De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht (2)

De Doleantie te Zwijndrecht.

( < Naar deel 1 ) – Anne Knoll (1849-1919) studeerde theologie in Utrecht, juist op het moment dat dr. A. Kuyper (1837-1920) daar predikant was. Toen deze in 1870 een beroep van de hervormde gemeente te Amsterdam ontving, was Anne Knoll een van de ondertekenaars van een schrijven die Kuyper vroegen in Utrecht te blijven.

Ds. A. Knoll (1849-1919).

De kerkenraad van Zwijndrecht wist dat ds. Knoll bereid was de ‘synodale hiërarchie’ voor Zwijndrecht af te schaffen en de gereformeerde Dordtse Kerkorde weer in te voeren. Want toen ds. Knoll van 1886 tot 1888 hervormd predikant in Elburg was had hij zijn gemeente al eens meegedeeld dat hij bereid was met het kerkverband te breken. Het classicaal bestuur vermaande hem daarover zelfs tot tweemaal toe, zodat de predikant blij was dat hij het beroep uit Zwijndrecht kreeg! Op 2 september 1888 deed hij daar intrede. Aanvankelijk probeerden kerkenraad en predikant in de kerkelijke gemeente een zo groot mogelijk draagvlak te verwerven voor een eventueel besluit om in Doleantie te gaan.

Zo werkte de synodale hiërarchie volgens ‘De Heraut’: de synode draait aan de knoppen. Kuyper wilde de ‘dorpsgemeente’ aan de knoppen.

Dat besluit kwam in februari 1887 een stuk dichterbij toen de hervormde kerkenraad van Oudenbosch de Zwijndrechtse kerkenraad vroeg hem ‘getuigschriften van goed zedelijk gedrag’ te sturen van drie Zwijndrechtse meisjes. De ‘jongedochters’ wilden namelijk belijdenis doen bij de vrijzinnig-hervormde predikant van Oudenbosch, om zich vervolgens te laten inschrijven als lid van de hervormde gemeente van Zwijndrecht. De kerkenraad en ds. Knoll weigerden echter via die omweg vrijzinnige leden tot de Hervormde Gemeente van Zwijndrecht toe te laten. Maar… elders hadden dergelijke gebeurtenissen geleid tot problemen met de kerkelijke besturen, waardoor de Doleantie plaatsvond. Stond de Doleantie nu ook in Zwijndrecht voor de deur?!

Ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916).

Plaatsvervanging geweigerd….

In Rijsoord leidde een soortgelijk probleem in mei 1889 tot de afzetting van ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916) en een deel van zijn kerkenraad, en nu moesten ringpredikanten de diensten van ds. Sleewijk Visser waarnemen. Ook ds. Knoll werd daarvoor door de classis aangewezen. Deze weigerde echter zijn geestverwant op die manier af te vallen. En toen in Sliedrecht onder groot protest een vrijzinnige predikant beroepen werd, verhoogde dat ook in Zwijndrecht de weerzin tegen de kerkelijke reglementen en tegen de almacht van de synode. Maar “zonder veel drukte te maken sloeg de kerkenraad [van Zwijndrecht] den practischen weg in, hierin bestaande dat hij stil voortging zijn kerk te besturen, maar zich onthield van alles wat wél de synodale reglementen geboden, doch tégen Gods Woord streed”.

Plannen voor een nieuwe kerk…

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

Wat de kerkelijke besturen natuurlijk direct opviel was het feit dat de hervormde kerkenraad van Zwijndrecht – ondanks de regelingen in de kerkelijke reglementen – predikanten uit andere kerkgenootschappen lieten voorgaan: zoals de toen nog Dolerende predikant ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten en zélfs ds. Sleeswijk Visser die inmiddels ook met de Doleantie meegegaan was. Zelfs  was de kerkenraad – op alles voorbereid – bezig alvast plannen te maken voor de bouw van een nieuwe kerk!! De broeders wisten dat ze – als ze  in Doleantie gingen – de strijd om de kerkelijke goederen niet zouden winnen. Het College van B. en W. van de gemeente Zwijndrecht had geen bezwaar tegen de kerkbouw, hoewel de geplande kerk aan de Rijksstraatweg minder dan de vereiste 200 meter van de hervormde kerk verwijderd zou zijn. De bouwvergunning werd desondanks op 17 december 1889 verleend.

Het classicaal bestuur komt in actie.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) besteedde in zijn kerkelijk weekblad ‘De Heraut’ van 9 maart 1890 uitvoerig aandacht aan de Doleantie-gebeurtenissen in Zwijndrecht.

Intussen waren de kerkbouwplannen zover heen dat ds. Knoll op zondag 19 januari 1890 van de preekstoel meedeelde dat bestek en tekeningen door belangstellende gemeenteleden konden worden bekeken. Vijf dagen later werden de Zwijndrechtse kerkenraadsleden (volgens sommigen:  ‘eindelijk’) stuk voor stuk persoonlijk op het matje geroepen bij het classicaal bestuur, die in de Augustijnenkerk aan de Voorstraat in Dordrecht vergaderde.

De kerkenraad verscheen er echter niet, maar vond het beter een duidelijke brief te schrijven. Daarin maakte hij helder dat hij het classicaal bestuur niet erkende omdat zij tegen Gods Wil gezondigd had zowel bij de afzetting van ds. Sleeswijk Visser in Rijsoord, als bij het geven van toestemming voor het beroepen van de vrijzinnige predikant ds. J.W. Lieftinck te Sliedrecht. Trouwens, zo voegden de mannenbroeders er aan toe, ‘de kerkeraad heeft genoegzaam getoond dat hij van de zich noemende kerkelijke besturen niet wil weten’. Ds. Knoll had immers geweigerd de afgezette ds. Sleeswijk Visser in Rijsoord te vervangen, hoewel hij daartoe verplicht was? En de kerkenraad had toch christelijke gereformeerde en Dolerende predikanten laten voorgaan in zijn diensten? En had de kerkenraad niet geweigerd de attestaties uit te schrijven van de jongedochters die zich via een ‘vrijzinnige omweg’ in de gemeente van Zwijndrecht wilden laten inschrijven?

Tenslotte maakte de kerkenraad duidelijk dat hij niet meer zou reageren op brieven die afkomstig waren van de hervormde kerkelijke besturen, omdat die besturen duidelijk genoeg hadden getoond ‘geen eerbied en ontzag’ te hebben voor Gods Woord, maar de reglementen ‘bóven het dierbaar getuigenis Gods handhaven’. ‘Mogen uw ogen geopend worden’, zo wenste de kerkenraad de classis toe.

Op 9 maart 1890 preekte ds. Knoll voor het laatst in de hervormde Oude Kerk.

Ruim een maand later, op 24 februari, werden op advies van het classicaal bestuur ds. Knoll en alle leden van de Zwijndrechtse kerkenraad door het hervormd Provinciaal Kerkbestuur afgezet en van het lidmaatschap van de hervormde kerk beroofd. Op 12 maart 1890 zou dat vonnis definitief worden (tot die tijd was nog hoger beroep mogelijk). De classis deed echter meer: ouderling A. Pijper werd provisioneel (voorlopig) geschorst ‘wegens verstoring van orde en rust’. Dat ze juist hém moesten hebben kwam, omdat hij lid was van de kerkvoogdij, die zeggenschap had over het hervormde kerkgebouw! Die schorsing had consequenties voor de stemverhouding binnen de kerkvoogdij, ten aanzien van het verzoek van de afgezette kerkenraad om het hervormde kerkgebouw nog enige tijd voor zijn kerkdiensten te mogen gebruiken. Doordat de stemmen staakten werd het verzoek afgewezen.

De laatste preek van ds. Knoll in de hervormde Oude Kerk werd op zondag 9 maart gehouden. Hij preekte toen over Jesaja 5 vers 20, een tekst die in dit verband aan duidelijkheid niets te wensen overliet: “Wee dengenen die het kwade goed heten en het goede kwaad, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis, die het bittere tot zoet stellen en het zoete tot bitterheid“.

Een schuur voor de geïnstitueerde kerk.
‘De Heraut’, 23 maart 1890.

Op 10 maart 1890 vond de aanbesteding van de nieuwe Dolerende kerk plaats. Op 12 maart werd het hervormd kerkelijk archief aan de hervormde kerkvoogdij overgedragen en op woensdag 14 maart werd de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Zwijndrecht officieel geïnstitueerd; de kerkenraad schafte toen voor Zwijndrecht het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk af en ‘verleende opnieuw kracht en geldigheid’ aan de Dordtse Kerkorde.

Gemeentelid A. van Rijs stelde meteen zijn schuur aan de Langeweg beschikbaar voor het houden van de Dolerende kerkdiensten. ‘De preekstoel was weliswaar een wankel gevalletje en het kon er vreselijk tochten, maar in zijn geschriften kon br. W. Vliegenthart toch getuigen: ‘…. waar we gezegend bijeen waren, te midden van hooi en strooi en het geloei der koeien, en soms vlogen de kippen over de hoofden’. Ds. Knoll preekte er op zondag 16 maart voor het eerst.

De schuur van gemeentelid A. van Rijs, waar de Dolerenden hun eerste kerkdiensten hielden.

Een nieuwe kerk (1890).

Maar ondertussen was in de week daarvóór, op 10 maart, de aanbesteding gehouden van ‘het afbreken van acht woonhuizen, het bouwen van een kerk met consistorie en pastorie aan de Rotterdamseweg of de Langeweg’. En het bleef niet bij de aanbesteding alleen, want de bouw liep inderdaad van stapel en vorderde vlot en vrijwel probleemloos. Op zondag 12 oktober 1890 kon de nieuwe kerk al in gebruik genomen worden. Ds. Knoll was de voorganger en preekte over psalm 126, het ‘danklied na de ballingschap’. Die psalm klonk tijdens die dienst uit vele monden…

Ondertussen trad in het restant van de Zwijndrechtse hervormde gemeente in juli 1890 een nieuwe predikant aan, ds. W.P. van Lindonk uit Kampen. Vandaar dat ds. Knoll de hervormde pastorie moest verlaten en – tót de predikantswoning bij de Dolerende Kerk klaar zou zijn – met hulp van burgemeester P.J.A. de Bruïne onderdak vond in een andere woning.

Burgemeester P.J.A. de Bruïne hielp ds. Knoll aan een tijdelijke woning…

In december 1890 bleek dat de preekstoel beter op een andere plaats kon staan omdat de predikant achterin de kerk niet goed te verstaan was. Eigenlijk moest de kansel tegen de muur aan de zuidoostkant geplaatst worden, maar dat zou veel consequenties met zich meebrengen voor de situering van de banken, waardoor de plannen veel te duur werden. Dat ging dus niet door, maar de kerkdiensten werden goed bezocht. In maart 1893 moest de avondmaalstafel vergroot worden; het avondmaal werd ook in Zwijndrecht namelijk ‘aan tafel’ gevierd: de avondmaalsgangers werden in achtereenvolgende groepen aan de avondmaalstafel genodigd en kregen daar brood en wijn uitgereikt. Om de dienst niet onnodig lang te laten duren werd de tafel vergroot. Want het aantal gemeenteleden was sterk gegroeid. Al in het eerste jaar telde de Dolerende Kerk 1.800 leden!

De gereformeerde kerk vóór de verbouwing van 1911 (foto: P.F. Dillingh).

De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht (1892).

Toen de Doleantie landelijk op stoom gekomen was, namen de synodes van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken en de Christelijke Gereformeerde Kerk contact met elkaar op om te spreken over eventueel samengaan. De onderhandelingen verliepen vaak stroef, en ook moesten vele hobbels genomen worden, maar uiteindelijk werd op 17 juni 1892 de gewenste eenwording bereikt tijdens een gezamenlijke synodevergadering in de Amsterdamse (Dolerende) Keizersgrachtkerk. Daar smolten beide kerkgenootschappen officieel samen tot De Gereformeerde Kerken in Nederland.

3. De tijd vanaf 1892 in snelle vogelvlucht.

  • De tijd vanaf 1892 verdelen we in een aantal korte punten.

In juni 1894 was het gehuurde harmonium, dat ter begeleiding van de kerkzang dienst deed, versleten, zodat men de huur opzegde met als gevolg dat de kerk tot 1900 zonder orgel zat! Voor de voorzanger was er sindsdien dus weer werk aan de winkel!

Ds. D. Hoek (van 1905 tot 1910).

Ds. D. Hoek (1870-1947).

De gestage groei van de Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht deed de kerkenraad er toe besluiten een tweede predikant te beroepen; in 1905 telde de kerk intussen al meer dan 2.000 gemeenteleden, verdeeld over 400 pastorale eenheden. Vandaar dat in 1904 de tweede predikant beroepen werd in de persoon van ds. D. Hoek (1870-1947) van Heinkenszand, die op 8 januari 1905 intrede deed. In 1907 bleek de noodzaak van die tweede predikant des te meer, omdat de kerkenraad besloot in het nabijgelegen Groote Lindt ook kerkdiensten te gaan houden. Beide predikanten vertrokken in 1910; ds. Hoek nam op 10 juli afscheid, ds. Knoll op 23 oktober.

“Ds. Knoll was niet een man van groote talenten, evenmin iemand met groote redenaarsgaven begiftigd, maar hij was moedig als een jonge leeuw, zijn idealisme was opwekkend, zijn optimisme niet geheel vrij van iets kinderlijks. Hij was optimist in hooge mate, soms zoo, dat wie met hem leefden, geneigd waren er een eenigszins anderen naam voor te kiezen. Maar in ieder geval was hem ’t niet eigen bang te zijn voor zwarigheden”. Dat bewees hij tijdens de Doleantie.

Ds. J. Vonkenberg (van 1910 tot 1920) en ds. A. Rolloos (van 1921 tot 1945).

Ds. J.E. Vonkenberg (1869-1934).

Op 11 december 1910 deed ds. J.E. Vonkenberg (1869-1934) uit Barendrecht intrede en bleef tot 1920 aan de kerk van Zwijndrecht verbonden. Hij kreeg toen tot 1923 verlof vanwege de benoeming als directeur van de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag. De kerk van Zwijndrecht groeide in zijn ambtsperiode van 2.000 naar 2.650 leden. Ds. A. Rolloos (1874-1956) van Delfshaven   (Rotterdam) was van 1921 tot 1945 in Zwijndrecht werkzaam. In zijn tijd daalde het ledental door de zelfstandig wording van de kerk van Groote Lindt, op 6 maart 1921, waar de kerkenraad in 1907 al was begonnen met het beleggen van kerkdiensten. Ds. Rolloos bleef vierentwintig jaar in Zwijndrecht predikant. Tussen 1934 en 1936 werd hij bij zijn werk ter zijde gestaan door kandidaat B.A. van Lummel (1904-1951).

Ds. A. Rolloos (1874-1956).

De kerk uitgebreid (1911).

In 1911 werd de door de grote groei niet al te ruim bemeten kerk uitgebreid met een zijbeuk, ontworpen door architect H. van der Esch. Diezelfde groei maakte het in 1921 nodig te gaan denken over de bouw van een galerij. In datzelfde jaar vertoonde de orgelgalerij echter ‘bij fiks orgelspel teekenen van zwakte’. Omdat de kosten hoog waren deed de kerkenraad er op dat moment niets aan. In 1921 werd voor het eerst gesproken over de bouw van een tweede kerkgebouw. Het kwam er vooralsnog niet van. Maar wel werd de kerk in de jaren ’30 stevig onder handen genomen in de vorm van een flinke restauratie.

Ds. J.C. Hagen (van 1936 tot 1947).

Ds. J.C. Hagen (1906-1981) op latere leeftijd.

Als tweede predikant werd ds. J.C. Hagen (1906-1981) van Sprang beroepen; deze nam het aan en deed op 4 oktober 1936 intrede. In de Tweede Wereldoorlog kreeg hij in 1943 versterking van ds. W. Scheele (1905-1986) uit Uithuizermeeden als derde predikant, die overigens nog geen twee jaar aan de kerk verbonden was. Want hij ging met de Vrijmaking mee, die in Zwijndrecht op 8 maart 1945 plaatsvond. Na het vertrek van ds. Hagen waren achtereenvolgens (of terzelfder tijd) meerdere andere predikanten aan de kerk van Zwijndrecht verbonden.

De gereformeerde ‘Bethelkerk’ na de uitbreiding van 1911 (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht vijftig jaar (1940).

Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog begon herdacht de kerk van Zwijndrecht haar vijftigjarig bestaan. In de uitnodiging in de Zwijndrechtse Kerkbode – die met een jubileumnummer uitkwam – werden ook de portretten van alle voorgaande predikanten opgenomen. En natuurlijk sprak ds. Rolloos uitvoerig over ‘Waarom Doleantie?’

De uitbreiding met een zijvleugel in 1911 is voltooid (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Zwijndrecht’).

De Tweede Wereldoorlog.

Al tijdens de feestelijke herdenking van het jubileum dreven dreigende donkere wolken vanuit het oosten over ons land. In Duitsland maakte Hitler zich klaar ook ons land binnen te vallen. Op 10 mei 1940 was het zover. Jonge mannen werden naar Duitsland afgevoerd om daar in de oorlogsindustrie te werk gesteld te worden, maar anderen doken onder omdat ze aan het verzet deelnamen, onder wie ds. J.C. Hagen en vele anderen. Vele malen werden in Zwijndrecht razzia’s gehouden terwijl in de winter van 1944/1945 ook in Zwijndrecht honger werd geleden. In maart 1945 berichtte de Kerkbode: “Laat ieder, die daartoe in staat is, zo mogelijk een weinigje meebrengen. Een paar aardappelen, een ons erwten, eenige groente, een stukje brood of wat dan ook dat dienen mag om onze gezinnen met ondervoede kinderen tegemoet te komen in hun kommer”.

De gedenksteen voor de oorlogsslachtoffers (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Zwijndrecht’).

Ook Zwijndrechtse gemeenteleden vonden de dood door de oorlogsverschrikkingen. Om hen te herdenken besloot de kerkenraad in 1947 een gedenksteen te laten ontwerpen, die in maart 1948 tijdens een plechtige kerkdienst ter linker zijde van de kansel in de Bethelkerk geplaatst werd.

De Vrijmaking (1945).

Al in de jaren ’30 waren in De Gereformeerde Kerken in Nederland problemen ontstaan rondom onder meer de visie op de betekenis van doop en Verbond. De meningsverschillen veroorzaakten grote onrust in de kerken, en een lawine van strijdschriften en (kerkbode-) artikelen was het gevolg. Omdat velen het met de synodebesluiten in 1942/1943 oneens waren ontstond een kerkscheuring, geleid door onder meer dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar in Kampen. Deze werd uiteindelijk als emeritus-predikant en hoogleraar afgezet. Tijdens de zgn. ’Vrijmakingsvergadering’ op 11 augustus 1944 in Den Haag las hij de Acte van Vrijmaking of Wederkering voor, waarmee hij zich aan De Gereformeerde Kerken onttrok. Velen volgden zijn voorbeeld. Zo ontstonden de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken.

Ds. W. Scheele (1905-1986).

Ook in Zwijndrecht werden door de kerkscheuring diepe sporen getrokken. Een van de predikanten, ds. W. Scheele, was het hartgrondig eens met dr. Schilder en op 8 maart 1945 ontstond ook te Zwijndrecht de vrijgemaakte Kerk met ds. Scheele als predikant. Een behoorlijk aantal gemeenteleden ging met de Vrijmaking mee: de classis Dordrecht deelde in haar Mededeelingenblad mee: “Naar wij vernemen is ds. W. Scheele te Zwijndrecht in zijn ambtelijke bediening geschorst, omdat hij in zijn preek van zondag 25 februari 1945 de schorsing van zijn collega, ds. J. van der Schaft (1912-2001) te Zwijndrecht-Groote Lindt, die zich aan de synodebesluiten niet wil conformeren, als onrechtmatig kenmerkte”. In april 1945 werd ds. Scheele afgezet, net als elf ambtsdragers. In een afzonderlijk bijblad werden de namen van de gezinnen c.q. individuele gemeenteleden opgenomen die de kerkenraad hadden meegedeeld dat zij de geschorste ambtsdragers wilden blijven erkennen. Het waren in totaal tachtig gezinnen en tien alleenstaanden, samen iets minder dan vierhonderd leden. In 1946 telde de vrijgemaakte kerk 464 leden.

Sterke groei.

Ds. W.F.M. Lindeboom (1902-1980).

Ds. Scheele had overigens op 16 juli 1943 intrede gedaan ter vervulling van de door de kerkenraad ingestelde derde predikantsplaats. Na hem waren tot 1966 achtereenvolgens (of terzelfder tijd) de volgende predikanten aan de Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht verbonden: ds. W.F.M. Lindeboom (1902-1980) van 1946 tot 1968; ds. J. Visscher (1895-1969) van 1947 tot 1960; ds. H.J. van Duinen (1926-2014) van 1958 tot 1965, en ds. S. van der Veen (1928-2003) van 1961 tot 1966.

 De Rehobothkerk / Koningskerk (1963).

De Koningskerk aan de Burgemeester Jansenlaan te Zwijndrecht (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Na de oorlog vroeg het onderhoud van de Bethelkerk veel aandacht. “Er was altijd wel wat te timmeren”, wat er toe leidde dat de kerk voor veel doeleinden gebruikt kon worden. Maar al vele jaren daarvóór, in 1920, werd voor het eerst gesproken over de bouw van een tweede kerk; er zou althans een onderzoek ingesteld worden. Dat liep echter op niets uit, want de kerkenraadsnotulen vertellen er niets meer over. Maar in 1938 kocht de kerkenraad een stuk grond van 2.570 m², en ondertussen werden in het begin van de jaren ’40 ook kerkdiensten gehouden in het schoolgebouw De Morgenstond, waar 260 kerkgangers een plaats konden vinden. De Bethelkerk met haar 1.233 zitplaatsen werd te klein om de snel groeiende gemeente op te vangen. In 1943 kwam er een bouwcommissie, maar de oorlog en de Vrijmaking gooiden roet in het eten, zodat een tweede kerk vooralsnog niet nodig was.

Het interieur van de Koningskerk (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Toen echter in 1950 de Stichting Gereformeerde Jeugdactie aan de kerkenraad vroeg een jeugdgebouw in te richten voor de vele jeugdactiviteiten, nam de kerkenraad de beslissing om niet alleen een tweede kerk te bouwen, maar ook een jeugdgebouw é een bejaardencentrum, waar de diaconie om vroeg. Achtereenvolgens kwamen in 1951 het gereformeerd bejaardentehuis De Lichtkring en in 1958 het jeugdgebouw De Vonkenberg tot stand.

In dat zelfde jaar werd een nieuwe bouwcommissie benoemd, die zich zou bezighouden met de bouw van de tweede kerk aan de Burgemeester Jansenlaan. Architect H.D. Bakker uit Rotterdam kreeg opdracht een ontwerp te maken, waarvan de bouwkosten ongeveer fl. 700.000 zouden bedragen, plus nog fl. 50.000 voor een orgel. Allerlei acties werden gehouden, die veel geld bijeenbrachten.

Het interieur van de Koningskerk (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

De eerste paal werd op maandag 2 oktober 1961 geslagen. De wethouder noemde de nieuwe kerk-in-wording bij voorbaat al een sieraad voor Zwijndrecht. Op 3 juli 1963 kon de ‘Rehobothkerk’ in gebruik genomen worden; want dát was aanvankelijk de naam van het kerkgebouw. De kerk met haar forse toren (met carillon!) telde 700 zitplaatsen en bezat een mooi orgel. Het oudste gemeentelid, C. Scheurwater, bracht tijdens de ingebruikneming de kanselbijbel naar binnen. Ds. Lindeboom hield ter gelegenheid van de ingebruikneming een preek over 1 Corinthiërs 3 vers 9b: “Gods bouwwerk zijt gij“.

Links de ‘Koningskerk’ en rechts het gereformeerd jeugdcentrum ‘De Vonkenberg’.

Na de dienst werd een informele bijeenkomst gehouden in De Vonkenberg, waar allerlei geschenken voor de nieuwe kerk werden aangeboden. De kerknaam veranderde overigens niet lang daarna in Koningskerk, zoals het bedehuis tot haar buitengebruikstelling genoemd werd.

En verder…

In 1980 werd ook het negentigjarig bestaan van de kerk te Zwijndrecht herdacht. Ter gelegenheid daarvan werd een ‘kerkedag’ gehouden. Een uitgebreid programma werd samengesteld met kerkdiensten, een koffieconcert, discussie- en gespreksgroepen, een gezamenlijke broodmaaltijd, een carillonbespeling, een orgelconcert en ter afsluiting een avondgebed in zowel de Koningskerk als in de Bethelkerk.

De verbouwing van de Bethelkerk (1990).

In 1989 en 1990 werd de Bethelkerk ingrijpend verbouwd. Zo onderging ook het liturgisch centrum een stevige gedaanteverwisseling. Bij de heropening van de Bethelkerk – op 17 maart 1990 – konden de gemeenteleden het liturigisch centrum komen bekijken. Tegelijk werd het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht herdacht met een omvangrijk programma. Behalve het bekijken van het liturgisch centrum kon die dag ook genoten worden van een carillonconcert, een lezing over de Doleantie in Zwijndrecht enz.  Ook konden video-opnamen van de verbouwing bekeken worden. Op zondag 18 maart werden uiteraard herdenkingsdiensten gehouden in de Koningskerk en in de Bethelkerk, waarvan het thema was: Mensen zonder kerk, kerk zonder mensen.

Een schets van het liturgisch centrum van de ‘Bethelkerk’ na de verbouwing in 1989-1990 (beeld: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Zwijndrecht’).

In de Koningskerk was ook een tentoonstelling over 100 jaar Gereformeerde Kerk ingericht. Op zaterdag 24 maart werd in de Koningskerk een ‘feestdag voor de jeugd’ gehouden met allerlei programma-onderdelen. Trouwens: behalve het Gereformeerd Kerkkoor was de Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht ook de religroep ‘Vandaar’, het jeugdkoor ‘Vivace’ en het Jongerenkoor ‘Reliance’ rijk!

De Koningskerk afgestoten (2006).

Het interieur van de Koningskerk (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Door de krimp van het ledental en de daardoor ook beperkter worden financiën had de kerkenraad in 2003 al besloten alleen met de Bethelkerk verder te gaan en de Koningskerk op termijn te sluiten. Vandaar dat op zondag 8 januari 2006 in de Koningskerk de laatste kerkdienst gehouden werd. “’s Zondags zit nu één kerk vol in plaats van twee halfvol. (…) Ja, de kerkgang is gedaald. Daar zijn allerlei betreurenswaardige redenen voor, maar ook practische en luxe redenen. De vraag is niet hoe je alles bij het oude kunt houden, maar hoe je kunt inspelen op nieuwe ontwikkelingen en behoeften”.

De Bethelkerk is nog steeds het bedehuis van De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht van 1891 tot 2021 (Bron: Jaarboeken GKN en PKN, en Kerkelijk Bureau der Geref. Kerk Zwijndrecht).

Bronnen onder meer:

P.F. Dillingh, Ds. Knoll en de Doleantie in Zwijndrecht. In: De Hoeksteen, Tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis. 22e jrg. nr. 2, april 1993

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div, jrg.

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

M.P. Jille, 100 jaar Gereformeerde Kerk Zwijndrecht. 1890-1990. Zwijndrecht, 1990

M.P. Jille, Koningskerk 1963-2006. Zwijndrecht, 2006

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Tweede deel, Classis Dordrecht, c.a. Dordrecht, 1974

© 2021. GereformeerdeKerken.info