De Gereformeerde Kerk te Bozum (1)

Op 15 januari 1888 (en niet op 24 november 1887, zoals op meerdere plaatsen wordt opgemerkt) werd in het Friese Bozum de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd.

Kaart: Google.

Hervormd Bozum.

In Bozum werd nooit een Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd, maar dat lag niet aan de rechtzinnigheid van de plaatselijke hervormde predikanten. Ds. E. Alta (1723-1798), die van 1754 tot zijn dood in 1798 in Bozum hervormd predikant was. Hij moest van de gereformeerde belijdenisgeschriften niet veel hebben. Ook was hij patriot, tegenstander van Oranje, werd daarvoor door de Staten van Friesland in 1790 uit zijn ambt gezet, en had – in zijn waardigheid hersteld – nog juist enkele jaren de gelegenheid zijn aanhankelijkheid aan de Franse bezetters te tonen.

Ds. E. Alta (1723-1798). (ill.: ‘Fryske Kanon’).

Hij overleefde echter het vergaan van de wereld, die volgens zijn astrologische berekeningen en de stand van de planeten, op 8 mei 1774 te onder zou gaan. Eise Eisinga (1724-1828) vond die voorspelling onzin en begon in zijn woonkamer aan de bouw van zijn fameuze planetarium, dat nog steeds werkt en te bezichtigen is en dat de stand van de planeten zeer nauwkeurig weergeeft.

Ook de opvolgers van ds. Alta waren de moderne richting toegedaan. Ds. W.F.K. Klinkenberg (1838-1921), die van 1869 tot 1878 in hervormd Bozum stond, was evenmin als zijn voorganger in de gereformeerde leer geïnteresseerd, maar des te meer in de politieke toestand van zijn tijd, waarbij hij zich beijverde voor een andere koloniale politiek, want hij wilde ‘Recht voor Indië’, zoals de titel van een van zijn boekjes luidt .

Ds. H.U. Thoden van Velzen (1840-1917).

In hoeverre zijn opvolger, ds. H.U. Thoden van Velzen (1840-1917) recht gedaan heeft aan het gemeentelid waar hij – op huisbezoek – door zijn grote gewicht de stoel waarin hij zich neervleide, vernielde, is onbekend. De heer des huizes had hem toegebeten: ’Dit sil jo betelje, dûmny!’ (Dit zult u betalen, dominee!). Hij bleef in elk geval slechts drie jaar in Bozum.

De trek naar elders.

Hoe het zij, telkens hielden de vrijzinnigen in Bozum de macht in handen en leden de orthodoxen bij kerkelijke verkiezingen een nederlaag. Dat resulteerde er uiteindelijk in dat zij elders rechtzinnige predikanten gingen beluisteren, zoals die in de hervormde kerk te Scharnegoutum, of… in de Afgescheiden Gemeente aldaar, die op 20 september 1836 geïnstitueerd was. Anderen liepen naar de Afgescheiden Gemeente te Sneek of zetten koers richting Oppenhuizen.

Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910).

Dan maar preken in Bozum.

Maar die afstanden waren vooral in de wintertijd niet of nauwelijks te behappen, zodat op initiatief van de weduwe Tamminga, woonachtig op Kleiterp ten noorden van Bozum, een herberg gehuurd werd, waar in het vervolg diensten gehouden werden. Men nodigde Afgescheiden dominees, evangelisten of rechtzinnige hervormde predikanten uit de omgeving uit om in hun bijeenkomsten voor te gaan. Zo kwamen rond 1880 en daarna de hervormde predikanten ds. F.J.P. Moquette uit Sneek, ds. A. van Griethuysen van Oppenhuizen en Uitwellingerga en dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) uit Heeg naar de herberg, om de daar verzamelde dorstigen naar het Woord toe te spreken. Ook ds. G. Bramer (1837-1901) uit Boksum en ds. J.C. Balhuizen (1854-1939) van Scharnegoutum gingen zo nu en dan voor.

Ds. J.C. Balhuizen (1854-1939) van Scharnegoutum.

Een evangelisatielokaal.

Er kwam echter een tegenvaller: de kastelein deelde op een gegeven moment mee dat hij door het verhuren van zijn toko er financieel bij inschoot, zodat hij de huur moest opzeggen. Daarom ging men op zoek naar een andere gelegenheid, die men vond in een kamer aan wat later It Heech genoemd werd; het lokaal werd al gauw ‘evangelisatielokaal’ genoemd en stond op de plaats waar door (soms ingrijpende) verbouwingen de latere gereformeerde kerk stond. Het is bekend dat dit lokaal een oude boerderij was. De woongelegenheid ervan werd verbouwd tot kerkzaal, een betrekkelijk smalle ruimte. “Het had een mooi koepelvormig wit geschilderd gewelf, totdat er een zoldering tegenaan gespijkerd werd”. In de schuur van de boerderij waren vijf wooneenheden gebouwd, waar vijf gezinnen woonden.

Door de gestaag groeiende groep toehoorders moest het lokaal uitgebreid worden, waartoe men het lokaal met een stuk verlengde. Die uitbreiding maakte de vanaf het begin aanwezige spanningen in het dorp er niet minder op. “Zo gebeurde het eens dat de ‘modernen’ een bijbel uit elkaar haalden en teksten eruit scheurden, die ze meenden, dat wel toepasselijk waren, en die aan de deuren van de ‘fijnen’ plakten. Zo kreeg iemand als woord ter overdenking: ‘Niet werkende, maar ijdele dingen doende’. Het antwoord bleef niet uit, want kort daarop was een plakkaat aan het hek voor de hervormde kerk gehecht met het volgende ‘gedicht’:

Het exterieur van de gereformeerde kerk rond 1890 (links nog een stukje van de boerderij, waarvan het kerkje oorspronkelijk het woongedeelte was).

“Ziet gij de kerk van Bozum aan, / Ach staar haar dan met weemoed aan. / Een logengeest, die haar regeert, / het Woord van God verkeerd geleerd, / Men randt hier zelfs de bijbel aan. / En men verscheurt Gods heil’ge blaân. / Het bijbelboek wordt hier verscheurd, / Bij nabuur op de deur gesmeurd. / Die zulke dingen durft bestaan, / die zal het als Gomorra gaan. / Wie zo durft spotten met zijn God, / die wacht gewis een Sodomlot, / Hij zal op ’t einde van zijn baan / ten eeuwigen verderve gaan”.

De mannen van het ‘evangelisatielokaal’ hadden behalve een zondagsschool (met meester Kooiman) ook een Jongelingsvereniging opgericht, waarvoor vooral broeder Zijstra en ds. L.H. Wagenaar veel betekend hebben. Meester Kooiman had trouwens nogal eens last van opgeschoten jongens die hem het werk in de zondagsschool moeilijk maakten.

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Bozum.

Intussen was de Doleantie ontstaan, en her en der splitsten zich orthodoxe hervormden af van ‘het hervormd kerkgenootschap’. De steeds verder oprukkende vrijzinnigheid en de almacht van de Algemeene Synode en haar Synodale Commissie – zeer ten nadele van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten – waren belangrijke oorzaken van de kerkscheuring, die weliswaar niet in Amsterdam begon (want in Kootwijk), maar daar toch landelijk gezien het meeste opzien baarde.

Ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) institueerde de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Bozum in januari 1888.

Hoe dan ook. op donderdagmiddag 24 november 1887 ging ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) van Kollum voor in een godsdienstoefening in het evangelisatielokaal. Zijn preek ging over Maleachi 1 de verzen 6 tot 14 over de ‘onheilige offeraars’. De predikant legde in de dienst ook de oorzaken van de kerkelijke strijd uit en de toestand van de hervormde kerk.

’s Avonds werd op dezelfde plaats opnieuw een bijeenkomst gehouden waarvoor de leden van de hervormde gemeente waren uitgenodigd. Na het openingsgebed en het zingen van psalm 119 vers 88 werd Efeze 4 de verzen 1 tot 15 gelezen, over de kerk ‘als één lichaam en een geest’. Negen belijdende leden en dertien doopleden van de hervormde gemeente waren aanwezig. Allen verklaarden zich te willen houden aan de gereformeerde belijdenisgeschriften van de kerk en allen waren bereid de ‘Reformatie der kerk’ ter hand te nemen, zoals begin dat jaar besproken was tijdens het door 1.500 hervormden bijgewoonde Gereformeerd Kerkelijk Congres in Amsterdam. Overigens: niet alle leden van de evangelisatie gingen daarin mee, sommigen bleven achter in de hervormde kerk.

Het programma van het Gereformeerd Kerkelijk Congres van 11 tot 14 januari 1887 te Amsterdam. Daar werd besproken hoe de ‘Reformatie der Kerk’ (c.q. de Doleantie) zou kunnen worden ‘uitgerold’ over het hele land.

De bereidheid om de ‘reformatie der kerk’ ter hand te nemen, werd meteen in daden omgezet. De hervormde kerkenraad was daartoe niet bereid, zodat de gemeenteleden zelf tot actie moesten overgaan. Een Acte van Uittreding werd opgesteld, ondertekend en overhandigd aan de kerkenraad van de hervormde gemeente. Ook aan de koning, het hoofd van de hervormde kerk, werd de Acte toegezonden. Meteen daarna werd besloten drie ouderlingen en drie diakenen te kiezen, maar afgesproken werd meteen vooralsnog de plaats van één ouderling en één diaken onvervuld te laten. Als ouderlingen werden aangewezen Folkert Algera en Pieter Wesselius, en als diakenen Sybren Brouwer en Edzer Reitsma. Zoals de Dordtse Kerkorde voorschreef werden de namen van de verkozenen aan de bezoekers van het evangelisatielokaal voorgesteld, zodat eventuele bezwaren tegen hun benoeming zouden kunnen worden ingediend, wat echter niet gebeurde.

De instituering (1888).

Het interieur van de gereformeerde kerk, nadat het gewelf door het aanbrengen van een zoldering uit het zicht raakte (foto: ‘GK Bozum’).

Op zondag 15 januari 1888 kwam ds. Van Kasteel opnieuw naar het evangelisatielokaal in Bozum. Tijdens deze dienst werden de verkozen ouderlingen en diakenen in hun ambt bevestigd. Daarmee was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Bozum een feit.

De eerste kerkenraadsvergadering – in de woning van gemeentelid Wijnia – werd de volgende dag gehouden. Meteen meldde zich een vijftal belijdeniskandidaten aan, waarvan er een werd toegelaten; de anderen werden nog ’te licht bevonden’ en hun werd aangeraden ‘de zaak in ernst voor het aangezicht des Heeren te brengen’, en zich later nog eens aan te melden.

Tijdens de kerkdiensten, waarin soms predikanten, soms evangelisten en soms oefenaars voorgingen, moesten natuurlijk ook de Bijbellezingen gedaan worden. Daarvoor was broeder G. Zijlstra – steunpilaar der gemeente – als ‘voorlezer’ de geschikte man; hij en zijn vrouw waren veertig jaar lang ook degenen die het kosterswerk op zich namen.

Ds. M.J. Dijk (van 1889 tot 1908).

Ds. M.J. Dijk (1857-1918).

Het evangelisatiegebouw was er voor de kerkdiensten en de vergaderingen, de kerkenraad was er voor het bestuur en het opzicht en de tucht; nú nog een predikant ‘voor de geestelijke verzorging en de bediening des Woords’. Verscheidene vergeefse beroepen werden uitgebracht, maar kandidaat M.J. Dijk (1857-1918), die gestudeerd had aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, nam het op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 14 juli 1889 intrede in Bozum, na vermoedelijk door ds. Van Kasteel bevestigd te zijn.

“Dijk aanvaardde zijn ambt met opgewektheid; hij werkte met ijver, ook om geld te verzamelen voor de bouw van een School met den Bijbel. Doch mettertijd nam de opgewektheid af. ‘Het vergaderlokaal, donker en laag van verdieping, was verre van opwekkend’. Doordat mensen uit de gemeente vertrokken, werd het aantal gemeenteleden steeds kleiner. Het ontbrak hem aan weerstandsvermogen om de moeilijkheden, aan het ambt verbonden, te boven te komen. Hij zag op tegen elke zondag, en had zorg bij elke moeilijkheid in de gemeente. Daarbij had hij een overgevoelig zenuwgestel en een  temperament, tot melancholie overhellend. Daarom raadde de dokter hem algehele rust en emeritaat aan”, dat hij per 1 juni 1908 verkreeg.

De School met den Bijbel.

In 1873 werd in Bozum een nieuwe openbare school gebouwd, die een ouder gebouw uit het begin van de negentiende eeuw verving. Voorstanders van het christelijk onderwijs maakten in het begin van de twintigste eeuw echter plannen voor de bouw van een christelijke school. “Ds. Dijk ging er veel op uit om geld bijeen te scharrelen en zo lukte het tenslotte na veel moeite het schooltje te stichten. Het kaaspakhuis van Wesselius, buiten gebruik, werd wat vertimmerd, en zo kon meester De Jager er zijn discipeltjes ontvangen”.

De Gereformeerde Kerk te Bozum (1892).

De gereformeerde kerk in haar uiteindelijke vorm (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

In 1892 was de naam van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk intussen veranderd in ‘De Gereformeerde Kerk te Bozum’. Dat kwam door een landelijke kerkenfusie van de Christelijke Geeformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. De naam van de verenigde kerken was ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Ook de kerkenraad van Bozum besloot zich bij De Gereformeerde Kerken aan te sluiten.

De kerk verbouwd (1909).

In 1909 werd in het naburige Boksum een nieuwe, grotere gereformeerde kerk gebouwd. De kerkenraad van Boksum wilde de inventaris van de oude kerk wel kwijt, die door de kerk van Bozum werd overgenomen. In dezelfde tijd werd timmerman-aannemer M. Schotanus – die ook de kerk in Boksum bouwde – uitgenodigd om voor de kerk van Bozum een uitbreidingsplan te ontwerpen. De kerk moest vergroot worden. De plannen zouden ruim fl. 2.100 kosten. De bouw verliep voorspoedig en op 22 december 1909 kon de verbouwde kerk weer in gebruik genomen worden. Ook B en W werden uitgenodigd. Weliswaar was er nog geen orgel, maar kort daarop werd toch een eenvoudig instrument geplaatst.

De verbouwing vond plaats gedurende de zes jaar durende vacante periode. De kerkenraad kon dus het voor het traktement bestemde geld in het bouwfonds storten. Bovendien werd zusterkerken gevraagd of Bozumer kerkenraadsleden daar voor de verbouwing onder hun gemeenteleden mochten collecteren. Uiteindelijk werden in verscheidene kerken collecten gehouden, al waren er ook die geen toestemming gaven. Hoe dan ook, voor de verbouwing werd fl. 240 opgehaald. De kerk kreeg toen het uiterlijk zoals ze tot 1992 in gebruik was (inmiddels is het kerkgebouw gesloopt).

Ds. F.H. Boersma (van 1914 tot 1930).

Ds. F.H. Boersma (1862-1958) op latere leeftijd.

In oktober 1913 werd een beroep uitgebracht op ds. F.H. Boersma (1862-1958) te Geldermalsen. Hij was ter voorbereiding van zijn studie opgeleid door de toen nog hervormde predikant ds. L.H. Wagenaar van Heeg, en Boersma ging – net als zijn leermeester – met de Doleantie mee. In december 1888 werd hij door de classis Sneek als oefenaar toegelaten, en ging zo in verscheidene gemeenten voor. In 1892 was hij naar Kampen gegaan voor zijn theologiestudie en werd daarna achtereenvolgens gereformeerd predikant in Zuidbroek, in het Friese Wirdum en in Geldermalsen. Met andere woorden: Bozum kreeg een ervaren predikant. Het was trouwens ook zijn laatste gemeente, waar hij ongeveer zestien jaar gestaan heeft. Hij deed intrede op 8 maart 1914.

Kort na zijn bevestiging en intrede in Bozum brak de ‘Grote Oorlog’ (1914-1918) uit. Toen in augustus de mobilisatie werd afgekondigd ontstond in zijn gemeente onrust en schoolden de mensen in het dorp samen. Ds. Boersma ging toen midden tussen hen in staan, ‘sprak hen met de hand op de Bijbel bemoedigend toe, hen vermanende het geloofsoog op God in vertrouwen te richten. Er gebeurt niets zonder de wil van God’, zo hield hij de mensen voor.

Een nieuw orgel (1918).

De gemeente breidde gestaag uit. Op 1 januari 1917 bestond zij uit tweeënveertig huisgezinnen en acht alleenstaanden. Er waren zesentachtig belijdende- en vierenzeventig doopleden, zodat de gemeente in totaal 160 leden telde. Het werd bovendien tijd voor een nieuw orgel, omdat het oude instrument kuren ging vertonen. Het zou fl. 1.300 kosten en zou worden gebouwd door orgelbouwer Timmenga te Leeuwarden. Om het geld bijeen te krijgen werden renteloze aandelen geplaatst en werden bij de ingang van de kerk collectebussen opgehangen.

“Op de kansel en bij het ziekbed werd ds. Boersma het meest gewaardeerd om zijn rijke gebedsgaven. Ook de prediking met sterk dogmatische inslag hoorde men graag. Bij het preken ‘van de schets’ (uit het hoofd, met slechts enkele schriftelijke ‘punten’ voor zich) kwam hem zijn stalen geheugen en buitengewone Schriftkennis zeer van pas. Op catechisatie gaf hij zijn eigen dictaat, waar zijn kleinkinderen in de wijde pampa’s van Argentinië later nog veel profijt van gehad hebben”.

De pastorie, die tot 1956 dienst deed.

De school verbouwd (1922).

In 1922 werd de oude christelijke school vervangen door een nieuw gebouw aan de weg naar Oosterwierum. Een gedenkplaat in de muur van de gang noemde de namen van de mannen die in die dagen er zich voor inspanden: voorzitter ds. L.H. Wagenaar, K. Algra, C. Piersma, ds. Boersma, T. Bouma en T. Zijlstra.

Twee brieven…

Voor een beroep van de kerk van Duurswoude bedankte hij, maar over een later ontvangen beroep was hij onzeker. Op de catechisatie vertelde hij dat hij het beroep ontvangen had, en op de vraag van de jongelui ‘of dominee dan weggaat’, had hij geantwoord: ‘Ja, jongens, het was voor mij heel moeilijk. Mijn hemelse Zender gaf mij geen licht in deze zaak. Ik heb dan ook een geheel ongebruikelijke eg bewandeld en ben er zo uitgekomen. Ik heb de gok gewaagd’. Daarnaar gevraagd antwoordde hij dat hij twee brieven geschreven had: een met de mededeling dat hij het beroep aannam en een met het bericht dat hij er voor bedankte. Hij gaf de twee enveloppen aan de dienstbode en gaf haar de opdracht een ervan op de post te doen. Het was het bedankje, zodat ds. Boersma nog tot 1930 aan de kerk van Bozum verbonden bleef. De catechisatiejeugd applaudisseerde spontaan.

Op 30 maart 1930 nam de predikant dan toch afscheid.

Naar deel 2 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info