De Gereformeerde Kerk te Oude en Nieuwe Wetering (1)

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Oude en Nieuwe Wetering ontstond op 14 augustus 1892 door de samensmelting van de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie.

Kaart: Google.

Maar de Christelijke Gereformeerde Gemeente was op 12 maart 1850 ontstaan als Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Oude Wetering. Die gemeente voegde zich bij de landelijke ineensmelting van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de meeste Gereformeerde Gemeenten onder ’t Kruis, die in 1869 plaatsvond; ze heette sindsdien dus Christelijke Gereformeerde Gemeente te Oude en Nieuwe Wetering.

  • We beperken ons in dit verhaal tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Oude en Nieuwe Wetering.

1. De Afscheiding te Oude Wetering.

Hoe dan ook, op 12 maart 1850 ontstond in Oude Wetering een Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis. De gemeente behoorde bij het landelijke kerkgenootschap Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, die in en na 1838 was ontstaan door onenigheid met de hoofdstroom van de Afscheiding van 1834, de Christelijke Afgescheidene Kerk. De meningsverschillen gingen onder meer over de vraag of Afgescheiden Gemeenten ‘vrijheid van godsdienst’ mochten aanvragen bij de overheid, en of ze een andere kerkorde mochten aanvaarden dan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde. De ‘Kruisgemeenten’ vonden van niet.

Het ontstaan van de Kruisgemeente te Oude Wetering (12 maart 1850).

Hoewel over de periode 1850 tot 1892 over de Kruisgemeente te Oude Wetering (sinds 1869 Christelijke Gereformeerde Gemeente) van Oude Wetering niet bijzonder veel bekend is, kon ook uit andere bronnen een reconstructie van het ontstaan van de gemeente worden samengesteld.

Ds. Cors Noorduin (1780-1852) van Noordwijk aan Zee.

Op 17 januari 1850 gingen vier hervormde gemeenteleden uit Oude Wetering naar ds. Kors Noorduin (1780-1852) van de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Noordwijk aan Zee. Ze vertelden hem ‘hoe zij met een partij menschen al bij de 2 Jaar rond gezukkeld hadden’ en deelden hem mee zich bij de gemeente [c.q. bij de ‘Kruiskerken’] te willen aansluiten. Noorduin zei wel naar Oude Wetering te willen komen, maar dan moesten ze eerst wel hun lidmaatschap van de hervormde kerk opzeggen. Dat beloofden ze en twee weken later stuurden de Afgescheidenen vanuit Oude Wetering een brief aan ds. Noorduin waarin meegedeeld werd dat negentien personen hun lidmaatschap van de hervormde gemeente schriftelijk hadden opgezegd.

Op maandag 11 maart vertrok ds. Noorduin dus naar Oude Wetering. Dat viel nog niet mee, want in die tijd was er een overstroming waardoor Oude Wetering vrijwel afgesloten was van de buitenwereld. Desondanks in Oude Wetering aangekomen werden nog diezelfde maandag een ouderling, twee diakenen en een kerkmeester gekozen. Mogelijk waren dat dezelfden als degenen die in de eerste notulen (van 10 januari 1853) genoemd werden: voorganger A. Hazevoet (over hem straks meer), de ouderlingen J. Bakker en A van Heyningen en diaken Johannes Gabriel Lamers. Tot kerkmeester was gekozen Cornelis van Dijk. De volgende dag, dinsdag 12 maart, bevestigde ds. Noorduin hen in hun ambt, waarmee de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Oude Westering een feit was.

Ds. Jan Passchier (1834-1901).

De volgende dag vroeg ook ‘een vrijster, oud 27 jaar’, toegang tot de gemeente van Oude Wetering. Ze was door de hervormde predikant, door de burgemeester en door de dokter – die “onkundig waren van de waarheyd en [door] diepe onkunde van het bevindelijke werk der genade door den Heylige Geest in het harte van Gods volk – voor krankzinnig verklaard, dog de leeraar [ds. Noorduin] onderzogt haar en zij werd als lid der gemeente aangenomen”. Ds. Noorduin bleef tot en met vrijdag 15 maart in Oude Wetering en doopte er in die tijd zes kinderen. De predikant ging later nog verscheidene keren in de door hem gestichte gemeente op bezoek. Zo was hij daar ook op 25 februari 1852 – samen met Jan Passchier (1834-1901) die hem in Noordwijk als predikant zou opvolgen – en doopte ook toen een kind, evenals op 27 mei dat jaar, toen hij voor het laatst voet op Oudeweteringse bodem zette.

Voorganger Andries Hazevoet (van 1851 tot 1856).

Voorganger (later ds.) A. Hazevoet (1829-1888).

Op 11 december 1851 kreeg de Kruisgemeente van Oude Wetering haar eerste voorganger: kandidaat Andries Hazevoet (1829-1888). Hij kreeg al snel te maken met ontevreden gemeenteleden in Aalsmeer. Oude Weterings Kruisgemeente telde onder haar leden namelijk ook verscheidene inwoners van dat dorp. Acht Aalsmeerse gemeenteleden voelden zich benadeeld omdat ze naar hun mening veel minder pastorale aandacht kregen dan de leden in Oude en Nieuwe Wetering. De kerkenraad benoemde daarom op 7 februari 1853 een commissie die in het vervolg iedere maand naar Aalsmeer afreisde, om hun belangen te behartigen.

Problemen in/met de leden in Aalsmeer.

Ongetwijfeld stelden de Aalsmeerders dat op prijs maar ze wensten desondanks in Aalsmeer hun eigen kerkdiensten te kunnen houden. De reis naar Oude Wetering viel hun lang. Daar voelde de kerkenraad aanvankelijk niets voor, maar na enige tijd vroeg men in april 1853 ds. C. Kloppenburg (1813-1876) van Amsterdam om naar Aalsmeer af te reizen en er een zelfstandige Kruisgemeente te institueren, ‘ziende op de moeilijkheden en nadelen welke men van de leden te Aalsmeer tot nu toe ondervonden had’. Deze stemde er mee i, maar ging daartoe (pas) op 28 juli 1854 over.

Ds. C. Kloppenburg (1813-1876).

In de tussentijd ontstonden bij de Aalsmeerders problemen over de betaling van de reiskosten van ds. Kloppenburg; de kerkenraad besloot toen op 3 maart 1853 deze maar voor zijn rekening te nemen. Ook over de plaats van samenkomst in Aalsmeer ontstond onenigheid. Bovendien wilden de Aalsmeerders dat voorganger Hazevoet om de drie weken in Aalsmeer zou komen preken. Daar maakte de kerkenraad korte metten mee, ‘omdat dan de gemeente te Oude Wetering ontbloot zou zijn van de levendige verkondiging van Gods Woord, en omdat dit verzoek niet uit de regte grondbeginselen noch met onderwerping geschied is’.

De Kruisgemeente te Aalsmeer bleef overigens niet lang zelfstandig, want men zocht al snel contact met de Christelijke Afgescheidene Gemeente in dat dorp. En in 1856 besloot men samen verder te gaan als Christelijke Afgescheidene Gemeente. Op 30 december 1856 nam Hazevoet afscheid van Oude en Nieuwe Wetering en vertrok naar de kerk van Haamstede.

Oefenaar Pieter Johannes Korbee (van 1856 tot 1862).

Hazevoet werd opgevolgd door Pieter Johannes Korbee (1832-1868). Deze was tevoren al meerdere malen in Oude Wetering komen preken en vestigde zich er zelfs per 10 maart 1855. De Kruisgemeente vroeg hem na het vertrek van ds. Hazevoet als hun voorganger-ouderling dienst te doen, en zo trad hij in december 1856 in dienst van de Kruisgemeente aldaar, officieel met de bevoegdheid van catechiseermeester en krankenbezoeker. Zijn inkomsten bedroegen ‘de helft van het kerkenzakje’ (de collecte). Onbekend is waar de gemeente haar diensten hield. Vermoedelijk bij leden thuis, want in de papieren wordt gesproken over bijeenkomsten ‘in onze kamer of vertrek’.

Een eigen kerk (1861).

Bij de pijl het kerkje van de Kruisgemeente aan de (huidige) Kerkstraat.

Toch had men in november 1857 plannen om te verkassen naar een eigen kerkgebouw! Gemeentelid Cornelis van Delft stelde namelijk ‘een vertrek of gebouw’ ter beschikking om als kerk te dienen. De overheid gaf echter geen toestemming, omdat de afstand tot de Remonstrantse kerk te gering was. Maar in 1860 bood gemeentelid Gijsbert van der Lip (klompenmaker van beroep) aan om in het tegenwoordige pand Kerkstraat 78 diensten te houden. Dat werd met beide handen aangenomen. Omdat die ruimte echter al gauw te klein was voor de kennelijk groeiende gemeente, werd het pand in januari 1861 door enkele kerkenraadsleden voor fl. 600 gekocht en vervolgens verbouwd en vergroot, en zo kon de kerk op 9 juni 1861 in gebruik genomen worden. In het jaar daarop nam voorganger Korbee afscheid. Hij vertrok naar de kerk van Zwartsluis. De gemeente telde in die tijd ongeveer 60 zielen.

Voorganger Jacobus Kalf (van 1865 tot plm. 1871).

De gemeente van Oude en Nieuwe Wetering was nu enkele jaren vacant. In die tijd (van 1862 tot 1865) gingen predikanten uit de omgeving voor, en anders werden preken gelezen van de ‘oudvaders’, zeer orthodoxe predikanten uit lang vervlogen eeuwen. Maar de kerkenraad bleef op zoek naar een nieuwe voorganger , en in oktober 1864 hadden de mannenbroeders succes: kandidaat Jacobus Kalf was weliswaar geen bevoegd predikant, maar nadat een officiēle dienaar des Woords zijn vaardigheden en kennis had getest en hij daarvoor slaagde, kon kandidaat Kalf in Oudewetering als oefenaar aan het werk.

Christelijke Gereformeerde Gemeente (1869).

Tijdens de periode-Kalf veranderde de naam van de Gereformeerde Gemeente onder ‘t Kruis te Oude en Nieuwe Wetering. Al enkele jaren trachtten de landelijke synodes van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis de in en na 1838 geslagen kerkelijke breuk te herstellen. De toen spelende kerkelijke geschillen waren niet meer actueel. Vandaar dat in juni 1869 besloten kon worden in het vervolg weer samen verder te gaan. De nieuwe naam van het verenigde kerkgenootschap was ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Bekend is dat ook de Kruisgemeente van Oude Wetering zich in 1869 aansloot bij de Christelijke Gereformeerde Kerk.  Sinds 1869 heette de Oudeweteringse gemeente dus ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente te Oude en Nieuwe Wetering’. De gemeenteleden in Oudewetering merkten – behalve de naamsverandering – er verder niets van.

De kerk eigendom van de gemeente (1870).

In 1870 werd het kerkje door de aanvankelijke kopers (enkele kerkenraadsleden) aan de kerkelijke gemeente overgedragen. Hier vergroot in beeld.

In 1870 besloten de eigenaren van de kerk (kerkenraadsleden die het gebouw in 1860 voor eigen rekening hadden gekocht) het gebouw over te doen aan de kerkelijke gemeente. Dat had meteen een verbouwing tot gevolg, waardoor de gemeente echter in financiële problemen geraakte. Het viel kennelijk allemaal wat duurder uit dan aanvankelijk berekend. Men loste de problemen op door renteloze aandelen ter waarde van fl. 5 in de gemeente te plaatsen. Veel gemeenteleden deden mee: de opbrengst van de actie was fl. 600, d.w.z. 120 aandelen waren uitgegeven; in 1882 waren alle aandelen uitgeloot en was de kerk weer schuldenvrij. Gelukkig hadden de kinderen een spaaractie opgezet en zo kon de kerkenraad op de laatste dag van 1870 zes lampen in ontvangst nemen, zodat de kerk stemmig verlicht kon worden.

En verder…

In de jaren daarna bleef de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Oude en Nieuw Wetering zonder voorganger. Daarom besloot de kerkenraad in 1887 eens per maand een vaste ‘preeklezer’ te laten optreden in de persoon van ouderling Waasdorp. Deze kreeg fl. 4 per keer, en als dat er niet was: de helft.

De Dolerenden mogen gebruik maken van de kerk (1887).

Omdat de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk, ook in Oude en Nieuwe Wetering tot gevolg had dat daar op 3 februari 1887 een Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) ontstond – daarover meer in deel 2 van dit verhaal – nodigde de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente de Dolerende broeders en zusters uit voor hun kerkdiensten tijdelijk gebruik te maken van het christelijke gereformeerde kerkgebouw aan de (huidige) Kerkstraat.

De eerste Dolerende predikant te Oude en Nieuwe Wetering: ds. C.L.F. van Schelven (1858-1933).

Tegelijk werden toen pogingen ondernomen om ‘same te werke of op te werke tot verheeniging der bijde gemeentes’ (zelfs werd op 9 april 1888 een gezamenlijke kerkenraadsvergadering gehouden) maar zover kwam het vooralsnog nog niet, al waren het ‘broederlijke besprekingen’ geweest. En de onderlinge verhoudingen bleven prima, want men werkte bijvoorbeeld samen in de diaconale ondersteuning van een gezin. En op 17 december 1891 vierde men samen het avondmaal. De Dolerende predikant, ds. C.L.F. van Schelven (1858-1933), doopte op de laatste dag van 1891 een tweetal christelijke gereformeerde kinderen. De rest kwam op 30 juni 1892, want toen verenigden beide kerken zich: ongeveer twee weken na de landelijke ineensmelting. De synodes hadden besloten dat ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ de naam van het verenigde kerkgenootschap zou zijn. Ook de gemeente van Oude en Nieuw Wetering sloot zich daarbij aan. Ze heette sindsdien dus De Gereformeerde Kerk te Oude en Nieuwe Wetering.

Naar deel 2 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info