Ds. J.J.A. Ploos van Amstel in Doleantie te Reitsum (1)

Op 9 februari 1886 ontstond in het Friese Reitsum onder leiding van ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende).

Kaart: Google.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel.

Ds. Johannes Jacobus Asueres Ploos van Amstel was op 2 november 1835 in Nieuwer-Amstel geboren. Enige tijd werkte hij als boekdrukker c.q. boekhandelaar, maar omdat deze arbeid hem niet boeide en ook een daarna aangenomen baan op een notariskantoor hem niet beviel, ontstond zijn wens predikant te worden. Hij oefende zich in zijn notarisklerktijd al in het schrijven van preken. Na een enige tijd later afgelegd toelatingsexamen kon hij zich inschrijven bij de Universiteit van Utrecht om er theologie te gaan studeren. De studie verliep vlot en in 1860 legde hij zijn proponentsexamen af. En op 14 april 1861 deed hij intrede in zijn eerste gemeente, die van Otterlo.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) stond van 1863 tot 1866  voor de eerste keer in hervormd Reitsum c.a.

In de tweeëneenhalf jaar dat hij in Otterlo predikant had ds. Ploos van Amstel geen gebrek aan toehoorders. Als hij preekte zat de kerk vol, ‘omdat het volk verlangde naar Schriftuurlijke prediking’. Geen wonder dat zowel kerkenraad als gemeente het betreurden toen hij het beroep aannam, dat hij op 9 juli 1863 ontving van de Friese gemeente Reitsum, Genum en Lichtaard. De kerkenraad van Otterlo noteerde dat hij het beroep had aangenomen ‘niettegenstaande de groote Liefdesaandrang der Gemeente’.

Voor het eerst naar Reitsum (1863 tot 1866).

De hervormde kerk te Reitsum, zoals die er rond 1723 uitzag.

Op 27 september 1863 nam hij afscheid van zijn eerste gemeente en toog naar het uiterste noorden van Friesland, naar ‘de drie naakte, nietige dorpjes, Vlieterpen of vluchtheuvels geheten’, slechts bereikbaar ‘langs smalle puindijkjes. (…) Op een deels  afgegraven terp staat een zwaargebouwd kerkjen, van een kerkhof omgeven. Eene groote boerenplaats, nog een paar boerenhofsteden, eene school met meestershuis en eenige arbeiderswoningen, ziedaar alles’.

Hoe klein, nietig en naakt ook, elk van de drie dorpjes had een eigen hervormd kerkje en twee van de drie – Genum en Reitsum – hadden voorname bewoners gehad. Bij Genum stonden twee adellijke huizen, die van Roorda en Aylva, en bij Reitsum (hoewel dicht bij Lichtaard) dat van de adellijke familie Stania. Ze waren overigens allang verdwenen en er voor in de plaats waren grote boerderijen gekomen. Ds. Ploos van Amstel deed intrede op 11 oktober 1863, nadat hij door ds. L.A. Offerhaus van Wanswerd-Jislum  in het ambt bevestigd was.  De intreepreek ging over 2 Corinthiërs 3 vers 5: “Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God“. De kerk zat hier al direct vol. Men had kennelijk al veel over de nieuwe dominee gehoord. Ook nadien bleef de kerk gevuld met toehoorders uit de zeer wijde omtrek. Het deerde hen niet als dominee soms drie uur achtereen preekte, want ze dronken zijn woorden.

Het hervormde kerkje te Genum, zoals dat er omstreeks 1723 uit zag (tek.: ‘De geschiedenis gaat door Het eigen Dorp’).

“Van heinde en ver kwam men hem horen en in de pastorie werden alle vreemdelingen allergulst ontvangen. Vissers uit het dorp Paesens, landvolk en mensen uit de stad, zij allen vulden de ruime voorkamer. Waar de trekpot het afleggen moest, werd naar Friese zede een handvol thee in de ketel geworpen en – die kon het thee schenken volhouden. Ds. Ploos zat dan midden in zijn volkje en al had de preek de nodige lengte volkomen gehad, onvermoeid sprak hij voort uit en over het leven des geloofs”, zo schreef dr.L.H. Wagenaar (1855-1910) later.

Zijn arbeidsterrein bleef overigens niet beperkt tot Reitsum c.a., want ook in dorpen in de omgeving en verder weg, het Friese land in, liet hij zich horen. Waar hij kon wees hij op het grote belang van het stichten van christelijke scholen, die ‘als het beste evangelisatiemiddel’ aangeprezen werden. In Holwerd had hij zich in een geestdriftige rede zelfs aan de voorspelling gewaagd dat daar binnen het jaar een christelijke school zou zijn. Zijn geestdrift werkte kennelijk aanstekelijk, want inderdaad bezat het dorp al in 1863 een christelijke school. ‘Vader Ploos’ – zoals hij liefkozend door zijn trouwe volgelingen genoemd werd –  werd tot lang daarna ‘de vader van onze school’ genoemd. Niet altijd verliepen zijn spreekbeurten rustig. Zo werd bijvoorbeeld in Sint Jacobi Parochie  een bijeenkomst verstoord door ingehuurde dronkaards. Ondertussen ontving ds. Ploos van Amstel een ‘hem altoos schuddende en vaak schokkende stroom der beroepen’ van andere kerken.

Het hervormde kerkje van Lichtaard, zoals dat er in 1723 uit zag (tek.: ‘De geschiedenis gaat door het Eigen Dorp’).

Anjum, Ridderkerk, Groningen, Hilversum…; nergens thuis…

Zo ontving hij in oktober 1865 een beroep van de Friese hervormde gemeente te Anjum. Dit nam hij aan en deed daar op 21 januari 1866 intrede. Hij stond er echter slechts ruim 2 jaar, want op 12 april 1868 nam hij afscheid van Anjum om naar het verre Ridderkerk te vertrekken, waar hij op 19 april 1868 intrede deed. Hij kon het buiten Friesland echter niet vinden, ‘gevoelde zich nergens thuis’. Niet in Ridderkerk, minstens net zo min in Groningen, waar hij na amper een jaar op 16 mei 1869 intrede deed in de hervormde gemeente. Ook daar duurde zijn ambtsperiode kort: op 5 november 1871 nam hij afscheid en vertrok naar Hilversum. Daar stond hij ongeveer vijf jaar: hij deed op intrede 12 november 1871 en nam er 16 april 1876 – ongetwijfeld tot zijn grote vreugde – afscheid.

Ds. Ploos van Amstel stond van 1866 tot 1868 in hervormd Anjum.

Voor de tweede keer naar Reitsum (van 1876 tot 1895).

‘Tot zijn grote vreugde’, want Reitsum, zijn geliefde eerste gemeente, had hem opnieuw beroepen! Reitsum overigens niet alleen: in de vijf jaar dat hij in Hilversum predikant was kreeg hij maar liefst veertig beroepen. Maar hoe dan ook, op 23 april 1876 stond hij opnieuw op de preekstoel van Reitsum, waar de kerk wederom overvol zat. Hij gebruikte dezelfde intreetekst die hij ook in 1863 gebruikt had: “Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God“. De historie herhaalde zich. Net als vroeger trok hij enthousiast de provincie weer door om op vele plaatsen te preken, geestdriftige spreekbeurten te houden en te pleiten voor de zending en voor het stichten van christelijke scholen.

Veel heeft hij zich in Reitsum en omgeving ingespannen voor het jeugdwerk, voor het oprichten van Jongelingsverenigingen, die in die tijd door hun grote werkzaamheid een belangrijke rol speelden bij het tot stand komen en in stand houden van zondagsscholen en bij de stichting van christelijke scholen. Ploos van Amstel was behalve inspirator van dit werk ook voorzitter van het Friesch Jongelingsverbond, redigeerde haar Correspondentieblad en sprak vaak op de drukbezochte jaarvergaderingen. Vanuit die bond werd bijvoorbeeld in Leeuwarden een Christelijk Militair Tehuis opgericht.

De Vrienden der Waarheid.

Overal in het land hielden ‘De Vrienden’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’.

Ds. Ploos van Amstel had grote waardering voor het werk van de Vereeniging Vrienden der Waarheid. Dat was een landelijke evangelisatievereniging, die op vele plaatsen in het land, ‘waar het rechte evangelie niet meer gehoord wordt’ evangelisten plaatste om de kerstening van die plaats en streek ter hand te nemen. Later zouden velen van hen meegaan met de Doleantie. Toch is ds. Ploos van Amstel bij De Vrienden der Waarheid geen leidende figuur geweest. Volgens zijn biograaf dr. Wagenaar kwam dat vooral omdat de Waarheidsvrienden duidelijk een hervormde vereniging was, terwijl  Ploos zich meer aangetrokken voelde tot de Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding van 1834. Daar trad hij dan ook vaak op als spreker, zij het natuurlijk niet vanaf de kansel.

In Reitsum.

Ondanks al dit harde werken kende hij zijn gemeente van haver tot gort en besteedde aan zijn gemeenteleden alle aandacht. Wagenaar schreef in ‘Een wandel met God’ over een avondmaalsviering in het kleine kerkje van Reitsum, dat in die tijd nog niet verbouwd was (maar later tot tweemaal toe moest worden uitgebreid). Omdat de kerk tot de nok toe gevuld was met dorstigen naar het Woord, was er geen ruimte voor het plaatsen van de gebruikelijke avondmaalstafels voorin de kerk. Normaliter zaten de gemeenteleden daar achtereenvolgens in groepjes aan aan het avondmaal. Daarom ging ds. Ploos zelf met brood en beker de kerk door, bij de mensen langs, en ‘voor elk die hij de teekenen van ’s Heeren dood uitreikte, had hij een afzonderlijk woord tot bemoediging’.

Soms had ook de predikant zelf bemoediging nodig. Eens sprak hij in een ‘modern’ (c.q. vrijzinnig) dorp, waar de bevolking erg vijandig was en de ramen van de herberg, waar ds. Ploos sprak, ingooide. De herbergier sloeg de angst om het hart en durfde de predikant ’s nachts geen onderdak te verlenen, bang als hij was dat er ongeregeldheden zouden uitbreken. Een van de toehoorders die avond, ‘een arme oude broeder’, nodigde ‘Vader Ploos’ echter die nacht bij zich in huis en verleende hem onderdak. ‘Het was alsof ik een engel heb geherbergd’, zei hij later.

De Friesche Vereeniging van Gereformeerde Predikanten.

De Heraut, april 1883.

In 1883 werd in Amsterdam de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’ gehouden, op instigatie van dr. A. Kuyper (1837-1920). Vanuit de hervormde gemeente van Reitsum waren volgens de presentielijst drie gecommitteerde (afgevaardigde) kerkenraadsleden aanwezig: ds. Ploos van Amstel en de ouderlingen A. Eijgenraam en M. de Jong. Men sprak over de bezwaren die men had tegen de nieuwe proponentsformule, die door de hervormde synode was voorgesteld. Aanstaande predikanten zouden bij hun aanstelling dan beloven dat zij instemden met de Drie Formulieren van Enigheid (de drie belijdenisgeschriften) ‘voor zover’ die met de Heilige Schrift overeenstemden. Dat gaf aan de predikanten ruime vrijheid voor een eigen interpretatie van de belijdenisgeschriften.

De organisatoren en de bezoekers van de conferentie keken daar heel anders tegen aan. Zij stonden op het standpunt dat predikanten zich aan de Belijdenisgeschriften moesten houden OMDAT zij met de Heilige Schrift overeenstemden.

In Sneek was op 14 april 1885 als gevolg daarvan de ‘Friesche Gereformeerde Predikantenvereeniging’ in de hervormde kerk opgericht, waarin ds. E.C. Gravemeijer van Oosthem, dr. L.H. Wagenaar van Heeg (voorzitter), ds. J.J.A. Ploos van Amstel (secretaris) van Reitsum, en ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) van Kollum een belangrijke rol speelden.

Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) van Heeg.

De aanleiding tot de oprichting van de predikantenvereniging waren de moeilijkheden die Friese hervormde gemeenten ontmoetten om de op de Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden gemaakte afspraken na te leven (zo was in Heeg bijvoorbeeld besloten alleen nog predikanten te beroepen die de Drie Formulieren van Enigheid zonder reserves ondertekenden). Dat men in de Predikantenvereniging de kerkelijke strijd, die zich op dat moment in Amsterdam aftekende, ingespannen volgde spreekt vanzelf. In Amsterdam stelde de meerderheid van de kerkenraad zich te weer tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk en tegen de grote macht van de synode, die ten koste ging van de plaatselijke kerken.

Reitsum gaat in Doleantie.

Ook ds. Ploos van Amstel volgde de gebeurtenissen in Amsterdam op de voet. En toen in ’s Lands hoofdstad in januari 1886 tachtig kerkenraadsleden werden geschorst, wist ds. Ploos wat hem te doen stond.  Ook de kerkenraad had grote moeite met de ontwikkelingen in de hervormde kerk. Daarom had de kerkenraad, net als in Heeg,  met instemming van de gemeenteleden, al in 1884 afgesproken dat bij een eventuele predikantsvacature alleen predikanten beroepen zouden worden ‘die stonden op de bodem der belijdenis’. In Kootwijk had de kerkenraad op 2 februari 1886 zelfs al besloten de hervormde kerk te verlaten! Zij werd de eerste Doleantiekerk. Op 4 februari deed de hervormde gemeente van Voorthuizen hetzelfde.

Hoe dan ook, kort daarop, op 10 februari 1886, vond weer een vergadering plaats van de Friese Predikantenvereniging, die gehouden werd in het Christelijk Militair Tehuis te Leeuwarden. Ook ds. Ploos van Amstel woonde die als secretaris uiteraard bij. Daar deelde hij de verzamelde predikanten tot hun verbijstering mee dat de kerkenraad van Reitsum de avond daarvoor, op 9 februari 1886, besloten had de hervormde kerk te verlaten en in Doleantie te gaan. Allen reageerden geschokt, behalve dr. G.H. van Kasteel, predikant van Kollum, medebestuurslid van de Predikantenvereniging; hij feliciteerde ds. Ploos en zijn kerkenraad met het besluit.

Ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) van Kollum.

De vergadering van de predikanten duurde toen niet lang meer. De vereniging zelf hield op te bestaan, ze kwam nooit meer bijeen. Enkele van de leden zijn later met de Doleantie in hun eigen woonplaats meegegaan, de meesten bleven echter trouw aan de hervormde kerk.

De kerkenraad van Reitsum had in 1885 wel vaker over de kerkelijke moeilijkheden gesproken. Men moest daar niets hebben van de vrijzinnigheid die hand over hand leek toe te nemen; men wilde af van het centralistische synodebestuur. Ds. Ploos van Amstel was er in zijn hart van overtuigd dat de hervormde kerk verlaten de enige mogelijkheid was, maar ouderling Pieter Reitsma, steunpilaar van de dominee, had telkens gezegd dat hij ‘gjin ljocht seach’, dat hij het niet zag zitten om de kerk te verlaten.

Maar toen in januari 1886 de Amsterdamse kerkenraad voor een groot deel was geschorst, was Reitsma als een blad aan de boom omgedraaid: ‘It moat nou wêze!’, nu moet het gebeuren. En zo was de kerkenraad – even orthodox als de plaatselijke hervormde gemeente – op 8 februari tot die keuze gekomen. Ook de kerkvoogden verklaarden zich akkoord.

Natuurlijk was eerst de gemeente gehoord. Op 9 februari 1886 kwamen tweeëntwintig van de dertig stemgerechtigde lidmaten bijeen in de kerk, waar ds. Ploos van Amstel uitlegde hoezeer de hervormde kerk in verval geraakt was: “Het ongeloof wordt vrij gepredikt; het wordt niet gekeerd, maar vrij in gelaten in de kerken. Ieder kan tot lidmaat worden aangenomen, zooals te Amsterdam. De toestand is onschriftmatig, goddeloos, onhoudbaar en geeft aanleiding tot veel twist en verdeeldheid. Predikanten moeten telkens handelen tegen plicht en geweten. Hoogere besturen treden tusschenbeide waar men de gemeente wil houden bij Gods Woord, zooals in Amsterdam. Zulk een toestand te bestendigen is zonde aan God”.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) stond van 1876 tot zijn overlijden in 1895  voor de tweede keer in de kerk van Reitsum, vanaf 1886 als (Nederduitsch) gereformeerd predikant.

De predikant stelde toen namens de kerkenraad voor het hervormde kerkverband te verlaten. Hij waarschuwde: ‘Men mag om de kerkelijke goederen te kunnen verliezen geen leugenachtige toestand bestendigen!’ Met andere woorden: het kerkgebouw verliezen mag ons niet afhouden van waartoe we verplicht zijn. Met algemene stemmen gingen de aanwezigen er mee akkoord.

Maar er waren natuurlijk ook lidmaten niet aanwezig,. Vandaar dat kort daarop twee intekenlijsten in het dorp rondgingen, zodat alle gemeenteleden konden meestemmen. Op de ene kon men tekenen als men het besluit van de kerkenraad goedkeurde, op de andere als men bij de hervormde kerk wilde blijven.

De tweede lijst bleef onbeschreven. Op de eerste lijst tekenden alle mannelijke en vrouwelijke belijdende leden op één na, en bovendien tekenden daarop achtennegentig meerderjarige doopleden en vijfenveertig ouders met samen 147 kinderen. Twee gezinnen in Genum, en een gezin in Lichtaard, verklaarden zich tegen het kerkenraadsbesluit en bleven hervormd. In alle drie dorpen woonde toen elk nog één hervormd gezin.

Ds. W.J. de Wilde (1894-1961), die van 1925 tot 1929 hervormd predikant in Reitsum was, had later kritiek op de gang van zaken. Hij had gehoord dat de mensen niet eens wisten waar ze voor of tegen stemden. Dat lijkt niet erg aannemelijk: de meeste belijdende leden waren immers op de voorlichtingsvergadering aanwezig geweest, waar ook het besluit viel. Dat alles zal ongetwijfeld in het dorp goed zijn doorverteld aan de anderen.

Een schrijven aan de koning.

Een oude uitgave van de Dordtse Kerkorde.

De koning werd op de hoogte gesteld van Reitsums losmaking uit het kerkverband met de mededeling dat de gemeente van Reitsum het in 1816 door de overheid aan de kerk opgedrongen Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk had afgeschaft en dat men wederom kracht en geldigheid had verleend aan de Dordtse Kerkorde van 1618-1619. Natuurlijk werden ook de kerkelijke besturen op de hoogte gesteld. Aan de Algemeene Synode schreef de kerkenraad: “Naardien de gemeente stond voor de keuze óf de gehoorzaamheid aan Gods Woord te laten varen, óf de gehoorzaamheid aan de reglementen, zoo heeft zij tot het laatste besloten”. Alle brieven waren ondertekend door de kerkenraadsleden ds. Ploos van Amstel, Pieter Reitsma, J.T. Bakker, Pier Reitsma, R.P. van Steevoorn, P.W. Damsma en R.P. Reitsma.

> Naar deel 2

© 2020. GereformeerdeKerken.info