naar het noorden in verband met de oorlogswinter en de daaruit voortvloeiende honger. De kerken verleenden stevige medewerking aan het onderdak brengen van de refugiés.

Een orgel in de Noorderkerk (1941).

Het orgel in de Noorderkerk, dat in 1941 werd geplaatst.

In 1941 besloot de kerkenraad over te gaan tot de aanschaf van een kerkorgel voor de Noorderkerk. Er was jaren daarvóór al een orgelfonds ingesteld, zodat bij de orgelbouwers Valckx & Van Kouteren in Rotterdam een orgel aangeschaft kon worden voor fl. 8.000. Maar toch was het orgelfonds kennelijk niet van grote omvang, want een rondgang bij de gemeenteleden was nodig om een en ander te financieren. De opbrengst daarvan was maar liefst fl. 7.560!

De Vrijmaking in Bedum (1944).

In de jaren ’30 ontstonden in onze kerken steeds grotere spanningen rond verschillen van mening over de betekenis van de Doop en het Verbond. De synode van 1905 had over die (toen ook al bestaande) leergeschillen een besluit genomen dat velen tevreden stelde: de twee beschouwingen over Doop en Verbond werden beide in de kerken toegelaten. Omdat de meningsverschillen daarover in de jaren ’30 weer de kop opstak bemoeide de generale synode zich er uiteraard mee. Besluiten die de synode in 1942 nam verwekten echter onrust. Verontrusten meenden dat de synode één van de twee door de synode van 1905 toegelaten beschouwingen omtrent Doop en Verbond nu als enige toegelaten visie beschouwde (gesproken werd van een door de synode ‘opgelegde binding’). De leider van de bezwaarden was prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van ‘Kampen’. Deze werd door de synode uiteindelijk geschorst en afgezet.

Ds. G.A. Hoekstra (1912-1971) ging met de Vrijmaking mee.

Dat was voor hem aanleiding om tijdens de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’ op 11 augustus 1944 in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voor te lezen en te ondertekenen; zijn voorbeeld werd door velen in den lande gevolgd. Zo ontstond onder zijn leiding de Gereformeerde Kerken in Nederland (met als voorlopige toevoeging ‘vrijgemaakt’).

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) tijdens de ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag.

In Bedum waren de moeilijkheden ook op de kerkenraad besproken. Ook waren ‘voorlichtingsvergaderingen’ gehouden, zowel door voor- als tegenstanders van het synodebesluit, namelijk door resp. dr. A.D.R. Polman (1897-1993) van Bolsward en ds. P. van Strien (1902-1980) van Groningen, en anderzijds door ds. D. van Dijk (1913-1985) van Groningen en prof. dr. K. Schilder uit Kampen.

De ‘vrijgemaakte’ brochure waarin o.a. gevraagd werd een kerk te mogen gebruiken.

Ds. Hoekstra van Bedum was het met het synodebesluit evenmin eens en ook een zevental andere kerkenraadsleden verklaarden op 14 november 1944 daarmee niet te kunnen instemmen. Een voorstel van ds. Kakes en ouderling Hut, om de kloof in de kerkenraad te dichten (al bleef de ‘binding aan de synodebesluiten’ bestaan), werd beantwoord door een tegenvoorstel van ds. Hoekstra c.s. Ds. Kakes deed nog een laatste poging de geschillen te overbruggen, maar toen de kerkenraad het voorstel Kakes-Hut met meerderheid van stemmen (20 tegen 7) aannam, was de scheur getrokken.

De Noorderkerk…. heen en terug.

De Noorderkerk, later Goede Herderkerk genoemd. In 1998 werd deze kerk verkocht.

In een brochure, getiteld ‘Aan de “kerkenraad der Gereformeerde Kerk van Bedum”’ (met de aanhalingstekens werd bedoeld: de zich noemende kerkenraad van Bedum) vroeg de vrijgemaakte kerkenraad om medegebruik van een van de kerkgebouwen voor hun kerkdiensten. De kerkenraad ging daar aanvankelijk niet op in. In december 1944 maakten de bezwaarden een kort geding aanhangig (1) om in het bezit gesteld te worden van de kerkelijke goederen en (2) van de Noorderkerk. De president van de Arrondissementsrechtbank te Groningen willigde het laatste verzoek in ‘totdat de zaak ten gronde zal zijn beslist’.

Ten gevolge van die uitspraak werden door de gereformeerde kerkenraad dubbele diensten ingesteld in de Oosterkerk, terwijl later ook Concordia in de Schoolstraat voor de kerkdiensten gebruikt werd.

In 1952 oordeelde de rechter echter dat de Noorderkerk weer teruggegeven diende te worden aan de Gereformeerde Kerk en hij verplichtte de vrijgemaakte kerk tevens alle archiefstukken die mogelijk nog in haar bezit waren ter hand te stellen aan de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk. Op 15 januari 1953 vond de overdracht plaats.

En verder…

Op 1 april 1953 besloot de kerkenraad, de gemeentevergadering gehoord, het actieve kiesrecht toe te kennen aan de vrouwelijke belijdende leden. Ze mochten in het vervolg meestemmen bij de verkiezingen van ambtsdragers en bij het beroepen van predikanten. —

Pastorie Emmalaan (1954).

In december 1954 oordeelde de gemeentevergadering positief over het kerkenraadsplan om bij de Noorderkerk een nieuwe pastorie te bouwen en de pastorie bij de kerk in de Grotestraat een andere functie te geven, namelijk die te laten dienst doen als jeugdgebouw. In totaal zouden de kosten ervan fl. 50.000 bedragen. — Op 1 oktober 1955 verscheen het eerste nummer van het geheel eigen kerkblad, dus niet meer in samenwerking met de kerken van Middelstum en Onderdendam, zoals voordien het geval was. — In augustus 1957 werd besloten de Oosterkerk voor ruim fl. 30.000 grondig op te knappen. Vooral de muren moesten hoognodig onder handen genomen worden. — Nadat de generale synode besloten had de bundel ‘Eenige Gezangen’ met ongeveer dertig liederen uit te breiden, werden deze in april 1957 ook in de kerk van Bedum ingevoerd.

Een nieuw Concordia (1960).

Het nieuwe ‘Concordia’.

Het verenigingsgebouw Concordia was ondertussen ook toe aan vernieuwing. Vandaar dat de kerkenraad in december 1954 aan de gemeentevergadering voorstelde tot nieuwbouw over te gaan. Daarmee ging men akkoord. De kosten bedroegen uiteindelijk ongeveer fl. 275.000. Door allerlei acties werd zo’n fl. 35.000 bijeengebracht, maar men verwachtte als eindstand ongeveer fl. 100.000. Voor het exploitatiebeheer werd de ‘Stichting Gereformeerd Jeugdcentrum Concordia’ opgericht. Op de hoek van de Prof. Mekelstraat en de Prof. Ridderbosstraat werd een perceel grond verkregen en kon de bouw beginnen. Op 29 maart 1960 kon het nieuwe Concordia geopend worden door de voorzitter van de stichting.

Kort nieuws…

De Oosterkerk werd ondertussen ook gerestaureerd. Het werk was in 1966 klaar, waarbij ook de preekstoel een ander aanzien kreeg. —

De pastorie Stationsweg 6 ten behoeve van de derde predikant.

De gemeentevergadering van juni 1965 besloot op voorstel van de kerkenraad over te gaan tot de instelling van de derde predikantsplaats. Ten behoeve van de derde predikant werd de woning aan de Stationsweg 6 aangekocht. — In 1966 werden de namen van de Oosterkerk en de Noorderkerk veranderd in respectievelijk Maranathakerk en Goede Herderkerk. — In 1969 veranderde de organisatie van de kerk, door de instelling van de Kerkenraad voor Algemene Zaken. De synode had besloten dat kerken met drie of meer predikanten de organisatie op die manier konden veranderen. De wijkkerkenraden kregen tegelijk een (zij het beperkte) zelfstandigheid toegemeten. — Een door de kerkenraad ingestelde commissie, die advies moest uitbrengen over de gang van zaken in de tijd van de Vrijmaking, kwam tot de conclusie dat zowel de gereformeerde kerkenraad als de vrijgemaakten zich destijds niet aan de Kerkorde gehouden hadden. De Gereformeerde Kerk niet, omdat alvorens tot schorsing over te gaan, de genabuurde kerk had moeten worden geraadpleegd. Ter verontschuldiging werd echter aangevoerd, dat de deputaten van de synode de kerkenraad een advies gegeven hadden waardoor de schorsing te haastig kon plaatsvinden. De vrijgemaakten hadden zich naar het oordeel van de commissie evenmin aan de kerkorde gehouden, omdat zij niet in beroep gegaan waren bij de classis, zoals de kerkorde voorschreef.

* Van 1975 tot heden in kort bestek…

Na het vertrek van ds. H. Bijlsma in 1977 volgden andere predikanten hem op. — In 1977 werd opdracht gegeven aan de fa. Pels te Waardenburg voor het vervaardigen van een geheel nieuw orgel in de Maranathakerk, dat geplaatst werd achter het oude front van 1921. — In de jaren ’80 en ’90 daalde het aantal kerkgangers langzaam maar zeker. Dat was de reden dat de kerkenraad moest besluiten een van de twee kerkgebouwen af te stoten. In 1998 werd de Goede Herderkerk daarom verkocht aan de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt).

Verbouw en uitbreiding van de Maranathakerk (1999).

De Maranathakerk werd in die tijd opnieuw verbouwd en ook uitgebreid. Er moesten meer vergaderzalen komen. Men wilde vooral een ontmoetingsruimte creëren, die direct vanuit de kerkzaal bereikbaar zou zijn. Jelle de Jong, architekt BNA te Lemmer tekende de plannen voor de nieuwbouw en de verbouw. De eerste steen werd gelegd in september 1999. Het werk werd uitgevoerd door Bouwmaatschappij Vuurboom BV te Bedum.

De ‘Maranathakerk’ van achteren gezien.

Op de plaats van de afgebroken oude zalen kwam een hoge halfronde uitbouw met een lager deel waarin o.a. de ingangspartij en de consistorie werden opgenomen. Een glazen galerij verbond de nieuwbouw met de oudbouw. Ook de kerkzaal onderging een flinke gedaanteverwisseling. Bijna alle kerkbanken op de begane grond werden vervangen door losse stoelen, zodat de kerkzaal makkelijker voor andere doeleinden gebruikt kon worden. Ook het liturgisch centrum veranderde flink. Een strak vormgegeven kansel werd geplaatst op een halfrond podium, dat gevormd was door losse in elkaar geschoven onderdelen, waardoor deze gemakkelijk weggehaald kon worden. Het hele interieur werd roomwit geschilderd met als middelpunt het rood geschilderde orgel. De officiële heropening vond plaats op 24 september 1999.

Het orgel van de ‘Maranathakerk’ (foto: Willemijn Hissink, Orgelsite.nl).

Protestantse Gemeente Bedum (2007).

Op 28 oktober 2007 werd in een feestelijke avonddienst de naam van de kerk officieel gewijzigd in Protestantse Gemeente Bedum. Daaraan kwam overigens geen fusie met een hervormde gemeente te pas. In feite betrof het slechts een naamsverandering.

Samengaan met de Kerk van Onderdendam (2016).

Na de morgendienst van zondag 28 juli 2015 werd een gemeentevergadering gehouden om de gemeenteleden voor te stellen de Protestantse Gemeente van Bedum en de Gereformeerde Kerk te Onderdendam samen te voegen. De gemeenteleden gingen er mee akkoord. In het vervolg zouden de gereformeerden van Onderdendam bij de kerk van Bedum behoren. Op 22 november 2015 werd de laatste dienst in de kerk van Onderdendam gehouden, Per 1 januari 2016 was de samenvoeging van de Protestantse Gemeente te Bedum en de Gereformeerde Kerk te Onderdendam een feit en voortaan zou de naam Protestantse Gemeente te Bedum gebruikt worden.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk (Protestantse Gemeente) te Bedum.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk (c.q. Protestantse Gemeente) te Bedum (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Generale Deputaten Kerkopbouw GKN. Kerkelijk Structuurplan Noord-Groningen (…). Rapport nr. 265. Utrecht, 1970

G.A. Hoekstra, e.a., Aan de leden van de ‘Gereformeerde Kerk van Bedum‘. Bedum, 8 december 1944

G.A. Hoekstra, e.a., Hebt de waarheid en de vrede lief! Bedum, 14 december 1944

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

E.J. Jager, De Doleantie op het Groninger platteland. g.p., g.j.

J. van der Laan, 150 Jaar Gereformeerde Kerk Bedum. Bedum, 1986

H.W. Ophoff, Herdenking 50 jaar Vrijmaking 8 december 1944-1994. De geschiedenis van de Vrijmaking te Bedum. Bedum, 1994

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Groningerland, deel 1, De Classis Middelstum. Groningen, 1972

© 2021. GereformeerdeKerken.info