‘Gewoon Gereformeerd’…

De (Drentse) Gereformeerde Kerken en de jongeren.

In november 1981 had prof. drs. K.A. Schippers (1925-1997) – hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen tijdens een evangelisatiebijeenkomst in Drenthe zijn grote zorgen geuit over de steeds geringer wordende betrokkenheid van de jeugd bij de Kerk.

Prof. drs. K.A. Schippers (1925-1997).

Sommigen vroegen zich toen af of de professor de zaak niet te somber voorstelde. Maar ruim drie jaar later kon iedereen beter weten, want in februari 1985 werd informeel overleg gevoerd tussen de provinciale Deputaten voor Evangelisatie en die van het ‘Jeugd- en Jongerenpastoraat’ (JJP) over het feit dat ‘de Kerk de jongeren niet meer bereikt’. De classis Zuid-Oost Drenthe had over dat onderwerp een maand eerder zelfs al een klassikale avond georganiseerd.

Naar aanleiding van een en ander schreef haar evangelisatiewerker B. Vastenburg in mei dat jaar in een brief aan de deputaten en de kerkelijke werkers dat het níet goed ging met de Kerk: ‘De cijfers zijn verontrustend (…). Ze leren ons dat binnen tien jaar driekwart van de kerkelijke jeugd adieu zal hebben gezegd. Een Kerk die zich daarvan niets aantrekt, er geen beleid op afstemt, er geen lessen van wil leren en daarvoor geen energie en geld wil vrijmaken, is mijns inziens het overleven nauwelijks waard. Als we niets doen aan de uitloop van jongeren, hun totale vervreemding van Kerk en geloof, dan kon dat wel eens een hele dure onbetaalde rekening van de Kerk worden’.

De heer Vastenburg pleitte er voor om samen met de consulent van het Jeugd- en Jongerenpastoraat (JJP) een onderzoek in te stellen naar het probleem van de kerkverlating, vooral onder jongeren. ‘Want’, zei hij, ‘principieel is er geen verschil tussen toerustingswerk van de evangelisatiewerkers en dat van het Jeugd- en Jongerenpastoraat. Er zijn wél praktische verschillen. Het doel is hetzelfde, de doelgroep is echter verschillend, waardoor verschillende methodieken gebruikt worden. Het JJP richt zich op training en ondersteuning van jeugdouderlingen, huiscatecheten, kindernevendienstmedewerkers, enz., [maar] bínnen dit werk valt de zorg hóe kerkenraden zover te krijgen dat zij in het beleid aan de jongeren van de Kerk een volwaardige plaats toekennen. Een overeenkomst tussen het JJP en de Evangelisatie is, dat het werk van het JJP zich ook bezighoudt met jongeren die met een of met twee benen buiten de Kerk zijn komen te staan (…)’.

De synode stemde er mee in en besloot dat de kerkelijke werkers gelegenheid kregen om op de volgende particuliere synode, die van mei 1986, met een voorstel te komen ten aanzien van het probleem van de kerkverlating onder jongeren.

Het eerste Jaarverslag van het Deputaatschap voor de Evangelisatie in Drenthe.

Op de synode van 1986.

‘De kerkverlating onder jongeren’ werd dus in 1986 opnieuw door de synode besproken. Het leek de provinciale Deputaten  Evangelisatie in Drenthe het beste zich vooral te richten op díe jongeren die zich (nog) ín de Kerk bevonden én op hen die dreigden af te haken, om zo te proberen het afhaken zélf te voorkomen. ‘De jongeren moeten ervaren dat geloven in deze tijd best relevant is voor je leven, ook al hebben ze moeite met de Kerk als instituut. Hoe spelen we in op het secularisatieproces onder jongeren? We zien hier als Evangelisatiedeputaten een duidelijke taak (…).’.

Daarom pleitten de Deputaten voor de ruimte van een experiment, waarbij aan een te benoemen kerkelijke werker opgedragen werd zicht te krijgen op de wijze waarop geloven functioneerde onder jongeren, geloofservaring al of niet communicabel en herkenbaar was en verbeterd kon worden. ‘We denken daarbij aan één of meer proefpolders, d.w.z. één of meer plaatsen in Drenthe, waar de kerkelijke gemeente bereid is mee te werken aan dit experimentele werk. Daarbij denken we aan een projectmatige aanpak, dat wil zeggen, dat onder begeleiding van een nader samen te stellen werkgroep gewerkt gaat worden gedurende een bepaald aantal jaren (bijvoorbeeld vijf)’.

‘Voor de financiering [men dacht aanvankelijk aan zo’n fl. 375.000!] zal allereerst de opgebouwde reserve van de Evangelisatie aangesproken moeten worden’. Ook hoopte men op financiële steun van ‘buiten’, zoals van de Generale ‘Deputaten Onderlinge Bijstand’. ‘Wij vragen u [de Particuliere Synode Drenthe] dringend: deelt u onze zorgen om de groeiende vervreemding van Kerk en geloof onder jongeren (en ook onder andere leeftijdsgroepen) en bent u bereid met ons mee te werken in de verwerkelijking van onze conclusies?’

Een paar vragen…

De synode had wél een paar vragen: ‘Kunnen we met fl. 375.000 één ziel redden? Moet er niet veeleer iets veranderen in de kerkdiensten, bij de ouders, enz.?’ Ook had iemand bezwaren tegen experimenten als men geen zicht had op de oorzaak van het probleem. Het werd dan een kwestie van geluk hebben of men iets bereikte; was het niet beter te wachten tot er meer duidelijkheid was? En was het werk dat in Drenthe zou worden gedaan geen dubbel werk, gezien een landelijk project dat inmiddels was opgestart?

De Hoofdstraatkerk te Hoogeveen.

Het Deputaatschap Evangelisatie antwoordde daarop bij monde van mevr. ds. J.H. van Haeringen van Hoogeveen. Aanhaken bij het landelijke onderzoek was moeilijk, daar dát zich vooral richtte op theorievorming. En natúurlijk waren de problemen niet simpelweg met geld op te lossen. ‘Maar we moeten niet wanhopen aan de kracht van het Evangelie, en daarom álles proberen. Juíst omdat de oorzaken niet helder zijn, is het experiment de enige mogelijke werkwijze’. Ook merkte ze op dat het experiment zich zou moeten richten op de jongeren die dreigden af te haken: waar begon de band los te raken? En hoe konden we daarop inhaken? Dát waren de uitgangspunten van het experimentele onderzoek.

Maar, zo vroeg iemand nog, waren de plannen wel voldoende doordacht? Leverde het experiment iets op? En wat veranderde je aan de kerkverlating, ook als je de oorzaken wist? Welke mensen zouden het onderzoek trouwens gaan uitvoeren? Waren ze competent? Een theoloog? Een socioloog? Kon iemand uit ‘Kampen’ het onderzoek niet doen?

Eén van de synodeleden besloot zijn bijdrage met de woorden: ‘Ik heb dus duidelijk begrepen dat het niet om ‘zieltjes winnen’ gaat, maar om jongeren er bij te houden en om daartoe de Kerk te veranderen’. Maar hij had ook een vraag: ‘Hoe krijgen we die veranderingen er daarná door…?’

Hoe het onderzoek zou gaan.

De meerderheid van de synode zag voldoende in de plannen om uiteindelijk positief op de vragen van de Deputaten Evangelisatie te reageren. Het onderzoek zou er komen. Aanvankelijk werd besloten dat de Deputaten voor Evangelisatie en die van het JJP opdracht kregen een regionaal/plaatselijk onderzoek te laten instellen naar de problemen betreffende de kerkverlating, waarbij dan met name gelet zou worden op díe zaken die veranderbaar waren in de gemeente. In alle vier classes zouden één of twee Kerken gevraagd worden aan het onderzoek deel te nemen. Daarbij wilde men zich vooral richten op de leeftijdsgroep van 16 tot 30 jaar. In deze groep wilde men diegenen bevragen die ‘gebleven’ waren én hen die de Kerk al verlaten hadden. Het plan was dan om met de resultaten van het onderzoek terug te gaan naar de gemeenten die aan het onderzoek hadden meegewerkt; aan de betreffende kerkenraden zou vervolgens worden voorgelegd wat in die gemeenten verandering nodig had en hoe die verandering tot stand gebracht kon worden.

De heer J. Hollenbeek Brouwer (1923-2013).

Het onderzoek zou worden uitgevoerd in samenwerking met de Rijks Universiteit Groningen (RUG). De kosten zouden ongeveer fl. 10.000 bedragen. De RUG zou gevraagd worden studenten beschikbaar te stellen die een dergelijk project in hun studiepakket hadden. Dus werd een begeleidingscommissie benoemd, waarin zitting hadden de heren Den Braber (deputaat Evangelisatie), J. Hollenbeek Brouwer (1923-2013) (deputaat JJP), Althuis (deputaat Evangelisatie en deskundige op het terrein van het onderzoek), ds. Elzinga (namens het deputaatschap JJP) en de kerkelijke werkers Bakker (JJP), Kooiman en Vastenburg (Evangelisatie).

Twee studenten (Piet van der Ploeg en Ron Benjamins) zouden ‘een discreet en praktisch onderzoek’ doen in de vorm van zgn. diepte-interviews, in afzonderlijke gesprekken, met leden van tenminste tien gezinnen in Drenthe, te weten te Hoogeveen, Nieuw-Amsterdam, Westerbork, Emmen, Diever en Roden. De Kerken en de geïnterviewden werden zó gekozen dat ze een representatief beeld gaven. Er zouden twee aandachtsvelden of fasen te onderscheiden zijn: een godsdienstsociologische (‘wat is er aan de hand en wat gaat er fout tussen meelevende ouders, hun kinderen en de Kerk’) en daarna een godsdienstpedagogische (‘wat kun je als Kerk aan positieve bijdragen leveren op dit terrein’).

Het rapport gepubliceerd.

De gereformeerde kerk ‘De Voorhof’ te Westerbork.

Het 425 pagina’s tellende rapport Gewoonweg Gereformeerd – een onderzoek naar geloofsoverdracht werd in 1988 in druk uitgegeven door Van Wijnen te Franeker. Het werd op 2 maart dat jaar gepresenteerd tijdens een bijeenkomst in de gereformeerde kerk ‘De Voorhof’ te Westerbork.

De belangrijkste conclusies van het rapport waren de volgende:

“(1). Er vindt weinig gerichte en bewuste geloofsopvoeding plaats. Vormen en gewoonten worden wél, maar de inhoud van het geloof wordt bijna níet overgedragen. Toelichting: er is veel ophef over uiterlijkheden. Het blijkt dat niet veel echt gepraat wordt over inhoudelijke zaken met betrekking tot het geloof.

(2). Ouders van nu doen het niet slechter dan vroeger, maar onze cultuur (deze tijd) is anders en dat vraagt een veel bewustere en gerichtere aanpak. Toelichting: ook vroeger lag grote nadruk op vormen en gewoonten, maar toen hoorden Kerk en geloven er gewoon bij. De meeste opvattingen en keuzes waren vanzelfsprekend: nú ligt alles open. Door die breuk tussen vroeger en nu is het nodig dat zowel jong als oud een bewustere keus doet waarbij gebroken wordt met kinderlijke voorstellingen.

(3). Bij velen, jong en oud, is een zeer geringe relatie tussen geloof en leven: ‘zondag en maandag’. Toelichting: het blijkt heel moeilijk duidelijk te maken of duidelijk te zijn wat het verband is tussen geloofsopvattingen en geloofsvoorstellingen en de beslissingen van alledag. Met andere woorden: de Kerk heeft de handen vol aan de ‘blijvers’. De kerken lopen leeg omdat de mensen leeglopen”.

Het rapport over het onderzoek naar geloofsoverdracht in Drenthe.

Opvallende conclusies waren verder: “De godsdienstige opvoeding thuis, in de huidige vorm, draagt minder bij aan de algemene geloofsopvoeding (gedrag, geloofsverwoording en geloofsopvatting) dan tot nog toe is aangenomen. Er zijn veel andere factoren (school, milieu, vrienden, enz.), die ook van grote invloed zijn. Níet zozeer het ontbreken van geloofsvoorstellingen, gesprekken, enz. wordt veelal als grootste probleem en bedreiging ervaren, maar kerkverlating en het afzweren van vormen en gebruiken”.

De provinciale Deputaten voor Evangelisatie concludeerden dat óok predikanten zich niet konden onttrekken aan de conclusies van het rapport ten aanzien van de gemeente. Men sprak af dat vóór de Particuliere Synode 1989 een praatpapier zou worden opgesteld om het bewustmakingsproces in de Kerken op gang te brengen en te begeleiden, en na inschakeling van deskundigen (zoals godsdienstsociologen, het ‘Catechetisch Centrum’, enz.) vóór de Particuliere Synode 1989 te komen met nadere beleidsvoorstellen.

Hoe het verder ging.

Voor verdere bespreking van het rapport Gewoonweg Gereformeerd had de particuliere synode van 1988 een werkbegroting van fl. 5.000 goedgekeurd. Daarmee kon de begeleidingscommissie verdere plannen uitwerken, namelijk aan alle classicale Deputaten voor Evangelisatie vragen of hun kerkelijke werkers een deel van hun tijd mochten besteden aan de bespreking van het rapport in de gemeenten. Ze zouden mét de leden van de begeleidingscommissie alle moderamina van de (wijk-) kerkenraden in Drenthe apart in een persoonlijk gesprek benaderen om na te gaan in hoeverre men bereid was (de resultaten van) dit onderzoek te bespreken.

Na inventarisatie van deze gesprekken volgde de besprekingsfase, aan de hand van een aantal vragen en antwoorden over de kern van het rapport. Het bleek dat 60% van de Kerken met het rapport Gewoonweg Gereformeerd aan het werk wilde. Dat kon onder meer aan de hand van een cursus van drie avonden voor verdergaande bezinning op de hoofdlijnen van het rapport, die door de begeleidingscommissie was samengesteld onder de titel ‘Alleen een lege dop…?’. Ook werd een project opgezet, ‘Verhalen vertellen’, een rechtstreeks voortvloeisel uit het onderzoek Gewoonweg Gereformeerd.

De vraag of de wal het schip gekeerd heeft kan gesteld (én misschien zelfs beantwoord) worden…

Bronnen:

Archief Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Assen, Drents Archief.

R.J. Benjamins en P.A. van der Ploeg, Gewoon Gereformeerd.  Een onderzoek naar geloofsoverdracht. Franeker, 1988

G.J. Kok, ‘Vaak was het ploegen op rotsen…’. De evangelisatie-arbeid van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1893-1993). Groningen, 2013

© 2021. GereformeerdeKerken.info