De Gereformeerde Kerk te IJmuiden (1)

De Gereformeerde Kerk in het Noord-Hollandse IJmuiden werd op 16 juni 1903 geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Velsen. Daarom werpen we eerst een uitvoerige blik op het ontstaan van de kerk te Velsen.

Kaart: Google.

1. De Doleantie te  Velsen (1888).

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) ontstond in Velsen op 29 februari 1888. Een aantal leden van de hervormde gemeente had problemen met de oprukkende vrijzinnigheid in de hervormde kerk en wilde zich, net als elders in het land gebeurde, inzetten voor de ‘reformatie van de hervormde kerk’. Op 16 december 1886 was in Amsterdam – maar op andere plaatsen al eerder, zoals in Kootwijk – deze kerkelijke strijd al uitgelopen op een kerkscheuring: daar waren tachtig kerkenraadsleden eerst geschorst en later afgezet in verband met – kort door de bocht gezegd – hun verzet tegen de kerkelijke reglementen en tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk. Een van hen was dr. Abraham Kuyper (1837-1920), die in zijn kerkelijk weekblad De Heraut en door middel van uitvoerige brochures nauwgezet verslag deed van de kerkelijke strijd in ’s Lands hoofdstad.

Hoofdmeester Pieter Vermeulen betekende veel voor de kerk van Velsen, maar niet minder voor de bewoners van het armelijke De Heide.

In Velsen wilde men in de voetsporen treden van de Amsterdamse ‘benauwde broederen’. Daarom kwam men op 15 november 1887 in vergadering bijeen om te overleggen over de vraag hoe men ook in Velsen de ‘reformatie der kerk’ kon doorvoeren. Tien mannenbroeders waren daar aanwezig, onder wie ook Pieter Vermeulen, het hoofd van de christelijke school in het armelijke gehucht ‘De Heide’, dat in 1903 Velserbroek ging heten. Besloten werd een schrijven te richten aan  de hervormde kerkenraad met het verzoek ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’. Daarmee bedoelde men het afschaffen van het Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk, dat de regering in 1816 aan de kerken had opgedrongen. Bij deze reorganisatie van de ‘aloude Nederduitsche Gereformeerde Kerk der hervorming van de zestiende eeuw’ werd de Dordtse Kerkorde van 1618-1619 afgeschaft en de naam van de kerk veranderd in Nederlandsche Hervormde Kerk, met koning Willem I aan het hoofd.

De eerste diensten in de geitenschuur.

De brief aan de kerkenraad werd op 23 november 1887 verstuurd. De kerkenraad besloot echter geen gehoor te geven aan het verzoek van de groep bezwaarden. Vandaar dat dezen begin januari 1888 een gedrukt schrijven stuurden aan alle leden van de hervormde gemeente van Velsen. De ondertekenaars waren J.J. de Wit, N. Versluis en P. van Vuuren. Daarin werd de leden meegedeeld dat vanaf woensdag 18 januari 1888 in de verbouwde geitenschuur van boer Gerrits op De Heide, aan de Kalverstraat, ‘zoveel mogelijk geregeld’ voorzien zou worden in de ‘zuivere prediking van Gods Woord’.

De eerste dienst werd dus op 18 januari gehouden en stond onder leiding van de Dolerende oefenaar P. Josso uit Amsterdam. Deze hield een preek naar aanleiding van 1 Koningen 18 vers 21: ‘Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zoo de HEERE God is, volgt Hem na, en zoo het Baäl is, volgt hem na!’

De Gereformeerde Kerk te Velsen geïnstitueerd (1888).

Ds. H.W. van Loon (1846-1916) van Amsterdam institueerde de kerk van Velzen.

Nog steeds was het 35 zielen tellende groepje echter geen officieel geïnstitueerde gemeente. Daartoe nam men contact op met ds. H.W. van Loon (1846-1916) uit Amsterdam. Deze was bereid behulpzaam te zijn bij het tot stand komen van een zelfstandige Dolerende Kerk. Op 29 februari 1888 kwam de predikant naar de geitenschuur in Velseroord en bevestigde daar ‘de door de gemeente krachtens het ambt der geloovigen gekozen’ ouderlingen en diakenen in het ambt. De ouderlingen waren Pieter Vermeulen (scriba) en N. Versluis, en de diakenen J. Scheeres en J. de Wit.

De Heraut, 11 maart 1888.

Uiteraard werd tijdens de eerste kerkenraadsvergadering, die direct na deze dienst gehouden werd, een schrijven gericht aan de Koning (als hoofd van de hervormde kerk), aan de burgemeester en aan de kerkvoogden van de hervormde gemeente te Velsen, waarin de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Velsen werd meegedeeld.

De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’.

De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat van 11 tot en met 14 januari  1887  te Amsterdam gehouden werd (De Heraut, 2 januari 1887).

Op advies van het in januari 1887 gehouden vierdaagse Gereformeerd Kerkelijk Congres – georganiseerd door de Amsterdamse Dolerenden – werd door de kerkenraad meteen ook de  Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht. Op grond van wettelijke regels konden Dolerende Kerken namelijk geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen, maar een vereniging wel. De bestuursleden werden door de kerkenraad benoemd. De doelstelling van ‘De Kerkelijke Kas’ werd als volgt onder woorden gebracht: “Doel van de Vereeniging is de bevordering van de belangen der Nederduitsche Gereformeerden te Velsen, door het verlenen van stoffelijke hulp, voor zover die blijken zal noodig te zijn voor de verzorging van armen, voor de voorziening in geestelijke behoeften en voor het onderwijs der jeugd. De Vereeniging tracht haar doel te bereiken door het bijeenbrengen en als haar bijzonder eigendom beheeren van roerende en onroerende goederen, van welken aard ook, die haar tot het voorgeschreven doel worden verstrekt”.

Een eigen voorganger.

Oefenaar J. Brederveld.

Van 1889 tot 1901 was het lerend ouderlingoefenaar J. Brederveld die de kerkdiensten in de Geitenschuur op De Heide leidde, als er geen ‘echte’ predikant was om voor te gaan. Dat gebeurde namelijk slechts eens per maand.

Het boekje van oefenaar Brederveld over zijn belevenissen in o.a. Velseroord.

Op 11 augustus 1889 begon hij zijn arbeid als opvolger van meester Pieter Vermeulen, die hem overigens ook daarna nog af en toe verving. Hoewel hij in 1901 als oefenaar naar een militair tehuis in Harskamp vertrok, kwam hij in 1909 weer naar Velseroord terug en zette zijn werk daar voort, tot zijn emeritaat in 1919. Brederveld schreef een boekje over zijn belevenissen in de genoemde plaatsen, dat in 1919 gepubliceerd werd. Hij schreef over De Heide (Velseroord) onder meer:

Van De Heide naar IJmuiden.

Terwijl in de geitenschuur op De Heide (Velseroord) de werkzaamheden voortgingen was IJmuiden als vissersplaats in opkomst doordat veel vissers hun vangst daar verkochten, er bleven overnachten en er ook naar de kerk wilden. Voor hen zette de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Beverwijk zich in en zij verzorgde ook het pastoraat onder de vissers. Vandaar dat voor hen in IJmuiden een lokaal gehuurd werd. Dat duurde tót de Vereniging van 1892, toen de landelijke kerkenfusie plaatsvond van het grootste deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie, die samen als De Gereformeerde Kerken in Nederland hun kerkelijk leven voortzetten. Ook de Dolerende Kerk van Velsen besloot zich bij De Gereformeerde Kerken aan te sluiten en heette sinds 19 juli 1892 dus De Gereformeerde Kerk te Velsen. De werkzaamheden ten behoeve van de vissers van IJmuiden werden toen door de kerk van Velsen overgenomen. In Hotel Willem Barendsz werd voor hun kerkdiensten een zaal gehuurd.

‘De kerk bij de steenfabriek’.

De eerste steen van de nieuwe kerk (foto: ‘Van Geitenschuur tot Ichthuskerk’).

De zaal in het hotel werd echter al snel te klein omdat het aantal gereformeerden groeide. Daarom besloot de kerkenraad van Velsen in 1893 aan de IJmuiderstraatweg – tussen de vissershaven en De Heide (Velseroord) bij de Hoge Berg – ‘een zeer eenvoudige stenen kerk’ te bouwen, die al gauw – omdat ze in de buurt van een steenfabriek stond – de kerk bij de steenfabriek genoemd werd. Collecten onder de eigen leden en ook in andere vissersplaatsen brachten een deel van de benodigde gelden bijeen. J.C. ten Broeke was de laagste inschrijver die de bouwklus dan ook voor fl. 5.558 mocht uitvoeren. M.J. Vermeulen legde de eerste steen die gesierd werd met de tekst uit 1 Koningen 8 vers 29.

W. van Vliet tekende deze duidelijke overzichtskaart van de omgeving van IJmuiden.

Vlak voordat op 17 december 1893 de eerste dienst in ‘de kerk bij de steenfabriek’ gehouden werd, was door de kerkenraad voor fl. 200 een orgel op de kop getikt dat in de kerk geplaatst werd en in het vervolg de kerkzang begeleidde. Ds. P. van Son (1838-1919) uit Amsterdam was de voorganger in de eerste dienst. “Een flinke schare was opgekomen om van de plechtigheid getuige te zijn. (…) Het nieuwe kerkgebouw kan ruim driehonderd hoorders bevatten, is zeer eenvoudig maar doelmatig ingericht. (…) Op weinige minuten afstands van IJmuiden, aan den straatweg tussen IJmuiden en De Heide gelegen, biedt het den visschers eene uitsteekende gelegenheid ’s Zondags het Woord Gods te hooren”.

De gereformeerde kerk aan de IJmuiderstraatweg (bij de pijl).

Weliswaar schreef Brederveld in zijn Ter Gedachtenis dat de kerk aanvankelijk de helft te groot was, maar de gemeente groeide snel, zodat de kerk in 1898 zoveel te klein was dat men het bedehuis eigenlijk had willen vergroten. Maar de kosten van ruim fl. 7.500 vond men te hoog, zodat het uiteindelijk bleef bij de bouw van een galerij, die fl. 367 kostte.

Een kerk in Velsen-Noord.

Ook in Wijkeroog, dat later Velsen-Noord genoemd werd, woonden intussen zoveel gereformeerden dat daar een kerkgebouw nodig was. Daartoe werd in 1897 al besloten, en twee jaar later werd de bouw opgedragen aan aannemer J.C. ten Broeke (die ook ‘de kerk bij de steenfabriek’ gebouwd had), die de klus voor fl. 27.500 klaarde. De meubilering van de kerk kostte fl. 450 en het orgel fl. 130. Dat laatste werd in april 1900 in de kerk geplaatst, nadat op 18 maart 1900 de eerste dienst in de kerk gehouden was.

Kerkbouw in IJmuiden?

IJmuiden bleef populair bij vissers en anderen. In 1901 was ook het aantal gereformeerden dusdanig toegenomen dat door de week in het Koning Willemhuis ‘weekdiensten’ gehouden werden en ook werden catechisaties verzorgd. Logisch was dan ook de gedachte dat er een kerk zou moeten komen die dichter bij IJmuiden en haar haven zou staan. De kerkenraad van Velsen besloot daarom in augustus 1902 bij de elektriciteitscentrale een stuk grond te kopen, halverwege de haven en het kerkgebouw aan de IJmuiderstraatweg (‘de kerk bij de steenfabriek’). Omdat er te weinig financiële hulp kwam gingen de plannen niet door.

De classis, om raad gevraagd, adviseerde in 1903 om IJmuiden en De Heide (sinds 1903 Velseroord) van de kerk van Velsen af te splitsen en als zelfstandige kerk verder te gaan. Zo werd besloten. De grens tussen de kerk van Velsen en die van IJmuiden zou worden gevormd door de spoorlijn Haarlem-Beverwijk.

2. De instituering van De Gereformeerde Kerk te IJmuiden (1903).

Ds. J.H. Koers (1871-1947).

De kerkenraad van Velzen besloot dus over te gaan tot splitsing en op 16 juni 1903 de Gereformeerde Kerk te IJmuiden te institueren. Dat ging relatief gemakkelijk, want er hoefden geen nieuwe kerkenraadsleden gekozen te worden: de in de kerkenraad vertegenwoordigde kerkenraadsleden die op De Heide en in IJmuiden woonden, vormden de kerkenraad van de nieuwe kerk. Meteen na de dienst kwam de kerkenraad onder leiding van ds. J.H. Koers (1871-1947) van Velsen bijeen. De ouderlingen waren P. de Raadt en A. Taanman en de diakenen J.G. ten Broeke, H. Medik en G. van Rhijn. Er vond een merkwaardig incident plaats: een van de diakenen, Ten Broeke, weigerde de kennisgevingsbrief aan de Koningin mede te ondertekenen, omdat hij bij de kerk van Velsen wilde blijven behoren.

Ds. J.H. Koers (van 1903 tot 1910).

Aan ds. Koers als predikant van Velsen werd gevraagd bij welke kerk hij behoren wilde. Dat was een logische vraag, want de bewoners van IJmuiden en van De Heide (Velseroord) hadden immers meegewerkt aan zijn beroeping in 1901. De predikant antwoordde dat hij de voorkeur gaf aan de kerk te IJmuiden.

Een nieuwe kerk (1904).

De bekende kerkbouwarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942).

Al in de eerste maanden na de instituering besloot de kerkenraad Van IJmuiden  in september 1903 een nieuwe kerk te bouwen, waarvoor uiteindelijk een locatie aan de Koningin Wilhelminakade werd uitgekozen. Tegelijk hadden de mannenbroeders afgesproken de in 1902 aangekochte grond bij de elektriciteitscentrale weer van de hand te doen en de kerk aan de IJmuiderstraatweg buiten te gebruik te stellen en te verkopen. Meteen kwamen de broeders en zusters in Velseroord (wat vroeger De Heide genoemd werd) in verzet. Ze wilden ‘hun’ kerk aan de IJmuiderstraatweg gewoon open houden! De kerkenraad kon dat echter niet verantwoorden.

Van links naar rechts: pastorie, kerk en woning aan de Wilhelminakade.

En zo werd dus een (niet de eerste de beste) architect in de arm genomen: Tjeerd Kuipers (1857-1942) uit Amsterdam, die bouwtekeningen maakte voor een kerk met pastorie, een consistoriekamer, een woning voor de koster en een woonhuis. Aannemer H. Kramer uit Urk was de laagste inschrijver en kreeg de opdracht voor fl. 25.300.

De eerste steen werd gelegd op 27 oktober 1903. De bouw vorderde voorspoedig, en zo kon de kerk aan de Wilhelminakade op 3 juli 1904 in gebruik genomen worden. Ds. Koers hield ter gelegenheid van de ingebruikneming een preek naar aanleiding van Efeze 2 vers 20 (“Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen”).

De Heraut, 17 juli 1904.

Er moest natuurlijk ook een orgel in de kerk komen. Dat viel niet mee. Weliswaar zou de kerk aan de IJmuiderstraatweg verkocht worden, maar het daar gebruikte orgel was te klein voor de grote nieuwe kerk. Dus werd een orgelfonds ingesteld (een bazaar leverde daarvoor fl. 750 op), en in juni 1906 werd bij de orgelfirma Proper te Kampen een nieuw orgel aangeschaft ten bedrage van fl. 1.850. Het nieuwe instrument werd op 19 april 1907 in gebruik genomen.

De ruimte in het kerkgebouw werd door de groei van de gemeente steeds beperkter. Zo nu en dan was het nodig het aantal zitplaatsen uit te breiden en/of nieuwe banken te bestellen. Uiteindelijk was het in 1912 zover dat opdracht gegeven werd om voor fl. 2.375 twee zijgalerijen in de kerk aan te leggen. Er ontstond ook gebrek aan lokaalruimte voor de catechisaties en vergaderingen. Vandaar dat de kerkenraad besloot de naast de kerk gebouwde (door de kerk verhuurde) woning te bestemmen als vergaderruimte en werd de huurder verzocht zijn biezen te pakken. Dit gebeurde, zodat de ruimten konden worden aangepast tot vergaderlokaliteit. Al gauw werd er de naam ‘Gebouw Irene’ aan gegeven.

Ds. R.W. Huizing (van 1911 tot 1917).

Intussen had ds. Koers het beroep van de kerk van Oosterbeek aangenomen en had op 23 oktober 1910 afscheid genomen van de kerk van IJmuiden. De kerkenraad begon dus met het beroepingswerk  en kwam eind dat jaar tot een beroep op ds. R.W. Huizing (1877-1941) van Koudekerk aan den Rijn. Op 19 maart 1911 deed hij intrede in de kerk van IJmuiden.

Ds. R.W. Huizing (1877-1941).

“In IJmuiden vindt hij ook buiten zijn ambtelijke arbeid in engere zin veel werk. Hij neemt het initiatief tot het oprichten van een Christelijke School (nog steeds niet volledig gesubsidieerd door het rijk), bemiddelt in stakingsconflicten in de visserij en wanneer de mobilisatie ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) uitbreekt, komt er door zijn goede zorgen een Christelijk Militair Tehuis (1913)”.

Wat de ‘Grote Oorlog’ betreft: de Gereformeerde Kerk van Den Haag – door de generale synode daartoe benoemd – schreef een nationale biddag uit ‘in verband met den verschrikkelijken oorlog en tijd van malaise’. In IJmuiden werd gehoor gegeven aan de oproep van de kerk van Den Haag; vanaf begin september 1915 werd elke woensdag een door de kerkenraad georganiseerde bidstond gehouden. Dat de oorlog armoede en werkloosheid met zich meebracht, al bleef Nederland neutraal in het conflict, spreekt voor zich. De diaconie had er de handen vol aan. Uit het hele land kwamen van andere Gereformeerde Kerken verzoeken binnen om financiële steun voor de geestelijke verzorging van de protestantse militairen die op vele plaatsen in het land gelegerd waren.

Het interieur van de kerk aan de Wilhelminakade (foto: ‘Van Geitenschuur tot Ichthuskerk’).

In Velseroord een zelfstandige kerk (1917).

Door de opening van de kerk aan de Koningin Wilhelminakade was de kerk aan de IJmuiderstraatweg overbodig geworden. Twee kerkenraadsleden kregen opdracht de kerk te verkopen zodra een bod van fl. 5.000 uitgebracht werd, zij het onder voorwaarde dat het gebouw nimmer weer als kerk gebruikt mocht worden. Er waren echter geen belangstellenden om het bedehuis voor die prijs over te nemen. Vandaar dat besloten werd de kerk te veilen, onder voorwaarde dat de opbrengst niet minder dan fl. 3.750 mocht zijn. Het gebouw werd nu verkocht en verbouwd om geschikt gemaakt te worden tot feest- en vergadercentrum ‘Tivoli’. De preekstoel viel niet onder de verkoop, die werd geschonken aan de gereformeerde kerk te Wormer.

Maar de buitengebruikstelling van de kerk had – zoals al opgemerkt – grote ontevredenheid veroorzaakt bij de gereformeerden in Velseroord (vroeger De Heide genoemd). Toen hun verzoek de kerk in gebruik te houden niet werd gehonoreerd verlegden ze het strijdperk naar de vorming van een zelfstandige Gereformeerde Kerk. Op 10 januari 1917 werd hun wens een feit en werd de Gereformeerde Kerk te Velseroord geïnstitueerd. Ds. Huizing van IJmuiden ging in de dienst voor. De gekozen ambtsdragers werden door hem in het ambt bevestigd met een preek naar aanleiding van Hebreeën 12 vers 23a (“Maar gij zijt gekomen tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn”). Ze werden daarna  toegezongen met psalm 134 vers 2. Tijdens diezelfde dienst werd met dank voor zijn verrichte arbeid afscheid genomen, en nu definitief, van oefenaar J. Brederveld, die –  na van 1889 tot 1901  in Velseroord (toen nog De Heide) gewerkt te hebben – naar Harskamp vertrokken was, maar in 1909 weer terugkwam in zijn geliefde Velseroord.

De kerk van Velseroord werd overigens vanaf 1927 Gereformeerde Kerk te IJmuiden-Oost genoemd.

Ds. Huizing uit het ambt ontheven (1917).

De aanhef van het bezwaarschrift tegen de hernieuwde beroepbaarstelling van ds. Huizing.

De 5e  oktober 1917 was een zwarte dag voor de Gereformeerde Kerk te IJmuiden. De ijverige ds. Huizing werd met ingang van die datum namelijk uit het ambt ontheven na ’een onverkwikkelijke geschiedenis met een jonge weduwe’.

Toen de predikant in 1920 de Classis Haarlem vroeg weer beroepbaar gesteld te mogen worden waren sommigen in IJmuiden de zaak nog niet vergeten en tekenden protest aan tegen het positieve classisbesluit. In een bezwaarschrift aan de Particuliere Synode van Noord-Holland schreven de oud-ouderlingen C. den Dulk en P. Verwoerd, samen met gemeentelid  H. Medik – ‘namens vele leden der Geref. Kerk van IJmuiden’ – op 9 juni 1920 dat zij zich niet konden verenigen met het classisbesluit, waarvoor ze negen redenen noemden. De Particuliere Synode handhaafde de beslissing van de classis echter. Ook een verzoek aan de generale synode om het besluit van de particuliere synode te vernietigen haalde niets uit. Ds. Huizing werd in 1920 predikant te Harlingen.

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info