De Gereformeerde Kerk te Ommen (3)

1. Van 1930 tot 1945.

Ds. W. de Graaf (van 1930 tot 1937).

( < Naar deel 2 )  – In de periode van 1930 tot 1945 dienden ds. W. de Graaf (1898-1984) van Hoogersmilde  en ds. J. Koppe (1904-2002) van Wagenborgen de kerk van Ommen.

Ds. W. de Graaf (1898-1984).

Ook waren van 1938 tot 1943 enkele hulppredikanten aan de gemeente verbonden. Op 9 oktober 1930 deed ds. De Graaf intrede, een jaar na de Beurcrash op Wall Street in New York, waarop een periode van economische crisis volgde.

Een nieuwe kerk (1932).

De predikant begon met het op orde brengen van het lidmatenregister (er werd een kaartsysteem aangelegd) maar van nog groter belang waren de bouwplannen voor een nieuwe kerk, waarvoor een bouwcommissie werd ingesteld.

De noodkerk kon worden gebruikt tijdens de bouw van de nieuwe kerk (foto: ‘Op weg. Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk Ommen’).

De gemeentevergadering van 11 maart 1931 gaf goedkeuring aan de voorstellen van de kerkenraad om de oude kerk af te breken en een noodkerk naast de pastorie neer te zetten. De diensten konden dan in elk geval tijdens de bouw gewoon doorgaan. Ook werd besloten architect B.W. Plooy uit Amersfoort tekeningen te laten maken. De architect had intussen al naam gekregen als kerkbouwer, en had kort tevoren nog de Westerkerk in Kampen gebouwd, die op 1 oktober 1930 in gebruik genomen was. Naar dat voorbeeld werden ook de plannen voor de kerk van Ommen gemaakt.

De oude kerk vlak voor de afbraak (foto: ‘Op weg. Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk Ommen’).

De laatste dienst in de oude kerk werd op 14 juni 1931 gehouden terwijl de zondag daarop, 21 juni, de noodkerk in gebruik genomen werd, die door de aannemers B. Jansen en H. Timmerman voor fl. 3.550 gebouwd was. De openbare aanbesteding voor de kerkbouw leverde als laagste inschrijver op J. Eshuis en Zoon te Vriezenveen. De firma had bijna fl. 37.000 berekend, terwijl door de bouwcommissie eigenlijk gerekend was op fl. 45.000. Dat gaf de mogelijkheid het aantal zitplaatsen uit te breiden van de aanvankelijk 900 geplande naar 1.000. De bouwers van de noodkerk kregen ook de opdracht om de benodigde meubels voor de nieuwe kerk te leveren.

Terwijl de bouw zich voortspoedde werd een orgelcommissie in het leven geroepen die een nieuw orgel moest zoeken en aanschaffen. Uiteindelijk bleek de fa. Spiering in Dordrecht een pneumatisch orgel in voorraad te hebben voor de prijs van bijna fl. 4.400. En alsof dat nog niet genoeg was werd een actiecomité opgericht dat geld inzamelde voor een luidklok in de kerktoren. Als randschrift op de klok werd de tekst ‘De Meester is daar en Hij roept u!’ aangebracht. Van een kwartier voor elke kerkdienst tot vijf minuten voor tijd zou de klok haar welluidende klanken over de omgeving uitstrooien.

De nieuwe kerk, die in 1932  in gebruik genomen werd.

Inmiddels was de bouw zover gereed gekomen dat de nieuwe kerk op 12 mei 1932 in gebruik genomen kon worden. De jeugd liet zich niet onbetuigd en bood de kerkenraad een nieuw avondmaalsstel aan compleet met lakens voor de avondmaalstafel, een kanselbijbel en een stofzuiger. Ook altijd handig.

(Geen) uitbreiding van Eenige Gezangen?

Gezangen zingen was in de Gereformeerde Kerken van oudsher al een probleem. De psalmen waren immers rechtstreeks vanuit de bijbel berijmd, waarom had je dan nog gezangen nodig, die niet linea recta vanuit de bijbel tot stand gekomen waren? Er was in de Kerken weliswaar een heel dun bundeltje Eenige Gezangen in gebruik, bestaande uit liederen die vanuit de bijbel berijmd en op wijs gezet waren, maar niet tot Davids psalmen behoorden. Zo nu en dan werd opgeroepen dat bundeltje uit te breiden met meer gezangen. Daarover ontstonden natuurlijk vaak problemen.

Zo ook in 1933, toen de gemeentevergadering beslissen moest over het voorstel van ds. De Graaf om voor de uitbreiding van ‘Eenige Gezangen’ te stemmen (de synode wilde de mening van de kerken weten). Er waren wel een paar voorstanders, maar de grote meerderheid moest er niets van hebben. Dat zou de Christelijke Gereformeerde Gemeente in het dorp de wind in de zeilen geven, want in die kerk was de aversie tegen gezangen zo mogelijk nog groter. Besloten werd dus eerst maar eens te zien wat de Generale Synode over de zaak zou gaan besluiten. Dat was in 1934, toen de Synode van Middelburg besloot vooralsnog geen uitbreiding van de gezangenbundel voor de eredienst goed te keuren. Maar, tegelijk besloot die vergadering dat ‘aan den predikant volkomen vrijheid wordt gegeven met wijsheid voor de gezangen te pleiten’. In Ommen zou dat dus extra voorzichtig moeten gebeuren!

Een nieuwe Kerkbode (1932).

Op initiatief van de predikant verscheen in 1932 voor het eerst een keurig gedrukte Kerkbode met niet alleen alle bijzonderheden over de kerkdiensten en de kerkenraadsvergaderingen, maar ook met voorlichtende artikelen over het kerkelijk leven in stad en land. In 1934 moest hij de geliefde gemeente uitleggen wat zijn predikantswerk  allemaal wel niet inhield, omdat in de gemeente vragen gerezen waren over wat dominee de hele dag eigenlijk zo’n beetje deed. Het was een heel verhaal geworden en de kritiek zal wel verstomd zijn (bij de kerkenraad was die er niet), want toen de dominee een beroep kreeg van de kerk van Driebergen en een jaar later een van Uithuizermeeden, maar voor beide bedankte, waren  kerkenraad en gemeente zó blij dat na het eerste bedankje een feestavond met cadeau georganiseerd werd en hoewel men de tweede keer ook zeer verheugd was, werd ‘wegens de druk der tijdsomstandigheden’ (de economische crisis) besloten toch maar van feestelijkheden af te zien. In 1935 kwam er echter tóch een feestje, want toen bestond de Gereformeerde Kerk van Ommen honderd jaar!

Tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Nog tijdens de ambtsperiode van ds. De Graaf kwamen ook landelijke maatschappelijke ontwikkelingen aan de orde. Legde de kerkenraad in 1934 nog een verzoek terzijde om te protesteren tegen de Jodenvervolging in Duitsland, een paar jaar later waarschuwde de predikant tegen de opkomst van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), die steeds meer de kant koos van de in Duitsland aan de macht gekomen dictator Adolf Hitler. De Generale Synode was hem hierin al stevig voorgegaan, toen ze uit naam van De Gereformeerde Kerken in Nederland in 1936 uitsprak – en dat in 1941 overigens zou herhalen – dat het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar was met dat van De Gereformeerde Kerken in Nederland en dat gemeenteleden die deze uitspraak aan hun stampende NSB-laars lapten en hun NSB-lidmaatschap handhaafden, uit de kerk gezet konden worden.

Ds. J. Koppe (1904-2002).

In 1937 was ds. De Graaf naar Schiedam vertrokken en kwam ds. J. Koppe vanuit Wagenborgen naar Ommen, die de kerk tot 1944 zou dienen. Inmiddels verschenen steeds donkerder wolken aan de oostelijke hemel, tot in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, waarbij ons land niet neutraal zou blijven. Ook waren inmiddels in de Gereformeerde Kerken de eerste tekenen van een kerkstrijd duidelijk geworden, die in 1944 zouden leiden tot de Vrijmaking. Aanvankelijk leek het kerkelijk leven vrij ongestoord haar gang te kunnen gaan, maar al gauw werd de Kerkbode verboden en slechts een mededelingenblaadje met de meest noodzakelijke kerkelijke gegevens toegestaan. Ondertussen was onder het orgel een schuilplaats gereed gemaakt voor onderduikers, wat onder meer tot gevolg had dat het orgel kuren ging vertonen: in de ruimte onder het orgel werd namelijk ook rogge opgeslagen, met als gevolg dat de muizen een invasie hielden en daarbij ook het orgel van de wijs brachten. De organist probeerde tijdens de preek zoveel mogelijk de ‘ongerechtigheden’ uit het orgel te verwijderen.

Gevangenen van het strafkamp Erika in de bossen bij Ommen marcheren langs de gereformeerde kerk in de Bouwstraat (foto: ‘Oud Ommen’)

De luidklok werd overigens in april 1943 op last van de bezetters uit de toren gehaald, bestemd om omgesmolten te worden tot grondstof voor de wapenindustrie. De kerkenraad stelde meteen een fonds in voor de aanschaf van een nieuwe klok. Belangrijker was overigens het gevaar door de bezetters opgepakt te worden, vooral als je je in een bepaalde leeftijdscategorie onttrok aan de Arbeitseinsatz in de Duitse oorlogsindustrie of als je je in het verzet begaf. Dan was onderduiken het parool. In oktober 1943 werd een kerkenraadsvergadering afgebroken in verband met de vele vliegtuigen die hoorbaar waren.

‘Hulpdiensten’ (van 1938 tot 1943).

Tijdens het predikantschap van ds. Koppe waren achtereenvolgens die theologische kandidaten in de kerk van Ommen werkzaam. Het waren kandidaat  W. Verwoerd (1903-1994) in 1938 en 1939 (toen hij naar Kockengen vertrok); kandidaat G.Ph. Pieffers (1906-1968) in 1939 en 1940 (toen hij predikant te Zuilichem  werd), en kandidaat H. Hempel (1906-1991) van 1940 tot 1943, die toen naar de kerk van Winsum–Obergum vertrok). In die tijd bestond in de Gereformeerde Kerken een overschot aan predikanten, onder meer omdat veel kerken tijdens de crisisjaren ’30 (begonnen met de Beurskrach op Wall Street in New York in 1929) een predikant niet konden betalen. In de Gereformeerde Kerken werd echter een landelijke commissie opgericht die door kerkcollecten een fonds vormde waaruit kandidaten konden worden betaald om in gemeenten hulpdiensten te verrichten. Meestal bleven ze maar kort omdat ze al gauw als predikant beroepen werden.

  • We hebben nu ruim honderd jaar van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Ommen de revue zien passeren. Vanaf hier volgen we haar nog slechts in grote lijnen.

2. Van 1945 tot ± 1965

De predikanten.

Ds. J.F. Colenbrander (1913-1981) nam als eerste de tweede predikantsplaats in.

In 1943 stelde de kerkenraad de tweede predikantsplaats in, omdat het ledental het voor één predikant te zwaar  maakte zich met zoveel mogelijk zorg aan de gemeente te wijden. Ds. J.F. Colenbrander (1913-1981) was degene die na een tweede op hem uitgebracht beroep de kerk van 1944 tot 1949 diende. Achtereenvolgens waren ook de volgende predikanten tot omstreeks 1965 in de kerk van Ommen werkzaam: ds. K.J. Schaafsma (1911-1983) van 1946 tot 1952; ds. F.H. Vonk (1914-1992) van 1950 tot 1957; ds. P. Homburg (1902-1984) van 1952 tot 1956; ds. Joh. C. Baumfalk (1928-1984) van 1957 tot 1962; ds. H. Hortensius (*1928) van 1957 tot 1963; ds. J.D.B. van der Meulen (1930-2020) van 1962 tot 1967 en ds. J.A.A. de Boer (*1933) van 1963 tot 1968.

Door het gezamenlijk optreden van ds. Koppe en ds. Colenbrander kon vooralsnog de eenheid in de gemeente bewaard blijven, toen zich landelijk een kerkscheuring voltrok, nadat o.a. dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische Hogeschool in Kampen, was geschorst en afgezet. De verschillen van mening betroffen onder meer de zienswijze op Doop en Verbond, waarop we in dit kader niet verder ingaan.

Ondertussen woedde de oorlog voort, die ook Ommen niet onberoerd liet.  Wel zag de diaconie in dat ze een taak had ten opzichte van hen die financiële hulp of hulp in natura nodig hadden. Op 11 april 1945 werd Ommen door de geallieerden bevrijd.

De Vrijmaking.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) op de ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag (11 augustus 1944), waar hij de Acte van Vrijmaking voorlas.

Na de oorlog werden de gevolgen zichtbaar van de kerkelijke strijd: in april 1947 stond het totaal aantal gemeenteleden dat gemeend had met de Vrijmaking te moeten meegaan op 264. Vooralsnog werden de vrijgemaakte kerkdiensten gehouden in een gebouwtje aan de Paarhuisstraat, waar ds. W. Verwoerd – Ommens vroegere hulppredikant – de eerste dienaar des Woords werd. Hoewel de kerkenraad veel gedaan heeft om de verbroken eenheid te herstellen mocht dit niet lukken.

De inzameling door een damescomité voor de nieuwe luidklok leverde voldoende geld op om in 1948 een nieuw exemplaar in de kerktoren te kunnen hangen (een bijdrage van fl. 923 van ‘Nationaal Herstel’ hielp flink mee).

Gebouw ‘Irene’ te Witharen.

Er kwam op 13 juni 1951 een gereformeerd verenigingsgebouw voor de gemeenteleden in Witharen, en al op 8 juli werd er de eerste kerkdienst gehouden, een morgendienst; later werden er twee diensten gehouden, net als in de grote kerk aan de Bouwstraat in Ommen. Verder kwam er een nieuwe kerkbode, waarin geregeld werd gewaarschuwd tegen de gevaren van de kermis en andere wereldse zaken. Natuurlijk werd in februari 1953 voor de getroffenen van de overstromingsramp in Zeeland gecollecteerd, wat een bedrag van fl. 2.500 opleverde. Voor het eerst werden op initiatief van ds. Homburg gesprekken gehouden met de hervormde kerkenraad, maar daarin zat vooralsnog weinig schot, en toen al snel bleek dat er vanuit de gemeente veel bezwaren kwamen en ook de kerkenraad tegen was, werden de besprekingen stop gezet, al bleef de onderlinge verstandhouding goed.

Een nieuw verenigingsgebouw (1961).

In 1957 – toen twee nieuwe predikanten intrede deden (ds. Baumfalk van Oostwold  en ds. Hortensius van Engwierum) waren al enige tijd besprekingen gaande om te komen tot de bouw van een nieuw verenigingsgebouw, dat fl. 175.000 zou moeten gaan kosten.

Het nieuwe verenigingsgebouw “D’ Olde Wheeme”.

De plannen werden echter gewijzigd nadat een landelijke kerkelijk jeugdwerkdeskundige had aangegeven dat er in elk geval fl. 245.000 voor nodig zou zijn. Onenigheid over de plannen was aanleiding tot het opstappen van de bouwcommissie, die door een nieuwe vervangen werd. De gemeentevergadering gaf in augustus 1950 uiteindelijk groen licht voor bouwplannen ter waarde van fl. 220.000, en zo kon aannemer H. Martens aan de slag. Op 12 april 1961 kon het nieuwe verenigingsgebouw “d’ Olde Wheeme” op feestelijke wijze in gebruik genomen worden. De grote zaal bood plaats aan 380 personen. De openingsavond, die onder leiding stond van ds. H. Hortensius, werd onder meer bijgewoond door burgemeester mr. C.P. van Reeuwijk. Het nieuwe jeugdhuis had onder andere drie glas-in-loodramen met voorstellingen over de barmhartige Samaritaan, een muurschildering in het trappenhuis: ‘Deze zijn het die het Lam vonden’, en een brandvrije filmcabine. Bij de ingebruikneming bood de jeugd een piano aan.

Het verenigingsgebouw voorzag in een grote behoefte: alleen al het kerkelijk jeugdwerk voor de jongere kinderen telde in 1958 maar liefst ruim 350 deelnemers.

3. Van 1965 tot 2000.

De predikanten.

Ds. L.J. Goede (1913-1971).

In 1966 stelde de kerkenraad de derde predikantsplaats in: de gemeente groeide namelijk gewoon door. Ds. L.J. Goede (1913-1971) was degene die het beroep als derde predikant aannam en van 1966 tot 1971 aan de kerk verbonden was. Na hem deden tot omstreeks het jaar 2000 verscheidene andere predikanten intrede: dr. R. Fernhout (*1934) van 1968 tot 1977; ds. J. Jellema (1936-2008) van 1969 tot 1972; ds. F. de Vries (1931-2002) van 1972 tot 1977; ds. W.A. van den Berg (*1942) van 1973 tot 1980; ds. J.C. van Egmond (*1933) van 1977 tot 1984; ds. H.P. Mulder (*1946) van 1978 tot 1985; ds. G. Oppedijk (1927-1989) van 1981 tot zijn overlijden in 1989; ds. M. Mellema (*1946) van 1985 tot 2009; ds. H.J. Nolles (*1946) van 1986 tot 2011; ds. J. Bakker (*1948-2016) van 1989 tot 1997 en ds. J. Schipper (*1956) van 1998 tot 2008.

Langjarige organiste nam afscheid (1967).

In september 1967 nam mej. A. Stevens na veertig (en meer) jaren organiste van de Gereformeerde Kerk van Ommen te zijn geweest afscheid, al was ze ook voor 1927 al geregeld op de Ommer orgelbank te vinden. Ook bij bijzondere gelegenheden speelde ze op het orgel; ‘met grote toewijding heeft ze er voor gezorgd dat het orgel in goede staat verkeerde. Elke zaterdag was ze een paar uur bezig met het stemmen van de tongwerken, want ’s zondags moest het instrument een zuiver geluid laten horen’.

Ds. H. Hasper (1886-1974).

Toen in de jaren ’40 in de Gereformeerde Kerken gewerkt werd aan het beproeven van een nieuwe psalmberijming, die van ds. H. Hasper (1886-1974), gaf mej. Stevens leiding aan het oefenen van de nieuwe psalmen die anders waren dan anders: ze werden niet meer op lange noten gezongen, maar ritmisch: met korte en lange noten. De berijming van Hasper haalde het overigens niet.

‘Allerlei veranderingen’.

Er kwamen andere veranderingen aan de orde: de kindernevendienst werd voorgesteld; gesproken werd over de vrouw in het ambt, de aansluiting bij de Wereldraad van Kerken, waartegen bij sommigen bezwaren bestonden. Op de preekstoel werden door ds. De Vries soms omstreden bijbelgedeelten aan de orde gesteld, zoals over de eerste hoofdstukken van Genesis, waarover in 1926 in de Gereformeerde Kerken heftig gediscussieerd werd, zelfs een kerkscheuring ontstond en meerdere predikanten uit hun ambt gezet werden in verband met hun zienswijze op de verhalen over het Paradijs: de ‘zintuiglijke waarneembaarheid’ van de ‘sprekende slang’ en ‘de bomen’ in het paradijs; dr. J.G. Geelkerken (1879-1960) wist niet of, maar de synode wist zeker dat de ‘de sprekende slang’ en de bomen in het paradijs zintuiglijke waarneembaar geweest waren. In 1967 trok de Synode van Assen de afzetting van dr. Geelkerken postuum in.

De proefbundel ‘150 Psalmen’.

In 1974 werd in Ommen het Liedboek voor de Kerken ingevoerd, na een lange periode van ‘proefbundels’ om tot het uiteindelijke resultaat te komen, een nieuwe psalmberijming; koren hielpen bij het oefenen van de vele nieuwe liederen. Verder besloot de kerkenraad in 1974 in principe over te gaan tot kanselruil met de hervormde gemeente; in september dat jaar werd daarmee begonnen.

In 1979 hield de kerkenraad een enquête onder de gemeenteleden met de vraag ‘hoe we in deze tijd zo goed mogelijk gemeente van de Heer Jezus Christus zijn?’ en ‘Wat kunnen gemeenteleden en gemeente als geheel voor elkaar betekenen?’ Het resultaat was tweehonderd inzendingen met een ‘tevreden overgrote meerderheid’, zij het dat er wel bezwaren waren tegen de massaliteit van gemeente en kerkdienst ‘waarin men zich eenzaam en verloren voelt’. Ook het naar-binnen-gerichte karakter van de kerk behoefde volgens sommige anderen ‘meer ruimte voor mensen die anders zijn in denken en doen’. “De resultaten worden voor kennisgeving aangenomen. De commissie wordt ontbonden. Met dank voor de bewezen diensten”, schrijft de auteur van het gedenkboek.

Een nieuw orgel (1980) en een gemeentecentrum (1983).

Het interieur van de kerk met het nieuwe orgel, dat in 1980 in gebruik genomen werd (foto: ‘Op weg. Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk Ommen’).

Het orgel was intussen aan vervanging toe. Onderdelen van het oude orgel werden verkocht (pijpen en registers) en brachten samen ruim fl. 10.000 op, mooi om een deel van de kosten mee te betalen. Op 10 oktober 1980 werd het nieuwe orgel in gebruik genomen.

Plannen werden gemaakt voor een groot kerkelijk centrum aan de Bouwstraat. De eind 1980 inmiddels 3.200 leden tellende gemeente met al haar vergaderingen en andere activiteiten had er grote behoefte aan. Besloten werd na een lange voorbereiding om ‘d’ Olde Wheeme’ af te stoten en het naast de kerk aangekochte ‘pand Zandbergen’ te verbouwen als kerkelijk centrum. Op 19 maart 1983 kon ‘De Kern’ in gebruik genomen worden. ‘Voor ons kerkelijk leven is dit gebouw een grote aanwinst: vergaderzalen bij de kerk, een ruime entree, een royale garderobe, een gezellige sfeer. Van de opbrengst van d’ Olde Wheeme kon De Kern bovendien nog uitgebreid worden met onder meer een grote vergaderzaal.

Verder werd in de jaren ’80 veel gesproken over de plaatsing van Kruisraketten in Nederland. De synode nam in maart 1984 een besluit tegen de plaatsing; de kerkenraad van Ommen daarentegen richtte een verzoek tot de Synode om herziening van dat besluit.

4. Tot slot:

Het interieur van de kerk, zoals in 2010 gefotografeerd door Andre van Dijk (foto: Reliwiki).

In 1998 werd de vierde predikantsplaats ingesteld (in de jaren daarna werd het aantal predikanten verminderd, zodat momenteel twee predikanten aan de kerk van Ommen verbonden zijn). Ds. E. van Beesten (*1965) was degene die als vierde predikant van 1998 tot 2002 aan de kerk van Ommen verbonden was. Na hem waren in de kerk van Ommen werkzaam ds. J.J.N. Wilmink (*1960) van 2009 tot 2017; ds. K. Jelsma (*1958) vanaf 2009; ds. mevr. M.J. Winters-Karel (*1977) van 2011 tot 2017 en ds. J.T. Baart (*1968) vanaf 2018.

De gereformeerde kerk aan de Bouwstraat te Ommen wordt nog steeds als zodanig gebruikt.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Ommen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Ommen (bron: ‘Op Weg’, en de Jaarboeken van GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland, Goes, div. jrg.

J. de Lange, Orthodoxe prediking in een hecht gebeuren. In: OB, februari 1997

F. Mul en H. Poelarends, Geen wachter wordt beschaamd. De Afscheiding te Ommen. Ommen, 1986

F. Pereboom, H. Hille en H. Reenders, ‘Van scheurmakers, onruststokers en geheime opruijers…’ De Afscheiding in Overijssel. Kampen, 1984

A. Ruiter, Op weg. Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk Ommen. Ommen, g.j.

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 2, De classes Holten/Ommen. Barneveld, 1986

© 2020. GereformeerdeKerken.info