De Gereformeerde Kerk te Doetinchem (1)

De Gereformeerde Kerk in het Gelderse Doetinchem werd op zondag 26 november 1899 geïnstitueerd door de bevestiging van ambtsdragers. Maar van 1859 tot 1869 was in Doetinchem al een Christelijke Afgescheidene Gemeente geweest, met een bijzondere geschiedenis…

Kaart: Google.

1. De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Doetinchem.

Van 1817 tot 1821 stond in Doetinchem de door een van zijn geschriften zeer bekend geworden ds. Dirk Molenaar (1786-1865), die ‘met veel vrucht het recht gesneden Woord predikte’ als hervormd predikant. Als hij preekte stroomde de kerk vol  mensen uit de wijde omgeving. Echt bekend werd hij pas door zijn (in 1827 verschenen) anoniem geschrift ‘Adres aan alle mijne Hervormde Geloofsgenoten’.

Het veel gelezen opzienbarende boekje van ds. Molenaar.

Hij was toen trouwens inmiddels hervormd predikant in Den Haag, de Hofstad. Zijn ‘Adres’ behelsde een felle aanklacht tegen de synodale organisatie van de hervormde kerk, zoals die in 1816 door middel van het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk tot stand gekomen was: een top-down kerkstructuur met de koning aan het hoofd en met grote macht voor de synode en haar synodale commissie, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten stevig beknot werd. De anonieme brochure van ds. Molenaar leverde de auteur – die zijn anonimiteit al snel moest opgeven – een stevige schrobbering van de koning op, die door middel van een Koninklijk Besluit bekend gemaakt werd!

Ds. D. Molenaar (1786-1865) kreeg uiteindelijk, toen hij verder zijn mond hield, toch nog een ridderorde…

Elias Pliester.

Hoe dan ook, diens orthodoxe prediking waren de hervormden in Doetinchem niet vergeten. Want toen op 27 maart 1837 in het nabijgelegen Varsseveld een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd werd, lieten ‘vele’ hervormden uit Doetinchem zich bij die gemeente inschrijven.

Vanaf 1844 hield men in Doetinchem en Zelhem eigen godsdienstige bijeenkomsten, omdat vooral ‘s winters de weg naar de kerk in Varsseveld moeilijk begaanbaar was. Varssevelds ouderling Elias Nicolaas Pliester, woonachtig in Zelhem, was degene die de Afgescheidenen in Doetinchem en Zelhem geestelijk verzorgde (in Zelhem woonden in 1849 meer Afgescheidenen dan in Doetinchem). Pliester gaf in zijn boerderijtje De Leeuwenburg catechisaties en tussen 1850 en 1860 was zijn woning als het ware het centrum van de Afgescheidenen in die twee dorpen.

De gemeente geïnstitueerd  (1859).

Ds. J.F. Bulens (1820-1889).

Het is niet vreemd dat bij de Afgescheidenen van Doetinchem-Zelhem misschien al eind 1858 de wens kwam bovendrijven om in Doetinchem een eigen Christelijke Afgescheidene Gemeente te stichten, al waren er nog geen vijftig leden, kinderen meegerekend. Desondanks ging men onder leiding van ds. J.F. Bulens (1820-1889), die van 1854 tot 1889 predikant van Varsseveld was, over tot het kiezen van ambtsdragers die in ieder geval (kort?) voor augustus 1859 in het ambt bevestigd werden, ongetwijfeld door ds. Bulens. De eerste ouderling was natuurlijk E.N. Pliester, terwijl B. Wissink de eerste diaken was. Tot ‘kerkvoogd’ – die functie was een overblijfsel uit de hervormde kerk – werd benoemd F. Nusselder. In 1862 werd als tweede ouderling bevestigd E.J. Anneveld.

Door de overheid erkend (1859).

De kerkenraad van de jonge gemeente vroeg op 8 september 1859 erkenning bij de overheid. In een schrijven meldde hij dat men zich ‘om gewichtige redenen had afgescheiden van het hervormd kerkgenootschap, zooals het thans leert en handelt’, en dat men zich had ‘vereenigd met hen die de leer, dienst en tucht der Gereformeerde Vaderen blijven aankleven’. Ook deelde de kerkenraad mee dat de Afgescheiden Gemeente ‘als den eenigen regel voor hun geloof en wandel hebben aangenomen [de op Gods Woord ] gegronde Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Heidelbergschen Catechismus en de Leerregels van Dordrecht van den jare 1618-1619’, samen de Drie Formulieren van Eenigheid genoemd. Ook vertelde de kerkenraad waar hun kerkgebouw stond, namelijk ‘op de Doele’, een stuk grond dat eigendom was van metselaar G.J. Bloemendaal, vlak bij de Heezenpoort. Het verzoekschrift werd ondertekend door 25 gezinnen, mede namens hun 17 kinderen. De overheidserkenning kwam snel af: op 11 november 1859 was het zover.

Een eigen kerkgebouw (1860).

Gezicht op de Heezenpoort te Doetinchem.

Opnieuw met medewerking van ds. Bulens van Varsseveld ondernam de kleine gemeente het waagstuk een eigen kerk in de Walstraat op de hoek met de Heezenstraat bij de Heezenpoort, te bouwen, al werd het ‘een schamel gebouw’ genoemd (het bouwterrein heette in de volksmond ‘de Doele’). In augustus 1859 werd met de bouw begonnen; consulent ds. Bulens legde de eerste steen. Bij die gelegenheid hield de predikant een preek over Nehemia 2 vers 20b (“God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen“). De bouwkosten bedroegen zo’n fl. 1.500. In mei 1860 was de bouw van de kerk gereed en kon het bedehuis onder leiding van ds. Bulens op de Tweede Pinksterdag (28 mei) in gebruik genomen worden. Als tekst voor de preek had hij Handelingen 2 vers 42 gekozen: “En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden.“ Van het kerkje is helaas geen foto bekend.

De eerste voorgangers.

Evangelist Eduard Gerdes (1821-1898) was van 1859 tot 1861 in Doetinchem en omstreken werkzaam.

Evangelist Eduard Gerdes (1821-1898) werd de eerste voorganger van de gemeente. Hij was van 1859 tot 1861 aan de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Doetinchem verbonden. Gerdes preekte ’s ochtends, terwijl Pliester ’s middags voorging. Niet iedereen beviel Gerdes’ Schriftbeschouwing; hij was van oorsprong Baptist en volgens sommige gemeenteleden niet gereformeerd genoeg. De belijdenisgeschriften waren voor hem niet van belang, maar omdat hij beloofd had dat hij niets zou leren dat strijdig was met de gereformeerde leer, kon kon hij vooralsnog doorgaan. Rond 1861 begonnen de eerste problemen over zijn prediking. Het bleek dat hij de kinderdoop afwees en de ‘algemene genade’ voorstond, wat in Afgescheiden kringen een veel te ruim standpunt was. De classis besloot in april 1861 dat hij niet meer in Doetinchem  mocht preken, zodat hij Doetinchem in 1861 verliet. ‘Ik lap de Afgescheidenen aan mijn laars’, schijnt hij toen gezegd te hebben. Pliester kreeg het rijk weer alleen.

Ds. J. van Dijk Mzn. (van 1862 tot 1869).

Ds. J. van Dijk Mzn. (1830-1909).

Natuurlijk nam de kerkenraad het beroepingswerk weer ter hand. Hij beriep onder anderen tevergeefs ds. J. van Andel (1839-1910) uit Zutphen.

Desondanks duurde de vacante periode niet al te lang, want op zondagochtend 21 december 1862, de vierde Advent, werd Jan van Dijk Mzn. (1830-1909) door ds. J. van Andel in het nieuwe kerkje bij de Heezenpoort bevestigd als predikant van de toen dertien gezinnen tellende Christelijke Afgescheidene Gemeente van Doetinchem. De predikant ging met zijn gezin in de naast het kerkje staande pastorie wonen.

Hoofdmeester H.H. Dieperink Langereis (1830-1903) werd in 1887 predikant in Paterson (USA).

IJver kon ds. Van Dijk niet worden ontzegd. Door zijn onvermoeibaar streven werd in Doetinchem een christelijke school gesticht, waarvan H.H. Dieperink Langereis (1830-1903) het hoofd werd. Deze emigreerde in 1887 overigens naar Amerika om daar predikant te worden bij de Christian Reformed Church te Paterson.

Ook verder beperkte ds. Van Dijk zich niet tot zijn werkzaamheden voor de Doetinchemse gemeente, maar trok als evangelist de hele Achterhoek door. Er waren echter verscheidene punten die niet iedereen beviel. Zo verwierp hij de ‘aloude Vaderlandsche kerk’ niet; ooit – dacht hij – zou de Nederlandse Hervormde Kerk weer het rechte pad betreden en zou het Woord Gods er weer voluit gepredikt worden. Op een gegeven moment besloot hij jongens te gaan opleiden tot predikant in de Hervormde Kerk. In die tijd preekte hij ook regelmatig in hervormde gemeenten en vierde er het avondmaal. Daar maakte de Afgescheiden Synode van Franeker (1863) een eind aan. Er mocht niet meer zonder toestemming van de kerkenraad gepreekt worden in plaatsen waar een Christelijke Afgescheidene Gemeente bestond.

Ds. Van Dijk preekte ook geregeld in hervormde kerken, zoals in deze Doetinchemse Catharinakerk.

Al snel kwamen talloze klachten binnen tegen ds. Van Dijks ‘onkerkelijk optreden’. In zijn hart was hij namelijk hervormd gebleven  en uiteindelijk stelde hij in 1868 voor zich als gemeente aan te sluiten bij de Evangelische Broedergemeente van de Herrnhutters; op zijn initiatief besloot de kerkenraad  daarover advies te vragen bij de minister van Eredienst: kon dat zonder het kerkgebouw kwijt te raken? Niet iedereen in de kerkenraad was het met die radicale stap eens: ouderling E.J. Anneveld weigerde zijn ambt nog langer uit te oefenen, waarvoor hij trouwens door de classis bestraft werd, want daar had men nog niet zoveel problemen met ds. Van Dijk.

Het boekje van ds. Van Dijk, waarin hij zijn visie op samenwerking met andere kerken uiteenzette.

Maar in 1867 schreef ds. Van Dijk een brochure onder de titel ‘Alliëren door Alliantie’,  waarin hij zijn kijk op samenwerking met andere kerken nadrukkelijk uitlegde en verdedigde. Daardoor nam de weerstand tegen hem in Afgescheiden kring toe. Samen met het feit dat hij de gereformeerde belijdenisgeschriften niet op alle punten onderschreef, leidde dat er uiteindelijk toe dat hij door de Christelijke Afgescheiden Synode  op 21 juni 1869, wegens ‘al te eigenzinnig handelen’, als predikant van de Christelijke Afgescheidene Kerk werd afgezet.

In juni 1869 besloten de landelijke synodes van de Christelijke Afgescheidene Kerk en van het kleine kerkgenootschap Gereformeerde Kerk onder ‘t Kruis samen verder te gaan als Christelijke Gereformeerde Kerk.

De Handelingen van de Christelijke Afgescheidene  Synode op maandagmiddag 21 juni 1869.

De afzetting van ds. Van Dijk was voor de predikant en voor de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Doetinchem aanleiding zich aan het kerkverband te onttrekken, want de kerkenraad erkende de synodale uitspraak niet. De kerkenraad besloot daarom op 16 juli 1869 “niet toe te treden tot de naam Christelijk Gereformeerd, zooals die door de Afgescheiden Kerk is aangenomen, en tevens dat wij ons zullen laten erkennen als Nederlandsche Hervormde Zendingsgemeente.

Enkele leden van de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Doetinchem gingen niet met ds. Van Dijk en zijn aanhangers mee: Anneveld, Gradus Jansen, Frederik Nusselder en Berend Wissink. Dat waren de ‘overgeblevenen’, die zich op advies van de classis konden aansluiten bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Varsseveld.

Hoe dan ook, de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Doetinchem hield op te bestaan…!

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info