De Gereformeerde Kerk te Driebergen-Rijsenburg (3)

Ds. H. Torenbeek (van 1935 tot 1945).

( < Naar deel 2 ) – Slechts twee vergeefse beroepen had de kerkenraad te incasseren voordat ds. H. Torenbeek (1900-1980) van Yerseke het op hem uitgebrachte beroep aannam en op 6 oktober 1935 intrede deed.

Ds. H. Torenbeek (1900-1980) was van 1935 tot 1945 aan de kerk van Driebergen verbonden.

Twee kerken? Of gewoon verbouwen?

In 1936 praatte de kerkenraad veel over kerkbouw. Daarover kon men het echter niet eens worden: een minderheid vond dat er één grote nieuwe centrale gereformeerde kerk in het dorp moest komen. Dat zou ongeveer fl. 80.000 gaan kosten. Daarmee  zou de eenheid van de gemeente gediend zijn, zo vond men. Een ander deel van de kerkenraad – de meerderheid – vond echter dat de bouw van een tweede kerk de voorkeur verdiende. Kennelijk werkte men in die richting verder, want men ging op zoek naar een stuk grond voor een tweede kerk en vond die bij de Beaufortlaan en de Melvill van Carnbeelaan. Maar toen het op kopen aankwam bleek dat de helft van de gemeente daarvoor geen financiële bijdrage wilde geven. De bestaande situatie, een kerk en het Groene Kruisgebouw, beviel hun prima. Het plan verdween dus in de onderste la.

Daarom besloot de kerkenraad te onderzoeken of de huidige kerk dan misschien vergroot kon worden. Ds. Torenbeek was voorstander van de verbouw van de kerk, en ‘dus’ werd dat plan doorgezet. Een stuk grond achter de kerk werd verkregen voor fl. 2,50 per m² zodat de kerk kon worden uitgebreid tot een capaciteit van maar liefst 850 zitplaatsen! In de gemeente werd fl. 10.000 opgehaald, maar uiteindelijk bleken de plannen – die ook rekening hielden met een centrale verwarming – drie keer zoveel te zullen kosten. Toch maakte architect B.W. Plooy uit Amersfoort bouwtekeningen en kreeg aannemer Van Wagensveld uit Scherpenzeel opdracht de klus te klaren. Tijdens de verbouwing mocht gebruik gemaakt worden van de hervormde Hoofdstraatkerk.

Op 18 november 1937 werd de vergrote kerk aan de Engweg  in gebruik genomen. Het Groene Kruisgebouw werd nu buiten gebruik gesteld.

Het jeugdwerk maakte gebruik van het Kamphuis.

‘Publiek vervoer…’

In 1936 werd afgesproken dat als voorganger uitgenodigde predikanten, die zich per bus of ander publiek vervoermiddel naar Driebergen spoedden,  in het vervolg niet meer gevraagd zouden worden om een dienst te leiden.

Omdat ‘de gereformeerde zede’ langzaam maar zeker veranderde, en vooral omdat ouderen en gemeenteleden die ver van de kerk vandaan woonden klaagden over de afstand, werd gesproken over de mogelijkheid gebruik te maken van een bus. Maar dat bleek te duur, wat overigens niet gold voor iets heel anders, namelijk de aanleg van ziekentelefoon; of het hierbij ging om uitbreiding van de reeds bestaande toestellen uit 1923 of dat het een nieuw systeem was, is onduidelijk. Voor twaalf ouderen of zieken was het nu in elk geval mogelijk de kerkdiensten thuis te volgen.

De Zondagsschool.

Kritiek kwam er in 1939 op het voorstel om in het vervolg de zondagsschool niet meer toegankelijk te laten zijn voor gereformeerde kinderen. Die konden immers gewoon naar de kerk en gingen bovendien meestal naar de christelijke school, door velen aangemerkt als ‘een belangrijk middel ter evangelisatie’. De tegenstanders van het plan merkten op dat  men immers buitenkerkelijke of kinderen uit niet-gereformeerde gezinnen juist zou kunnen aantrekken door er ook gereformeerde kinderen toe te laten! En trouwens, zo werd fijntjes opgemerkt, als de gereformeerde kinderen niet meer naar de zondagsschool mogen, kunnen we ‘m wel opheffen, want dan komt er haast niemand meer!

Het jeugdwerk kreeg veel aandacht. Foto rond 1950.

De Tweede Wereldoorlog.

Ook Driebergen ontkwam niet aan de benauwenissen van de Tweede Wereldoorlog. Het kerkblad (met voorlichtende artikelen) werd na enige tijd door de bezetters verboden en werd vervangen door een mededelingenblaadje met uitsluitend enkele zakelijke gegevens. De kerk van Driebergen deed uiteraard niet mee aan de door de Duitsers opgezette Winterhulp, die tot doel had het werk van de diaconieën over te nemen. De kerkdiensten werden in de winter van 1941-1942 ingekort, in verband met de kou omdat de kerk niet kon worden verwarmd in verband met schaarste aan brandstof.

De jeugdverenigingen werden verboden, maar – net als elders in het land – ze werden als ‘Bijbelstudiekringen’ voortgezet. Dat de Duitsers daar geen discussies over politieke en maatschappelijke onderwerpen wilden is duidelijk. De jeugd bleef belangstellend, wat ook goed te zien was toen maar liefst 150 jongelui zich in de kerkenraadskamer verzamelden om naar ds. Torenbeek te luisteren die een rede hield over ‘het Nieuwe Jeruzalem’.

De tweede predikantsplaats (1943).

De gemeente groeide ondertussen flink door (er waren bij het begin van de oorlog al meer dan 1.300 leden!). De kerkenraad vroeg zich af of er misschien een hulppredikant moest komen. Ds. Torenbeek voelde daar aanvankelijk niets voor, zodat besloten werd te gaan sparen voor de tweede predikantsplaats. Ds. Torenbeek was een van degenen die meewerkte aan het onder veilig dak brengen van Joodse vluchtelingen. De predikant had het niet alleen daar druk mee, maar ook de pastorale arbeid in de groeiende gemeente drukte steeds zwaarder op hem. Vandaar dat de kerkenraad in 1943 besloot de tweede predikantsplaats in te stellen.

Ds. W. Reeskamp (1945 tot 1950).

Ds. W. Reeskamp (1910-1984) was van 1945 tot 1951 aan de kerk van Driebergen-Rijsenburg  verbonden.

In juli 1943 werd het eerste beroep uitgebracht. Deze predikant bedankte echter, net als een andere, die in november een beroep kreeg. Aanvankelijk liet ook ds. W. Reeskamp (1910-1984) van het Friese Garijp  weten geen gevolg te geven aan een op hem uitgebracht beroep, maar een twee maanden later uitgebracht beroep nam hij aan en zo  deed hij op 2 september 1945 – de oorlog was toen voorbij – intrede in de kerk van Driebergen, die inmiddels ongeveer 1.450 leden telde.

Ook in Driebergen deed voor sommigen de honger intrede. Enkele ouderlingen– in verband met ‘de gevaarlijke leeftijd’ – gingen met gevaar voor eigen leven op de bakfiets naar ‘achter de IJssel’, waar nog voedsel te krijgen was. Ook een aantal meisjes van de meisjesvereniging hielp mee. De actie lukte. Een behoorlijke hoeveelheid voedsel werd mee teruggebracht. Toch waren er gemeenteleden die van uitputting en honger stierven en ook kwam na de oorlog een gemeentelid niet terug uit Duitsland. Beroepsmilitair (majoor) br. A. van Ramshorst keerde ondanks gevangenschap, dwangarbeid en martelingen wel terug en vertelde over zijn belevenissen in een tot de nok gevulde kerk. Op 6 mei 1945 werd ook in de kerk van Driebergen een dankdienst gehouden voor de bevrijding.

De predikanten (van 1945 tot 1962).

Ds. A. de Bruin (1914-1985) stond van 1946 tot 1950 in de kerk van Driebergen-Rijsenburg.

In de periode 1945 tot de ingebruikneming van de nieuwe (tweede) kerk in 1961 deden de volgende predikanten dienst in de Gereformeerde Kerk te Driebergen: ds. A. de Bruin (1914-1985) van 1946 tot 1950; ds. J.C. Houtzagers (1896-1972) van 1949 tot 1964; ds. Th. Struys van 1951 tot 1956 en ds. J.H. Post (1913-1962) van 1957 tot 1962.

  • Iets over de periode tot 1962.

In grote lijnen gaan we tenslotte in snelle vogelvlucht nog enkele periodes uit de geschiedenis van de kerk van Driebergen na. De kerk heette  trouwens sinds 1948 ‘De Gereformeerde Kerk te Driebergen-Rijsenburg’.

De Vrijmaking (1946).

Dr. K. Schilder (1890-1952).

De Vrijmaking had ook in Driebergen gevolgen. Al vrij snel na de oorlog kwam een door achtendertig gemeenteleden ondertekend bezwaarschrift bij de kerkenraad binnen tegen de besluiten die de generale synode genomen had over de ‘leergeschillen’ die al in de jaren ’30 in de Gereformeerde Kerken waren ontstaan. De meningsverschillen gingen onder meer over de visie op Doop en Verbond en over de al eerder genoemde ‘veronderstelde wedergeboorte’ van dr. A. Kuyper, waarop we in dit kader niet nader ingaan. De kerkenraad had al eerder besloten zich achter de synodebesluiten op te stellen, maar de briefschrijvers deelden mee het eens te zijn met  prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van Kampen. Deze  had grote bezwaren tegen de synodebesluiten en werd daarom geschorst en later afgezet werd. Ds. Reeskamp legde de gebeurtenissen in twee bijeenkomsten aan de gemeenteleden uit.

Ook een van de ouderlingen stelde zich achter prof. Schilder en was ook niet bereid – zoals in de kerkenraad afgesproken – de kwestie tijdens de huisbezoeken te laten rusten. Uiteindelijk maakte een aantal gemeenteleden zich op 14 januari 1946 vrij en sloten zich aan bij de Vrijgemaakte kerk die op die dag in Driebergen geïnstitueerd werd. De kerk telde toen 32 leden.

Weliswaar werden door de gereformeerde kerkenraad pogingen ondernomen om tot hereniging te komen, en schreef ds. Reeskamp een uitvoerige Open Brief, maar niets hielp.

De Engwegkerk.

Het interieur van de Engwegkerk (later Immanuelkerk) in de jaren ’50.

Terwijl de plannen voor een tweede kerk in de maak waren moest ondertussen ook de Engwegkerk zo nu en dan een onderhoudsbeurt ondergaan. In 1952 werd de toren aangepakt en ook de jaren daarna moesten geregeld reparaties uitgevoerd worden. Soms waren gemeenteleden zelfs bereid op eigen kosten kleine reparaties uit te voeren.

Plannen om de jeugd meer ruimte te geven, en de pastorie naast de kerk daarvoor te verbouwen stuitten in 1960 op financiële bezwaren. Besloten werd de gebouwen achter de Engwegkerk voor ongeveer fl. 60.000 te verbouwen zodat ook de jeugd meer ruimte kreeg voor haar activiteiten.

Het clubhuis van de Gereformeerd Jeugdcentrale van Driebergen-Rijsenburg  (foto: 1954).

Nadat in 1961 de tweede kerk (die Maranathakerk genoemd werd) in gebruik genomen was, kreeg de Engwegkerk de naam Immanuelkerk.

 Eerst een noodkerk (1948).

In 1946 werd een terrein gekocht voor de tweede kerk, die aan de Melvill van Carnbeelaan gebouwd zou gaan worden. Aanvankelijk waren er problemen over de prijs van het stuk grond, maar uiteindelijk  fl. 3 per m² overeengekomen. Er moest  fl. 10.200 voor neergeteld worden. Besloten werd op dat perceel eerst een noodkerk of hulpkerk te bouwen. Daarvoor was een verhoging van de kerkelijke bijdragen nodig, maar dat leverde geen probleem op. De noodkerk was dringend nodig omdat gebouw ‘Sparrenheide’ voor de kerkdiensten niet meer beschikbaar was. De plannen van ouderling Hofstede met betrekking tot (de inrichting van) de noodkerk werden goedgekeurd,  zouden een bedrag van fl. ruim 22.000 vergen en een bouwtijd van drie maanden; er konden 260 personen een plaats vinden.

Het zogenoemde ‘Zustercomité’ organiseerde een bazaar om de inrichting van de ‘hulpkerk’ mee te betalen. Die leverde bijna fl. 3.000 op, zodat men een eind kwam. Op 20 juli 1948 kon de hulpkerk in gebruik genomen worden. Maar al gauw constateerde men dat de bloeiende gemeente ook hier uitgroeide; vooral in de zomer was de plaatsruimte in de hulpkerk lang niet toereikend om de kerkgangers op te vangen. Gelukkig was voor de definitieve tweede kerk intussen al fl. 60.000 gespaard!

De nieuwe Maranathakerk (1961).

De ‘eerste steen’ van de Maranathakerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De voorbereidende plannen voor de tweede kerk verliepen niet altijd even vlot. Zo ontstonden in 1948 problemen tussen kerkenraad en de leden van de Commissie van Beheer, met als gevolg dat laatstgenoemden allemaal hun functie ter beschikking stelden. Het ging daarbij onder meer over de aanschaf van een orgel voor de tweede kerk. De commissie vond dat een harmonium ook wel kon.

Maar in de loop van 1960 kwamen de plannen in een volgend stadium. Nadat eerst de contacten met de aanvankelijk aangezochte architect verbroken moesten worden maakte ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort  de bouwtekeningen. De aanbesteding verliep gunstig en de fa. Appels uit Driebergen mocht de klus gaan klaren. De eerste steen werd gelegd op 24 juni 1960 door ds. J.C. Houtzagers. Op de steen is de tekst 1 Petrus 2 vers 5 gebeiteld: “…en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus“.

De Maranathakerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De bouw verliep voorspoedig, maar ondertussen moest natuurlijk nagedacht worden over de inventaris, de tuinaanleg en over een nieuw orgel! Het totaal van kerkbouw en inrichting kwam op een bedrag van fl. 276.000. Anonieme gemeenteleden boden glas-in-loodramen aan en de burgerlijke gemeente verleende een renteloos voorschot van fl. 30.000. Op 2 juni 1961 kon de kerk in gebruik genomen worden. De naam voor het bedehuis werd dus  ’Maranathakerk’.

  • Iets over de jaren na 1962.

Aan het eind van dit verhaal, dat ook hier weer op zevenmijlslaarzen wordt verteld, in het kort nog een aantal bijzonderheden over de periode van 1962 tot vooral eind jaren ’70 en in het kort de tijd daarna.

Ds. J.C. Houtzagers (1896-1972) stond van 1949 tot 1964 in de kerk van Driebergen-Rijsenburg.

De predikanten van 1963 tot 2006.

Van 19863 tot 2006 waren in totaal negen predikanten verbonden aan de Gereformeerde Kerk te Driebergen-Rijsenburg. Het beroepingswerk verliep over het algemeen vlot.

Iets over het kerkelijk leven.

Het interieur van de Maranathakerk.

Er ontstonden in 1961 moeilijkheden met een organist. De zaak liep zelfs zo uit de hand dat de organist zijn functie neerlegde en de classis erbij geroepen moest worden. Zelfs werd een commissie van arbitrage benoemd, onder leiding van dr. K. Dijk (1885-1968). Ook zij kwamen er niet uit, maar uiteindelijk bedankte de organist voor het lidmaatschap van de kerk en werd uit waardering voor het werk van dr. K. Dijk deze tot ouderling voor delicate aangelegenheden benoemd.

Dr. K. Dijk (1885-1968).

De samenwerking met de hervormde gemeente verliep in de jaren ’60 niet vlot. Het was juist in de tijd van De Achttien, negen hervormde en negen gereformeerde predikanten die ‘de eis van hereniging’ stelden ten aanzien van de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. Ze publiceerden een drietal boekjes die ook in de gemeenten gretig gelezen werden. Een schrijven van de Gereformeerde Kerk van Emmeloord, waarin bezwaar gemaakt werd tegen het houden van gemeenschappelijke diensten met de hervormden kon op sympathie van de kerkenraad van Driebergen rekenen. Overigens besloot de kerkenraad in 1968 dat de negen gereformeerde predikanten die tot De Achttien behoorden niet van de kansel van Driebergen geweerd zouden worden.

De drie bekendste geschriften van ´De Achttien. (foto:  GereformeerdeKerken.info’.

Wel werd bereidheid getoond toen de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk in 1963  vroeg  enige tijd van de Maranathakerk gebruik te mogen maken, omdat de christelijke gereformeerde kerk aan de Oranjelaan opgeknapt moest worden.

Voor het overige was in Driebergen niet veel sympathie voor nieuwe zaken te ontdekken: de discussie in de kerken over eventuele toetreding tot de Wereldraad van Kerken hoefde niet op steun vanuit Driebergen te rekenen, evenmin als de gesprekken over gezamenlijke avondmaalsdiensten met de hervormden. Ds. Akkerman noemde deze zaken ‘stukken sloopwerk aan de kerken’.

Ds. R. Akkerman (1928-2020) stond van 1963 tot 1969 predikant in Driebergen-Rijsenburg.

Toch blijkt dat de beide predikanten, ds. Akkerman en ds. Zijlstra, niet altijd dezelfde koers voeren ten opzichte van sommige zaken, zoals een gezamenlijke gebedsdienst met de hervormden ‘over de eenheid van de christenen’. Ds. Zijlstra stond– in tegenstelling tot zijn collega – niet negatief tegenover het samen bidden voor de eenheid van de christenen. De kerkenraad besloot uiteindelijk er aan deel te nemen. In 1967 werd opnieuw gesproken over een soortgelijke  gezamenlijke gebedsdienst met de hervormden, maar omdat niet gegarandeerd kon worden dat de inhoud van de dienst rechtzinnig van karakter zou zijn, onthield de kerkenraad zich uiteindelijk toch van deelneming.

Hoe stond het met de toelating van de vrouw in het ambt? In 1967 sprak de kerkenraad daarover. Iets minder dan de helft van de kerkenraadsleden was er niet tegen. Anderen wilden slechts toelating tot het ambt van diaken, maar in ieder geval moest hierover, vond iedereen, grote voorzichtigheid betracht worden.

De Immanuelkerk.

Een andere zaak die in de kerkenraad verschillen van inzicht liet zien  was het intrekken van de afzetting van dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), die – zoals we zagen –  in 1926 in conflict was gekomen met de synode over de vraag of de paradijsbomen en de sprekende slang van Genesis 3 ‘zintuiglijk waarneembaar’ geweest waren. Iets meer dan de helft van de kerkenraad stelde zich achter het synodebesluit dat de predikant in 1967 rehabiliteerde en diens de afzetting postuum introk.

Deze gebeurtenissen brachten in de gemeente van Driebergen  in meer of mindere mate onrust. ‘Er waren nogal wat onttrekkingen’ in die tijd en in 1969 kon de scriba het niet meer met zijn geweten overeen brengen nog langer in het ambt te staan.

De klokkentoren van de Maranathakerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De jaren ’70.

‘In toenemende mate voelt de kerk zich betrokken bij en in zeker opzicht verantwoordelijk voor stormachtige ontwikkelingen in het maatschappelijk en politieke leven’, schreef de auteur van het gedenkboekje van Driebergen. Toen de plaatselijke politieke partijen niet ingingen op het verzoek van de kerkenraad ‘om in eigen kring ernst te maken met het probleem van oorlog en vrede’, ging de kerkenraad er zélf toe over, door in de gemeente het onderwerp aan de orde te stellen. Als vrijwel eensluidende conclusie kwam daaruit in elk geval naar voren dat gewetensbezwaarden tegen militaire dienst erkenning moesten krijgen. En in de Vredesweek werd in de gemeente aan het probleem van oorlog en vrede extra aandacht besteed.

Contact met hervormde gemeente even op nul.

In 1970  richtte de kerkenraad  een ‘verdrietige brief’ aan de Centrale Kerkenraad van de hervormde gemeente, waarin uiting gegeven werd aan de grote teleurstelling van de gereformeerde kerkenraad over uitlatingen van de predikant van een van de hervormde wijkgemeenten, die openlijk verklaard had te twijfelen aan de ‘eenheid des geloofs’, niet alleen met de Gereformeerde Kerk, maar ook met een van de andere hervormde wijkgemeenten. De Centrale Kerkenraad liet het antwoord aan de wijkraden over; de reacties die ontvangen werden waren voor de gereformeerde kerkenraad aanleiding het contact vooralsnog  te beëindigen. Toch verliepen de contacten met de hervormde Wijkraad 1 later goed, toen in januari 1971 een gezamenlijke gebedsdienst gehouden werd. Toen twee hervormde predikanten afscheid namen van Driebergen  leken de kansen voor samenwerking te keren, al werd nog even pas op de plaats gemaakt.

Ds. G. van Andel (1916-1999) stond van 1969 tot 1980 als predikant in Driebergen-Rijsenburg.

In 1977 werd besloten kanselruil met de hervormde gemeente te beginnen in de Immanuelkerk en in de hervormde Hoofdstraatkerk. De samenwerking begon langzaam op stoom te komen. Zelfs kwam er dat jaar een gezamenlijk schrijven van de hervormde en de gereformeerde kerkenraden aan de leden van beide gemeenten, waarin de noodzaak van verdergaande samenwerking werd uiteengezet.

Met een ferme sprong naar 2014…

De lokalen achter de kerk breidden zich steeds verder uit (foto: Alie Stok-Britting, Krommenie).

De oude pastorie bij Immanuelkerk werd in 1972 verkocht; de gebouwen achter de Immanuelkerk werden in 1975 behoorlijk vergroot in verband met de vele vergaderactiviteiten. Er was intussen ook een nieuw orgel aangeschaft. In 2006 werd het interieur van de Immanuelkerk flink verbouwd. De steeds beter verlopende samenwerking met de hervormde gemeente leidde er uiteindelijk toe dat beide kerken samen gingen als Protestantse Gemeente. In 2014 werd de Immanuelkerk daardoor buiten gebruik gesteld (de Maranathakerk was al eerder gesloten en in 2014 gesloopt). Op 22 juni 2016 nam de Christelijke Gereformeerde Kerk de Immanuëlkerk in gebruik.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk Driebergen-Rijsenburg.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Driebergen-Rijsenburg.

Bronnen onder meer:

J.A. van Bennekom, Negentig jaar jong. Belevenissen van een negentigjarige (de Gereformeerde Kerk van Driebergen-Rijsenburg).  1887 – 4 november – 1977. Driebergen, 1977

De Heraut van De Gereformeerde Kerken in Nederland, Amsterdam, div. jrg.

J. Gardenier, Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Overzicht van het zestigjarig bestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Driebergen. 1921-1981. Driebergen, 1981

Gemeenten en Predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden 1992

Jaarboeken (ten dienste) van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G. Wisse, Memoires. Onvergetelijke bladzijden uit mijn levensboek. Houten/Utrecht, 1982

© 2020. GereformeerdeKerken.info