De Gereformeerde Kerk te Doornspijk (2)

Ds. G. de Jager (van 1922 tot 1928).

( < Naar deel 1 ) – De kerkenraad pakte het beroepingswerk dus weer aan en bracht eind 1921 een beroep uit op ds. G. de Jager (1876-1949) van het Zeeuwse Grijpskerke. Hij nam het beroep aan en deed op 2 april 1922 intrede.

Ds. G. de Jager (1876-1949).

De kerkenraad had intussen al plannen voor de vervanging van het oude kerkgebouw door een nieuw, groter bedehuis, op hetzelfde terrein als de noodkerk, maar verder van de straat af. De kosten waren hoog, zodat bij de bank een bedrag van ongeveer fl. 45.000 geleend moest worden. Ook moest voor ruim fl. 800 een nieuw avondmaalstel worden aangeschaft omdat het oude servies, een geschenk van de toenmalige burgemeester, in 1923 bij de brand in de woning van de scriba – samen met het archief – verloren was gegaan.

De in 1888 gebouwde Dolerende noodkerk. De foto werd gemaakt toen de nieuwe grote kerk in 1924 gebouwd werd (die is op de achtergrond te zien).

De bouw verliep echter voorspoedig, overeenkomstig de tekeningen van architect H. Onvlee, die bij zijn schepping duidelijke sporen vertoont van de invloed van de bekende gereformeerde kerkbouwarchitect Tjeerd Kuipers. Omdat architect Onvlee tijdens de bouw overleed maakte architect H. van Lonkhuizen het werk af. Op 28 september 1923 werd de eerste steen gelegd door Hendrik Blaauw, voorzien van de tekst ‘Hoe lieflijk zijn uwe woningen’. Tijdens de bouw van de nieuwe kerk konden de kerkdiensten gewoon in de oude kerk gehouden worden.

De eerste steenlegging in 1923 (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Doornspijk’).

De laatste dienst in de oude kerk werd gehouden op 15 juni 1924, waar ds. De Jager een preek hield naar aanleiding Exodus 33 vers 15:  “Toen zeide hij tot Hem: indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken!“ De eerste dienst in de nieuwe kerk werd twee dagen later gehouden, op 17 juni, tijdens welke ds. De Jager een preek hield naar aanleiding van psalm 48 de verzen 1 tot 4, een psalm die ook tijdens die eerste dienst gezongen werd. “Het was mooi weer voor de hooioogst. In dichte drommen trok men op naar het nieuwe gebouw. Het was een lust om te zien. Ieder was blij en goedsmoeds”. Organist Egmond begeleidde de kerkzang, want er was ook een orgel in de kerk geplaatst. De eerste koster van de nieuwe kerk was J.K. Jonker die daarvoor een jaarsalaris van fl. 300 ontving.

De nieuwe, grote gereformeerde kerk, die nog steeds als zodanig dienst doet.

Ds. De Jager “bleef in het leven van het kerkverband het liefst op de achtergrond. Maar op de kansel was hij in zijn element. Preken noemde hij zijn liefste werk; ‘daar word ik nooit moe van’, was zijn zeggen. De beproevingen des levens zijn hem niet bespaard. Aan het eind van zijn verblijf in Doornspijk ontnam de Heere aan hem en de zijnen zijn trouwe levensgezellin [Suzanna Maartje Stoof]. Een nieuwe levensgezellin werd ds. De Jager beschikt in mej. D.M. Minnee, die hem tot het einde toe heeft mogen bijstaan”. De predikant ontving begin 1928 een beroep van de kerk van Putten, dat hij aannam. Op 17 juni dat jaar nam hij afscheid van Doornspijk.

Ds. T. Sap (van 1929 tot 1933).

Ruim een jaar was de kerk van Doornspijk vervolgens vacant. Pas het beroep dat uitgebracht werd op ds. T. Sap (1871-1958) van Glanerbrug werd aangenomen. Op 29 september 1929 deed hij intrede in Doornspijk.

Deze jaren was een moeilijke tijd, niet alleen voor ons land, maar ook voor de kerk van Doornspijk. Allereerst was er in 1929 de Beurskrach op Wall Street in New York, die de wereld, en ook ons land in een zware economische crisis dompelde. Daarnaast waren in de kerk van Doornspijk nog specifieke andere moeilijkheden die overwonnen moesten worden. Mede door de economische crisis ontstond in de kerk namelijk onenigheid over financiële kwesties, die uiteindelijk zo hoog opliepen, dat het in 1932 nodig geacht werd de kerkenraadsvergaderingen te laten plaatsvinden in aanwezigheid van afgevaardigden van de classis.

Ds. T. Sap (1871-1958).

“In Doornspijk vond ds. Sap, met name in zijn preekarbeid, grote waardering. Intellectueel scherpzinnig, exegetisch nauwkeurig, dogmatisch belijnd, rhetorisch welsprekend, wist hij niet alleen zijn gehoor te boeien, maar ook te spreken naar het hart van Jeruzalem. En daarin mocht hij ongetwijfeld velen tot zegen zijn. Toch vond z’n ambtelijk leven z’n beeld niet in de wateren van Siloa, die (om de oude vertaling nog eens te gebruiken) ‘zachtkens stillekens gaan’. Zijn weg door de kerken doet denken aan een bruisende, schuimende bergbeek, welker loop onberekenbaar is en voor ongedachte wendingen stelt. Sap maakte het zichzelf en anderen niet gemakkelijk”.

“Er was in zijn leven iets van de tegenstelling tussen zijn jongens- en zijn familienaam, Tjakke Sap. Tjakke: is stoer, een stugge, kloeke Groninger naam. Sap: ‘zoet-vloeiend’, associërend met gedachten aan wat lieflijk is en sterkend. Dát wás hij. Tjakke. En Sáp.Tjakke: strijder, debater, tegenstander, soms vechter. Sap: causeur, dominee, pastor, Evangelist. Dit bracht in zijn leven een zeker dualisme, waarover ons geen oordeel voegt. En vanuit dit dualisme crisistijden van stormachtige bewogenheid en conflict, teleurstelling en leed”.

Een Christelijke Gereformeerde Gemeente (1933).

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

Tijdens deze periode namen enkele leden afscheid van de Gereformeerde Kerk van Doornspijk. De acht belijdende leden waren:  H. Polinder, Jac. Schut, L. van der Weerd, W. Bossenbroek, Jan Vinke, W. van Loo, R. van der Molen en G. van de Werfhorst. Zij sloten zich aan bij de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente te Elburg.

Hoe dat ‘voortgezette’ kerkverband ontstond? Al tijdens de synode van 1892 had een groep kerkleden uit de Christelijke Gereformeerde Kerk onder leiding van twee predikanten, ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten en ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) uit Den  Haag een bezwaarschrift ingediend tegen de Vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921).

Ze hadden bezwaren tegen sommige leerstellingen van dr. Kuyper en bovendien vonden ze dat de plaatselijke gemeenten niet gehoord waren over de ineensmelting van beide kerkverbanden. Ook waren ze bang dat “het werk Gods”, de Theologische School in Kampen, verkwanseld zou worden door haar onder te dompelen in de theologische faculteit van de in 1880 door dr. Kuyper opgerichte Vrije Universiteit. Ook hadden ze er bezwaar tegen ‘dat de naam van Christus uit de kerknaam verdwenen was’, toen als nieuwe naam De Gereformeerde Kerken in Nederland werd aangenomen.

De predikanten c.s. vroegen de synode de Vereniging met de Dolerenden niet te laten doorgaan. Maar de synode gaf daar geen gehoor aan. Dit had tot gevolg dat bezwaarden in het hele land zich van de Gereformeerde Kerken afscheidden en de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk oprichtten.

Aanhef van het bezwaarschrift van ds. Van Lingen en ds. Wisse.

Vooralsnog werd in Doornspijk geen ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd. Maar wel waren dus ook in Doornspijk enkele gemeenteleden die zich van de Gereformeerde Kerk afscheidden, en zich voegden bij de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente van het naburige Elburg. Daaraan zal mogelijk ook de crisissfeer in de Gereformeerde Kerk van Doornspijk hebben bijgedragen. Pas op 22 juli 1933 werd ook in Doornspijk een Christelijke Gereformeerde Gemeente gesticht, die in 1934 ongeveer vijfenveertig leden telde.

Ds. H. Veltman (van 1935 tot 1939).

Hoe dan ook, ds. Sap nam op 31 januari 1933 afscheid en ging toen met emeritaat. Een vacante periode van ruim twee jaar volgde, tot in 1935 de nieuwe predikant intrede deed in de persoon van ds. H. Veltman (1904-1982) van Bruchterveld. Op 12 mei deed hij intrede.

Ds. H. Veltman (1904-1982) ging in 1945 met de Vrijmaking mee.

De N.S.B….

Ondertussen had de kerkenraad zich al sinds 1933 heel duidelijk uitgesproken tegen de sympathieën die sommige gemeenteleden hadden voor de Nationaal Socialistische Beweging, de NSB, die in 1931 was opgericht en in de oorlog heulde met de bezetters. De generale synode zou daarover in 1936 nog duidelijker zijn: het lidmaatschap van de NSB werd onverenigbaar verklaard met dat van de Gereformeerde Kerken in Nederland. De kerkenraden werd aangeraden de betreffende leden onder censuur te plaatsen en bij voortdurende ongehoorzaamheid buiten de kerkelijke gemeenschap te sluiten. Talloze kerkenraden hebben zich daarmee in de oorlog beziggehouden.

Ruim vier jaar was ds. Veltman aan de kerk van Doornspijk verbonden; op 9 juli 1939 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van ‘s-Hertogenbosch, waar hij overigens met de Vrijmaking mee ging.

Ds. Joh. G. Lensink (van 1940 tot 1947).

Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog deed ds. Joh. G. Lensink (1899-1990) van Glanerbrug op 28 april 1940 intrede. Hij zou gedurende de hele oorlog aan de kerk van Doornspijk verbonden blijven.

Ds. Joh. G. Lensink (1899-1990).

Ondertussen waren al verscheidene gemeenteleden onder de wapenen geroepen. Voor hen waren al voor de oorlog bijbelse dagboekjes besteld. In de kerkenraadsnotulen wordt – net als in die van veel andere kerken – over de oorlog niet veel meegedeeld, omdat er van alles ondernomen werd dat beter niet op schrift gesteld kon worden. Wél weten we dat in juni een kerkcollecte gehouden werd voor de kerken in het westen van het land die hun kerkgebouwen verloren hadden door bombardementen, zoals in Rotterdam.

De Duitse bezetters stuurden in oktober 1940 een brief aan de kerkenraad, waarin ze vroegen de diaconale steun aan gemeenteleden stop te zetten die zich – zonder daarvoor een geldige reden te hebben – niet lieten keuren voor de Arbeitseinsatz, de verplichte tewerkstelling in de Duitse oorlogsindustrie. Dat de kerkenraad daaraan niet voldaan heeft, is vanzelfsprekend.

De gereformeerde kerk te Doornspijk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Ondertussen hadden de Duitsers ook de klok uit de toren van de kerk gestolen. Die was nodig voor de Duitse oorlogsindustrie en werd dus omgesmolten om te dienen – niet als ploegscharen en snoeimessen maar – als wapentuig. Nog in de oorlog werd door de kerkenraad in april 1944 een ‘klokkefonds’ opgericht om te sparen voor een nieuwe luidklok in de kerktoren. Deze werd al in 1946 besteld, maar pas in februari 1949 hing ze in de toren.

Ds. Lensink nam op 14 september 1947 afscheid en vertrok naar de kerk van Culemborg.

Ds. E. Mobach (van 1950 tot 1966).

Daarna volgde opnieuw een langdurige vacante periode, die pas werd afgesloten toen ds. E. Mobach (1897-1986) van Wormerveer op 6 augustus 1950 intrede deed. “Bijna zestien jaar deed hij zijn werk in de gemeente Doornspijk. Zijn preken waren goed voorbereid en werden met aandacht beluisterd en er was een goede band tussen hem en de gemeente. Het voorbereiden van de preken deed hij zo mogelijk aan het begin van de week en vergezeld van een ouderling ging hij jaarlijks bij elk gezin op huisbezoek”.

Ds. E. Mobach (1897-1986) van Doornspijk leidde de instituering van de kerk van ’t Harde.

“De catechisanten waardeerden hem, met vragen en problemen konden ze bij hem komen. Hij begreep hen en daardoor ontstond er een goede verstandhouding tussen de dominee en de jeugd. Als oud-onderwijzer had hij grote belangstelling voor het Christelijk Onderwijs en hij bracht dat naar voren in de preek en op huisbezoeken. Zang en orgelspel daar hield hij van, waren zo mogelijk onderdeel van een programma met de jeugdverenigingen”.

“Tijdens zijn ambtsperiode en onder zijn leiding vond de instituering plaats van de gemeente ’t Harde op 16 oktober 1957. Voor die datum gingen de daar wonende gereformeerden voor het merendeel naar de Gereformeerde Kerk van Doornspijk. Ondertussen ging het werk in de gemeente van Doornspijk verder. Er was een goede samenwerking tussen kerkeraad en predikant, in soms moeilijke situaties, bijv. verschillen van inzicht over bepaalde zaken, was er met hem te praten”.

De gereformeerde kerk in ’t Harde.

En verder…

Ongeveer twee jaar lang – van 1950 tot 1952 – kerkten de hervormden in de gereformeerde kerk, omdat het hervormde kerkgebouw intern verbouwd werd. – In 1952 werd in de gereformeerde kerk kerktelefoon aangelegd, zodat ook zieken en ouden van dagen de diensten thuis konden meemaken. – De torenspits werd dat jaar vernieuwd, waarvoor de gelden, fl. 750, middels een rondgang door de gemeente verkregen werden. – In 1955 participeerde de Gereformeerde Kerk te Doornspijk in de oprichting van de Gereformeerde Stichting voor Maatschappelijke Zorg. Daarbij werd samengewerkt met de kerken van Elburg, Oldebroek en Wezep. Overal in het land werden gereformeerde stichtingen voor kerkelijk maatschappelijk werk opgericht, omdat dit – ‘door de zedenverwildering in de hand gewerkt hebbende oorlog’ – als zeer noodzakelijk beschouwd werd; ook door de nationale regering, die voor het eerst een Ministerie voor Maatschappelijk Werk instelde, die de kerkelijke stichtingen jarenlang subsidieerde.

… bij bijzondere gelegenheden …

Tot 1955 was het de gewoonte dat in Doornspijk alleen uit de 150 psalmen gezongen werd. Maar in februari dat jaar besliste de kerkenraad het aan de vrijheid van de predikant over te laten om bij bijzondere gelegenheden ook te zingen uit het flinterdunne bundeltje Eenige Gezangen. De gezangen uit dat door de synode toegelaten (en een paar keer zelfs uitgebreide) zangbundeltje werden beschouwd als gebaseerd op de bijbel, zoals bijvoorbeeld de Lofzang van Maria en de Lofzang van Zacharias. — In 1965 werd vlak bij de kerk, aan de Veldweg,  een nieuwe pastorie afgebouwd, waarmee in 1964 begonnen werd, getuige de tekst op de ‘eerste steen’. —  Tijdens de vacatureperiode na het vertrek van ds. Mobach werd besloten ook de vrouwelijke belijdende leden stemrecht te verlenen bij de benoeming van ambtsdragers.

“Op 17 april 1966 ging ds. Mobach met emeritaat en bij het afscheid bleek nog eens hoe goed de band van vriendschap en samenwerking was geweest tussen het predikantsgezin en de gemeente van Doornspijk”. Ze gingen wonen in ’t Harde.

Ds. P. Rullmann (van 1966 tot 1973).

Ds. P. Rullmann (1908-2001).

Op 28 augustus 1966 deed ds. P. Rullmann (1908-2001) van Hoek van Holland intrede in de kerk van Doornspijk. Er veranderde langzamerhand het een en ander. In 1967 werd een kerkkoor gevormd, en in hetzelfde jaar werd voor het eerst gezongen uit de pas verschenen bundel 119 gezangen, die gepubliceerd werd in het proces naar de totstandkoming van een nieuwe psalmberijming. Voor wat de evangelisatiearbeid betreft werd voor het eerst melding gemaakt van de verspreiding van de Elisabethbode.

Er was ook een blauwe editie met slappe omslag.

Maar de belangrijkste verandering was wel de algehele restauratie van het interieur van de kerkzaal. Terwijl de diensten gedurende die periode gehouden werden in het dorpshuis ‘De Deel’, werden de oude banken en de preekstoel vernieuwd, maar ook de klok in de toren werd onder handen genomen. Alles was in vrede verlopen, dankzij de inzet van vele vrijwilligers met hart voor de kerk, maar de wel of niet plaatsing van een paar plantenbanken waren voldoende om bij sommigen onenigheid te veroorzaken; de bakken werden echter geplaatst. Nog voor het vertrek van ds. Rullmann kon de kerkzaal weer in gebruik genomen worden. Op 14 januari 1973 nam hij wegens verkregen emeritaat afscheid.

Het Dorpshuis ‘De Deel’ te Doornspijk.

Ds. J. van der Reest (van 1973 tot 1978).

Op 28 oktober van hetzelfde jaar deed zijn opvolger intrede: ds. J. van der Reest (*1937) van de Reformed Churches van Australiē in Dandenong. In een meteen opgericht kerkblaadje deed de predikant kond van de activiteiten die op kerkelijk erf plaatsvonden. Bovendien verscheen het jaar daarop voor het eerst een jaarboekje met alle belangrijke kerkelijke gegevens, zoals commissies e.d. Eén van die commissies was de in 1974 opgerichte bezoekcommissie, die nieuw ingekomen leden verwelkomde. Via een bandrecorder konden zieken de kerkdienst volgen. En omdat het jeugdwerk zich steeds meer uitbreidde achtte de kerkenraad het dienstig een jeugdouderling te benoemen. Die zal ongetwijfeld een flink aandeel gehad hebben in de organisatie van de jeugdweekends en catecheseweekends die in die tijd gehouden werden.

De pastorie aan de Veldweg.

Op 2 juli 1978 nam ds. Van der Reest afscheid wegens vertrek naar de kerk van Emlichheim in Duitsland; in 1983 emigreerde hij weer naar Australië, opnieuw als predikant bij de Reformed Churches.

Ds. H. de Moor (van 1980 tot 1986).

Op 14 september 1980, ruim twee jaar na het vertrek van ds. Van der Reest, deed ds. H. de Moor (*1947) intrede. Ook hij kwam van ver! Voor hij naar Nederland kwam was hij namelijk predikant bij de Christian Reformed Church in Canada. En toen hij in 1986 afscheid nam emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij werkzaam was een het Calvin Theological Seminary in Grand Rapids, Michigan.

Nieuwe lokaliteiten.

Omdat het aantal bijeenkomsten en vergaderingen het noodzakelijk maakte, was al in 1977 het Actiecomité Jeugdlokaliteiten (ACJL) ingesteld, die tot taak had de nodige pecunia bijeen te brengen om de bouw van een aantal nieuwe vergaderlokalen – pardon: jeugdlokaliteiten – mogelijk te maken. Toen voldoende geld bijeen was geharkt kon de bouw beginnen, die uiteindelijk in november 1981 voltooid kon worden. Ter gelegenheid van deze gedenkwaardige gebeurtenis werd op 20 november een gedenksteen geplaatst met de tekst: “De ogen des Heren zijn aan alle plaatsen. Spreuken 15 vers 3a”.

Het interieur van de kerk (foto: Orgelsite).

De afbouw van het geheel werd grotendeels met inzet van vrijwilligers uit de kerkelijke gemeente verricht. De uitbreiding van het kerkelijke complex maakte de benoeming van een hulpkoster nodig. De lokalen werden namelijk zeer intensief gebruikt voor allerlei vooral kerkelijke (jeugd-) doeleinden. Om in die sfeer te blijven: in 1984 was het zestig jaar geleden dat de kerk gereed kwam; daaraan werd uiteraard gepaste aandacht geschonken!

Er kwamen ook kindernevendiensten. In 1981 werden deze voor het eerst gehouden. Een begin werd gemaakt met plannen voor de aankoop van een nieuw orgel, want het instrument dat toen dienst deed vertoonde meer kuren dan men lief was.

Ds. D. Beijersbergen (van 1987 tot 1999).

Na het vertrek van ds. De Moor naar Amerika werd een beroep uitgebracht op ds. D. Beijersbergen (1937-2007), die van 1987 (aanvankelijk in deeltijd) tot 1999 aan de kerk van Doornspijk verbonden was.

Een nieuw orgel.

Het nieuwe orgel (foto: Orgelsite.nl).

Al begin 1985 was een orgelcommissie in het leven geroepen met de opdracht geld bijeen te brengen – onder meer door het organiseren van acties – voor de aanschaf van een nieuw orgel (een totale restauratie was goed geld naar kwaad geld gooien), en uit te zien naar een goed tweedehands orgel. Dat instrument werd al in 1986 vanuit Hilversum op de kop getikt en de plaatsingskosten ervan bleven onder de door de kerkenraad gestelde limiet van fl. 90.000, weer door de inzet van vele vrijwilligers. Op 1 oktober 1999 ging de predikant met emeritaat.

Ds. J. Swager (vanaf 2000 tot heden).

De huidige predikant van de Gereformeerde Kerk te Doornspijk is ds. J. Swager (*1969), die op 17 september 2000 intrede deed. Het kerkgebouw doet nog steeds dienst als bedehuis van de Gereformeerde Kerk te Doornspijk.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Doornspijk.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Doornspijk (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1888

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

E.W. Kamphorst, G. Hartholt, 100 jaar Gereformeerde Kerk Doornspijk. Doornspijk, g.j.

N.N., Rehoboth Jubileumboekje Christelijke Gereformeerde Kerk Doornspijk. Doornspijk, 1983

© 2020. GereformeerdeKerken.info