De Gereformeerde Kerk te Wassenaar (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Wassenaar werd op 15 juni 1915 vanuit de kerk te  Voorschoten geïnstitueerd.

Kaart: Google.

De voorgeschiedenis.

Zowel Afscheiding  (1834) als Doleantie (1886) hadden in Wassenaar geen voet aan de grond gekregen, al bestond er in het dorp in 1856 wel degelijk ongerustheid over de koers van de hervormde kerk, wat tot uitdrukking kwam in een schrijven van gemeenteleden aan hun kerkenraad. En rond 1885 kwamen ouderlingen van de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Heerengracht te Leiden geregeld naar een bollenschuur in Wassenaar om daar een stichtelijk woord te spreken.

In het begin van de negentiende eeuw – toen Wassenaar ongeveer 4.000 inwoners telde – groeide het dorp slechts matig, maar toen het in 1908 ontsloten werd door onder meer de aanleg van de spoorlijn Rotterdam-Scheveningen, nam het aantal inwoners langzaam maar zeker toe en begon het dorp zich te ontwikkelen als villadorp voor rijke havenbaronnen en -industriëlen. Daarna werden er ook voor de minder draagkrachtigen huizen gebouwd.

Ter kerke in Voorschoten….

Ds. J.C. Sikkel (1855-1920) van Den Haag drong aan op kerkinstituering in Wassenaar.

Rond diezelfde tijd sprak redacteur ds. J.C. Sikkel (1885-1920) – van  1888 tot 1899 predikant van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Den Haag – in diens Dolerende Zuid-Hollandsche Kerkbode de wens uit om ook in Wassenaar tot ‘reformatie der kerk’ te komen. Sinds 14 mei 1889 bestond in het aanpalende Voorschoten een Christelijke Gereformeerde Gemeente, zodat het voor de gereformeerden in Wassenaar mogelijk was om op betrekkelijk korte afstand een gereformeerde kerk te bezoeken.

Nadat landelijk op 17 juni 1892 officieel besloten was de  Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie te verenigen tot De Gereformeerde Kerken in Nederland, sprak men in de Provinciale Synode van Zuid-Holland af dat het dorp Wassenaar in het vervolg ressorteerde onder de classis Leiden, waar ook Voorschoten onder viel.

… en in Den Haag.

Die classicale indeling werd later, door de uitbreiding van Wassenaar naar het zuiden, minder logisch dan ze aanvankelijk leek. Want de Oosterkerk aan de toenmalige Haagse Zuid-Oost Buitensingel was voor de gereformeerden die in Zuid-Wassenaar woonden makkelijker bereikbaar.

Een eigen kerkgebouw?

Hoe dan ook, de groep Wassenaarse gereformeerden was in 1915 zozeer toegenomen dat een zevental manslidmaten de koppen bij elkaar stak en contact opnam met de kerkenraad van Voorschoten, om te spreken over kerkinstituering in Wassenaar. Ds. H. Alting (1850-1930) was in Voorschoten sinds 1895 predikant. Op 3 maart 1915 werd een vergadering gehouden waar de mogelijkheid van kerkinstituering in Wassenaar besproken werd.

Ds. H. Alting (1850-1930) van Voorschoten, die de Gereformeerde Kerk te Wassenaar op 15 juni 1915 institueerde door de ambtsdragers te bevestigen.

De kerkenraad van Voorschoten ging met kerkinstituering in Wassenaar akkoord. En omdat in Wassenaar geen geschikt vergaderlokaal voorhanden was besloot men allereerst over te gaan tot de bouw van een gereformeerde kerk, en zou men later trachten een predikant te beroepen.  Vanuit de hervormde gemeente verwachtte men weinig steun voor de instituering van een Gereformeerde Kerk, omdat de plaatselijke hervormde predikant, ds. J.G. Klomp, rechtzinnig preekte en daar al sinds 1892 predikant was. Waarschijnlijk zouden daarom niet veel hervormden zich bij de te institueren Gereformeerde Kerk in Wassenaar voegen.

Desondanks zetten de gereformeerden in Wassenaar de plannen door. Voor wat het financiële gedeelte betrof ging men ervan uit dat “als men eendrachtig de drang hiervoor gevoelt, het geloof en vertrouwen aanwezig is voor de zoozeer begeerde zaak van Wassenaar, dan zal ook ieder wel geven wat hij of zij kan bijdragen om dat doel te bereiken”.

Eerst kerkinstituering (1915).

In diezelfde tijd kocht men van het gemeentelid N.M. van Rooijen alvast een stuk grond aan de Kerkdam waar de kerk gebouwd zou worden. Maar daarvoor diende men rechtspersoonlijkheid te hebben. Vandaar dat kerkinstituering  voorrang kreeg boven kerkbouw. Ondertussen stelde Van Rooijen een leegstaande schuur ter beschikking voor het houden van bijeenkomsten.

Begin april 1915 verzocht men de classis in te stemmen met de instituering van de Gereformeerde Kerk  te Wassenaar. De classis benoemde een commissie die naar Wassenaar toog en daar met zo’n vijfenzestig Wassenaarse gereformeerden over de zaak sprak. De bijeenkomst vond plaats  in De Drie Papegaaien, de boerderij van gemeentelid W. Brak te Wassenaar.

De commissie vroeg natuurlijk naar de motieven om een zelfstandige Gereformeerde Kerk te institueren. De Wassenaarse broeders en zusters wezen vooral op het belang daarvan voor de jeugd. Wanneer zij hun jonge jaren in de hervormde gemeente doorbrachten moest je later van goeden huize zijn om ze daar alsnog uit los te weken. Maar, zeiden anderen, de afstand naar de kerk van Voorschoten was ook niet mals. Ds.  N. Koers (1867-1933) van Noordwijk aan Zee vroeg zich toen af of men misschien in dat opzicht ook te gemakzuchtig was. Maar dat kon met goede redenen ontkend worden.

Ds. N. Koers (1867-1933) van Noordwijk aan Zee vroeg zich af of de Wassenaarse gereformeerden misschien ook een beetje gemakzuchtig waren?

Al met al besloot de classis Leiden op 6 mei 1915 met de kerkinstituering in Wassenaar akkoord te gaan. Met J. van Beek kwam men overeen een deel van diens bollenschuur ‘Fortificatie’ tijdelijk te mogen gebruiken als kerkgebouw. Ds. Alting,  consulent van de a.s. gemeente van Wassenaar,  ging in de eerste dienst (Tweede Pinksterdag, 24 mei 1915)  voor, waar ongeveer honderd kerkgangers aanwezig waren.

Drie dagen later, op 27 mei, kozen de Wassenaarse gereformeerden ambtsdragers: als ouderlingen D. Kraaij jr. en P. Medema en als diakenen D. van Barneveld en W. Brak. Op 15 juni 1915 werden ze door ds. Alting in het ambt bevestigd, waarmee De Gereformeerde Kerk te Wassenaar geïnstitueerd was. De gemeente telde toen vierentachtig belijdende en honderd doopleden.

Een eigen kerk (1917).

De kerkenraad van Wassenaar, die op 16 juni 1915 voor het eerst bijeenkwam, kreeg van onverdachte zijde financiële hulp voor de bouw van de eigen kerk, die nu echt zou gaan plaatsvinden. Behalve ds. Alting en ds. Js. van der Linden (1852-1926) van Den Haag tekende ook de landelijke gereformeerde roerganger dr. A. Kuyper (1837-1920)  in op de uitgeschreven renteloze- en obligatielening. En architect J. Kraaij uit Hillegom bood aan om gratis een ontwerp voor de kerk te maken. Toen dat plan was goedgekeurd gaf de kerkenraad aan aannemer C. van Tol opdracht de kerk te bouwen.

De (eerste) Zijllaankerk, die in 1917 in gebruik genomen werd.

De nieuwe kerk was een eenvoudige zaalkerk met een torentje op de nok, naar haar aard en eenvoud ook wel een  ‘timmermanskerkje’ genoemd. Tweehonderdzeventig kerkgangers konden er een plaats vinden. De hoofdingang van de kerk lag aan de toen nog geheel braak liggende Zijllaan. Geen wonder dus dat de kerk al snel Zijllaankerk genoemd werd. Een van de ouderlingen stelde voor om bij de gemeenteleden stoelen te lenen voor plaatsing in de kerk. Daar werd werk van gemaakt.

Ds. Js. van der Linden (1852-1926) leidde op 28 mei 1917 de eerste dienst in de nieuwe kerk aan de Zijllaan.

De nieuwe kerk werd in 1917 op Tweede Pinksterdag, 28 mei, in gebruik genomen tijdens een dienst die onder leiding stond van ds. Js. van der Linden van de Oosterkerk in Den Haag. Zijn preek handelde over Zacharia 4 vers 6b (“Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen”).

De gemeentezang werd aanvankelijk door  een eenvoudig harmonium begeleid, maar toen de JV ‘Groen van Prinsterer’ voorstelde een orgelfonds op te richten, kon men gaan sparen voor een nieuw orgel.

De eerste predikant: ds. F.A. van der Heijden (van 1918 tot 1928).

Ds. F.A. van der Heijden (1868-1932), die van 1918  tot 1928  de eerste gereformeerde predikant van Wassenaar was (foto: ’75 jaar Gereformeerde Kerk Wassenaar’).

De kerkenraad ging nu op zoek naar een predikant. Uiteindelijk kwam men terecht bij ds. F.A. van der Heijden (1868-1932) van Oudshoorn (eerder predikant in Gerkesklooster en Oudewater, dus iemand met ervaring), die op 24 november 1918 intrede deed in Wassenaar. Hij bleef tot zijn emeritaat in 1928 aan de kerk van Wassenaar verbonden, een periode ‘die veel vrucht afgeworpen heeft’.

Natuurlijk nam de kerkenraad ook de tuchtoefening serieus. Zo ontdekte men in november 1918 dat een van de gemeenteleden door de predikant en een ouderling op een stoomfiets gesignaleerd was! Nu was dat op zichzelf geen ramp, behalve dat het op zondag plaatsvond. Gelukkig bleek achteraf dat de reis naar een ziek familielid ging. Dat was een verzachtende omstandigheid.

En wat moest men aan met een slecht ter been zijnde broeder of zuster die op de dag des Heren gebruik maakten van de tram om ter kerke te gaan? De kerkenraad besloot dit aan ieders eigen geweten over te laten. Als een gemeentelid daar bezwaar tegen had, kon deze bij de kerkenraad een klacht indienen.

De (eerste) Zijllaankerk te Wassenaar, die van 1917 tot 1939  dienst deed.

Tijdens het predikantschap van ds. Van der Heijden werd in de kerk aan de Zijllaan een echt pijporgel geplaatst. Zoals opgemerkt werd de gemeentezang tot dan toe  begeleid door een harmonium, maar nadat  de Jongelingsvereniging ‘Groen van Prinsterer’ voorgesteld had een orgelfonds op te richten, kon uiteindelijk op 21 mei 1925 een Standaart orgel in de kerk in gebruik genomen worden.

De Standaard, 23 mei 1925.

Op 26 februari 1928 werd aan ds. Van der Heijden eervol emeritaat verleend, maar Wassenaar verliet hij niet. “Als emeritus had hij zitting in kerkelijke, gemeentelijke en sociale instellingen, zodat hij volgens het blad ‘Roomsch Wassenaar’ vele vrienden verworven had, die zijn werk waardeerden”. De predikant overleed in 1932.

Dr. J.C. Rullmann (van 1928 tot 1936).

Kerkhistoricus dr. J.C. Rullmann (1876-1936) was van 1928 tot 1936 gereformeerd predikant te Wassenaar.

Bijna vijf maanden na het afscheid van ds. Van der Heijden kwam de volgende predikant naar Wassenaar. Het was dr. J.C. Rullmann (1876-1936) van Utrecht, bekend kerkhistoricus, die op 22 juli 1928 intrede deed.

Plannen voor een nieuwe kerk.

Tijdens zijn predikantschap werd veel vergaderd over óf uitbreiding van de kerk aan de Zijllaan óf de bouw van een nieuwe kerk op dezelfde plaats. Want de burgerlijke gemeente breidde zich uit, en dat had ook consequenties voor de Gereformeerde Kerk, die inmiddels qua ledental uitgebreid was van 165 in 1918 naar 438 in 1928! Men besefte echter dat uitbreiding van de bestaande kerk aan de Zijllaan nauwelijks soelaas zou bieden (hoewel er voor dat plan wel tekeningen gemaakt werden).

Schilderij van het interieur van de Zijllaankerk, nadat het orgel er in 1925 geplaatst was (foto: A. van Kamp, ’75 jaar Gereformeerde Kerk Wassenaar’).

Bovendien waren er in diezelfde tijd plannen voor de bouw van een tweede kerk in Wassenaar-Zuid (de Commissie van Beheer wilde daarvoor een stuk grond aan de Bloemcamplaan kopen). Daardoor vreesden sommigen dat het voor de gemeente financieel gezien niet op te brengen zou zijn. Anderen vonden dat beter een tweede predikant beroepen kon worden en ook waren sommigen bang dat bij kerkbouw in Wassenaar-Zuid daar uiteindelijk een zelfstandige Gereformeerde Kerk zou ontstaan.

Architect B.T. Boeijinga (1886-1969).

Hoe dan ook, de kerkenraad werkte gestaag door aan de plannen voor de nieuwe Zijllaankerk, zodat in 1935 aan de inmiddels bekende architect B.T. Boeijinga (1886-1969) (‘bekend als Boeyinga’) uit Amsterdam opdracht gegeven kon worden een bouwtekening te maken. Boeijinga was in die tijd ook de ontwerper van de vermaarde Kloppersingelkerk in Haarlem.

De plannen van Boeijinga leken veel op die van de kerken in Wageningen  en Almelo. De kerkenraad ging met de plannen akkoord, al vroeg men zich aanvankelijk af of – bij voortdurend zitplaatsengebrek – er eigenlijk eventueel wel een galerij ingebouwd kon worden, al telde de ontworpen kerk bijna 600 zitplaatsen. De plannen van architect Boeijinga werden met de gemeenteleden besproken op 2 maart 1936, waar ds. Rullmann de opposanten confronteerde met Nehemia 2 vers 2: ‘De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen’. Daar had niemand van terug.

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info