De Gereformeerde Kerk te Hengelo (Ov.) – 2

Ds. V.K. Kuyvenhoven (van 1922 tot 1946).

( < Naar deel 1 )   – Na het overlijden van ds. Zijlmans werd ds. B.A. Knoppers (1883-1968) uit Almelo door de classis benoemd tot consulent en nam de kerkenraad het beroepingswerk weer ter hand.

Ds. V.K. Kuyvenhoven (1881-1965).

Het beroep dat werd uitgebracht op ds. V.K. Kuyvenhoven (1881-1965) uit Ambt Vollenhove B (de toen nog niet verenigde voormalige Dolerende Kerk) en deed na een vacante periode van ruim een jaar op 12 maart 1922 intrede in Hengelo, na te zijn bevestigd door ds. E. Prinsen (1868-1937) van Enschede. Ds. Kuyvenhoven zou ruim vierentwintig jaar – tot zijn emeritaat in 1946 – aan deze kerk verbonden blijven.

“In Hengelo ligt zijn levenswerk. In deze industrieplaats klopte de snelle hartslag van de arbeid, hier was de ontmoeting (en soms de botsing) tussen kerk en wereld, hier was een groeiende, in zijn tijd zich verdubbelende gemeente, die na zijn heengaan twee predikanten beriep, hier doorleefde hij de spanningen en zorgen van de oorlogsjaren; hier maakte hij de scheuring mee, die wel niet in Hengelo, maar toch in de classis grote afmetingen aannam”.

De gereformeerde kerk aan de Wolter ten Catestraat te Hengelo.

“Hier kwam uit wie hij was: in zijn preken en catechiseren (wat hij graag deed) zonder opmaak, helder en belijnd; in zijn pastoraal werk (‘Ik kan niet altijd op de studeerkamer zitten, ik moet mensen zien’) trouw en accuraat; in zijn leiding vast; hij stond voor wat hij meende, wat waar en recht was en hij hield de teugels in handen; als de rimpel tussen zijn ogen zich verdiepte, voelde men de kracht van zijn wil en de eerlijkheid van zijn overtuiging.”

“In Hengelo was ‘t, dat ik [ds. K.G. Idema (1905-1974) schreef dit In Memoriam ] als jong predikant van Borne  en Delden hem leerde kennen, als collega, maar meer nog als oudere raadsman en vriend: nuchter, geen gevoelsmens, maar toch hartelijk, hulpvaardig en trouw. Zoals gewoonlijk waren er in de classis enkele toonaangevende figuren. Kuyvenhoven was er een van, en dan een van eigen karakter. Hij sprak niet vaak en niet veel, trommelde met zijn vingers op de tafel, zolang hij het nóg niet nodig vond om wat te zeggen. Maar als het dan kwam, was het kort en krachtig, dóórslaand! Hij had zijn oordeel en speelde zijn rol in de dikwijls niet geringe moeilijkheden van de classis”.

De nieuwe Westerkerk (1930).

De nieuwe Westerkerk aan de Bankastraat (c.q. Mitchamplein).

De gemeente groeide! De kerk van Hengelo telde bij de komst van ds. Kuyvenhoven al ongeveer 750 leden. Vandaar dat in 1923 een commissie benoemd werd om na te gaan ‘wat de mogelijkheden zouden zijn om tot de bouw van een nieuwe kerk te komen’. De ruimte in de kerk aan de Wolter ten Catestraat werd namelijk gewoon veel te klein. Uiteindelijk werd in 1926 een 2.960 m² metend bouwterrein aan de Bankastraat op de hoek met de Sumatrastraat voor fl. 32.500 aangekocht; het bouwterrein aan de Tuinbouwstraat, dat men eerder op het oog had, werd losgelaten. Dat kerkbouw nodig was bleek wel uit de groei. In de vier jaar sinds de komst van ds. Kuyvenhoven was de kerk met ruim 250 zielen gegroeid, naar meer dan 1.000 leden.

Architect E. van Rothuizen maakte het ontwerp voor de kerkbouw, een werk dat voor bijna fl. 70.000 werd gegund aan aannemer Moesbergen te Maarsbergen. Ds. Kuyvenhoven legde de eerste steen op 29 juni 1929, waarop de tekst uit 1 Koningen 8 vers 57a was aangebracht: “De HEERE onze God zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen”. Jan van Alphen was inmiddels overleden, maar al snel diende zich een nieuwe weldoener aan, die fl. 20.000 schonk om de kerkbouw te realiseren! Bovendien organiseerden gemeenteleden allerlei acties om geld bij elkaar te krijgen, zoals een bazaar, waarbij overigens op last van de kerkenraad geen verloting mocht worden georganiseerd. De opbrengst van de oude kerk aan de Wolter ten Catestraat, die na de ingebruikneming van de nieuwe Westerkerk (zoals de naam ging luiden) verkocht werd, kon meehelpen de kerkbouwkosten te verlichten: fl. 18.000.

Het orgel in de Westerkerk.

Terwijl de bouw van de kerk – die 1.000 zitplaatsen telde – al aan de gang was werd op verzoek van de predikant naast de kerk meteen ook even een pastorie gebouwd.  De bouw vorderde voorspoedig, zodat het bedehuis op 26 februari 1930 aan de kerkenraad kon worden overgedragen, en de dag daarop in gebruik genomen kon worden.

Moeilijkheden…

Niet alles verliep op wieltjes: toen de Westerkerk in gebruik genomen werd had de kerkenraad een zitplaatsenregeling vastgesteld die in de gemeente veel verzet opriep. Toen de voorzitter van de kerkenraad – ds. Kuyvenhoven – daarover een kanselboodschap voorlas, die handelde over de zonde tegen het vijfde gebod (‘Eert uw vader en uw moeder’, etc.) brak een storm van verontwaardiging los. De moeilijkheden daarover liepen zo hoog op dat de classis erbij gehaald werd om advies te geven.

Deze zaak werd in der minne geschikt, maar ook verder was de ambtsperiode van ds. Kuyvenhoven niet zonder problemen. Het gedenkboek meldt: ‘Ondanks de vele botsingen bleef ds. Kuyvenhoven toch trouw in de gemeente huisbezoeken brengen’.

Meer pastorale hulp.

Zoals we al eerder aangaven werd op 11 mei 1930 in het nabij gelegen Borne opnieuw een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. In 1861 was daar immers al een Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis gesticht, die in 1869 – door een landelijke kerkenfusie met de Christelijke Afgescheidene KerkChristelijke Gereformeerde Gemeente genoemd werd, die echter per 9 februari 1887 werd opgeheven. De jonge kerk van Borne telde in het begin ongeveer 200 leden, terwijl de kerk van Hengelo ondertussen gewoon was doorgegroeid en onderhand tot 1.164 leden was aangegroeid.

De Westerkerk.

Geen wonder dat het werk door ds. Kuyvenhoven nauwelijks meer kon worden bijgebeend.  Vandaar dat de kerkenraad besloot een theologisch kandidaat aan te stellen als hulp in het pastoraat. Er was in die tijd wat men noemde een ‘overvloed van werk en werkkrachten’. Terwijl het aantal afgestudeerde theologen groot was, waren er maar weinig beschikbare predikantsplaatsen. Het was immers de tijd van de economische crisis, die in 1929 begon met de Beurskrach op Wall Street in New York. Een enorme economische crisis maakte zich meester van de wereld en ook van de kerk. Een van de gevolgen was dat nogal wat kerken een predikant niet konden betalen.

Daarom was in de Gereformeerde Kerken een landelijk ‘Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ gevormd, naar de stichters ook wel het ‘Comité Schouten-Grosheide’ genoemd. Dit Comité verleende (uit de opbrengst van landelijke kerkcollecten) financiële steun bij de aanstelling van hulppredikanten. Zo kon ook de kerk van Hengelo tussen 1941 en 1944 achtereenvolgens drie kandidaten benoemen, die ds. Kuyvenhoven konden bijstaan. Het waren A.L. Bos van 7 september 1941 tot 27 september 1942, J.J.C. Westera van 1 februari tot 31 mei 1943 en J.J. Ritsema van 1 juni 1943 tot 8 maart 1944. Het mes sneed aan twee kanten: de kerk had een hulppredikant en deze hulppredikant kon ervaring in de gemeente opdoen.

De Westerkerk.

De Tweede Wereldoorlog.

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Hengelo, in 1942, werd het feest in verband met de oorlogsomstandigheden overgeslagen, maar wel werd geld ingezameld voor de aanschaf van een uurwerk met luidklok in de kerktoren. Maar omdat de Duitsers verzot waren op kerkklokken om ze om te smelten ten gerieve van de oorlogsindustrie, werd de kerkklok verstopt, zodat ze na de oorlog alsnog kon worden opgehangen.

Zo nu en dan dreigde een razzia, waarbij de Duitsers op zoek waren naar mannen die in die oorlogsindustrie aan het werk gezet konden worden. Maar koster Tjeerdsma kreeg dan tijdens de dienst uit welingelichte bron bericht over de dreiging, zodat maatregelen getroffen konden worden. De aspirant slachtoffers konden zich dan onder de kerkvloer verbergen of naar boven vluchten en zich schuil houden tussen het dak en het beschot.

Erg spannend werd het toen na zo’n inval een paar Duitse militairen in de kerk achterbleven om te zien of er toch nog een paar mannen uit  schuilplaatsen tevoorschijn zouden komen. Een van de verstekelingen stond al op het punt de kerk te verlaten, maar kon nog net door anderen  tegengehouden worden. En natuurlijk moest je onder de kerkvloer of tussen dak en beschot je niesen inhouden…!

Gebrandschilderd raam in de Westerkerk.

De kerk werd in de oorlog behoorlijk beschadigd, waardoor in het tweede deel van de oorlog de diensten in de Westerkerk gestaakt moesten worden – er was onder meer veel glasschade – en tijdelijk gekerkt werd in het kerkgebouw van de Apostolische Gemeente aan de Dennenbosweg, of soms in de hervormde Bethlehemkerk aan de Oelerweg. Na de oorlog bood gemeentelid Cornelis Verolme (inderdaad: de latere scheepsbouwer!) een paar prachtige gebrandschilderde ramen aan die ‘met dank aan de gever’ geplaatst werden.

Gebrandschilderd raam in de Westerkerk.

Na de oorlog hervatte het gemeenteleven zich redelijk snel, maar het kerkenraadstoezicht op leer en leven van de gemeenteleden werd er niet minder om. De zonde tegen het zevende gebod – ‘het vooruitgrijpen op het huwelijk’ – kwam nogal eens voor. De daders moesten dan voor de kerkenraad verschijnen, waar ze van de predikant de wind van voren kregen, omdat ze de kerk te schande maakten en God bedroefden omdat ze Zijn heilige geboden hadden overtreden. “In die volgorde”, schreef de auteur van het gedenkboek.

De Vrijmaking.

Behalve de Tweede Wereldoorlog kenden de Gereformeerde Kerken nog een eigen, interne strijd, namelijk die over de synodebesluiten betreffende Doop en Verbond. Daarop gaan we in dit verband niet dieper in, maar landelijk werden veel bezwaarschriften ingediend tegen die besluiten. Een van de punten waarover strijd gevoerd werd was de uitspraak van de synode ‘dat het zaad des Verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel en leer het tegendeel blijkt’.

In Hengelo was het aantal bezwaarden betrekkelijk klein. Toch vroeg een aantal van hen de kerkenraad om voorlichting over de kerkelijke geschillen. De kerkenraad vroeg in april 1944 de Kamper hoogleraar dr. J. Ridderbos (1879-1960) om de zaak toe te lichten. Hij was lid van de synode  geweest. De bezwaarden vonden zijn toelichting op de synodebesluiten te eenzijdig en vroegen ‘ook iemand uit te nodigen die het standpunt van de bezwaarden toelicht’. De kerkenraad ging daar niet op in.

Prof. dr. K. Schilder las op 11 augustus 1944 tijdens de Vrijmakingsvergadering in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking’ voor.

Op 11 augustus 1944 las de voorman van de bezwaarden, de Kamper hoogleraar dr. K. Schilder (1890-1952), die zich fel verzette tegen de synodale besluiten, in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking’ voor, waarbij hij zich losmaakte van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Velen volgden zijn voorbeeld. Ze stichtten op vele plaatsen in het land ‘Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt)’, waarbij die laatste toevoeging uitdrukkelijk ‘slechts ter onderscheiding’ van de andere Gereformeerde Kerken gold.

Ook in Hengelo werd een vrijgemaakte Gereformeerde Kerk geïnstitueerd, en wel op 20 mei 1945. Deze kerk had in 1946 iets meer dan 130 leden. De eerste predikant was ds. J.W. Smitt, die op 17 april 1946 intrede deed.

Ds. Kuyvenhoven met emeritaat.

Ds. V.K. Kuyvenhoven (1881-1965).

“Toen [ds. Kuyvenhoven] na veertig jaar [predikant te zijn geweest] met emeritaat ging, had hij nog te veel energie om niets te doen. Met volle toewijding werkte hij nog acht jaar als hulpprediker in drie gemeenten (Wapenveld, Abcoude en Dussen) en wist op alle drie plaatsen zijn  doel te bereiken: de beroeping van een eigen, jonge predikant”. Ds. Kuyvenhoven overleed op 14 maart 1965.

Evangelisatie.

Intussen had het Comité voor Evangelisatie in Hengelo ook het evangelisatiewerk uitgebreid. Behalve straatprediking werd onder meer een heuse leenbibliotheek ingericht met een behoorlijk aantal boeken. Zelfs werd een catalogus gedrukt, door middel waarvan men uit de voorradige boeken (niet meer dan drie tegelijk) kon uitzoeken om te lenen. Daarvoor moest je dan wel even naar de Nieuwstraat 29 lopen (later naar de Bothastraat 30), want de boeken waren in een particuliere woning opgeslagen. Je was bij inschrijving fl. 1 verschuldigd, die je echter bij opzegging van het lidmaatschap weer terug zou krijgen. Het leesgeld bedroeg 2 cent per week per deel (elke dag langer een cent extra). Later werd de prijs opgekrikt naar 10 cent per week. Maar dan had je ook wat.

De voorpagina van de evangelisatiecatalogus.

Na de oorlog werden door de oprichting van het Evangelisatiecentrum in Baarn ook speciale evangelisatiefunctionarissen opgeleid. Een van de dames die in Hengelo in dat opzicht veel werk verzet hebben was mevr. Wiersinga. Door een veranderende kijk op het evangelisatiewerk vanuit het landelijk Evangelisatiecentrum werd ook in Hengelo steeds meer aandacht besteed aan sociaal-cultureel jeugdwerk, dat vooral op buitenkerkelijke jongeren gericht was. Jenneke ter Welle en Jan Tornij waren in Hengelo op dat gebied voorlopers. Een stichting werd opgericht die aanspraak kon maken op subsidies, waardoor het werk kon worden uitgebreid. Zo kwam aan de Antillenstraat een jeugdhonk, Het Weidehonk, dat in 1992 overigens afgestoten werd.

Nadat de synode in de jaren ’30 uitgesproken had dat het evangelisatiewerk tot het kerkelijk werk behoorde kwam men in Hengelo na de oorlog ook tot die overtuiging. Steeds meer werd op dat gebied samenwerking gezocht met andere Gereformeerde Kerken in de omgeving. Omdat als taak van de evangelisatie ook gezien werd het ontmoedigen van kermisbezoek werden  anti-kermisavonden gehouden. Daartoe voerde men sketches op (de kerkenraad wilde niet dat het ‘toneel’ genoemd werd – dat had in die tijd in gereformeerde kringen geen goede naam).

Verenigingsleven na de oorlog.

Het bestuur van de JV ‘Wees een Zegen’, 1947 (foto: ‘Honderd jaar Gereformeerde Kerk van Hengelo’).

Ook na de oorlog ging het jeugdwerk in een hogere versnelling verder. Er kwamen nieuwe verenigingen – al bestonden de al eerder genoemde clubs ook na de oorlog nog – zoals de jongensclubs ‘Sola Fide’ en ‘Animo’, en de jongemeisjesclubs ‘Van Knop tot Bloem’ en ‘Perpetua’, in de gereformeerde wereld geliefde namen voor dit soort verenigingen. Een evangelisatorische inslag had de jongerengespreksgroep ‘Jeugd en Evangelie’, die zich bezighield met de vraag hoe het evangelie aan buitenkerkelijke leeftijdgenoten kon worden doorgegeven. Maar net als elders in ons land kropen de jongensclubs en de meisjesclubs na verloop van tijd bij elkaar. JV’s en MV’s werden Gereformeerde Jeugdverenigingen; in Hengelo was de eerste ‘Que Sera’. Later werd meer en meer samenwerking gezocht met soortgelijke hervormde clubs: je was Samen-op-Weg of je was het niet!

Natuurlijk deden ook de gezamenlijke ontspanningsweekends intree in het jeugdwerk. Men trok op zaterdag naar Oldenzaal, naar Nordhorn in Duitsland of naar een boerderij in Deldenerbroek, waar op zondagochtend natuurlijk ook een openluchtdienst gehouden werd met als voorganger een van de predikanten of, toen zij in Hengelo werkte, de al genoemde mevrouw E.G. van Egmond.

Tijdens die weekends deed men natuurlijk ook aan sport en spel. Zo organiseerde men eens een voetbalwedstrijd tussen de kerkenraad en de jeugd. Goed voor onderlinge contacten! Maar prompt kwam er een brief van een JV van Urk, waarin de jongens de kerkenraad de wind van voren gaven: hij maakte zich belachelijk door die zondige weg te betreden; dat hoorde een kerkenraad niet te doen! Op zondag hoorden gereformeerden toen ook niet te fietsen, dus kwamen de jeugdgroepen ‘s maandags weer terug naar Hengelo.

In 1931 werd een mannenvereniging opgericht onder de naam ‘Onderzoekt het Woord’. Deze arbeidde door tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Ook waren er vrouwenverenigingen zoals ‘Priscilla’, ‘Door Onderzoek tot Kennis’ en ‘De Olijftak’. De eerste twee gingen – toen de ledentallen slonken – in de laatstgenoemde op.

Tweede predikantsplaats (1948).

Ds. R. Kooistra (1917-2005).

Het duurde ruim een half jaar voordat de lege predikantsplaats door het vertrek van ds. Kuyvenhoven weer werd bezet. Op 11 mei 1947 deed ds. R. Kooistra (1917-2005) van Siegerswoude intrede in de Westerkerk. Hij was ruim vier jaar aan de kerk van Hengelo verbonden en nam op 16 juni 1951 afscheid, wegens vertrek naar de kerk van ‘s-Gravenhage-West (in 1954 emigreerde hij naar Canada als predikant bij de Christian Reformed Church).

Ds. F. Vroon (1918-1971) bezette in 1948 voor het eerst de tweede predikantsplaats.

We zagen al dat het werk in de groeiende gemeente voor één predikant te zwaar werd. Vandaar dat de kerkenraad in de oorlog al besloten had kandidaten te vragen hulp in het pastoraat te bieden. Maar na de oorlog werd de tweede predikantsplaats ingesteld. Als tweede predikant werd ds. F. Vroon (1918-1971) beroepen, die op 18 juli 1948 intrede deed en op 20 januari 1952 afscheid nam en naar de kerk van Groningen vertrok.

Een vrouwelijke assistent (1948-1952).

Toen ds. Kooistra en ds. Vroon samen in de kerk van Hengelo werkten ontstond behoefte aan een assistent, die de predikanten op allerlei manieren zou kunnen bijstaan. En zie, er solliciteerde ook een vrouw. Ze was theologisch kandidate en werkzaam in de Gereformeerde Kerk te Amsterdam.

Theologisch kandidaat (later ds.) mevr. E.G. van Egmond (1922-2017) in 1948, toen zij in dienst van de kerk van Hengelo (Ov.) was.

De kerkenraad moest er wel even flink over nadenken, maar als meest geschikte persoon kwam inderdaad mevr. E.G. van Egmond (1922-2017) naar voren, zodat zij benoemd werd. Wel werd haar taak nauwgezet beschreven. Zo mocht ze niet preken (zo breed was de gereformeerde visie op het predikantschap nog niet gevorderd), al was ze maar één examen van haar predikantschap af. Toch preekte ze met toestemming van de classis wel eens in enkele kleine Twentse gemeenten. Ze was ongeveer vier jaar werkzaam in Hengelo en werd later, in 1970, predikant in algemene dienst voor evangelisatiewerk en vier jaar later gemeentepredikant in Amsterdam-Buitenveldert.

Ds. E.H. Nagel (1917-2000).

Na het vertrek van ds. Kooistra kwam ds. E.H. Nagel (1917-2000) uit IJlst naar Hengelo. Hij stond daar van 1951 tot 1955 en vertrok toen naar de kerk van Brussel. Op 10 mei 1953 deed ds. L. Slofstra (1924-?) van Hijlaard intrede en diende de kerk van Hengelo van 1953 tot 1960, toen hij naar Canada emigreerde. Ds. W. Baas (1914-1984) uit Antwerpen nam in 1955 het beroep naar Hengelo aan en stond daar tot 1966. Daarna vertrok hij naar de kerk van Sint Anna Parochie.

Van drie naar één predikantsplaats.

Vanwege de voortgaande groei van de kerk besloot de kerkenraad tot het instellen van de derde predikantsplaats. Deze  werd voor het eerst vervuld door ds. H.J. Lugtigheid (*1928) en wel van 1961 tot 1967 (jaren later – toen het ledental van de kerk van Hengelo kromp – werd het aantal predikanten weer teruggebracht). Na ds. Lugtigheid deden nog verscheidene andere predikanten in de kerk van Hengelo dienst. Daarvoor verwijzen we u naar de lijst van gereformeerde predikanten (door daar op de vetgedrukte namen te klikken kunt u de foto’s bekijken).

Bouwen en breken…

We beperken het verdere overzicht van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Hengelo tot de kerkbouwperikelen.

De Westerkerk (1930-1981).

De afbraak van de Westerkerk (foto: Archief Museum Hengelo).

In 1981 werd de grote Westerkerk aan het Mitchamplein hoek  Bankastraat uit 1930 buiten gebruik gesteld. Het gebouw was niet multifunctioneel, het enorme dakvlak verkeerde in slechte staat, de krappe financiën, en een visie op de ontwikkeling van het Samen-op-Wegproces (met kerkgebouwen in het centrum van de wijken) gaven de doorslag. In 1986 werd de Westerkerk gesloopt. Ze behoorde al snel tot de ‘mooiste gesloopte kerken’ van ons land.

Sionskerk / Bethelkerk (1966-2018).

De gereformeerde Sionskerk (later Bethelkerk genoemd). Foto: Funda.

De Gereformeerde Kerk van Hengelo telde in 1951 inmiddels bijna 2.500 leden. In dat jaar beraadslaagde de kerkenraad voor het eerst over de bouw van een tweede kerkgebouw. Dat ging niet allemaal van een leien dakje. Medegebruik van de hervormde Sionskapel of de Bethlehemkerk ging niet door; het voorstel om voor kerkbouw subsidie te vragen werd nipt aangenomen (‘maar zonder bezwarende voorwaarden!’). In 1966 kon de gereformeerde Sionskerk aan het Berfloplein in gebruik nemen. Na de sluiting van de hervormde Betlehemkerk en de hervormde kerk De Ark, kreeg de Sionskerk in 2003 als centrale protestantse kerk in Wijk Zuid een nieuwe naam: Bethelkerk.

De Hoeksteen / Ontmoetingskerk.

De Ontmoetingskerk te Hengelo (foto: Reliwiki).

In 1972 werd de hervormde kerk De Hoeksteen aan de Drilscholtenstraat in gebruik genomen. Toen per 1 september 1981 in het kader van het Samen-op-Wegproces gereformeerden en hervormden hier gezamenlijk gingen kerken werd de kerk omgedoopt tot ‘Ontmoetingskerk’. Deze werd in 2018, net als de bovengenoemde, van oorsprong gereformeerde, Sionskerk (c.q. Bethelkerk) buiten gebruik gesteld.

Nadat de oude Waterstaatskerk uit 1840 jarenlang een andere functie had gehad, werd dit bedehuis in 2018 door de Protestantse Gemeente van Hengelo teruggekocht. Deze dient nu als centrale kerk van de protestantse gemeente.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Hengelo.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Hengelo (Ov.). Bron: Jaarboeken GKN en PKN.

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

F.H. ter Horst, 100 jaar Gereformeerde Kerk Hengelo. 1892 – 14 juni – 1992. Hengelo, 1992

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

J.J. van Wieringen, Honderd jaar Gereformeerde Kerk van Hengelo. 1892 – 15 juni – 1992. In het voorleden ligt het heden… Hengelo, 1992

[De institueringsdatum die op de titelpagina van het boek vermeld wordt is foutief. Deze moet zijn 14 juni 1892. In het boek zelf wordt deze correct vermeld.]

© 2020. GereformeerdeKerken.info