Meer kritiek op ‘Schulbelijdenis’ PKN

Ook na de eerste kritische berichten over de ‘Schuldbelijdenis’  van de PKN’ over de Jodenvervolging, zijn door enkele historici kritische kanttekeningen geplaatst bij die kerkelijke uitspraak en bij het rapportje dat moest dienen ter onderbouwing ervan.

Het tweedelige standaardwerk over het verzetswerk van de LO en LKP, die hulp aan onderduikers boden.

“Christelijke verzetsmensen gemarginaliseerd en onrecht aangedaan”.

Welgeteld twee zinnen worden in de omstreden PKN-schuldbelijdenis van zondag 8 november 2020 aan het verzet van kerkleden besteed, schrijven de historici Amanda Kluveld en Jan Weitkamp in het digitale Nederlands Dagblad van 12 november 2020. Daardoor is hen onrecht aangedaan. Geciteerd wordt de historicus Johannes Houwink ten Cate, die in het kader van een grootschalig Europees project, in Nederland onderzoek deed in opdracht van het ‘Centrum voor onderzoek naar antisemitisme’.

Hoewel volgens hem de Nederlandse bevolking neigde naar aanpassing in plaats van verzet, waren er ook vele helpers. Christelijke kerken en niet in de laatste plaats protestantse orthodoxen en gereformeerden toonden zich solidair. Zo was de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) opgericht door de gereformeerde predikant Frits Slomp (1878-1978) uit Heemse en de gereformeerde huisvrouw Helena Kuipers-Rietberg (1893-1944) uit Winterswijk. Ze hadden een afkeer van het nationaal-socialisme en de bijbehorende  rassenleer die in strijd was met Het Grote Gebod van de liefde. Het omvangrijke tweedelige gedenkboek van de LO/LKP draagt dan ook die titel.

Mevrouw H.Th. Kuipers-Rietberg (verzetsnaam Tante Riek).

In de leiding van de negen in ons land actieve organisaties voor hulp aan Joden, zo stelde Houwink ten Cate vast, waren leden van De Gereformeerde Kerken in Nederland actief. Vijf van die organisaties waren zelfs helemaal van gereformeerde signatuur. De gereformeerden waren meer dan gemiddeld actief met hulp aan de vervolgde Joden. De LO richtte onder meer overal in het land commissies op, die onderduikmogelijkheden verzorgden voor hen die zich aan de Arbeitseinsatz onttrokken. Steeds meer Joden doken onder juist omdat die onderduikgelegenheid door de LO overal in het land mogelijk gemaakt werd.

De kerken protesteerden – in buitengewoon moeilijke omstandigheden – zevenmaal tegen de Jodenvervolging, maar wie (zoals de PKN in haar ‘schuldbelijdenis’ deed) de ‘landelijke kerkelijke besturen’ gelijkstelt aan  ‘de kerken’, daarmee  de vele  verzetsactiviteiten van talloze kerkleden vergeet en als oordeel over ‘de kerken’ het ‘schuldig’ uitspreekt, begrijpt niets van de samenhang tussen die twee. De bezetters zagen dat verband wél, blijkens het jaarverslag over 1942 van Sicherheitsdienst (SD). Men constateerde daarin namelijk ‘een toegenomen vijandschap in de kerken’, en men schreef dat toe aan de genoemde protesten van de ‘kerkelijke besturen’ en de zondagse preken in de kerken, die het verzet aanwakkerden.

“Schuldbelijdenis was top-down”.

Emeritus-predikant Evert Overeem schreef in het Nederlands Dagblad van 12 november 2020, net als wij op deze website op 9 november 2020 deden, dat de structuur van De Gereformeerde Kerken in Nederland niet uit de verf komt in het ‘bescheiden onderzoek’ van dr. B. Wallet, al schreef de onderzoeker zélf, dat  juist die kerkelijke structuur en de verhouding van kerk en staat van zoveel belang waren voor de houding van de kerken in de oorlog. In Het bommetje van Trouw (vijf jaar geleden) schreven we daarover uitvoerig.

De kerkelijke structuur van De Gereformeerde Kerken in Nederland hield immers in – anders dan de Hervormde en de Evangelisch-Lutherse kerken – dat de plaatselijke kerkenraden de enige permanente kerkelijke besturen waren, terwijl de synode slechts eens in de drie jaar samenkwam en zich op grond van de toen vigerende Dordtse Kerkorde niet met politieke vraagstukken mocht bezighouden, maar zich uitsluitend moest bepalen tot kerkelijke aangelegenheden. Ook ds. Overeem wijst erop dat, behalve de communisten, de gereformeerden een meer dan proportioneel aandeel hadden in het verzet. “De schuldbelijdenis van de PKN doet er toch wat aan denken dat het instituut (de PKN) zich nu revancheert over de ruggen van de moedige kerkleden van toen. Een beetje ex-GKN’er die de geschiedenis kent, gaat dan steigeren”.

Verder wijst ds. Overeem erop dat de schuldbelijdenis top-down is. Er was geen proces waarin deskundige kerkleden mee konden doen. Er werden geen conferenties met experts gehouden. “Ineens is er een uitspraak. Insiders wisten ervan en hebben daarmee de rest van de kerk tot outsider gemaakt. (…) Niemand is meegenomen in dit proces”.

“Notarissen zwegen, de NS zwegen, maar kerken protesteerden wel”.

In het dagblad Trouw van 13 november 2020 leverden dr. George Harinck (hoogleraar neocalvinisme aan de VU) en dr. Kees van de Kooi (emeritus-hoogleraar systematische theologie aan de VU) eveneens kritiek op de schuldbelijdenis van de PKN. Ze wezen erop dat de uitspraak dat “het kerkelijke instanties veelal aan moed heeft ontbroken om voor Joodse inwoners van ons land positie te kiezen”, niet klopt. Juist in de Tweede Wereldoorlog hebben de Nederlandse protestantse kerken hun nek uitgestoken voor de Joden, zo schrijven ze.

De kerken protesteerden op een moment dat het erg gevaarlijk was: tientallen predikanten werden door de Duitsers omgebracht. Toen de kerken, die niet gewend waren zich uit te spreken over maatschappelijke toestanden, dat in oktober 1942 toch deden, ging het over het Joodse ambtenarenverbod. Ze trokken publiekelijk hun mond open, terwijl er al predikanten en hoogleraren gevangen zaten om hun protest. Omdat de kerken doorhadden dat de nood hoog was sloten ze zich in 1941 aaneen,  zonden protesten de wereld in en  gingen zelfs in 1942 op bezoek bij Rijkscommissaris Seyss-Inquart, om met hem te spreken over het arresteren, wegvoeren en mishandelen van Joden en hem te vertellen dat ‘de hoogste christelijke norm  de wet van het evangelie was, die rassenhaat categorisch veroordeelde’.

“De kerken zijn opgestaan en hebben de waarheid gezegd. En daarom hebben wij moeite met wat de schuldverklaring juist over deze periode zegt”, zo besluiten de heren Harinck en Van der Kooi.

De ‘schuld’ van ‘de kerken’ stond al vast voordat  ‘het bescheiden onderzoek’ begon.