De Gereformeerde Kerk te Suameer (1)

De Gereformeerde Kerk in het Friese Suameer (Fries: Sumar) werd op 3 januari 1897 geïnstitueerd. Het is een ingewikkeld verhaal…

Kaart: Google. Rode ster: het oude kerkje; blauwe ster: het tweede kerkje dat in 1912 in gebruik genomen werd.

1. Het ingewikkelde verhaal van de instituering van de kerk te Suameer.

De Afscheiding van 1834, onder leiding van ds. H. de Cock (1801-1842) te Ulrum heeft in Suameer eigenlijk geen invloed gehad. Over het algemeen stonden hier rechtzinnige hervormde predikanten, hoewel het dorp pas in 1871 voor het eerst een eigen hervormde predikant kreeg. Tot die tijd was het namelijk vrijwel altijd gecombineerd geweest met Garijp (Fries: Garyp) en Eernewoude. Zo stond van 1881 tot 1885 ds. J. Teves (1854-1913) in Suameer, die daarna in het Groningse Wetsinge predikant werd en daar in 1887 met de Doleantie meeging.

Oudega gaat in De Tike evangeliseren (rond 1875).

Ds. J.K. van Goor (1840-1903) van Oudega (Small.).

In 1875 vroeg de classis Drogeham zich af of in het gebied tussen Suameer en De Tike – de Suameerderheide (Fries: Sumarreheide) – ook met evangelisatiearbeid moest worden begonnen. Ds. J.K. van Goor (1840-1903) van Oudega (in de gemeente Smallingerland) en ds. A. van der Sluijs (1848-1906) van Bergum (Fries: Burgum) kregen opdracht de zaak te onderzoeken. Ze kwamen met positieve verhalen terug en de classis besloot dat de in 1836 geïnstitueerde Christelijke Gereformeerde Gemeente te Oudega in het gebied zou gaan evangeliseren en dat de classis de kosten van het werk op zich zou nemen.

Ds. A. van der Sluijs (1848-1906).

Het was een arme streek, waar tweehonderd gezinnen woonden “die niet ‘modern’ [c.q. vrijzinnig hervormd], maar toch zonder godsdienst waren”. Aanvankelijk werden de evangelisatiebijeenkomsten gehouden in de woning van de familie Helbig aan de Leijensreed in De Tike.

Het echtpaar Helbig, dat in hun woning gastvrijheid verleende voor het evangelisatiewerk bij De Tike (foto: ‘Jubileumboek Geref. Kerk Suameer’).

Een zelfstandige evangelisatievereniging met een kerkje (rond 1879).

Er werd een zondagsschool opgericht, “die ook voor ouderen ten zegen werd. Dat werk leidde tot het stichten van een sierlijk kerkje”, waarvoor de mensen in De Tike en omgeving geld bijeen brachten. Het gebouwtje werd Rehoboth genoemd en stond aan de Heerenweg 54, vlak bij De Tike. Toen het kerkje er rond 1879 kwam ‘werd het evangelisatiewerk van de kerk van Oudega losgemaakt om op zichzelf te staan’. Het werk ging sindsdien uit van “eene Vereeniging tot Evangelisatie onder [de gemeenten] Smallingerland en Tietjerksteradeel”, net als voorheen voornamelijk in het gebied tussen Suameer en De Tike. Sindsdien traden er evangelisten vanuit de hervormde kerk op (al stond de vereniging los van welke kerk dan ook).

Het oude kerkje met de pastorie aan de Heerenweg 54, vlak bij De Tike.

De Dolerenden van Oostermeer gaan evangeliseren rond De Tike (plm. 1889).

Toen in 1886 de Doleantie begon en op 27 juli 1887 in het naburige Oostermeer (Fries: Eastermar) vanuit de hervormde kerk de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) werd geïnstitueerd, werd door de Dolerende classis Leeuwarden besloten vanuit Oostermeer in het gebied rond De Tike te gaan evangeliseren. Daartoe werd in 1889 een oefenaar aangesteld in de persoon van de evangelist Joute van der Meer (1862-1923). Voor hem was naast het kerkje een dubbele woning gebouwd, waar Van der Meer woonde: aan de voorkant bevond zich de woonkamer en achter de studeerkamer. In woning ernaast woonde een andere familie. Het was de bedoeling dat Van der Meer ook catechisaties gaf en zo zou zorgen voor de vorming van belijdende leden, die aanvankelijk onder de kerk van Oostermeer zouden vallen, maar dat – zodra het mogelijk was – voor hen in Nijega een Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerk te institueren.

Oefenaar Joute van der Meer (1862-1923).

Tóch geen Dolerende Kerk in Nijega…

Er waren op zondag behoorlijk wat kerkgangers in Rehoboth. Vaak liep het aantal op tot honderddertig. Dat was de reden dat de leden van de Evangelisatievereniging de wens te kennen gaven als kerk geïnstitueerd te worden. Ze vroegen dat aan de Dolerende Classis Leeuwarden. Deze organiseerde een vergadering “met bestuurders en leden van de Evangelisatie op De Tike”, waar 22 mannen en 7 vrouwen aanwezig waren. Ds. J. Wisse (1844-1904), Dolerend predikant van Garijp, had daar de leiding. Gewapend met een door ouderling Lub (onderwijzer aan de christelijke school te Garijp) opgesteld verhaal rapporteerde men aan de classis van 26 augustus 1891. Besloten werd dat de Dolerende kerken te Oostermeer en Garijp alles in het werk zouden stellen om zowel in Nijega als in Suameer de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) tot openbaring te brengen. Alle predikanten in de classis zouden medewerking verlenen. Maar er kwam een kink in de kabel: op 13 maart 1891 was juist de Christelijke Gereformeerde Gemeente  te Opeinde-Nijega gesticht, zodat van de stichting van een Dolerende Kerk in Nijega werd afgezien.

De Tike bij de Geref. Kerk te Opeinde-Nijega (1892).

Want in juni 1892 kwam de landelijke vereniging van de kerken uit Afscheiding en Doleantie tot stand: De Gereformeerde Kerken in Nederland waren geboren! De Tike werd toen ingedeeld bij de Gereformeerde Kerk te Opeinde-Nijega. Maar toen de kerkenraad een vergadering belegde met de bestuurders van de Evangelisatievereniging in De Tike bleek, dat “de Evangelisatie daar deel uitmaakt van een door de koning erkende, rechtspersoonlijkheid genietende confessionele vereeniging”, compleet met oefenaar Van der Meer. De vereniging stond dus los van de kerk en stond volgens de kerkenraad ook niet op dezelfde grondslag als de kerk van Opeinde-Nijega.

Ds. T. de Jager (1864-1895) van Opeinde-Nijega.

Ds. T. de Jager (1864-1895) zei: ‘De vereeniging evangeliseert dus tegen de kerk van Opeinde-Nijega in’. Vandaar dat de classis Leeuwarden zich destijds al eens afvroeg of verder naar het noorden, in Suameer, niet een Gereformeerde Kerk gevestigd kon worden, zodat de oefenaar daar kon worden geplaatst. Ds. De Jager vond dat oefenaar Van der Meer ‘niet oprecht’ was, want de kerk van Opeinde-Nijega leed schade door de Evangelisatie in De Tike; daardoor bezochten sommige mensen in die omgeving niet de kerk in Opeinde, maar gingen naar Rehoboth.

De evangelisatie verplaatsen naar Suameer (1893)?

Maar op 30 mei 1893 werd op de classis Kollum een instructie behandeld van de kerken Oostermeer c.a. en Opeinde-Nijega c.a. (toen behorend tot de classis Kollum). Het bleek dat beide kerken meermalen een vergadering gehouden hadden over de evangelisatiearbeid van broeder Van der Meer in De Tike. Meegedeeld werd dat beide kerken van oordeel waren dat de evangelisatie in De Tike een wijziging moest ondergaan. In de eerste plaats omdat de in 1891 geïnstitueerd jonge kerk van Opeinde-Nijega er nadeel van ondervond, al waren de kerkenraden volledig overtuigd van het goede werk van br. Van der Meer: “De verantwoordelijkheid zal te groot worden wanneer het werk aldaar wordt gestaakt”, daar dus geen misverstand over. Maar, adviseerden de kerkenraden, in de tweede plaats willen ze in Suameer graag een Gereformeerde Kerk institueren. Zou de evangelisatie aan de Heerenweg 54 niet richting Suameer kunnen opschuiven, om daar vervolgens een Gereformeerde Kerk te stichten? Br. Van der Meer zou dan voorganger in Suameer kunnen worden. Hij was trouwens zelf bovendien al verhuisd naar een pastorie dichtbij Suameer, aan de Heerenweg 14. Daar zou dan t.z.t. de nieuwe Gereformeerde Kerk naast gebouwd kunnen worden!

Ds. H. Hoekstra (1852-1915) van Kollum.

De classis Kollum wilde daarover graag meer informatie hebben en vroeg de predikanten ds. H. Hoekstra (1852-1915) van Kollum en ds. H.K. Dam (1842-1910) van Westergeest (het latere Kollumerzwaag), samen met ouderling J.D. de Jong van Oudega, de zaak nader te onderzoeken.

Ds. H.K. Dam (1842-1910) van Westergeest.

Het voorstel van de classis Kollum: de Evangelisatie van De Tike als kerk naar Suameer.

Het rapport van ds. Hoekstra werd door de classis Kollum besproken op 3 augustus 1893. Het bleek dat de Evangelisatievereniging bereid was aan de wens te voldoen om zichzelf op te heffen om haar werk als Gereformeerde Kerk te Suameer voort te zetten en daarheen ook te verhuizen. In Suameer waren bovendien minstens twintig mannelijke belijdende leden ‘die geacht kunnen worden genegen te zijn in goede kerkelijke wegen te gaan’. Wat de financien betrof: op Rehoboth lag nog een schuld van fl. 400.

Daarom stelde de commissie Hoekstra-Dam voor om de kerk van Garijp (die de zorg had voor de gereformeerden in Suameer) – en de classis Leeuwarden te vragen “om Suameer de helpende hand te bieden, opdat aldaar de kerk tot openbaring kome en een begin gemaakt worde met de instelling der kerkelijke diensten” en verder “om het stenen gebouw op De Tike van de Evangelisatiecommissie over te nemen en dat  – zodra de gelegenheid zich daartoe aanbiedt – de plaats van samenkomst overgebracht worde binnen de grenzen der kerk van Suameer, liefst zo dicht mogelijk aan de kom van het dorp”.

Tenslotte werd voorgesteld de classes Drachten (de vroegere classis Drogeham), Kollum en Leeuwarden te vragen een financiële bijdrage te willen geven om één en ander mogelijk te maken. Dit voorstel werd aangenomen. Nu maar afwachten wat de kerk van Garijp en de classis Leeuwarden daarop zouden antwoorden.

De classis Leeuwarden vergaderde 22 november 1893 over het voorstel. Afgezien van het feit dat De Tike in de notulen consequent De Pieke genoemd wordt, was op de classis ook al een verzoekschrift binnengekomen van negentien in Suameer woonachtige lidmaten van de kerken van Oostermeer, Opeinde-Nijega en Garijp, “waarin zij te kennen geven dat het hunne vurige begeerte en innige wensch des harten is, dat de classis Leeuwarden op het besluit der classis Kollum moge ingaan en daartoe besluite om den arbeid op De Pieke zoo te leiden, dat de kerk van Christus te Suameer tot openbaring kome”.

De classis Leeuwarden stelt een commissie in (1893).

Ds. J.J. Impeta (1850-1934) van Leeuwarden.

De classis “acht zich niet rijp daarover nu een beslissing te nemen”. Vandaar dat aan de kerkenraad van Garijp, in samenwerking met twee deputaten, ds. J.J. Impeta (1850-1934) van Leeuwarden en ouderling Brugsma, ook uit Leeuwarden, de zaak te overwegen en op de volgende classis van advies te dienen. Dat advies kwam een half jaar later, in de volgende vergadering van de classis Leeuwarden, op 1 mei 1894. De commissie vertelde op 11 april 1894 vergaderd te hebben in de woning van de inmiddels verhuisde oefenaar Van der Meer, waarbij ook een zevental broeders uit Suameer aanwezig waren.

Evangelist Van der Meer had verteld dat zich onder zijn gehoor meestal slechts ongeveer vijf mannen en zes vrouwen uit Suameer bevonden; de andere in en rond Suameer woonachtige gereformeerden kerkten in de omliggende dorpen (in Garijp en Opeinde-Nijega). Maar in totaal zou een zelfstandige Gereformeerde Kerk in Suameer wel ongeveer honderd kerkgangers kunnen tellen, schatte hij. De commissie vond dat – gesteld dat in Suameer een Gereformeerde Kerk tot openbaring zou komen – het kerkgebouw zo’n twintig minuten in de richting van Suameer verplaatst zou moeten worden, bijvoorbeeld naast de huidige woning van evangelist Van der Meer, die al eerder dichter bij Suameer was gaan wonen. De Suameerders zouden de kerkdiensten daar vast en zeker wel gaan bijwonen, omdat de afstand dan immers veel korter was dan die naar Garijp en Opeinde. En de Evangelisatievereniging wilde dat best, ze hadden het gebouw eigenlijk al veel eerder willen verplaatsen, maar de middelen daartoe ontbraken.

In de dorpskom van Suameer bleek echter geen geschikte locatie voor een kerkje te vinden. Vandaar dat men graag zou willen dat het bedehuis naast de woning van Van der Meer zou komen te staan. In afwachting daarvan besloot de classis vooralsnog niet over te gaan tot kerkformatie in Suameer. En trouwens, om de overplaatsing van het gebouw te financieren, kon de classis niet bijspringen!

Oefenaar Joute van der Meer en zijn echtgenote.

Er komt schot in de zaak.

De classis Leeuwarden vergaderde op 7 augustus 1895 opnieuw over de zaak. Inmiddels had de kerkenraad van Garijp een brief van een aantal gemeenteleden te Suameer ontvangen, waarop de namen van 121 belijdende leden genoemd werden die in en rond Suameer woonachtig waren, en die vroegen “om aldaar de Gereformeerde Kerk tot openbaring te brengen.”

Suameer, lang geleden…

Ook werd een rapport besproken over de situatie in Suameer: “De rapporteurs hebben blijkens het rapport bevonden: dat het lokaal met bijbehorende woning op de Suameerderheide staat, minstens een half uur van het dorp Suameer [bij de Tike], doch in het midden der bevolking, die van de ‘oefening’ [door Van der Meer] op dit ogenblik gebruik maakt; dat uit de kom van het dorp slechts zeer enkelen er gebruik van maken; dat op de dag des Heeren bij elke gelegenheid geregeld minstens een 100-tal samenkomt; dat er thans 9 à 10 mans- en 8 vrouwelijke lidmaten zijn, welk getal echter naar het getuigenis van Van der Meer binnenkort met een vijftal zal worden vermeerderd; dat volgens de overtuiging der broederen naar den mensch gesproken, wanneer de gemeente gesticht werd, zij aldra een getal van vijftig huisgezinnen met 200 zielen zou bevatten; dat volgens de commissie de gemeente op den duur tóch gesticht zou gaan worden; dat woning en lokaal [bij De Tike], ofschoon klein, vrij net, soliede en doelmatig mag geacht worden; dat de oefenaar maandelijks fl. 27 inkomen heeft. De commissie meent dat instituering zowel voor- als nadelen heeft, maar dat de lichtzijde wel tegen de schaduwzijde opwegen kan; dat zij derhalve de stichting der kerk [te Suameer] niet durven ontraden. De classis besluit deze zaak tot de volgende vergadering uit te stellen”.

Ds. F. Rispens (1862-1926) van Suawoude.

Want natuurlijk moest de classis eerst weer een commissie benoemen om de zaak ter plaatse te onderzoeken. Afgevaardigd werden ds. J. Kooi (1848-1925) van Bergum en ds. F.Rispens (1862-1926) van Suawoude (Fries: Suwâld]  met de ouderlingen Roolvink (ook uit Suawoude) en Bruinsma.

De Gereformeerde Kerk te Suameer geïnstitueerd (1897).

Op 6 februari 1896 was het voor elkaar. Volgens het de vorige keer voorgelezen rapport bestonden geen bezwaren tegen de instituering van de kerk te Suameer. Dat was ook de mening van de kerkenraad van Garijp – waaronder Suameer ressorteerde. Hij “spreekt uit dat de tijd gekomen is om aldaar tot kerkformatie over te gaan”. De classis besloot daartoe. Wel vond zij het raadzaam om Suameer enige tijd met de kerk van Garijp te combineren, ‘tot tijd en wijle zij financieel in staat is om den dienst des Woords te bekostigen’. Maar daar piekerde de kerkenraad van Garijp niet over.

Ds. J. Kooi (1848-1925) van Bergum.

Omdat ds. J. Wisse van Garijp verhinderd was, namen ds. J. Kooi van Bergum en ouderling H. Weeber de taak op zich de kerk te Suameer te institueren. De voorbereidende vergadering vond plaats op 21 december 1896 in het kerkje Rehoboth in De Tike. Er waren 9 stemgerechtigde manslidmaten aanwezig. De vergadering werd geopend met het zingen van  psalm 68 vers 3 en gelezen werd 2 Timotheus 3, over de moeiten in de eindtijd. Besloten werd dat voorlopig alleen twee ouderlingen en twee diakenen gekozen zouden worden. Het bleek dat de broeders J. van der Meer en M. de Graaf tot ouderlingen gekozen waren en tot diakenen de broeders G. Klompstra en L. Bloemhof.

Ook werd afgesproken dat de ambtsdragers op zondag 3 januari 1897 door ds. Kooi bevestigd zouden worden. De kerkenraad van Bergum zou worden gevraagd daarbij aanwezig te zijn. Daarna kon men met een gerust hart psalm 134 vers 3 aanheffen en ging de vergadering uiteen. De bevestiging van de gekozen ambtsdragers – en daarmee de instituering van de kerk te Suameer – vond dus plaats op 3 januari 1897. De Gereformeerde Kerk te Suameer had haar kerkgebouw echter vooralsnog gewoon in het oude Rehoboth, aan de Heerenweg 56, vlak bij De Tike. En J. van der Meer bleef haar voorganger, maar woonde intussen al enige tijd veel dichter bij Suameer.

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info