Ds. J.J.A. Ploos van Amstel in Doleantie te Reitsum (2)

( < Naar deel 1 ) – Zo was dus de hervormde gemeente van Reitsum vrijwel geheel in Doleantie gegaan en ontstond in het dorp de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende).

In dit boekje motiveert ds. Ploos van Amstel zijn uittreding uit de hervormde kerk.

Het was ds. Ploos niet makkelijk gevallen om met de hervormde kerk te breken: “Hij [de predikant] zag er altijd tegen aan dat de gemeente zich los zou maken, daar hij vreesde dat zij misschien niet bestand zou wezen voor alle moeielijkheden die konden volgen”, zo schreef hij later. “Dat de gemeente iets zou doen om den leeraar, was een te zware last op zijn schouders. Daarom wilde hij steeds liever zijn ontslag genomen hebben, opdat hij vrij zou zijn, en de gemeente ook vrij zou blijven om te handelen naar welgevallen of, laat ik liever zeggen, naar hare volgens Gods Woord aangewezen roeping”.

“Daar de gemeente beslist had, zoo had zij ook voor mij beslist. Dat wil zeggen: het oogenblik waar ik jaren lang naar uitgezien had, was nu aangebroken. Zij die nog onlangs tegen losmaking waren, waren nu zonder eenige bewerking van mijne zijde, voor, krachtig voor  (…).”

“Misschien zal het sommigen verwonderen, dat ik niet eerder ben uitgetreden. Maar o, die zoo spreekt, wete dat ik er erg tegen op zag, om uit het kerkverband te gaan. Het waren niet zoozeer de financieele bezwaren, die mij drukten. Hoewel ik met mijn huisgezin om verschillende reden meer noodig had dan vele anderen, dat was mij het grootste bezwaar niet. Maar zoo alleen te staan, zijne positie, misschien zijne toekomst, zoo als men ’t noemt, op ’t spel te zetten, nooit meer ergens elders te kunnen komen in de zgn. bestaande kerk, ja ook de gedachte mij van zoo velen die mij lief en dierbaar waren mogelijk eenigszins los te maken, en de kerkgebouwen, waarin ik tot nu toe vrij kon spreken, mogelijk voor mij gesloten te zien (…), hield mij terug”.

De eerste en de derde…

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895). Foto: Archief Ploos van Amstel.

Reitsum was op 9 februari 1886 als eerste gemeente in de provincie Friesland in Doleantie gegaan, en landelijk was zij de derde, na Kootwijk (op 2 februari 1886) en Voorthuizen (op 4 februari 1886). Zo is zijn hierboven genoemd bezwaar ‘van alleen te staan’ begrijpelijker geworden. Spoedig volgden echter meerdere gemeenten die het kerkverband verlieten; het aantal Dolerende gemeenten dat in Friesland tussen 1886 en 1891 ontstond, bedroeg uiteindelijk negenenzestig. De hervormde synode begreep ondertussen dat de gemeente van Reitsum (wat er althans nog van over was) weer vacant was, en had de uitgetreden leden hun kerklidmaatschap ontnomen.

Ds. Ploos van Amstel ontving dit bericht tijdens zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum, ‘een geweldig feest waaraan voor- en tegenstanders van de Doleantie, en Afgescheidenen uit heel de provincie deelnamen. Bij die gelegenheid preekte ds. Ploos over psalm 115 vers 1: ‘Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil‘, een psalm die hij zijn gemeente toen ook graag liet zingen. Dat zingen, het preken, de kerkdiensten van de Dolerenden, dat alles werd nog jaren lang in het hervormde kerkgebouw gedaan.

De kerkelijke goederen.

Ds. Cannegieter.

Op zondag 11 juli  1886 – zo was tevoren door de hervormde classis meegedeeld – zou de hervormde predikant ds. Cannegieter van Blija in de dienst in het kerkgebouw van Reitsum  voorgaan, terwijl de week daarop ds. Nicolaï van Hogebeintum in de kerk van Genum dienst zou doen; op 25 juli, zo vermeldde het hervormde preekrooster verder, zou ds. Stegenga van Ferwerd in het kerkje van Lichtaard preken.

Op de 11e juli kwamen de deurwaarder, een brigadier van politie en een paar politieagenten, samen met ds. Cannegieter (consulent van hervormd Reitsum), in optocht vanuit Dokkum naar de kerk in Reitsum. De berichten over hun komst waren hen vooruitgesneld, maar werden door enkele opgewonden Dokkumers – zich haastig naar Reitsum reppend – echter enigszins verkeerd overgebracht: aanvankelijk heette het dat er ‘brigadiers’ in aantocht zouden zijn, maar dit werd in Reitsum door een Dolerende broeder verkeerd verstaan; deze maakte er ‘grenadiers’ van (iets heel anders en een stuk gevaarlijker!); bij de kerk aangekomen waren deze ‘grenadiers’ in de geruchten intussen zelfs aangevuld met ‘jagers’. Om negen uur was de kerk al stampvol, terwijl ‘Vader Ploos’ al lang en breed op de kansel stond.

De hervormde kerk van Genum (Fries: Ginnum).

De optocht kwam de kerk binnen, en begaf zich door het middenpad naar de dooptuin, voor de preekstoel. Daar hadden zich echter een paar potige Dolerende landbouwers geposteerd, die de deur naar de dooptuin zorgvuldig gesloten hielden. Ziende dat geweld geen optie was keerden ‘de rustverstoorders en sabbatschenders’ op hun schreden terug en verlieten de kerk. In zijn preek wees ds. Ploos van Amstel op ‘het zondige van een kerkmacht die dergelijke middelen behoeft om zich staande te houden’.

Ds. Nicolaï van Hogebeintum, die zich op de 18de juli naar het kerkje van Genum begaf, kwam niet verder dan de voordeur. En de week daarop was de sterke arm weliswaar al vóór de dienst in Lichtaard present, maar ds. Stegenga kwam niet. Hoewel deze dus verstek liet gaan, lieten Reitsums nieuw benoemde hervormde kerkvoogden optekenen dat hem geweigerd was de preekstoel te beklimmen. De kerkgebouwen bleven voorlopig – enkele jaren – in het bezit van de Dolerenden. Daarover later meer.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).

Toen in december 1886 de geschorste kerkenraadsleden in Amsterdam waren afgezet, organiseerden dezen onder leiding van onder anderen dr. A. Kuyper (1837-1920) het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat gehouden werd van 11 tot en met 14 januari 1887. De 1.500 aanwezige verontruste hervormde kerkenraadsleden bespraken daar de verdere voortgang van de Doleantie. Daartoe werden op het Congres lezingen en discussies gehouden, en werden ook (mondelinge en schriftelijke) adviezen gegeven hoe te handelen om de instituering van Dolerende Kerken, en alles wat er bij kwam kijken, juridisch gezien zo zuiver mogelijk af te handelen.

De preek van ds. Ploos van Amstel in ‘Plancius’, opgenomen in de Dolerende prekenserie ‘Uit de Diepte’.

Ook ds. Ploos van Amstel behoorde tot de aanwezigen. Op 12 januari 1887 hield ds. Ploos in gebouw Plancius een ‘aangrijpende en machtige preek over den strijd van Israël tegen Benjamin in betrekking tot den strijd dezer dagen’. Deze preek werd later uitgegeven in de Dolerende prekenserie Uit de Diepte, die vier jaren lang de vacante kerken de mogelijkheid bood preken van Dolerende predikanten in hun diensten voor te lezen.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895).

Ds. Ploos had het na afloop van het Congres drukker dan ooit. Op veel plaatsen werd hij gevraagd ‘in stal en schuur te preken’, en hij was bijvoorbeeld ook degene die voorafgaande aan een landelijke Dolerende ‘Voorlopige Synode’, de gewoonlijke bidstond hield en er benoemd werd tot assessor (de rechterhand van de preses). Ook in de Friese Provinciale Synode die op 15 juli 1891 in Sneek gehouden werd, speelde hij een belangrijke rol. Daar was hij preses. Ook daarop volgende synodes diende hij.

‘Eenheid van alle gereformeerden’.

Al eerder schreven we over het feit dat ds. Ploos van Amstel zich ‘als broeder’ aangetrokken voelde tot de Christelijke Gereformeerde Kerk, die in 1834 uit de Afscheiding ontstaan was. Dat was voor de Dolerende kerkenraad van Reitsum aanleiding in te stemmen met het voorstel van de Christelijke Gereformeerde classis Dokkum om elkanders attestaties  te erkennen. Ook op klassikale vergaderingen hield de predikant niet op met aan te dringen op samengaan met de Christelijke Gereformeerden.

Landelijk waren al snel na het begin van de Doleantie onderhandelingen over eenwording op  gang gekomen, al gingen die lang niet altijd van een leien dakje. Voor ds. Ploos stond het vast, dat het tot ineensmelting van beide kerken moest komen. Hij schreef er in 1887 ook een brochure over, onder de titel: Hoe komen wij tot vereeniging met de Christelijke Gereformeerde Broeders? Daarin liet hij uitkomen dat het misschien wel niet makkelijk zou gaan, omdat ‘zij wel wat partijdig zijn’, wat hem echter ‘niet boos, maar verdrietig’ maakte.

Ds. Helenius de Cock (1824-1894) was hoogleraar in Kampen.

Deze en andere opmerkingen in die brochure brachten de Kamper hoogleraar prof. H. de Cock (1824-1894), zoon van Hendrik de Cock (1801-1842), er toe een brochure te schrijven onder de titel ‘Open brief aan den WelEerw. Zeergel. Heer J.J.A. Ploos van Amstel [etc.]’, die in 1887 in Groningen uitgegeven werd. Daarin werden meerdere punten uit de brochure van ds. Ploos besproken en beantwoord, ‘zeker niet bijzonder geschikt om de hoop op een spoedige ineensmelting te verlevendigen’.

De ‘Vereeniging‘ tot stand gekomen (1892).

Uiteindelijk bleek het pleiten van ds. Ploos voor de eenheid van beide kerken niet voor niets te zijn geweest. In een gezamenlijke synode op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk werd de vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken officieel bezegeld. De hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) van de Christelijke Gereformeerde Kerk en dr. A. Kuyper  van de Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken, reikten elkaar daar de broederhand. De Gereformeerde Kerken in Nederland  – de nieuwe naam van de verenigde kerken – waren geboren.

Ds. S. van Velzen (1809-1896), een van de eerste Afgescheiden predikanten en tot 1839 de voorman van de Afgescheidenen in Friesland.

Hoe het in Reitsum verder ging.

Processen om de kerkelijke goederen werden in Reitsum niet gevoerd. Toen het hervormd klassikaal bestuur om de archieven vroeg, werden deze zonder problemen aan dat college overhandigd. Hetzelfde was het geval met de diaconale boeken en gelden. De gang van zaken met betrekking tot kerk en pastorie verliep ook zonder problemen. Op 19 augustus 1895, ruim negen jaar na de Doleantie, werden beide overgedragen aan het hervormd klassikaal bestuur, terwijl deze het beheer van de (hervormde) kerkvoogden tot die datum goedkeurde; dat was dus de periode dat de Dolerenden er kerkdiensten hielden. De kerk werd – evenals de pastorie – daarna verhuurd aan… de Dolerende Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’.

Wat was die Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ eigenlijk? De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ was op advies van het eerder genoemde Gereformeerd Kerkelijk Congres (in januari 1887 in Amsterdam) door de Dolerende Kerkenraad van Reitsum opgericht. De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Reitsum kon namelijk op grond van de toen geldende wettelijke regels geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Een vereniging kon dat wel. Vandaar dat De Kerkelijke Kas officiële erkenning aanvroeg en die ook kreeg. De Kerkelijke Kas fungeerde vervolgens onder verantwoordelijkheid aan en namens de kerkenraad.

Ds. Ploos van Amstel schreef dit boekje over de kerkelijke kwestie in Amsterdam.

Hoe dan ook, het hervormde kerkgebouw in Reitsum  werd dus nog enige tijd verhuurd aan de gereformeerden, hoewel ze het kerkgebouw en de pastorie al in augustus 1895 aan het nieuwe hervormde kerkbestuur hadden overgedragen. De Dolerenden, in 1892 inmiddels trouwens ‘Gereformeerden’ geheten, mochten deze nog huren tot hun eigen kerkgebouw gereed was. En dat was per 1 november 1896. Aan de Flieterpsterdyk was namelijk sinds de overdracht van de kerkelijke goederen een gereformeerd kerkgebouw verrezen.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel overleden (1895).

De predikant heeft de ingebruikneming van de gereformeerde kerk niet meer meegemaakt. Ruim een jaar daarvoor overleed hij op 2 augustus 1895, ‘na een smartelijk ziekbed’. “Hij zong te midden van zijn smart ‘Jezus Uw verzoenend sterven’, en ‘Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen’. Meermalen had hij aangedrongen hem emeritaat te geven, maar de Reitsumers hadden gezegd: ‘Hy sil as Ploos fan Reitsum stjerre’ (Fries voor: Hij zal als Ploos van Reitsum sterven). Ook al zou het nog jaren duren, nooit heeft men hem emeritaat willen geven. Het heeft echter geen jaren meer geduurd, want reeds na een paar weken werd de trouwe strijder afgelost”.

Overweldigend was de begrafenis. Van heinde en verre waren de vrienden opgekomen, natuurlijk in de eerste plaats uit de Gereformeerde Kerken, maar ook zeer vele anderen, met wie de kerkelijke samenleving door de Doleantie was verbroken. Uit de Afgescheiden kringen van voorheen was de belangstelling ook zeer groot, want direct na de Doleantie had niemand zozeer geijverd voor de kerkelijke hereniging als juist Ploos. En bij dit graf werd door allen gezongen: ‘k Zal dan gedurig bij u zijn’.

De gereformeerde kerk te Reitsum die in 1896 in gebruik genomen werd.

Bij gelegenheid van zijn aanstaande sterven had de predikant nog ‘Een woord gericht  tot ons gansche volk in Nederland, dat ook in tal van bladen werd opgenomen. Daarin riep hij de mensen in Nederland op om ‘het verloren paradijs’ terug te vinden langs ‘de rechte weg’. Hij schreef: “De eenige weg tot hervinding van dit paradijs en den waren vrede en de vreugde, is Christus, Die ons van God gegeven is tot verlossing en zaligheid om ons tot God te brengen. Zullen wij gelukkig zijn, dan moeten wij met God verzoend worden door onzen Heere Jezus Christus, Die de eenige en zekere weg is tot verlossing en ware zaligheid”.

Ds. Ploos werd begraven naast ‘zijn’ kerkje in Reitsum waar hij tot  het laatst  toe heeft gepreekt. Drie teksten werden in de grafsteen gebeiteld: Efeze 2 vers 8, 2 Cor. 4 vers 5 en Psalm 115 vers 1:

“Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave. Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus’ wil. Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil”.

De steen op het graf van ds. Ploos van Amstel te Reitsum (foto: Graftombe).

En verder…

Doordat enkelen uit de in 1886 bijna teniet gegane hervormde gemeente later op hun schreden terugkeerden en zich weer bij de hervormde kerk aansloten, én door vestiging van nieuwe bewoners in het dorp, ontstond langzaam maar zeker hernieuwd hervormd kerkelijk leven. In 1897 kon men weer een predikant beroepen in de persoon van ds. G.J. Antink, die tot 1918 aan Reitsums hervormde gemeente verbonden was. Anderen volgden hem op.

Per 1 januari 1981 gingen gereformeerden en hervormden een federatief samenwerkingsverband aan, dat later werd omgezet in een Protestantse Gemeente. In 2010 telde de Gereformeerde Kerk ongeveer  160 leden en de hervormde gemeente rond de  100 zielen.   Het gereformeerde kerkgebouw werd in 1981 buiten gebruik gesteld.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Reitsum.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Reitsum c.a. tussen 1900 en 2010.

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, dl. V. Leeuwarden, g.j.

S. de Haan en D.J. Veldhuizen, Inventaris van de archieven van de Gereformeerde Kerken van Kootwijk, Reitsum, Genum en Lichtaard en Voortuizen. Leusden, 1986

Jaarboeken (ten dienste) van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G.H. van Kasteel, Voor vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j.

N.N., Gemeenten en Predikanten (…). Leusden, 1992

J.J.A. Ploos van Amstel, Een woord aan hen die Jezus Christus erkennen als het eenig Hoofd Zijner Kerk, naar aanleiding van onze losmaking uit het Synodaal verband. Leeuwarden, 1886

L.H. Wagenaar, Een wandel met God. Levensbeschrijving van ds. J.J.A. Ploos van Amstel. Amsterdam, 1895

© 2020. GereformeerdeKerken.info