De “Nieuwe Zuiderkerk” te Den Haag

Op 10 december 1913 werd in Den Haag de gereformeerde Nieuwe Zuiderkerk in gebruik genomen. De eerste dienst werd geleid door ds. Js. Van der Linden (1852-1926) van Den Haag. Een beknopt overzicht van de geschiedenis van dit kerkgebouw.

Een van de oudste Haagse gereformeerde kerken: die aan de Nobelstraat, hier van binnen (in gebruik van 1850 tot 1911). De kerk werd te klein en moest vervangen worden door een groter bedehuis.

Inleiding en vooruitblik.

De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage was ontstaan op 1 maart 1904, door de samensmelting van twee Christelijke Gereformeerde Gemeenten (namelijk die van de Nobelstraat en die van de Wagenstraat), met de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Twaalf jaar later, op 1 januari 1925, werd de sterk groeiende Gereformeerde Kerk te Den Haag opgesplitst in twee zelfstandige Gereformeerde Kerken, namelijk die van ’s-Gravenhage-Oost (met de Westerkerk, de Noorderkerk en de Oosterkerk) en ‘s-Gravenhage-West. De Nieuwe Zuiderkerk behoorde sindsdien tot de Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-West. Daar waren op dat moment ook de Westduinkerk en gedurende enige tijd een hulpkerk aan het Kaapscheplein (bij de Langnekstraat) in gebruik.

Zo zag de Nobelstraatkerk er uit (foto: met hartelijke dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Een streep door nieuwbouwplannen (1892).

Terug naar 1892: eigenlijk had het oudste gereformeerde kerkgebouw in Den Haag, de christelijke gereformeerde Nobelstraatkerk, rond 1892 vervangen moeten worden door nieuwbouw elders. De kerkenraad had daarvoor dat jaar al een stuk grond gekocht aan de Paramaribostraat, maar in juni werd een forse streep door de plannen gezet door een kerkscheuring!

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) was ten tijde van de scheuring predikant van de gemeente rond de Nobelstraatkerk.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) was christelijk gereformeerd predikant in de Nobelstraatkerk en had op ‘zijn’  christelijke gereformeerde synode, samen met collega ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten, een bezwaarschrift ingediend tegen de ineensmelting van de Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding van 1834 en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie van 1886. De synode zette de plannen toch door, zodat de geplande vereniging tussen beide landelijke kerkgenootschappen op 17 juni 1892 alsnog officieel werd geproclameerd tijdens een gezamenlijke synode in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk. De Gereformeerde Kerken in Nederland waren een feit.

De ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente (1892).

Het interieur van de Nobelstraatkerk van ds. Wisse (foto rond 1900).

Het feit dat de Vereniging van 1892 toch doorging was voor ds. Wisse aanleiding niet mee te gaan in De Gereformeerde Kerken in Nederland. Gevolgd door een groot deel van de gemeente van de Nobelstraatkerk zette hij samen met andere predikanten en (gedeelten van) gemeenten in het land naar eigen zeggen de Christelijke Gereformeerde Kerk voort. Daardoor was voor wat betreft de Nobelstraatkerk nieuwbouw elders vooralsnog niet meer nodig.

Voor wat de Haagse Gereformeerde Kerk betreft was de situatie nu zo, dat de beide christelijke gereformeerde gemeenten, die in de Nobelstraatkerk en de Wagenstraatkerk, vanaf 1892 samen ‘De Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage A’ genoemd werden en de Haagse Dolerende Kerk (die in 1888  de Westerkerk aan de Lange Beestenmarkt in gebruik nam), ‘De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage B’. Kerk A had sinds 1896 de Oosterkerk aan de Zuid-Oost Buitensingel in gebruik en sinds 1906 ook de Noorderkerk aan de Schuytstraat. Ze zaten erg vol, zodat het  na verloop van tijd toch weer  nodig  werd een nieuwe kerk te bouwen.

De gereformeerde (van oorsprong Dolerende) Westerkerk te Den Haag, die in 1888 in gebruik genomen werd.

De bouw van de Nieuwe Zuiderkerk.

In 1911 was de Nobelstraatkerk alsnog verkocht, waar op 19 september dat jaar de laatste dienst gehouden werd. Daarbij had ds. Js. Van der Linden  de leiding. In hetzelfde jaar lukte het om aan de Reitzstraat in het Transvaalkwartier (met de aanleg waarvan al voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) begonnen was), een stuk bouwgrond op de kop te tikken. De wijk groeide snel, zodat de locatie voor kerkbouw erg geschikt leek. Totdat de nieuwe kerk gereed zou zijn werden de diensten gehouden in een gymlokaal in de Groen van Prinstererstraat.

Ds. Js. van der Linden (1852-1926) leidde de laatste dienst in de Nobelstraatkerk en de eerste dienst in de Nieuwe Zuiderkerk.

Architect en gemeentelid Th. Anema  kreeg van de kerkenraad de opdracht de bouwplannen te maken. De gereformeerde aannemer  P. Sipkes had de leiding bij de bouw. Het ontwerp van Anema stond er door de symmetrische bouw van de kerk borg voor dat de predikant vanaf alle plaatsen goed kon worden gezien en gehoord, mede doordat de architect zuinig omgegaan was met het aantal pilaren in de kerkzaal. De muren van de kerk waren voorzien van grote boogvensters met glas in lood, en de kerk was aangesloten op het elektriciteitsnet en had bovendien de beschikking over centrale verwarming.

De kerkzaal telde ‘beneden’ negenhonderd zitplaatsen en op de drie galerijen, ‘boven’, zeshonderd,  zodat gerust van een grote kerk gesproken kon worden. Om de kerk bij calamiteiten snel te kunnen ontruimen was behalve voor zes uitgangen ook gezorgd voor een drietal nooduitgangen. In de plannen was achter de kerkzaal een evangelisatielokaal opgenomen, dat in tweeën verdeeld kon worden door een scheidingswand; daarboven was de kosterswoning.

De Nieuwe Zuiderkerk aan de Reitzstraat in Den Haag.

In Den Haag bestonden ten tijde van de bouw, zoals gezegd, ook de  Noorderkerk, de Westerkerk en de Oosterkerk, dus de naam ‘Zuiderkerk’ zou voor de nieuwe kerk voor de hand gelegen hebben, ware het niet dat de hervormde broeders en zusters al een bedehuis van die naam hadden, gelegen aan de Falckstraat. Vandaar dat de kerkenraad voor ‘Nieuwe Zuiderkerk’ koos.

De kerk in gebruik genomen (1913).

Ds. Js. Van der Linden, nestor van de gereformeerde predikanten in de Hofstad en wijkpredikant van de Oosterwijk, had de leiding van de kerkdienst op 10 december 1913, toen de Nieuwe Zuiderkerk in gebruik genomen werd. Ter inleiding werd gezongen psalm 100. In zijn openingstoespraak herinnerde hij aan het gereformeerde leven in dit deel van de stad, ‘waar in sommige straten de gereformeerden huis-aan-huis woonden’, waardoor de oprichting van een gebouw voor de gereformeerde Wijkverpleging en van de Koningin Wilhelminaschool een logisch en noodzakelijk gevolg was. Nu er eveneens  een kerk stond had de kerkenraad ook al plannen voor de bouw van een gereformeerd rusthuis voor bejaarden. De preek was daarna naar aanleiding van Zacharia 6 de verzen 12 en 13 en natuurlijk volgden aan het eind van de bijeenkomst de onvermijdelijke toespraken.

Het orgel van de Nieuwe Zuiderkerk (1917).

Het oorspronkelijke interieur van de Nieuwe Zuiderkerk.

Aanvankelijk stond in de Nieuwe Zuiderkerk nog geen groot kerkorgel. De kerkzang werd in de begintijd begeleid door een flink  huisorgel, maar ook organist Elshove moest erkennen dat ondanks zijn noeste arbeid het geluidsniveau van het orgel niet zo hoog kon worden opgevoerd dat het begeleiden van de kerkzang naar tevredenheid verwezenlijkt kon worden. Dat was de reden dat er naast de organist een tweetal trompetspelers bij kwam om het geluidsniveau op te krikken.

Dit veranderde op 23 mei 1917, toen het monumentale Vermeulen-orgel in gebruik genomen werd. Ds. M. Schuurman (1859-1933) las toen 1 Kronieken 16 de verzen 1 tot 10 (waar sprake is van een danklied van David). Daarna werd psalm 150 gezongen, voor het laatst onder begeleiding van het huisorgel. Het eerste lied dat begeleid werd door het nieuwe orgel (bespeeld door A.N. Koopman, organist van de Haagse Grote- of Sint Jacobskerk), was psalm 105 de verzen 1 en 3, waarna hij een eigen compositie speelde.

Organist C. Vos bespeelde gedurende vijftig jaar het orgel van de Nieuwe Zuiderkerk (foto: ‘In dankbare herinnering’).

‘Het zingen in de kerk met begeleiding van dit orgel was een belevenis’. Dat was vooral aan de vijftig jaar aan deze kerk verbonden organist C. Vos te danken. ‘Hij heeft door zijn begeleiding de gemeente tot echt meezingen gebracht. We herinneren ons nog levendig, dat hij na afloop van de dienst dikwijls een lied inzette dat in de preek was genoemd. De gemeente zong dan enthousiast mee’. In 1966 werd organist Vos opgevolgd door J. van der Kemp, die tot 1971 dienst deed. Zijn opvolger als organist was Ben van Oosten.

Helaas ontstonden er al na enkele jaren technische problemen met het instrument. Aan de fa. G. van Leeuwen uit Leiderdorp werd enige tijd voor de Tweede Wereldoorlog opdracht gegeven het orgel te repareren; deze firma kreeg ook het onderhoud van het instrument onder zijn hoede. Ook later moesten nog verscheidene reparaties aan het orgel worden verricht.

De Gereformeerde Kerk groeit.

Ondertussen groeide de Gereformeerde Kerk van ‘s-Gravenhage gedurende en na de Eerste Wereldoorlog stevig door. Dit kwam vooral doordat nieuwe stadswijken ingelegd werden. Het gevolg daarvan was dat ook de Nieuwe Zuiderkerk na verloop van tijd onvoldoende ruimte bood. Dat was de reden dat de kerkenraad twee maatregelen nam om de  druk bezochte kerken te ontlasten: in de eerste plaats werd het plan opgevat om aan de Fahrenheitstraat een nieuwe kerk te bouwen, midden in een in aanbouw zijnde  nieuwe stadswijk. Ook besloot men, teineinde de massaliteit te keren, de Gereformeerde Kerk in de stad op te splitsen in twee zelfstandige kerken: de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-Oost en die te ’s-Gravenhage-West. De grens tussen beide Kerken werd gevormd door tramlijn 11.

De Westduinkerk aan de Fahrenheitstraat in Den Haag.

Per 1 januari 1925 werden beide voornemens gerealiseerd. In de eerste plaats werd die dag in de Fahrenheitstraat de nieuwe Westduinkerk  in gebruik genomen, wat voor de kerkgangers in ‘s-Gravenhage-West het voordeel had dat men nu weer dicht in de eigen omgeving naar de kerk kon. Dat wilde overigens niet zeggen dat de Nieuwe Zuiderkerk op zondag ineens voor de helft leeg was. Integendeel, ‘de diensten waren nog steeds overvol‘. Zozeer zelfs dat de kerkenraad een houten hulpkerk aan het Kaapscheplein plaatste; dezelfde noodkerk die eerder op de plaats van de  Westduinkerk gestaan had.

Maar al snel bleek dat ook de nieuwe Westduinkerk niet de oplossing bood die men op het oog had. Ondanks het feit dat in de Nieuwe Zuiderkerk ’s ochtends en ’s avonds dubbele diensten werden ingesteld, bleven de kerken op zondag tot de nok toe vol, zodat men besloot een derde kerk  te bouwen. Dit werd de Valkenboskerk aan de Zuiderparklaan, die in 1929 in gebruik genomen werd. Het kerkelijk bureau verhuisde toen van een gebouw in de Daguerrestraat naar de Valkenboskerk aan de Zuiderparklaan.

De voormalig gereformeerde Valkenboskerk aan de Zuiderparklaan in Den Haag.

De restauratie van de Nieuwe Zuiderkerk (1956).

Hoewel ingrijpende reparaties vele jaren lang niet nodig waren, gaf de kerkenraad in 1956 opdracht om op enkele plaatsen dreigend instortingsgevaar te verhelpen  en bovendien ander onderhoud te laten plegen, waaraan uiteindelijk ruim fl. 100.000 meer dan de begrote fl. 60.000 besteed moest worden. Zo moesten ook de buitenmuren opnieuw gevoegd worden, omdat bij de kerkbouw ‘het voegen op gebrekkige wijze gebeurd’ was. Tegelijk werd ook de vochtigheid van de buitenmuren onder handen genomen en moest een aantal vrijwel verrotte vloerbalken vernieuwd worden. De torenspits werd bij die gelegenheid bovendien met leien bedekt. Verder werden de glas in loodramen vervangen. Stucadoors zorgden ervoor dat in het interieur de muren van de kerk een fris aanzien  kregen.

De Nieuwe Zuiderkerk (foto: Reliwiki).

De sluiting van de Nieuwe Zuiderkerk (1974).

Toen in 1965 in gereformeerd ’s-Gravenhage-West de nieuwe Opstandingskerk in gebruik genomen werd, was de achteruitgang van het ledental van ‘de Kerk van West’ al merkbaar. De oorzaak was de ontvolking van de dichtbevolkte woonwijken: veel jonge gezinnen zochten hun heil elders, wat tot verminderend kerkbezoek leidde. Ook bleek in die tijd dat de Nieuwe Zuiderkerk ondanks de restauratie in 1956 te duur in onderhoud was.

De in 1965 in gebruik genomen gereformeerde Opstandingskerk aan de Daal en Bergselaan. Deze kerk doet nog steeds dienst als protestants kerkgebouw. De kerk heeft sinds het samengaan met de hervormde Pauluskerkgemeente de naam ‘Bergkerk’ gekregen (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Het aantal kerkgangers bleef langzaam maar zeker achteruitgaan en daarom moest tegen het eind van de zestiger jaren besloten worden de zijgalerijen en een aantal banken ’beneden’ voor de middagdiensten te sluiten. Intussen besloot de kerkenraad op advies van de Commissie van Beheer geen grote bedragen meer ten koste te leggen aan restauratie van de kerk, wat eigenlijk wel nodig was. Wel  werd de kerkzaal verkleind terwijl ondertussen werd uitgezien naar een andere kerkgelegenheid in de omgeving.

Een poging om in dat verband de vroegere rooms-katholieke hulpkerk Custodia (in januari 1913 in gebruik genomen) voor dat doel te kopen en te verbouwen (in samenwerking met de rooms-katholieke parochie) ging niet door. Enerzijds weigerde de bisschop zijn medewerking, maar ook de gemeentevergadering in de Nieuwe Zuiderkerk ging niet akkoord met de prijzige plannen. Men gaf de voorkeur aan medegebruik van de (hervormde) Julianakerk aan de Schalkburgerstraat, dan wel samengaan met de gereformeerde Valkenboskerk.

Samen met de Julianakerk.

De Julianakerk aan de Schalkburgerstraat te Den Haag (foto: Reliwiki, J. Sonneveld).

Ondertussen was de vermindering van het aantal kerkgangers in het begin van de jaren ’70 gewoon doorgegaan. Bovendien was in de hervormde Julianakerk een van beide predikantsplaatsen opgeheven, waardoor in die kerk geen middagdiensten meer gehouden werden. Daarom werden besprekingen aangegaan tussen de kerkenraden van de Nieuwe Zuiderkerk en de Julianakerk, met als resultaat dat in 1972 afgesproken werd gedurende een jaar een proef te houden met gemeenschappelijke kerkdiensten in de Julianakerk. Dat ging echter minder makkelijk dan men had gehoopt. Veel gemeenteleden waren fel tegen het voorgenomen besluit, overigens niet omdat zozeer men tegen nauwere samenwerking met de hervormden was, maar vooral om het voorgenomen afstoten van hun dierbare Nieuwe Zuiderkerk.

Ds. A.C. van Beek (1933-2018) op latere leeftijd.

Nadat gedurende enkele gemeentevergaderingen de noodzaak van de plannen werd uitgelegd, kon op 21 januari 1973 de eerste gemeenschappelijke dienst in de Julianakerk gehouden worden. De ochtenddienst stond onder leiding van de op 14 januari dat jaar uit ‘s-Gravenhage-Zuid overgekomen gereformeerde predikant ds. A.C. van Beek (1933-2018).

In mei 1973 werd een aantal werkgroepen ingesteld om een definitieve regeling voor te bereiden, en eind dat jaar verklaarden de gezamenlijk vergaderde wijkkerkenraden van de Nieuwe Zuiderkerk en de Julianakerk zich akkoord met het voorstel om met de gemeenschappelijke diensten door te gaan.

De laatste dienst in de Nieuwe Zuiderkerk (1974).

De Nieuwe Zuiderkerk (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Op vrijdagavond 4 januari 1974 werd in de Nieuwe Zuiderkerk de afscheidsdienst gehouden voor gemeenteleden en genodigden. De vroegere wijkpredikant ds. S. Eringa (1905-1987), van 1954 tot 1970 aan de Nieuwe Zuiderkerk verbonden, en de toenmalige predikant ds. Van Beek hadden de leiding van deze dienst. Daarin voerde ook de voorzitter van de Kerkenraad voor Algemene Zaken, ds. G. Vesseur (1924-2013), het woord. Ben van Oosten bespeelde voor het laatst ‘zijn’ orgel.

Ds. S. Eringa (1905-1987). Foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam.

“Ds. Eringa stelde met enige droefenis vast dat voortaan geen klokken van de Nieuwe Zuiderkerk meer zullen luiden. Ben van Oosten zal niet meer met zijn begenadigde vingers het orgel laten juichen. Koster Fideler verwarmt de kerk niet meer; het wordt koud en kil in dit gebouw en het zal tenslotte geheel verdwijnen. Het ongeveer 60 jaar oude orgel (…) liet duidelijk horen niet alleen te lijden te hebben van ‘de tand des tijds’, maar ook en vooral van veel kou en vochtigheid”. De slotzang was gezang 304 vers 1 (‘God is getrouw, Zijn plannen falen niet’). Sindsdien werden de diensten in de Julianakerk gehouden.

Het interieur van de Nieuwe Zuiderkerk na de restauratie van 1956.

En verder…

Een Haags makelaarskantoor kocht de kerk in maart 1973, inclusief de bijgebouwen en het orgel.

Na de brand… (foto: met dank aan de heer L. Schouten te Zoetermeer).

Maar de nieuwbouwplannen lieten op zich wachten, met als gevolg dat de kerk een jaar later  door brandstichting verwoest werd, waardoor nog dezelfde dag de muren omver gehaald moesten worden. Ook van het orgel bleef toen niets over.

Op 29 maart 1975 verscheen dit krantenbericht over de gebeurtenissen (met dank aan de heer L. Schouten te Zoetermeer).

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage-West.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-West tussen 1925 en 1995 (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

A.C. van Beek e.a., In dankbare herinnering. Uitgave ter gelegenheid van de sluiting van de Nieuwe Zuiderkerk. Den Haag, 1973

Ch. Dumas (red.), Waar Hagenaars kerkten. Den Haag, 1983

H.J.Ph.G. Kaajan, De Nieuwe Zuiderkerk, de ‘kathedraal’ van de Gereformeerde Kerk van ’s-Gravenhage-West (1913-1973), in De Hoeksteen, Tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis, 17e jrg. nr. 2, april 1988

© 2020. GereformeerdeKerken.info

(Met hartelijke dank aan de heer Loek Schouten te Zoetermeer.)