De Gereformeerde Kerk te Suameer (2)

( < Naar deel 1 ) – Oefenaar J. van der Meer (1862-1923) was dus van 1897 tot 1922 de eerste van de voorgangers van de Gereformeerde Kerk te Suameer, en zette op 3 januari 1897 zijn arbeid voort, de dag van de instituering van de kerk, toen hij meteen ook als ouderling bevestigd werd.

Oefenaar Joute van der Meer (1862-1923).

Hij werd bovendien scriba. Natuurlijk nam de kerkenraad het contract met voorganger Van der Meer van de vroegere Evangelisatievereniging over; zijn salaris werd bepaald op fl. 324 per jaar, dat maandelijks zou worden uitbetaald; evenveel als hij daarvoor als evangelist verdiende.

De eerste tijd als zelfstandig kerk.

Een van de eerste besluiten was er voor te zorgen dat de inkomsten van de kerk zoveel mogelijk op niveau gebracht zouden worden, zodat de diaconie de kerk niet langer financieel zou behoeven te steunen. De gemeenteleden werd dus gevraagd daaraan mee te werken door de bijdragen op peil te brengen en te houden. Daaraan hielp vast en zeker mee dat nog geen maand later meer dan twintig hervormde gemeenteleden zich bij de Gereformeerde Kerk hadden aangesloten. Gereformeerden die tot de kerk van Garijp hadden behoord, maar op het territoir van Suameer woonachtig waren, werd gevraagd ‘zich in gehoorzaamheid aan Gods Woord’ nu bij de kerk van Suameer te voegen.

Verder besloot de kerkenraad in maart 1897 dat kinderen van doopleden vooralsnog gewoon gedoopt zouden worden, mits zij “door daden tonen belang te stellen in de  dienst des Heeren, maar uit gemoedsbezwaren noch geen vrijmoedigheid hebben tot het doen van belijdenis des geloofs”. Maar ja, als je als aanstaande doopouder weigerde op de kerkenraad te verschijnen om een doopgesprek te houden, kon de doop natuurlijk niet doorgaan… Ook als niet duidelijk was of een aanstaand ouderpaar eigenlijk wel tot de kerk van Suameer behoorde, kon vooralsnog niet worden gedoopt.

Het oude kerkje met de pastorie, vlak bij De Tike.

De financiële toestand van de kerk was – zoals hiervoor al bleek – niet erg rooskleurig. Soms was er sprake van dat het salaris van Van der Meer niet betaald kon worden, en dat de kerkenraadsleden het maar uit eigen zak bijpasten. Vandaar dat de kerkenraad aan de classispredikanten vroeg om hun voorgaan in de kerkdiensten van Suameer als ‘liefdedienst’ te willen doen, dus zonder salarisvergoeding. Ook de diaconie beschikte niet over een geldboom. Sterker, in 1898 bleek dat zij niet eens alle armen kon verzorgen, reden waarom ze naar het Burgerlijk Armbestuur verwezen moesten worden. En dat was eigenlijk tegen de zin van de kerkenraad, omdat men op het standpunt stond dat de kerk haar eigen armen moest onderhouden.  Niet alleen de diaconie, ook de kerk zelf had geregeld een tekort, zodat in 1899 besloten werd ‘met de pong’ bij de leden langs te gaan.

Een nieuw kerkgebouw (1912).

We lazen over een geregelde aanwinst van leden uit andere kerken. Zitplaatsentekort begon zich aan te dienen. Vandaar dat al enkele keren voorzichtig, en in maart 1911 serieus, gesproken werd over de bouw van een kerk op een andere plaats, meer in de richting van Suameer. Op 14 maart stelde de kerkenraad tijdens een gemeentevergadering aan de tweeëndertig aanwezige manslidmaten voor ‘de  gebouwen voor de eredienst te verplaatsen’. Het kerkgebouw was te klein en er was keus uit twee stukken grond aan de Heerenweg. Ook sprak men al over het te zijner tijd beroepen van een heuse predikant, maar daar zou voorlopig nog niets van komen. Hoe dan ook, besloten werd met intekenlijsten de gemeente rond te gaan om zo aan het benodigde geld te komen. Aannemer P.S. Kingma was de gelukkige en mocht de kerk en de nieuwe pastorie – overeenkomstig de plannen van architect Hoeksema – bouwen voor een bedrag van respectievelijk fl. 2.850 en fl. 3.200.

Oefenaar Van der Meer legde de eerste steen van het nieuwe gebouw (foto: Reliwiki).

Op  2 oktober 1911 werd de eerste steen gelegd, ‘met daaronder fl. 10, zoals in die tijd gebruikelijk was’. De kerk zou de naam ‘Rehoboth’ dragen, ‘want nu heeft ons de Heere ruimte gemaakt’. De bouw verliep vlot. Veel vrijwilligerswerk werd gedaan door gemeenteleden. Ze groeven met de handschep zand op en vervoerden het naar de bouwplaats. Materiaal voor de bouw werd met paard en wagen aangevoerd. Op 28 maart kon oefenaar Van der Meer de nieuwe pastorie al betrekken; ‘de kerkenraad zal hem helpen verhuizen’, al woonde hij inmiddels al lang in de buurt van Suameer, zoals we in deel 1 van dit verhaal al zagen.

Op dinsdag 3 april 1912 werd de kerk in gebruik genomen. Oefenaar Van der Meer had de leiding en hield een toespraak over 1 Samuel 7 vers 12: “Samuël nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-haezer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen“. Allerlei predikanten voerden het woord: consulent ds. J. Kooi (1848-1925) van Bergum, ds. D. Prins (1867-1934) van Oudega (Small.), ds. G.J. Wissink (1875-1939) namens Opeinde-Nijega, en ds. K. Minnema (1882-1939) namens de Gereformeerde Kerk te Garijp.

De kerk en de pastorie die in 1912  in gebruik genomen werden (foto: ‘Jubileumboek Geref. Kerk Suameer’).

Ongeveer een half jaar later, in augustus 1912, besloot de kerkenraad nog een consistorie plus kosterswoning bij de kerk te bouwen. De kosten daarvan werden – na enige doorgevoerde bezuinigingen – begroot op fl. 1.425. Kingma mocht ook deze klus klaren. Toen in 1916 alle baten en lasten van de bouwerij eens op een rijtje gezet werden bleek, dat bijna fl. 11.000 ontvangen was en ongeveer 10.500 betaald moest worden. Een batig saldo dus! Daarvan profiteerde ook oefenaar Van der Meer, want hij kreeg de Verklaring van het Oude Testament geschreven door Matthew Henry cadeau. De voorganger had met kerkenraad en gemeente twee jaar eerder zijn 25-jarig jubileum herdacht en gevierd.

Een mooi cadeau…

Ook in 1912 werd de eerste koster benoemd, R. van der Veen. Deze deed maar liefst vijftig jaar dienst, want in 1962 nam hij afscheid. Zijn aanvangssalaris was fl. 27,50, maar dan had hij wel vrij wonen in de al gebouwde kosterswoning. Hij hield niet van gemeenteleden die tijdens de kerkdienst (c.q. de preek) in slaap vielen. Daarvoor had hij de beschikking over een lange stok, waarmee hij even een por uitdeelde, als het nodig was. Maar ja, de kerkgangers waren harde werkers met lange zware werkdagen!

Een orgel.

Al in 1914 werd over het aanschaffen van een orgel gesproken; tot dan toe was de gemeentezang begeleid door een voorzanger, die als taak had de te zingen psalm voor te zingen of althans de eerste toon aan te geven. Pas na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) – die men toen ‘De Grote Oorlog‘ noemde – werd in 1919 de zaak weer opgepakt. In Nijmegen werd voor fl. 800 een orgel op de kop getikt, die een plaats zou krijgen op een aan te leggen orgelgalerij, die ook weer bijna fl. 500 kostte. De eerste organiste was mej. Tj. van der Mark.

Oefenaar Van der Meer werd in Suameer begraven.

Oefenaar Van der Meer vroeg in oktober 1922 ontheffing uit zijn ambt als oefenaar. De dokter vond het nodig, en de kerkenraad stemde er mee in. Nog enige tijd woonde hij te midden van zijn kudde, maar op 6 juli 1923 overleed hij en werd de trouwe herder in zijn woonplaats Suameer begraven.

Ds. G. Biersteker (van 1924 tot 1930).

Zeven vergeefse beroepen op andere kandidaten waren nodig eer de opvolger van oefenaar Van der Meer gevonden was, in de persoon van kandidaat G. Biersteker (1896-1985) uit Krabbendam. Van een bevriend gemeentelid, die op het gemeentehuis werkte, werd hij aan een rijbewijs geholpen (de uitleg van de knopjes was een kwestie van een paar minuten), zodat de dominee de huisbezoeken in zijn uitgebreide kerkelijke territoir in het vervolg met de auto kon afleggen.

Ds. G. Biersteker (1896-1985) op latere leeftijd.

De predikant was ook een van de eersten (in het dorp) die een fietslamp met dynamo op zijn stalen ros had. Dominee oefende er ‘s avonds (in het donker natuurlijk) een keer mee. De koster, die hem niet herkende, vertelde later (vertaald in het Nederlands): “Dat was me wat, gisteravond. Er stoof een onbekende als een gek door het dorp!” Ook op de preekstoel baarde ds. Biersteker soms opzien. “Hij had een geweldige stem. Vaak riep hij tijdens de preek ‘Excelsior, steeds hoger!’ Dat kwam er dan met zo’n stemverheffing uit, dat kinderen van schrik bij vader onder de arm kropen”.

Op een nacht ramde ds. Biersteker op de ramen van de kosterswoning en riep dat er een inbreker in de pastorie actief was. Koster Van der Veen pakte een flinke stok en samen gingen ze er op af. Het bleek dat de jeugd een geintje had uitgehaald: ze hadden een kalf aan de achterdeur vastgebonden, die daardoor een onheilspellend rammelend geluid voortbracht.

Vanaf 1897 was er in Suameer al een gereformeerde knapenvereniging. Maar de knaapjes werden natuurlijk groter, zodat het jaar daarop, in 1898, gevraagd werd om de oprichting van een Jongelingsvereniging, hetgeen geschiedde. In 1925 kwamen er bovendien een Meisjes- en een kleine meisjesvereniging. Ook waren er een mannen- en een vrouwenvereniging.

In juli 1930 schreef ds. Biersteker in zijn ‘prekenboek’, waarin al zijn rond de 4.000 preken nauwgezet waren opgetekend: “Er zitten verspieders in de kerk”. Het bleken kerkenraadsleden van de kerk van Metslawier/Niawier te zijn, die hem ‘hoorden’. Het beroep dat hij kort daarop van die kerk ontving, nam hij aan, zodat hij op 16 november 1930 afscheid nam van Suameer.

In 1931 werd de pastorie nog eens even voor fl. 240 in de verf gezet; ook werd een avondmaalsservies aangeschaft.

Ds. M. Norg (van 1931 tot 1948).

Ds. M. Norg (1905-1988) op latere leeftijd.

Het beroepingswerk verliep vlot. Kandidaat M. Norg (1905-1988) uit Zwolle nam het op hem uitgebrachte beroep aan. Hij werd op 18 januari 1931 in het ambt bevestigd door zijn leermeester prof. dr. S. Greijdanus (1871-1948) van Kampen. De eerste begrafenis waaraan ds. Norg leiding moest geven, kondigde zich nog op diezelfde intrededag aan. Bij zijn werkzaamheden had hij ook veel aandacht voor de evangelisatiearbeid; niet vreemd voor de kerk van Suameer, zelf immers ontstaan vanuit evangelisatiewerk.

De financiën van de kerk stonden er in die tijd niet rooskleurig voor – het was immers economische crisis, sinds in 1929 op Wall Street in New York de Beurskrach plaatsvond, waardoor de wereld, ook ons land, in een diepe economische crisis terecht kwam. Geen wonder dat de kerk van Suameer in 1932 aan de classis een financiële ondersteuning van fl. 500 vroeg (en fl. 300 kreeg). De prekenbundel ‘Menigerlei Genade’, door ouderlingen gebruikt als het ‘preeklezen’ was, werd opgezegd en de predikant en zijn vrouw lieten in 1932 fl. 100 van hun traktement vallen.

De Tweede Wereldoorlog.

In de oorlog had de predikant contacten met het verzet. Zo hield hij zich met behulp van zijn typmachine bezig met het vervalsen van gestolen persoonsbewijzen voor onderduikers. De begunstigden moesten er buiten eerst even stevig op gaan staan, zodat de paspoorten niet meer nieuw leken. Na een preek over Gideons roeping tot Richter – Gideon werd  door God geroepen om de Israëlieten te bevrijden uit de hand van de Midjanieten en Amalekieten – moest de predikant onderduiken in een woning aan de Susterwei, samen met ouderling J.H. de Vries. De Duitsers  vermoedden dat de predikant hen op het oog had. En terecht.

In de oorlog kwamen evacués en mensen uit het Westen van het land, op zoek naar voedsel, vaak eerst bij de pastorie. Mevrouw Norg had altijd een wasketel met soep klaarstaan. Na een bord soep werd door de predikant geregeld waar iedereen verder naar toe kon voor onderdak en/of voedsel. In het laatste oorlogsjaar namen de Duitsers de haard uit de voorkamer van de pastorie mee, al vertelde de predikant dat het apparaat het alleen goed deed op Engelse antraciet. Na de oorlog werd het ding inderdaad ongebruikt teruggevonden in een boerderij in de buurt.

In 1947 werd een aantal gemeenteleden aangewezen om de kerkzolder op te ruimen. In de oorlogsjaren was dat namelijk de plaats waar ’s nachts geslapen kon worden door hen die thuis niet veilig waren, omdat ze in het verzet zaten of om een of andere reden moesten onderduiken.

De kerk vergroot (1948).

De kerk na de verbouwing van 1948 (foto: ‘Jubileumboek Geref. Kerk Suameer’)

Intussen waren de financiën van de kerk verbeterd. Zo was er in 1947 een batig saldo van ruim fl. 250 op een totaal van fl. 6.550 aan uitgaven. In 1948 moest besloten worden in plaats van twee elke zondag drie diensten te houden, omdat het aantal kerkgangers te groot werd voor twee diensten; dit kwam door de groeiende gemeente. Geen wonder dat plannen gemaakt worden om het kerkgebouw aan de achterkant te verlengen. De laagste inschrijvingen bedroegen rond de fl. 14.000 (toen in 1954 de eindafrekening opgemaakt werd bleek dat de totale bouwkosten ruim fl. 25.000 bedragen hadden, maar de gemeente had bijna het hele bedrag zelf opgebracht: ruim fl. 24.600. De rest kon uit de gewone kerkelijke rekening betaald worden!)

In 1948 kreeg de predikant een beroep van de kerk van Dinxperlo, dat hij aannam. Op 9 augustus dat jaar nam hij afscheid van de gemeente van Suameer en kon de kerkenraad het beroepingswerk weer oppakken.

Ds. J.E. Visser (van 1950 tot 1966).

Ds. J.E. Visser (1899-1989).

En dat viel niet mee! Maar liefst acht vergeefse beroepen op predikanten (ditmaal niet op kandidaten) werden uitgebracht voordat ds. J.E. Visser (1899-1989) van Schermerhorn het op hem uitgebrachte beroep aannam en op 14 mei 1950 intrede deed. Het verhuisbedrijf rekende fl. 190.

Intussen was in 1949 in de kerk de zitplaatsenverhuring afgeschaft en werden de kerkelijke inkomsten nu vrijwel geheel verkregen door vaste vrijwillige bijdragen. Kennelijk werd in de kerkzaal vóór de kerkdienst nog gerookt, want op een gegeven moment werd de gemeenteleden gevraagd geen brandende sigaren op de pas geverfde banken te leggen.

Café ‘De Harste’ aan de Heerenweg 1.

Omdat de vergaderruimte achter de kerk inmiddels te klein geworden was werd in 1956 het café De Harste aangekocht en geschikt gemaakt voor de nodige vergaderingen. Een commissie werd als beheerscommissie benoemd, die belast werd met de exploitatie van het gebouw. Wel moest ervoor gezorgd worden dat bij het gebruik Gods Woord en de Belijdenisgeschriften niet overtreden werden. En natuurlijk hadden kerkelijke vergaderingen voorrang boven de wereldse bijeenkomsten. Hoewel de kerkenraad er niet bij stond te juichen werd in 1960 in De Harste een TV-toestel geplaatst. De TV werd in onze kringen in die tijd niet algemeen bejubeld. Later veranderde dat kennelijk wat, want bij zijn afscheid in 1966 kreeg ds. Visser van de kerkenraad een TV-toestel cadeau!

De diaconie had in die tijd een tekort, maar door de invoering van de Algemene Ouderdoms Wet, in 1957, daalden de uitgaven van de diaconie flink.

In 1960 werd – met hulp van vrijwilligers – een voorportaal voor de kerk gebouwd, wat ongeveer fl 3.500 kostte.

Het Reil-orgel, dat in 1966 geplaatst werd (foto: ‘Jubileumboek Geref. Kerk Suameer’).

In 1957 werd het gereformeerde kerkblaadje ‘Ons aller moeder’ voor het eerst gepubliceerd, dat later ‘De Rehobothbode’ genoemd werd. Het blaadje heeft ongetwijfeld veel nieuws gebracht over het nieuwe orgel dat in 1966 in de kerk geplaatst werd en dat gebouwd was door de fa. J. Reil uit Heerde. De kosten bedroegen destijds fl. 31.500; het instrument werd op 28 oktober 1966 officieel in gebruik genomen.

Ds. Visser nam op 1 april 1966 afscheid van de kerk van Suameer wegens verkregen emeritaat.

Ds. G. Rikkers (van 1968 tot 1986).

Ds. G. Rikkers (1928-2005).

Drie vergeefse beroepen op anderen waren nodig voordat het op ds. G. Rikkers (1928-2005) van Genemuiden uitgebrachte beroep door hem werd aangenomen. Hij deed op 7 april 1968 intrede, nadat hij door ds. C. Kamper (1915-1984) van Garijp bevestigd was; ds. Rikkers was tot 1986 aan de kerk van Suameer verbonden.

De kerk gerestaureerd (1979).

In 1978 werd een commissie benoemd om geld bijeen te brengen voor de restauratie van de kerk en de bijgebouwen (omdat koster Van der Veen in 1970 – na vijftig jaar trouwe dienst! – naar Emmeloord vertrok was het de bedoeling de kosterswoning bij de kerk te trekken, waardoor De Harste verkocht kon worden). De bedoeling was om centrale verwarming aan te leggen, de banken te verwijderen en in plaats daarvan stoelen in de kerk te zetten en een nieuwe vloerbedekking te leggen. Ook werd de kerk fris in de verf gezet. Er kwam bovendien een grote tafel voorin de kerk, die dienst kon doen voor de avondmaalsviering.

Elke maand werd een actie gehouden om voor de plannen geld bijeen te brengen. Die acties waren een groot succes, soms zelfs zo overweldigend dat de politie er aan te pas moest komen om het verkeer in goede banen te leiden. In september 1979 werd begonnen met de restauratie zelf. Het bleek na enkele dagen dat vleermuizen hun toevlucht in de kerk gezocht hadden. Dat zorgde voor een flinke vervuiling. De kerkdiensten gingen tijdens de verbouwing overigens gewoon door, wat natuurlijk wel inhield dat de kerk ’s zaterdags zoveel mogelijk opgeruimd moest worden. Ter gelegenheid van de grote opknapbeurt werd op 20 december 1979 open huis gehouden.

En verder…

Klein-Zwitserland…

Intussen was de synode al in 1970 tot de conclusie gekomen het ambt voor de vrouw open te moeten stellen. In Suameer was men daar vooralsnog niet aan toe, want het zou tot 1977 duren voordat daar het eerste vrouwelijke gemeentelid in het ambt bevestigd werd. Maar in 1970 was al wel de eerste vrouw in de Evangelisatiecommissie benoemd. Ondertussen konden op de nieuwe camping Klein-Zwitserland in de zomermaanden kerkdiensten gehouden worden, waarbij het christelijk muziekcorps de zang begeleidde.

Het contact met de hervormde gemeente werd in die tijd geïntensiveerd; er kwamen eerst gemeenschappelijke kerkenraadsvergaderingen, terwijl later een commissie gevormd werd om samen over geloofsvragen te spreken. Geregeld werd ook kanselruil gehouden.

In oktober 1979 werden de eerste kindernevendiensten gehouden. Door gesprekken met de kerkenraad kon ook gerealiseerd worden dat in de preek en in de diensten meer aandacht aan de kinderen besteed werd.

De predikant moest in 1985 om gezondheidsredenen zijn werk plotseling neerleggen, waardoor het afscheid eerst op 22 oktober 1986 kon plaatsvinden.

Ds. mevr. W.E. Onderwaater (van 1989 tot 1993).

De kerk met de in 1990 in gebruik genomen pastorie.

Toen de nieuwe predikant, ds. mevr. W.E. Onderwaater (*1962) als kandidaat uit Kampen naar Suameer kwam (ze deed op 15 januari 1989 intrede) was men net bezig met de bouw van een nieuwe pastorie. In oktober 1990 kwam de nieuwe predikantswoning gereed en kon de predikant er haar intrek nemen. Ds. Onderwaater was tot 1993 aan Suameer verbonden en nam op 17 oktober dat jaar afscheid wegens vertrek naar de kerk van Aalten.

Het gereformeerde kerkblaadje, dat aanvankelijk ‘Ons aller moeder’ en daarna ‘De Rehobothbode’ heette, werd in 1994 samengevoegd met het hervormde kerkblad, zodat een gezamenlijke kerkbode ontstond onder de titel Tsjerkekrantsje Sumar (Kerkblaadje Suameer). Het blad verschijnt nog steeds.

Ds. R. Praamsma (van 1995 tot 2000).

Het beroepingswerk was natuurlijk al weer aangepakt en een  beroep werd uitgebracht op kandidaat R. Praamsma  (*1967) uit Harderwijk. Hij deed op 28 mei 1995 intrede. Tijdens zijn predikantschap werd op 9 januari 2000 de Samen op Weg-Gemeente Sumar gevormd. Besloten werd dat de hervormde kerk de gezamenlijke kerk zou worden.  Enkele maanden later nam ds. Praamsma op 14 mei 2000 afscheid van Suameer wegens het aannemen van een beroep van de kerk van Jutrijp-Hommerts.

Op zondag 6 maart 2005 werd in de gereformeerde Rehobothkerk de laatste dienst gehouden. Het orgel werd verkocht aan de Hersteld Hervormde Gemeente van het Gelderse Oosterwolde. De Gereformeerde Kerk telde op dat moment 369 leden; de Hervormde Gemeente 297.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Suameer.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Suameer tussen 1905 en 2005 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp, deel III. Leeuwarden, g.j.

Archief Classis Drogeham c.q. Drachten van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1875, 1882 en 1894. Leeuwarden, Tresoar

Archief Classis Leeuwarden van de (Nederduitsche) Gereformeerde Kerken (in Nederland), 1891, 1893-1897. Leeuwarden, Tresoar

Archief Classis Kollum van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1893. Leeuarden, Tresoar

Archief Commissie Binnenlandsche Zending in Friesland van de (Christelijke) Gereformeerde Kerken, 1879 e.v. Leeuwarden, Tresoar

J. Bos, H. Dijkstra, W. Tiekstra, Jubileumboek Gereformeerde Kerk Suameer, 1897-1997. Suameer, 1997

J. Bijlsma, Honderd jaar Gereformeerde Kerk Nijega-Opeinde-De Tike (1891-1991). Opeinde, 1991

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1892

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

© 2020. GereformeerdeKerken.info