De Gereformeerde Kerk te Emmeloord (1)

De Gereformeerde Kerk in Emmeloord, in de Noordoostpolder in Flevoland, werd op 31 oktober 1945 geïnstitueerd.

Kaart: Google.

  • In dit tweedelige verhaal berichten we vooral over de kerkelijke gebouwen en enkele andere punten die van belang zijn.

De Zuiderzeewerken.

Al in 1918 had de regering besloten op termijn met de Zuiderzeewerken te beginnen: de aanleg en de inpoldering van stukken zee in de wat toen nog Zuiderzee heette, maar wat sinds de aanleg van de Afsluitdijk het IJsselmeer genoemd wordt. Men begon met de Wieringermeer (van 1927 tot 1930), toen nog in de Zuiderzee gelegen. Met de Afsluitdijk werd eveneens in 1927 begonnen, maar deze werd pas in 1930 gesloten.

In februari 1936 werd met de voorbereidende werkzaamheden begonnen voor de aanleg van de eerste IJsselmeerpolder (de Noordoostpolder); in 1937 vond de aanbesteding plaats van de dijk van Lemmer naar het eiland Urk, een afstand van ruim 31 kilometer; in oktober 1939 werd deze dijk gesloten. In december 1940 werd de rest van de dijk vanaf Urk gesloten nabij het eiland Schokland. Het droogmalen kon toen beginnen en op 9 september 1942, hartje Tweede Wereldoorlog, viel de polder droog.

Een oude kaart van de Zuiderzee met Urk en Schokland.

De polder bood in de oorlog talloze mogelijkheden voor onderduikers om aan de Duitsers te ontsnappen. Niet voor niets treft men in het dorp Creil nog steeds de Onderduikersweg en het Onderduikerspad aan. Al in de oorlog werd begonnen met de bouw van boerderijen in het uitgebreide polderlandschap.

De noeste polderwerkers – kampbewoners – werden ondergebracht in barakken. De Directie Wieringermeer voor de Noordoostpolderwerken zorgde voor ontspanning in de vorm van toneelstukken en muziekuitvoeringen, en voor het organiseren van filmvoorstellingen en gezellige avonden. Ook werd een contactcommissie gevormd, waarin zitting hadden vertegenwoordigers van ‘de Directie’, van de Rooms-Katholieke Kerk, de Hervormde Kerk en van de Gereformeerde Kerken. Zij bespraken de geestelijke verzorging van hen die in de polder woonden en werkten.

Een oude kaart van Schokland met de naam ‘Emmeloord’ in de noordpunt.

De voorbereidende werkzaamheden voor de instituering te Emmeloord.

De naam ‘Emmeloord’ werd geleend van de noordpunt van het vroegere eiland Schokland, inmiddels onderdeel van het ingepolderde gebied. Oude kaarten van Schokland vermelden die benaming.

Aan de wieg van De Gereformeerde Kerk te Emmeloord stond kandidaat K.G.S. Zijlstra (1909-1974), die van 1 november 1938 tot 1 oktober 1942 hulppredikant te Urk was, en daarna hulppredikant werd te Blokzijl, speciaal voor de arbeid in de Noordoostpolder. Op 8 november 1943 werd onder leiding van de kerkenraad van Blokzijl (en namens hem door ds. Zijlstra) de “Kerkeraadscommissie ter behartiging van de geestelijke belangen van de leden van de Gereformeerde Kerken te Emmeloord” opgericht. Behalve de predikant was ook een achttal kampbewoners lid van de commissie: P. Hiemstra, F. Kramer, P. Loosman, J. Rietveld, E. Schouwstra, E. Smith. P.H. van der Vliet en H. de Wildt. Het doel van de commissie was – zoals de naam al aangaf – de behartiging van de geestelijke belangen van de leden van de Gereformeerde Kerk te Emmeloord en andere betrokkenen, en het met raad en daad bijstaan van ds. Zijlstra.

Ds. K.S.G. Zijlstra (1909-1974).

Begonnen werd met het opstellen van een lijst van hen die tot de Gereformeerde Kerken behoorden en hen vervolgens te bezoeken. Al snel bleek dat de lijst onvolledig was, zodat ook wat dat betreft pionierswerk geleverd werd. Voor de gereformeerden werden door de commissie avonden georganiseerd waar door gastsprekers van buiten de polder allerlei onderwerpen aan de orde werden gesteld. Men had ook graag zendingsfilms willen draaien, maar de huur van de projector van ‘de Directie’ bleek te kostbaar. Bij afwezigheid van een predikant werd in kerkdiensten een preek gelezen door een ouderling.

De commissie hield zich ook bezig met evangelisatie. Men deed mee aan de verspreiding van het evangelisatieblad De Goede Tijding en aan de organisatie van evangelisatieavonden, waaraan het inmiddels opgerichte (algemeen-) Christelijk Mannenkoor medewerking verleende. Om direct al te beginnen met een gereformeerde mannenvereniging vond men niet verstandig, ‘omdat dit de eenheid van het kamp schade zou doen’.

Ds. Zijlstra werd per 20 augustus 1944 benoemd tot predikant van Lippenhuizen-Hemrik en nam op 15 augustus 1944 afscheid van Blokzijl, c.q. van het werk in de Noordoostpolder.

Ds. J. Meister (1907-1966).

De werkzaamheden van de kerkenraadscommissie lagen toen enige tijd stil. Maar niet lang na het vertrek van ds. Zijlstra kwam ds. W.J. Meister (1907-1966) van Wommels naar de Noordoostpolder. Niet als vaste predikant, maar als onderduiker! De geestelijke verzorging van de kampbewoners kon zo weer enige tijd geregeld voortgaan.

Naar de instituering van de kerk te Emmeloord.

Maar het feit dat ds. Zijlstra vertrokken was en ds. Meister slechts tijdelijk in de polder was, gaf de groep gereformeerden in Emmeloord aanleiding tot de gedachte in het dorp een zelfstandige Gereformeerde Kerk te stichten. Daarvoor zocht men uiteraard contact met de kerkenraad van Blokzijl, die het daarvoor echter nog wat te vroeg vond. Ondertussen ging het kerkelijk leven onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad te Blokzijl gewoon door.

Enige vertraging brachten  in september en november van 1944 de grote razzia’s die de Duitsers in de polder hielden, waarbij duizenden onderduikers werden opgepakt (en waarvan zeer velen gelukkig konden ontsnappen of op vrije voeten gesteld werden).

Ds. S.S. Cnossen (1918-2007) van Blokzijl had overigens in juni de eerste kinderen in het drooglokaal van Kamp I gedoopt. En bovendien werden regelmatig kerkdiensten gehouden. Als een voorteken van de komende instituering kan worden beschouwd de bevestiging van twee leden van de Kerkenraadscommissie als ouderlingen van de kerk te Blokzijl, speciaal ter behartiging van de belangen van de Emmeloordse gereformeerden. Het waren E. van der Veen en E. Schouwstra.

Ds. P. de Jong (1893-1979).

Ds. Meister kon na de bevrijding van de Noordoostpolder, op 17 april 1945, weer terugkeren naar zijn gemeente in het Friese Wommels. Als vervanger werd per 6 januari 1944 door de ‘Deputaten voor de geestelijke arbeid in het IJsselmeergebiedds. P. de Jong  (1893-1979) uit Zwolle benoemd, als predikant voor de polder. De kerkenraad van Blokzijl had intussen in Emmeloord de Kerkenraadscommissie omgedoopt tot Kerkenraadsvergadering sectie Emmeloord, een eerste stap op weg naar zelfstandigheid…

De Gereformeerde Kerk te Emmeloord (1945).

Na de oorlog telde de gereformeerde groep in Emmeloord nog slechts ongeveer zestig leden, van wie ruim dertig belijdend lid was. Ondertussen werd gewerkt aan een hechtere aaneensluiting van de gereformeerden. In oktober 1945 werd tijdens een gemeentevergadering namelijk besloten dat men in het vervolg eens in de veertien dagen of drie weken een gemeentevergadering zou houden, bedoeld om de onderlinge contacten te versterken. Maar tegelijk stelde gemeentelid F. Omta voor niet lang meer te wachten met de instituering van de Gereformeerde Kerk.

Het Directie Kantoor 6, waar de Gereformeerde Kerk te Emmeloord geïnstitueerd werd.

Dat was niet aan dovemansoren gezegd. Ds. De Jong zette zich – ter uitvoering van de plannen van de Deputaten – stevig in voor de instituering van de Gereformeerde Kerk te Emmeloord. Met dat doel kwam hij uiteindelijk op dinsdag 31 oktober 1945 naar het kantoorgebouw DK [Directiekantoor] 6 in Emmeloord, waar hij leiding gaf aan de officiële kerkinstituering. Ter gelegenheid daarvan hield hij een preek naar aanleiding 1 Petrus 2 vers 4 (“Tot Welken komende, als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar“ ). Na de preek werden de kerkenraadsleden, tevoren gekozen door de gemeenteleden, in het  ambt bevestigd. De ouderlingen waren R. Houwing (die gekozen werd tot preses), P.W. Schrawerus (scriba) en E. van der Deen (penningmeester en boekhouder), en als diaken F. Omta.

Ook een ‘vrijgemaakte kerk’ (1945).

Opmerkelijk was, dat nog voordat de Gereformeerde Kerk in Emmeloord tot stand kwam, er in dat dorp al een vrijgemaakte Gereformeerde Kerk bestond. De leden waren niet afkomstig uit Emmeloord, maar uit Gereformeerde Kerken in de omgeving, die op dat moment in Emmeloord en omgeving werkzaam waren. Zoals bekend waren in de Gereformeerde Kerken al sinds de jaren ’30 (en eigenlijk al veel langer) discussies gaande over onder meer de betekenis van de doop en het Verbond. Synodebesluiten daarover in 1942/1943 wekten verdeeldheid, waardoor in 1944 de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ontstonden.

De vrijgemaakte predikanten ds. I. de Wolff (1901-1976) van Enschede, ds. J. de Waard (1888-1959) van Kampen en ds. S.S. Cnossen van Blokzijl verrichtten na hun uittreding uit de Gereformeerde Kerken pastorale werkzaamheden in de polder onder de vrijgemaakten. Op 14 oktober 1945 werd in Emmeloord de kleine Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) geïnstitueerd, onder leiding van ds. De Waard.

Een eigen predikant.

Ds. J. Bos (1900-1976) van Emmeloord.

We keren terug naar de Gereformeerde Kerk te Emmeloord. De door de synode benoemde Deputaten hadden inmiddels als richtlijn aangenomen niet alleen de snelle instituering van Gereformeerde Kerken te bevorderen, maar ook het beroepen van predikanten en het stichten van kerkgebouwen. Zij waren op 31 oktober 1945 natuurlijk ook aanwezig bij de instituering van de kerk van Emmeloord. Na de institueringskerkdienst vergaderde de kerkenraad voor het eerst, in aanwezigheid van de Deputaten.

In april 1945 bracht de kerkenraad van de nu ongeveer honderd leden tellende Kerk een beroep uit op de 46-jarige ds. J. Bos (1900-1976) uit Baarn, die eerder al eens lezingen gehouden had in de werkkampen. Hij nam het beroep ‘zonder aarzelen’ aan en deed op 26 juni 1946 intrede in de houten noodkerk van de hervormde gemeente, die overigens pas het jaar daarna officieel werd geïnstitueerd. Ds. Bos werd door ds. P. de Jong van Zwolle in het ambt bevestigd. De intredepreek was naar aanleiding van Hebreeën 2 vers 9: “Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou“.

Al in een vroeg stadium was besloten dat op het centrale plein in Emmeloord een hoge toren zou komen als symbool van eenheid van de polder.

De verlatenheid van het nog nauwelijks tot ontwikkeling gekomen dorp schrikte de predikant niet af. Ds. Bos vond dat hij in Baarn jarenlang oude mensen had begraven en nu eindelijk wel eens kinderen wilde dopen. Daarvoor zou hij jarenlang ruimschoots de gelegenheid krijgen, want hij was tot 1 juli 1962 aan de kerk van Emmeloord verbonden. De kerk groeide in die periode bovendien zeer snel: van 188 leden in 1946 tot 1.924 in 1962. De predikant woonde in een huis in de Lisdoddestraat, waarvan de garage werd omgebouwd tot studeerkamer. Maar zijn werkveld lag vooral buiten zijn werkkamer: in Emmeloord en in de wijde omgeving ervan. Want ook in de arbeiderskampen in de latere dorpen Ens, Tollebeek en Espel was hij regelmatig aanwezig.

De predikant had al gauw de bijnaam ‘Polderpaus’, omdat hij veel moest regelen voor de kerkelijke-gemeente-in-opbouw, maar ook omdat hij voorstander was van christelijke, en zo mogelijk van gereformeerde organisaties; voor de stichting daarvan zette hij zich dan ook in. Bovendien stond hij op het standpunt dat zijn woning in de Lisdoddestraat ‘geen particulier huis’ was: ‘We kunnen ons de weelde niet veroorloven er speciale vrienden op na te houden, want alle gemeenteleden zijn voor ons gelijk in dit opzicht. Ieder is welkom en ‘standen’ kennen we in de gemeente niet. We drinken immers allemaal uit dezelfde avondmaalsbeker’. Iedereen werd hartelijk in de pastorie ontvangen, speciaal op zondagavond.

De eerste eigen kerk (1948).

De gereformeerde noodkerk te Emmeloord.

Nadat de instituering in 1945 had plaatsgevonden in de bovenzaal van het kantoorgebouw DK 6 van de ‘Directie van de Wieringermeer, sectie Noordoostpolder’ (aan het Harmen Visserplein), werden daar aanvankelijk ook de kerkdiensten gehouden. Dat duurde echter niet lang. In totaal werd voor de kerkdiensten dertien keer verhuisd, totdat de bouw van de eigen kerk aan het zwerversleven een einde maakte. “De kerkgebouwen wisselden elkaar snel af: van de bovenzaal van DK 6 naar het Dorpshuis, van het Dorpshuis naar de voorlopige hervormde kerk (in feite niet meer dan een houten barak aan de Moerasandijviestraat). Daarna een eigen noodkerk; vervolgens weer naar de (nu stenen) hervormde kerk, dubbele diensten in de eigen noodkerk en tenslotte het nieuwe kerkgebouw aan het Cornelis Dirksplein”. En daarmee had de predikant nog niet eens alle plaatsen van samenkomst vermeld.

Maar van 21 maart 1948 tot 31 oktober 1955 kon de Gereformeerde Kerk te Emmeloord gebruik maken van een eigen houten Zweedse noodkerk, op de hoek van de Abelenlaan en de Lindelaan. Het was een geschenk ter waarde van tienduizend dollar, afkomstig van geestverwante kerken in Amerika. Het ‘bouwpakket’ werd op de genoemde locatie in elkaar gezet en ‘we waren trots op ons solide kerkgebouw, het eerste waardige bedehuis, al konden we niet concurreren met de vrijgemaakten, die op schootsafstand met een stenen kerkje pronkten’. Wel was het in de noodkerk vaak behelpen, maar dat hinderde niemand, omdat men hart voor de zaak had: veel vrijwilligers hadden geholpen met de ophoging van het bouwterrein, het naaien van de gordijnen, de bouw van het houten kerkje zelf, en met wat al niet.

De Nieuw-Jeruzalemkerk (1955).

De Nieuw-Jeruzalemkerk te Emmeloord.

Behalve dat de kerkelijke gemeente snel groeide hadden de Deputaten er op gewezen dat snelle kerkbouw noodzakelijk was, ook omdat de noodkerk mogelijk elders in de polder zou worden ingezet. Hoe dan ook, in september 1951  benoemde de kerkenraad een bouwcommissie die – onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad – plannen maakten voor de bouw van ‘een kerk met bijgebouwen, een pastorie en een kosterswoning’. De commissie ging eerst kerken bekijken om goede ideeën op te doen. Na korte tijd werd Architectenbureau Verschoor in Den Haag gevraagd schetsplannen te maken voor een kerk met omstreeks duizend zitplaatsen. Onder de kerkzaal moest een aantal vergaderzalen worden gebouwd. De totale kosten zouden bijna een half miljoen gulden bedragen, betaald door subsidies, eigen geld, collectes en natuurlijk een lening.

Het interieur van de Nieuw-Jeruzalemkerk.

Wel kwam van allerlei kanten kritiek, onder meer van de Deputaten, die vonden dat het best wat minder kon. Maar gelukkig bleken de subsidies van de overheid mee te vallen, zodat de kerkenraad zijn gang kon gaan. De aanbesteding vond in het voorjaar van 1954 plaats; de laagste inschrijver was de fa. Moes uit Kampen.

Natuurlijk doken verscheidene financiële tegenvallers op. De fundering moest veel degelijker geconstrueerd worden dan aanvankelijk was gedacht, en ook de aanleg van de verwarming was duurder dan begroot. Een luidklok en een verlicht kruis op de toren bleken te duur. Bezwaren van de Christelijke Gereformeerde Gemeente, die vreesde dat het geluid van de gereformeerde kerkzang tot in hun kerkgebouw zou doordringen, werden door de Landdrost afgewezen.

Het interieur van de Nieuw-Jeruzalemkerk.

Ds. Bos stelde met succes voor de kerk te voorzien van het opschrift: ‘En de zee was niet meer’, genomen uit Openbaring 21 vers 1. Een gemeentelid stelde met evenveel succes voor de kerk de naam ‘Nieuw-Jeruzalemkerk’ te geven. “Deze naam biedt goede gelegenheid om te wijzen op het nieuwe Jeruzalem hierboven, hetgeen wel belangrijk kan zijn in onze toch wel sterk materialistisch ingestelde omgeving”.

De hoofdingang van de Nieuw-Jeruzalemkerk.

Op woensdag 26 oktober 1955 werd de Nieuw-Jeruzalemkerk in gebruik genomen. Verscheidene sprekers voerden het woord, onder meer ds. P. de Jong namens de Deputaten, ds. mr. C. Brouwer namens de classis, ir. A.P. Minderhoud namens de overheid en natuurlijk door de architect van de kerk, ir. W.H. Verschoor. “Na afloop van de plechtigheid ontving de kerkenraad de genodigden in de grote benedenzaal met koffie en sigaren. Aan alle bouwvakkers stuurden de kerkenraad en de bouwcommissie een bijbeltje, als dank voor hun aandeel in de bouw van de kerk, ‘in de hoop dat gij er dagelijks in lezen zult met een biddend hart’.”

Naar deel 2 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info