De Gereformeerde Kerk te Stadskanaal (1835-2008) – 2

De Doleantie.

( < Naar deel 1 ) – De Doleantie van 1886 stelde hier weinig voor. In dat jaar scheidde en groep rechtzinnige hervormden zich af van de Hervormde Kerk, omdat zij vonden dat er te veel leervrijheid was in de kerk.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) was de landelijke ‘leider’ van de Doleantie.

Leden van deze groep noemden zich Dolerenden, d.w.z.  dat zij leden onder de slechte situatie in de Hervormde Kerk. Het motief om de kerk te verlaten was meer op dogmatische dan op gevoelsmatige motieven gebaseerd. In 1892 werd besloten dat de Christelijke Gereformeerde Kerk (voortzetting van de Christelijke Afgescheidene Gemeenten) zou samengaan met de Dolerenden. Het nieuwe kerkgenootschap noemde zich De Gereformeerde Kerken in Nederland. Een aantal gemeenten van beide samengaande kerkgenootschappen deed niet mee.

Vanwege de piëtistische inslag van de gemeente in Stadskanaal stelde de Doleantie hier niet veel voor. Het besluit om mee te gaan met de nieuwe verenigde kerk werd dan ook na enige aarzeling genomen. Velen vonden dat de kerken van de Doleantie niet bevindelijk genoeg waren. Slechts één gezin ging over van de Hervormde Gemeente naar de nieuwe Gereformeerde Kerk.

Bouw van een nieuwe kerk.

Allang was het oude kerkje te klein en te bouwvallig. Vanaf 1905 begon men te spreken over de bouw van een nieuwe kerk. Aanleiding was een gift van vijftig gulden door een gemeentelid, met de toevoeging “voor een nieuwe kerk en een nieuwe pastorie”. Het benodigde beginkapitaal werd geschat op 15 à 20.000 gulden. De oude kerk moest worden afgebroken en van dat materiaal kon een consistorie worden gebouwd. De nieuwe kerk zou gebouwd moeten worden naar het voorbeeld van die van Oude Pekela of Winschoten. Er werd een begin gemaakt met een intekenlijst. De intekenaren werd gevraagd het toegezegde bedrag in vijf jaar te voldoen. In 1906 werd als voorbeeld de kerk van Winschoten gekozen. De bouwcommissie vroeg architect Linzel om een begroting te maken. Hij werd de architect van het nieuwe kerkgebouw. Een rondgang in de gemeente verliep teleurstellend. Toch werd na een matig bezochte gemeentevergadering in augustus 1907 besloten om tot de bouw van een nieuwe kerk over te gaan.

Architect R. Bolt.

De aanbesteding vond plaats op dinsdag 28 april 1908 in Hotel Brouwer. De bouw werd gegund aan de fa. Bolt en Meijering. De nieuwe kerk kreeg centrale verwarming. De totale kosten van de bouw bedroegen zo’n 22.000 gulden, inclusief bijgebouwen. Voor het zalencentrum werd de naam   “Eendracht” gekozen (voor het eerst zo genoemd in december 1908).

Er werden paardenstallen gebouwd voor mensen, die met de koets naar de kerk kwamen. Tijdens de bouw van de nieuwe kerk werd gekerkt in Hotel Brouwer aan de Handelsstraat, dat is de plaats waar nu de winkel van hobbyzaak H en R is. De feestelijke inwijding vond plaats op donderdagmiddag 11 februari 1909, dus de bouw werd in zeer korte tijd voltooid. De predikanten van de andere kerkgenootschappen waren hierbij aanwezig. Maar in 1912  werd een uitnodiging van de Hervormde Gemeente Nieuw Stadskanaal (Oosterkade), om aanwezig te zijn bij  de herdenking van het 50-jarig bestaan van deze gemeente, afgeslagen.

De bouw van de Poststraatkerk.

Tot 1920 was er nog geen orgel. Eerst werd geprobeerd een orgel in Duitsland te kopen. Uiteindelijk werd gekozen voor het orgel van de (Christelijke) Gereformeerde Gemeente aan de Nieuwe Ebbingestraat in Groningen.

Ds. Heida en het ontstaan van  de Gereformeerde Kerk te Stadskanaal-Pekelderweg.

In 1912 kwam ds. Homme Jeep Heida (1875-1964) naar Stadskanaal, een echte Friese doorzetter. Hij  leidde de gemeente van 1912 tot 1920. De oude pastorie was te bouwvallig geworden. Enkele wensen van de nieuwe predikant werden meegenomen, bijvoorbeeld een extra slaapkamer boven de keuken. De nieuwe predikantswoning kwam gereed in 1912.

Ds. H.J. Heida (1875-1964).

Ds. Heida was een sterke persoonlijkheid. Hij nam het initiatief tot de oprichting van verschillende christelijke scholen in Stadskanaal waaronder de christelijke HBS in 1919, samen met zijn hervormde collega ds. Van der Vlugt. Als het echt moest, werd er wel samengewerkt met andere christelijke kerken.

Inmiddels werd allang de grote afstand van het noordelijke gedeelte van Stadskanaal tot de kerk aan de Poststraat bezwaarlijk gevonden. Daar waren voldoende gemeenteleden komen wonen om de oprichting van een zelfstandige gemeente mogelijk te maken. Daarom nam de nieuwe dominee samen met enkele actieve kerkleden in het Wildervankster deel van Stadskanaal het initiatief tot de oprichting van de Gereformeerde Kerk van Stadskanaal-Pekelderweg, die heeft bestaan van 1919-1980.

Een oude foto van het kerkgebouwtje van de Gereformeerde Kerk te Stadskanaal-Pekelderweg.

Ook in deze periode werden in de kerkenraad weer veel pekelzonden besproken. Een kerkenraadslid werd betrapt op het ontvreemden van geld uit de offerbussen en moest aftreden. Veel jonge leden waren afwezig in verband met de mobilisatie tijdens de Eerste Wereldoorlog. In die tijd kon de kerkenraad moeilijk voldoende kandidaten vinden voor het stellen van dubbeltallen voor de verkiezing van ambtsdragers. Het prominente kerklid  burgemeester Van Sevenhoven stelde voor om de gemeente in de gelegenheid te stellen zelf met namen van kandidaat-kerkenraadsleden te komen, maar dat voorstel werd afgewezen. De kerkenraad wilde zelf de teugels vast in de hand houden.

Een echte gereformeerde kerk.

De Poststraatkerk met de oude pastorie (rechts) omstreeks 1910.

In de jaren ’20 leidde ds. Pieter Bos (1870-1935) de gemeente. Hij diende de gemeente van 1921 tot 1931. Hij was evenals zijn voorganger voorzitter van het bestuur van de Chr. HBS.  De laatste jaren van zijn ambtstermijn was hij veel ziek en ging met vervroegd emeritaat. In 1926 werd de kerk van binnen geschilderd.

Net als aan de noordkant van de gemeente  vonden de leden die meer naar het zuiden woonden, bij de Eerste en Tweede Afdraai, de afstand tot de kerk te groot en drongen al jarenlang aan op kerkdiensten in de buurt. Daarom werd in 1927 gebouw “Jachin” aan de Ceresstraat in gebruik genomen. Elke zondag om 5 uur was daar dienst. Dit gebouwtje werd gehuurd  van de fam. Noorlag, houthandelaar aan de Oosterstraat.

Gebouw ‘Jachin’ aan de Ceresstraat.

Ook nu weer reageerde de kerkenraad op tal van kleine “vergrijpen”. In 1934 demonstreerden meisjes tijdens een sportfeest op het sportterrein in Stadskanaal (gem. Wildervank) in badpak. De pastoor van de rooms-katholieke parochie vond dit te ver gaan en protesteerde bij de gemeente Wildervank. Hij vroeg om adhesie bij andere kerkgenootschappen waaronder de Gereformeerde Kerk van Stadskanaal. Deze sloot zich bij het protest aan.

In 1934 werd voorgesteld om te protesteren tegen de Jodenvervolging in Duitsland. Dit voorstel behaalde slechts een nipte meerderheid.

De Poststraatkerk met de nieuwe pastorie, die in 1912 gereed kwam.

Toch groeide de gemeente. De banken op de galerij kregen  in 1937 uittrekbankjes om bij een grote opkomst meer mensen een zitplaats te bieden.  Op grond daarvan ontving de kerkelijke gemeente een brief van de burgerlijke gemeente Onstwedde met het verzoek om iets te doen aan de brandveiligheid. Door de uittrekbankjes was het nog moeilijker om bij brand  het gebouw snel te ontruimen. Daarom werd in 1938 een raam aan de linker achterzijde (gerekend  vanuit de hoofdingang van de kerk) verwijderd. Daar kwam een deur en een buitentrap als vluchtweg voor mensen op de galerij in geval van brand.

Ds. W. van der Heide (1899-1964).

De gemeente werd zo groot dat gesproken werd over het beroepen van een tweede predikant. Tussen 1932 en 1937 diende ds. Wieger van der Heide (1899-1964) deze gemeente. Hij was de dominee, die protesteerde tegen de badpakken, maar in het jaar van zijn afscheid in 1937 deden maar liefst 47 jonge mensen belijdenis van hun geloof. Het verenigingsleven bloeide volop. Er waren verschillende vrouwenverenigingen, zelfs een mannenvereniging met de naam “Onderzoekt de Schriften” en diverse jongens- en meisjesverenigingen. Strikt gescheiden allemaal!  Een jongelingsvereniging heette: “De Heere is mijn banier” en een meisjesvereniging  noemde zich “Niet in eigen kracht”.

In 1938 werd ds. Hendrik Zandbergen (1901-1989) uit Drachten beroepen. In die tijd waren er klachten over rumoerige jongeren op de galerij.  Daarom werd besloten dat kinderen onder de 16 jaar zonder begeleiding van een ouder geen toegang kregen tot de galerij. In die tijd was er ook ergernis over hangjongeren bij de kerk na afloop van de dienst.

Ds. H. Zandbergen (1901-1989).

Tijdens zijn ambtsperiode begon de bezetting van ons land met diepgaande gevolgen, ook voor de gemeenschap van de Gereformeerde Kerk van Stadskanaal.

De bezettingstijd.

Tijdens de bezettingstijd waren veel jonge mannen niet in de kerk aanwezig om de Arbeidsdienst in Duitsland te ontgaan, of omdat ze aan verzetsactiviteiten deden. Enkelen werden vanwege verzetshandelingen ter dood gebracht. Cornelis Hoving, docent lichamelijke opvoeding aan de Chr. HBS, en Gerrit van der Tuuk, docent wiskunde aan dezelfde school en organist in de kerk, gaven hun leven voor de vrijheid.

JV’s  en MV’s werden in de loop van de tijd verboden in het kader van de “gelijkschakeling” door de bezettende macht. De kerkenraad besloot in september 1942 de jeugd vanaf vijftien jaar in vier grote groepen te verdelen om greep op de jeugd te houden. Op 9 april 1945 moest de kerkenraadsvergadering korte tijd onderbroken worden wegens geallieerd mitrailleurvuur, maar iedereen bleef gelukkig gespaard; dat was tijdens de bevrijding van Stadskanaal. Het verslag van de vergadering vertelt hierover het volgende: “Tijdens deze beginhandelingen worden we ernstig gestoord door zwaar mitrailleurvuur van geallieerde beschietingsvliegtuigen, dat ons dekking doet zoeken in de gang tussen het vergaderlokaal en het kerkgebouw. Gelukkig blijven wij allen gespaard en overkomt ons geen enkel letsel”. De oorlog kwam zo wel erg dichtbij.

De Poststraatkerk.

Gedurende deze periode werd een groep Rotterdamse kinderen opgevangen door tussenkomst van de Centrale Commissie voor Kinderuitzending van Gereformeerde Diaconieën in Nederland. In 1942  waren hier in de zomer vijfentwintig, en in 1943 eenenveertig kinderen. Door bemiddeling van huisarts Prins uit Rotterdam, afkomstig uit Nieuw-Buinen, kwamen in de winter van 1945 nog weer kinderen naar Stadskanaal. Vermeldenswaard is de zware heenreis van een groep van zesentwintig kinderen begin februari 1945 van Rotterdam naar Stadskanaal. Dat was een barre tocht. Deze groep bleef noodgedwongen drieëntwintig weken in Stadskanaal en ging enige maanden na de bevrijding pas terug.

Als dank kreeg onze kerkelijke gemeente na de oorlog een doopvont en een voorzittershamer  van ebbenhout en ivoor aangeboden door de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Delfshaven. Meer hierover is te vinden in het boek van Bert Willering “Rotterdammertjes in Stadskanaal. Kinderen in de hongerwinter 1944-1945”.

De Vrijmaking (1944).

Prof. dr. K. Schilder proclameerde de Vrijmaking tijdens de zgn. Vrijmakingsvergadering op 11 augustus 1944  in Den Haag.

In de zomer van 1944 brak midden in de bezettingstijd een conflict uit in de Gereformeerden Kerken over de betekenis van de doop en over het gezag van de synode; kan de synode voorschrijven hoe er over bepaalde zaken gedacht moest worden of niet? In augustus 1944 werd prof K. Schilder (1890-1952) uit Kampen geschorst omdat hij zich niet kon verenigen met een besluit van de synode ten aanzien van de opvatting over de doop. Hij was het er niet mee eens dat de synode voorschreef hoe je over de doop moest denken en daarom  maakte hij zich vrij van het juk van de synode. Enkele gemeenteleden waren het eens met prof. Schilder, maar ds. Zandbergen steunde het synodebesluit.

Vooral ouderling Ploeg bleef zich verzetten. Diverse malen werd de dissidente kerkenraadsleden de gelegenheid gegeven om op hun bezwaren terug te komen, maar dan moesten ze zich wel schikken naar de wil van de meerderheid van de kerkenraad. Op 14 november 1944 werd een gezamenlijke vergadering gehouden van de kerkenraden van Stadskanaal en Pekelderweg.

Ds. Praamsma – net predikant in Stadskanaal – schreef eind 1944 een twaalf pagina’s tellende brochure over de opvattingen van dr. Schilder.

Een groep diende het voorstel in om de synodebesluiten te veroordelen en het verband van de Gereformeerde Kerken te verlaten. Dit voorstel werd verworpen. Een paar dagen later werd broeder Ploeg geschorst. Op vrijdag 17 november 1944 was de Vrijmaking in Stadskanaal een feit. Ds. Zandbergen merkte op dat de scheuring absoluut onnodig was, omdat hij dogmatisch voor 99% op één lijn zat met broeder Ploeg. Ongeveer honderdvijftig leden verlieten  de kerk, ± 10% van het ledenaantal.

De diensten van de vrijgemaakten vonden in de eerste periode plaats in de oude synagoge (tot juli 1945) na verkregen toestemming van het gemeentebestuur. Door de wegvoering van bijna alle Joden stond het bedehuis leeg. Banken werden met toestemming van de wethouder uit het plantsoen gehaald. Strobalen werden gebruikt als preekstoel.  Na de oorlog werd  de toestemming om gebruik te maken van de voormalige synagoge ingetrokken. De vrijgemaakten vonden toen een voorlopig onderkomen in het gymnastieklokaal van de christelijke HBS aan de Stationslaan.

Het interieur van de Poststraatkerk begin jaren ’40.

De eerste decennia na de oorlog.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was er een rijk verenigingsleven met diverse jongens- en meisjesclubs, mannen- en vrouwenverenigingen zoals vóór de oorlog. Vrouwenverenigingen bleven het langst bestaan. De vrouwenvereniging Rhode bestaat nog steeds, en de vrouwenvereniging Eunice heeft zich in 2017 opgeheven wegens veroudering van het ledenbestand.

Naast de Poststraatkerk waren er diensten in “Jachin” aan de Ceresstraat. De kerk kocht dit gebouwtje van de  fam. Noorlag in 1963, maar verkocht het in 1967 weer aan de Vrije Evangelische Gemeente in Musselkanaal. Nog tot 1970 heeft de Gereformeerde Kerk dit pand gehuurd en werden er diensten gehouden.

Hier wordt Salem in 1955 van Drouwenermond verscheept naar Gasselternijveeen.

Salem.

Aan de Drouwenermond op de hoek van de Drouwenerkade en de Spoorstraat (nu woonflat De Rail) stond het gebouwtje ‘Salem’ bestemd voor evangelisatie (vanaf 1941 in bezit van de kerkelijke gemeente), maar er werd ook zondagsschool gehouden en er vergaderden jongens- en meisjesverenigingen. Men probeerde  eveneens buitenkerkelijke jongens en meisjes  te interesseren voor deze verenigingen. Vóór de  pauze werd een Bijbelverhaal verteld. Na de pauze gingen de jongens spelletjes doen en de meisjes handwerken. Niemand stelde dit rollenpatroon ter discussie. In Salem was destijds de christelijke bibliotheek ondergebracht, die later fuseerde met de algemene bibliotheek tot wat nu de algemene leeszaal is. Later werd deze bibliotheek verplaatst naar ‘Eendracht’. Salem was korte tijd in gebruik bij de Christelijk Gereformeerde Kerk, maar die gemeente  had al snel een eigen kerkgebouw. In 1955 werd het gebouwtje aangekocht door de Gereformeerde Kerk van Gasselternijveen en per boot van de Drouwenermond daar naar toe gevaren. Deze gebeurtenis trok veel bekijks.

Dr. L. Praamsma (1910-1984) en mevrouw P.J. Praamsma-Vlietstra (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Ondertussen groeide het aantal leden van 1.500 in 1950 tot 2.500 in 1970. Al vanaf 1944 waren er twee predikanten: naast ds. Hendrikus Zandbergen ds. Louis Praamsma (1910-1984)  tot 1948. Hij was erg geleerd. Hij promoveerde in 1945 aan de Vrije Universiteit op een proefschrift over “Abraham Kuyper (1837-1920) als kerkhistoricus”. Verder schreef hij een lijvig boek over de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken met als titel “Het Dwaze Gods”. Hij vertrok in 1948.

Enkele notabelen hadden veel invloed, zoals  de eigenaar van een kledingzaak Grietinus Zwartsenberg (1889-1980), en aardappelhandelaar Erzo Luttmer  (1915-2002), de latere directeur van Slavenburgs Bank, getrouwd met de dochter van burgemeester Bergmeijer van Onstwedde. Zij waren bekende  ondernemers van gereformeerden huize in de Kanaalstreek.

Andere belangrijke figuren in het kerkelijk leven in die periode waren Doeko Moorlag (1922-1988)  en Hiske Hilgenga (1915-2003). Moorlag was boer en woonde aan de Hoofdstraat 119, waar nu de dansschool van Gossen is. Zijn dochter trouwde met ds. IJzerman uit Delfshaven. Deze predikant ging enkele decennia geleden regelmatig in de Poststraatkerk voor. Hilgenga woonde aan de Drouwenermond en was naast kerkenraadslid ook voor een bepaalde periode wethouder in de gemeente Borger. In die tijd waren er enkele scriba’s die zeer vaardig waren met de pen. De notulenboeken laten hele stukken foutloos Nederlands zien zonder enige doorhaling. Al in de bezettingstijd vervulde de heer Van Woerden, leraar Frans aan de christelijke ULO, deze functie en later nam de heer dr. H.H. Kievits, leraar klassieke talen aan het Ubbo Emmius Lyceum, deze taak op zich.

Het orgel van de Poststraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Jarenlang nam het kostersgezin Kruiter een prominente plaats in. Het echtpaar en hun kinderen zaten op de voorste bank in het rechter vak gezien vanaf de preekstoel. Het gezin Kruiter woonde in de kosterswoning, vast gebouwd aan zalencentrum ‘Eendracht’. Als er dopen was, wachtte de draagster met de baby zolang in de mooie kamer van de fam. Kruiter tot het moment waarop het kind gedoopt zou worden en naar binnen gebracht kon worden. Het hele gezin werd ingezet om op zondagmorgen de kerk warm te krijgen en ervoor te zorgen dat alles klaar was voor de dienst. Het water voor de centrale verwarming moest warm gestookt worden met turf en steenkool. Al op zaterdag was het voor het gezin Kruiter ‘Alle hens aan dek’. Ook nu is het kosterschap een zwaar beroep, maar niet te vergelijken met de situatie van vroeger.

In die tijd was er geen ruimte voor polarisatie. Dat was in die tijd heel gewoon in de Gereformeerde Kerken. De Vrijmaking had de kerkleden bang gemaakt voor scheuringen.

Door de week konden gereformeerden aardig goed overweg met andersdenkenden, maar op zondag ging iedereen zonder anderen te groeten naar de eigen kerk. De sociale controle was sterk. In de notulen werden tot 1953 herhaaldelijk namen van gemeenteleden genoemd, die vermaand moesten worden. Zo werd in de kerkenraad aan de orde gesteld dat politiecommissaris C. van Dusseldorp actief was voor de padvindersvereniging. Dat was toch niet passend voor een gereformeerde om zich met zo’n niet-kerkelijke vereniging in te laten. Maar opeens verdween de behandeling van tuchtgevallen uit de notulenboeken. In 1952 was er een financieel tekort. Broeder J. Tipker Kzn (1920-1997) uit Eerste Exloërmond schreef hierover een brief aan de gemeente. Hij wist wel de oorzaak. Er was samenwerking gezocht met de baptisten!

Ds. A.H. Piersma (1899-1967).

Ds. Alderus Hendrikus Piersma (1899-1967) diende de gemeente van 1948 tot 1956. Hij is veel ziek geweest en ging met vervroegd emeritaat. Hij was een wat vormelijke man met een galmende preekstem. In diezelfde periode (1950 tot 1953) werkte ds. Lucas Gerard Pleijsant (1922-2005) in onze gemeente. Hij was betrokken bij de CEFA (Christelijke Filmactie), die door vertoning van  films met een christelijke strekking de gereformeerde jeugd uit de bioscopen moest houden. Ds. W. Stuursma  (1919-2010) diende de gemeente van 1958 tot 1963.

Ds. W. Stuursma (1919-2010).

Rond 1960 begonnen de eerste tekenen van een mentaliteitsverandering zichtbaar te worden. Kenmerkend voor de losser wordende stijl was een weekend voor de jeugd in Noordlaren. Het 25-jarig bestaan van de GJV werd uitgebreid gevierd met een optocht met de fanfare voorop. Dat was in 1959. Ds. Gerd Schrovenwever (1906-2001) was afkomstig uit de Graafschap Bentheim. Dat was te horen aan zijn Duitse accent. Hij stond in deze gemeente van 1954 tot 1971. Hij was een harde werker. Vanaf 1968 stond hij alleen voor een gemeente van meer dan 2.000 leden en in die tijd was driekwart van de classis vacant. Dus moest hij vaak optreden als consulent. Nooit werd tevergeefs een beroep gedaan op ds. Schrovenwever.

Verbouwing  van ‘Eendracht’ in 1952 en 1953.

Hoe ‘Eendracht’ er uitzag.

Oorspronkelijk had ‘Eendracht’ één grote vergaderzaal zonder toneel. Deze zaal kon door een schuifwand veranderd worden in twee zalen. Links ervan was een schuur met paardenstallen, zeer eenvoudige toiletten (waterplaatsen voor de mannen) en een kosterswoning.

In 1953 werden de beide vergaderzalen samengevoegd, er kwam een toneel (vroeger taboe in gereformeerde kring) en de schuur werd afgebroken en in plaats daarvan kwam daar ook een kleinere vergaderzaal met modernere toiletten. Oorspronkelijk werd een openbare lagere school (die stond op de hoek Beneluxlaan-Hoofdstraat) aangekocht, maar daar mocht volgens het bestemmingsplan van de gemeente geen verenigingsgebouw komen. Veel van het materiaal werd gebruikt bij de bouw van de nieuwe Eendracht. Architect Jan Groof maakte de tekeningen voor de verbouwing en aannemer Nijhof voerde het werk uit. Veel oud materiaal van de school werd met behulp van vrijwilligers van de vroegere school naar ‘Eendracht’ vervoerd. Het elektriciteitsbedrijf P. Huizinga legde de elektrische leidingen aan en schonk als dank een elektrische klok. De kosterswoning bleef bestaan.

Aanpassingen van de kerkzaal in 1956.

Het interieur na de aanpassingen in 1956.

De balustraden van de galerij werden bedekt met board. Dat was toen mode. Tevens werd de kerk van binnen geschilderd in zachte kleuren. Aan de rechter achterkant gezien vanaf de ingang van de kerk werden de zijramen dichtgemetseld, zodat het geheel weer symmetrisch werd, want in de jaren dertig was een zijraam links verwijderd (zie hiervoor). De ramen achter het orgel werden ook dichtgemetseld want daardoor lekte water naar binnen en dat vormde een bedreiging voor het orgel. Aan de voorkant van de galerij werd de klok aangebracht, geschonken door Huizinga. Tijdens de werkzaamheden werden de kerkdiensten in ‘Eendracht’ gehouden.

Naar deel 3 >

© 2019. J. Wilpshaar. Stadskanaal