De Doleantie te Hijlaard (2)

‘’… Eene gehuurde vreemde bende …”.

( < Naar deel 1 )  – Maar op zondagochtend 17 april kwam ‘eene gehuurde vreemde bende uit de naburige plaatsen, mannen van ongunstigen naam en uitzicht, het kleine stille dorp binnen en namen posities in rond het kerkgebouw, met de bedoeling het preken van ds. Sikkel te verhinderen.

De hervormde kerk te Hijlaard (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

‘Drank wond hen op’. ‘Hoe werdt gij’ – schreef ds. Sikkel later aan zijn gemeente – ‘Hoe werdt gij verrast door het geschitter der helmen van de gerechtsdienaren, in wier middel andermaal de man die beweerde Uw herder te moeten zijn [de ringpredikant – red.] U tot zich wilde lokken en toegang tot Uw bedehuis eischte. Het is hem niet gelukt de bevrediging van zijne herderlijke begeerten te verkrijgen; althans zijn voet bereikte uw kansel niet, maar toch was zijne komst niet te vergeefs. Gij hebt dien dag immers moeten omzwerven zonder bediening des Woords, ja straks u moeten verbergen in uwe woningen, om niet door de vloeken en dreigingen van de nu beschonken vreemdelingen te worden gekwetst!’

Het boekje van ds. Sikkel, waarin hij terugblikt op de Doleantietijd in Hijlaard.

Die zondag om kwart voor acht ’s ochtends was de burgemeester met enkele politieagenten ter plaatse verschenen om de orde te handhaven. President-kerkvoogd Nauta had bescherming van de politie gevraagd zodat de kerkdienst op die zeventiende april door kon gaan. Maar de burgemeester vond dat – zodra de kerkvoogden de deuren geopend hadden – iedereen toegang moest hebben tot de kerk, ook de ‘modernen’, omdat dit volgens hem een ‘publiek gebouw’ was. De kerk bleef dus dicht. Toen de consulent ds. Snethlage bij de kerk kwam, bleef de deur ook voor hem gesloten. De burgemeester had het recht niet die te openen en de kerkvoogden weigerden het te doen.

Huiszoekingen.

Ook bij ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) in Kollum werd huiszoeking gedaan.

Daar bleef het niet bij, want op 31 mei 1887 vonden huiszoekingen plaats bij ds. Sikkel en bij verscheidene kerkenraadsleden en kerkvoogden (op dezelfde dag was dat ook in het naburige Kollum gebeurd, waar het Kollums hervormd kerkarchief inderdaad in de pastorie gevonden werd en in beslag genomen was; in de pastorie van ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) werd een gerechtelijk bewaarder ingekwartierd om het in beslag genomen archief te bewaken tot het zou worden opgehaald door de ‘rechthebbenden’).

Hoe dan ook, op 31 mei verschenen de deurwaarder en de kantonrechter dus bij de pastorie in Hijlaard, met een bevel van de president van de rechtbank om beslag te leggen op het archief van de hervormde gemeente. Het classicaal bestuur ’doende wat des kerkeraads is’ had gezegd daarop recht te hebben.

Net op tijd was ds. Sikkel op het idee gekomen dat er wel eens een huiszoeking kon komen. Zoveel mogelijk had hij het archief toen in veiligheid gebracht. Toen de deurwaarder aan de deur van zijn pastorie klopte, verklaarde ds. Sikkel desgevraagd dat hij geen bevoegdheid had de boeken – gesteld dat die in zijn bezit zouden zijn – over te dragen, omdat deze eigendom van de kerkenraad der Gereformeerde Kerk te Hijlaard waren, en niet van ‘het classicaal bestuur doende wat des kerkeraads is’, zoals werd verklaard. De deurwaarder en zijn assistent doorzochten toen de pastorie van boven tot onder, maar men vond niets.

Ds. J.C. Sikkel (1855-1920), die op 17 januari 1887 met zijn gemeente te Hijlaard in Doleantie ging.

Op 20 juni stond de deurwaarder onverwachts opnieuw aan de deur van ds. Sikkels pastorie, ditmaal vergezeld door de burgemeester. Alles werd opnieuw doorzocht, zelfs de wieg van een zuigeling die lag te slapen werd grondig bekeken. Weer vond men niets. Vervolgens gingen de deurwaarder en de burgemeester naar de woningen van nog andere personen, in het bevelschrift genoemd, en ook daar werd alles overhoop gehaald, maar niets gevonden. Het politieke dagblad van dr. A. Kuyper (1837-1920), De Standaard, protesteerde krachtig tegen deze  huiszoekingen, die juridisch gezien niet in orde zouden zijn geweest.

Protest tegen de huiszoekingen.

Om die reden diende ds. Sikkel op 9 juli 1887 dan ook bij de Officier van Justitie een bezwaarschrift in over het bevel tot huiszoeking. De predikant wees op de ‘absurditeit’ om de machtiging tot huiszoeking te verlenen zoals gebeurd was,  namelijk  dat – als het gezochte archief niet bij de predikant was –  men zonder meer het huis van onderwijzer De Vries overhoop mocht halen én vervolgens ook de woningen van de vijf vroegere hervormde  (nu Dolerende) kerkenraadsleden mocht doorzoeken, of bij wie anders in het ressort van de Rechtbank Leeuwarden het archief misschien ook te vinden zou kunnen zijn. Want zulk een huiszoekingsbevel was door de Rechtbank te Leeuwarden afgegeven, terwijl een dergelijk bevel slechts in zeer bijzondere omstandigheden afgegeven kon worden, waarvan hier geen sprake was. ‘Het scheen wel of de heeren bedoelden eene algemeene huiszoeking te mogen doen, erger nog dan als het een staat van beleg ware’.

De Heraut, 17 juli 1887.

Ds. Sikkel zond een afschrift van zijn protestbrief aan De Heraut en aan het Weekblad van het Regt, die het beide integraal overnamen. De redactie van het Weekblad van het Regt verklaarde achter het protest van de predikant te staan. Van de Officier van Justitie kreeg ds. Sikkel overigens geen antwoord.

Ondertussen werd de pastorie naast de hervormde kerk ook ’s nachts bewaakt door Dolerende gemeenteleden, omdat aanvallen op de predikant gevreesd werden.

De rechter komt er aan te pas.

Het klassikaal bestuur  – ‘doende wat des kerkeraads is’ – stelde op 11 oktober 1887 een procedure in bij de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden tegen de kerkenraad van de Dolerenden, ten einde de kerkenraadsboeken terug te krijgen. Mr. T. van Hettinga Tromp was de advocaat van de classis. Gevraagd werd “dat het de rechtbank behage de gedaagden [de Dolerende kerkenraad] te veroordelen om het archief van die [hervormde]  gemeente [van Hijlaard] en haren kerkeraad tegen bewijs van ontvangst aan de eischende gemeente af te geven binnen twee dagen na beteekening van het te wijzen vonnis”.

Advocaat T. van Hettinga Tromp.

Ook vroeg de classis de Dolerende kerkenraad te veroordelen tot vergoeding van ‘alle kosten, schaden en interesten’; verder hen ‘bij in gebreke blijven om aan de veroordeling tot afgifte van het archief te voldoen, hoofdelijk te veroordelen tot een bedrag van fl. 100 per dag van nalatigheid (beide eisen eventueel ‘bij lijfsdwang’); en tenslotte hen te veroordelen tot alle kosten van het rechtsgeding’.

Mr. Jacob van Leeuwen was de advocaat van de Dolerende kerkenraad. Hij vroeg de rechtbank de eisers [de classis] niet ontvankelijk te verklaren in hun eisen en hen te veroordelen tot alle kosten.

De eerste pagina van het vonnis van de rechtbank.

Op 28 juni 1888 deed de rechter uitspraak. In een vijftien pagina’s tellend vonnis, ‘Rechtdoende in naam des Konings!’, veroordeelden de drie rechters de Dolerende kerkenraad het archief te overhandigen aan de als zodanig benoemde ‘sequester’, de tijdelijke beslaglegger, in de persoon van burgemeester J.P.  Engelman van de gemeente Baarderadeel, wonende te Weidum.

De Dolerende kerkenraad overhandigde de betreffende zaken direct daarna aan burgemeester Engelman. Daarmee was de zaak echter nog niet voorbij, want de Dolerende  kerkenraad werd ook veroordeeld in de kosten van het geding.

Ds. Sikkel vertrekt naar Den Haag (1888).

Ds. D.J.B. Wijers (1864-1923).

Op 11 november 1888 nam ds. Sikkel afscheid van zijn gemeente in Hijlaard. De Dolerenden hadden tot en met dat afscheid hun diensten in de hervormde kerk kunnen houden. Ongeveer drie weken later had kandidaat D.J.B. Wijers (1864-1923) het beroep van de kerk van Hijlaard aangenomen en deed op 2 december 1888 intrede.

De hervormde classis in actie.

Op diezelfde dag, 2 december  1888,  viel ook het besluit van het hervormde classicaal bestuur van Leeuwarden. Daar was enige tijd daarvoor namelijk een brief binnengekomen van een der ‘moderne’ leden van de hervormde gemeente te Hijlaard, L. Feenstra. Hij schreef de brief mede namens elf andere ‘moderne lidmaten’. In de brief werd bezwaar aangetekend tegen “handelingen van Wiltje de Jong, Pier de Jong. Albertus Teitsma, Willem Kamstra, Gerrit Miedema, Klaas Kuiken, Jan Jonker, Johannes Hiemstra, Tjeerd Bosma, Frans Glazema en Sietse F. Koopmans – allen lidmaten der genoemde gemeente –  betrekkelijk de oprichting van de zoogenaamd Gereformeerde (doleerende) Kerk van Hijlaard” (gemeentelid A.H. Wagenaar liet met de brief van Feenstra een verklaring meesturen die mede ondertekend was door andere ‘moderne’ lidmaten van de gemeente). Naast de elf genoemde personen waren er nog achttien anderen die aan de oprichting van de Dolerende Kerk hadden meegewerkt; zij werden  ook opgeroepen voor de classis te verschijnen om zich voor hun daden te verantwoorden.

Van de negenentwintig door het classicaal bestuur opgeroepen personen voldeden slechts negen aan de oproeping. De negen die wel verschenen gaven (met uitzondering van G.K. Miedema) te kennen inderdaad aanwezig te zijn geweest bij de instituering van de Dolerende Kerk en daaraan ook hun goedkeuring te hebben gehecht. Van de twintig die niet verschenen hadden enkelen de oproepingsbrief van het classicaal bestuur niet willen accepteren omdat ze ‘met het klassikaal bestuur immers niets meer van doen’ hadden. Alle negenentwintig personen, met uitzondering van Miedema, werden in het classicaal besluit van 2 december 1888 van het lidmaatschap van de Nederlandsche Hervormde Kerk ontzet, omdat ze schuldig waren aan ‘verstoring van orde en rust’.

Een eigen kerkgebouw (1889).

De gereformeerde kerk te Hijlaard.

Op 31 augustus 1888 nam de Dolerende kerkenraad het besluit tot kerkbouw. Gemeentelid W. van den Berg had aan de Van Aylvaweg voor fl. 250 een stuk grond in de aanbieding (later schonk hij het geld aan de kerk), en ouderling Nauta was een kundig bouwmeester, die gratis tekeningen en berekeningen maakte. De bouwvergunning kwam al snel af, maar met de voorwaarde dat op zondag geen klokgelui mocht plaatsvinden; maar dat was de kerkenraad ook niet van plan. De bouw vorderde in ieder geval voorspoedig en op 27 januari 1889 kon de nieuwe kerk in gebruik genomen worden. In de voorgevel staat de tekst uit Genesis 22 vers 14: De Heere zal voorzien, met daarboven het jaar van de bouw (Anno 1880).

Het interieur van de gereformeerde kerk te Hijlaard (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Ds. Sikkel was toen al naar Den Haag vertrokken maar, zoals al opgemerkt, ds. Wijers was al op 2 december present, zodat hij de nieuwe kerk in gebruik nam.

De hervormde kerkenraad in actie.

De aanhef van de brief van de nieuwe hervormde kerkenraad.

De nieuw benoemde kerkenraad van de hervormde gemeente moest op 9 september 1889 in actie komen om een besluit te nemen over zevenendertig gemeenteleden die in de tijd na de Doleantie ‘op verschillende wijze toonen zich aan te sluiten bij de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’. Ze waren natuurlijk eerst door de kerkenraad opgeroepen om op de vergadering van 2 september 1889 te verschijnen, ten einde zich te verdedigen tegen de beschuldiging. Tweeëndertig personen waren niet komen opdagen, van wie er zevenentwintig slechts ‘een niets ter zake doende’ brief hadden gestuurd. Zeven personen verschenen wel, en gaven te kennen bij de hervormde kerk te willen blijven behoren; tegen hen zouden vooralsnog geen tuchtmiddelen toegepast worden, maar de dertig anderen werden ‘vervallen verklaard van elke betrekking tot de Nederlandsche Hervormde Kerk’.

En nu…

Na de vorming van de Samen-op-Weggemeente, in 1994, besloot men uiteindelijk het gereformeerde kerkgebouw af te stoten; op zondag 17 september 2000 werd daar de laatste kerkdienst gehouden. De kerk werd per 1 oktober 2000 overgedragen aan de Koptisch-Orthodoxe kerk van de H. Paulus van Thebe. In 2008 werd in Hijlaard de Protestantse Gemeente gevormd. De Hervormde Gemeente telde in die tijd ongeveer zestig leden; de Gereformeerde Kerk bijna honderddertig.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Hijlaard.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Hijlaard tussen 1896 en 2006 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, deel III. Leeuwarden, g.j.

O. Faber, Uit de geschiedenis van de bijna 100-jarige Gereformeerde Kerk van Hijlaard. Hijlaard, 1985

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

De Heraut, 1887

G.H. van Kasteel, Voor vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j.

J.J. Keizer, e.a., De kerkeraad der Ned. Hervormde Gemeente van Hijlaard (…), Hijlaard, 9 september 1889

J.C. Rullmann, De Doleantie in de Nederlandsch Hervormde Kerk der Negentiende Eeuw. Amsterdam, 1917

B.W.M. Servatius, e.a., In Naam des Konings! De Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft gewezen het volgende vonnis (…). Leeuwarden, 28 juni 1888

J.C. Sikkel, Ter Gedachtenis. Leeuwarden, 1888

A. Snethlage, e.a., Het Klassikaal Bestuur van Leeuwarden, doende wat des kerkeraads is in de Hervormde Gemeente te Hijlaard (…), Leeuwarden, 2 december 1888

L. van der Ven, Anno Domini 1887, Geschiedenis van de Doleantie te Hijlaard. Hijlaard, 1969

Weekblad van het Regt, 21 juli 1887

© 2020. GereformeerdeKerken.info