De Gereformeerde Kerk te Sexbierum (2)

Ds. P. Medema (van 1859 tot 1865).

( < Naar deel 1 ) – Ds. Amsing had nog maar nauwelijks de hielen gelicht  naar Alblasserdam, of zijn opvolger stond klaar om de preekstoel in het kerkje aan het Achterom te bezetten.

De kerkschuur aan het Achterom.

Het was de toen 30-jarige kandidaat P. Medema (1829-1894), die op 30 oktober 1859 intrede deed en zich in de ongeveer zes jaar, dat hij aan de gemeente van Sexbierum verbonden was, zeer geliefd gemaakt heeft.

Tijdens zijn ambtsperiode werd in 1860 de eerste koster benoemd met een jaarsalaris van fl. 15. Deze had niet alleen tot taak de kerk schoon te houden maar ook te zorgen dat tijdens de kerkdienst ‘in en buiten de kerk geen baldadigheid plaats had’.

De christelijke school opgericht (1863).

De christelijke school, die in 1863 in gebruik genomen werd.

In 1863 werd in Sexbierum de christelijke school opgericht, waarin hervormden en gereformeerden samenwerkten (de eerstgenoemden hadden in het bestuur de meerderheid). Aanvankelijk ging het goed. Meester J.C. de Puy (1835-1924) was benoemd tot hoofdonderwijzer en hield dat vol tot 1891; hij kon goed orgelspelen en was tot in de finesses op de hoogte met de muziektheorie, want hij had aan de Koninklijke Muziekschool in Den Haag gestudeerd. De rust op school zou echter in 1896 verstoord worden; daarop komen we nader terug.

Ds. P.I. van Smeden (in 1866 en 1867).

Toen ds. Medema naar Sliedrecht afgereisd was zette de kerkenraad alle zeilen bij om een nieuwe predikant te zoeken. Het werd ds. P.I. van Smeden (1826-1871) van het Friese Blija, die op 9 december 1866 intrede deed. Hij had jaren daarvoor zélf alle zeilen bijgezet om van grutter dominee te worden, waartoe hij werd onderwezen door ds. K.J. Pieters (1821-1879) van Franeker. De kerk was te klein om alle belangstellenden voor de bevestigings- en intredediensten te bevatten; zelfs ‘het Edelachtbare Bestuur onzer Grietenij’ woonde de dienst bij! Ds. Van Smeden werd in het ambt bevestigd door consulent ds. K.J. Pieters  (van ds. Van Smeden is geen foto bekend).

Ds. K.J. Pieters (1821-1879) bevestigde ds. Van Smeden in het ambt.

De nieuwe dominee hield zijn intredepreek uit Efeziërs 6 vers 19 (“En [bid] voor mij, opdat mij het woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelies bekend te maken“). Ds. Van Smeden bleef niet lang. ‘Was het omdat men hem te veel vergeleek met zijn voorganger ds. Medema, die in Sexbierum zo in de smaak gevallen was?’ We weten het niet, want ‘hier vertoont onze kerkelijke verslaggeving helaas een onderbreking’; de notulen van die tijd (tot 1874) ontbreken namelijk. Maar in ieder geval nam de predikant nog geen jaar na zijn intrede al op 6 oktober 1867 afscheid en vertrok naar de kerk van Oud-Loosdrecht. Daar stond hij ongeveer vier jaar.

Wéér Ds. P. Medema (van 1868 tot 1877).

Na het snelle vertrek van ds. Van Smeden kon de gemeente slechts de naam van één dominee bedenken om te beroepen: de voorlaatste predikant, de zo geliefde ds. P. Medema, die het kennelijk in Sliedrecht niet zo goed naar zijn zin had als hij het in Sexbierum had gehad. Want de predikant nam het beroep naar Sexbierum meteen aan en deed op 9 augustus 1868, iets meer dan drie jaar na zijn vertrek, opnieuw intrede in Sexbierum.

“Christelijke Gereformeerde Gemeente te Sexbierum” (1869).

In juni 1869 veranderde de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Sexbierum vanwege een landelijke kerkfusie.

Dertig jaar eerder, rond 1838 was binnen de landelijke  Afgescheiden Kerk namelijk onenigheid ontstaan over allerlei zaken betreffende de leer, de vrijheidsaanvraag bij de overheid, de kerkregering en ‘de beleving van het geloof’. Toen ontstond het kleine kerkgenootschap ‘De Gereformeerde Kerk in Nederland’, waaraan aanvankelijk als nadere aanduiding ‘onder ’t Kruis’ werd toegevoegd.

Ds. P. Medema (1829-1894) stond twee keer in Sexbierum.

In de jaren ’50 begonnen de synodes van de twee kerkverbanden mondjesmaat, en zo nu en dan, met toenaderingspogingen, die in juni 1869 uiteindelijk tot resultaat én samengaan leidden. Besloten werd de verenigde kerken in het vervolg ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ te noemen. Een klein deel van de ‘Kruiskerken’ bleef op zichzelf staan. De gemeente van Sexbierum heette in het vervolg dus Christelijke Gereformeerde Gemeente te Sexbierum.

En verder…

Men was in Sexbierum tegen vaccinatie. Maar de wet stelde inenting verplicht als het ging om zondagsschoolbijeenkomsten. Aan evangelisatie werd  steeds meer aandacht besteed, ook buiten het dorp, maar vaccinatie wilde men beslist niet en daarom gebruikte men de truc, door de zondagsschool in het vervolg catechisatie te noemen. Een probleem was echter het krijgen van voldoende leiding voor deze zondagsschool (pardon, catechisatie). Vandaar dat de kerkenraad wilde proberen leiders te kweken vanuit de Jongelingsvereniging. Maar… er wás geen jongelingsvereniging! Dus werd die opgericht, en wel in 1876, nadat het jaar daarvoor al een mannenvereniging was opgericht.

Na 8½ jaar in Sexbierum te hebben gediend vertrok de predikant naar de kerk van Zegwaart en Zoetermeer.

Ds. J. Bakker (van 1877 tot 1882).

Ds. J. Bakker (1846-1931).

Ongeveer 3½ maand duurde de vacature na het vertrek van ds. Medema. De kerkenraad had een beroep uitgebracht op ds. J. Bakker (1846-1931) uit Broek op Langedijk, die dit aannam en al op 10 juni 1877 intrede deed. Hoewel in 1845  –  ruim dertig jaar eerder! – weliswaar bijna de helft van de gemeente naar Amerika geëmigreerd was, wat  destijds een flinke aderlating betekende, had men  desondanks de aanvankelijk gehuurde schuur aan het Achterom kunnen kopen en had de gemeente een behoorlijke groei doorgemaakt. Zozeer zelfs dat de ruimte in de kerkschuur te krap werd! De kerkgangers kwamen te dicht op elkaar te zitten. Aanvankelijk dacht de kerkenraad er over om de schuur te vergroten en te verbouwen, zodat meer kerkgangers een plaats konden vinden, maar dat plan ging niet door.

De christelijke school.

De christelijke school die in 1863 in gebruik genomen werd en waar hervormden en gereformeerden samenwerkten. De meerderheid van het bestuur was hervormd.

Ook de christelijke school kreeg aandacht. In 1878 werd afgesproken  dat leden van de Christelijke Gereformeerde Gemeente en  van de Hervormde Gemeente  langs de huizen zouden  gaan om te collecteren voor in nood verkerende christelijke scholen.

In dat jaar, 1878, was namelijk een nieuwe onderwijswet van kracht geworden, die weliswaar grote verbeteringen verplicht stelde aan de gebouwen, het personeel en de leermiddelen, maar al deze vernieuwingen kostten veel geld en de christelijke school kreeg geen subsidie, zodat de kosten voor rekening kwamen van de ouders, meestal ‘kleine luyden’.

De aanbieding van de honderdduizenden handtekeningen aan de koning (1878).

En al werd een massaal protestants Volkspetitionnement gehouden onder leiding van de Amsterdamse predikant dr. A. Kuyper (1837-1920) en de Amsterdamse hoofdonderwijzer N.M. Feringa, die honderdduizenden handtekeningen opleverde, in deftig ingebonden boeken aangeboden aan de Koning, tekende de Majesteit op 17 augustus 1878 de gevreesde onderwijswet toch. De plaatselijke comités, die het petitionnement hadden uitgevoerd, sloten zich toen landelijk aaneen tot de Unie Een School met den Bijbel (later de ‘Unie School en Evangelie’ genoemd). Afgesproken werd om jaarlijks in de week van 17 augustus de zgn. Uniecollecte te houden, waarmee behoeftige christelijke scholen geholpen konden worden.

Hoofdonderwijzer N.M. Feringa, samen met dr. A. Kuyper een van de organisatoren van het Volkspetitionnement van 1878.

Een nieuwe kerk (1879).

En juist in die tijd stond er aan de Terp 7 een huis met een grote tuin te koop voor fl. 5.350. De kerkenraad besloot het perceel met de woning te kopen. Om ideeën voor kerkbouw op te doen ondernam men een reis naar Berlikum waar de kerk bekeken werd. Ondertussen gaf de gemeenteraad een bouwvergunning af voor de kerkbouwplannen en werd de aanbesteding gehouden. De uitkomst was dat aannemer E. Kool uit Berlikum de nieuwe kerk aan de Nije Buorren (Nieuwe Buurt) voor fl. 5.680 zou bouwen. De schilder rekende fl. 450. Het was al met al een hele kostenpost, maar de pastorie aan de Nije Buorren, de schuurkerk aan het Achterom en een bijbehorend huisje, konden voor ruim fl. 4.200 worden verkocht. Een Stuiversvereniging werd opgericht om geregelde bijdragen van de gemeenteleden in te zamelen.

In 1879 werd de nieuwe kerk aan Terp 7 in gebruik genomen.

De laatste en de eerste dienst.

Ds. Bakker haalde de tekst voor zijn preek in de laatste dienst in de oude kerkschuur uit Genesis 32 vers 10: “Ik ben geringer dan al deze weldadigheden en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden.” En voor de eerste dienst in de nieuwe kerk aan de Terp – dat was in 1879 – was de tekst uit 1 Koningin 8 vers 57: “De HEERE onze God zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons niet en begeve ons niet.”

Ondanks het feit dat de kerkenraad de tucht geregeld moest toepassen in verband met overtredingen, begaan door gemeenteleden, groeide de kerk en konden de kerkvisitatoren constateren dat ‘de gemeente zich onder de dienst des leeraars op geestelijk en stoffelijk gebied mag verheugen  in bloei, en zij geniet ruime zegeningen; ook in het nieuwe kerkgebouw is een klimmende opkomst merkbaar’. Hoe groot de opkomst in de weekdienst was, die in 1881 werd ingevoerd, is ons niet duidelijk, maar deze werd in de consistorie gehouden; ze werd dus aanmerkelijk minder bezocht dan de reguliere zondagse kerkdiensten.

Ds. P. Biesterveld (1883 tot 1885).

Prof. P. Biesterveld (1863-1908).

Ds. Bakker nam op 23 juli 1882 afscheid van de gemeente van Sexbierum en vertrok naar de kerk van Ommen, zodat de kerkenraad weer op zoek moest naar een predikant.­ Vier maanden later stond hij op de kansel! Het was kandidaat P. Biesterveld (1863-1908) uit Kampen, waar hij aan de Theologische School gestudeerd had. Hij kwam ‘proefpreken’ en omdat hij goed beviel werd op hem een beroep uitgebracht, wat hij aannam. Op 25 november 1883 deed hij intrede.

Ds. Biesterveld blonk al in Sexbierum uit door zijn kanselgaven. Maar helaas was hij nog geen twee jaar aan de kerk van Sexbierum verbonden: al op 13 september 1885 nam hij afscheid wegens vertrek naar de kerk van Gorinchem. In 1894 werd hij docent aan de Theologische School waar hij gestudeerd had en in 1902 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Evangelisatie in Wijnaldum.

Ds. Biesterveld was in 1884 met het evangelisatiewerk in het nabijgelegen dorp Wijnaldum begonnen.   Maar kort nadat de predikant in 1885 vertrokken was vroeg de kerkenraad zich af of men het evangelisatiewerk in het dorp nog moest voortzetten. De classis adviseerde het te blijven doen, ‘wijl de naburige predikanten zich verbinden er een enkele keer te spreken’.

Ds. C.M.W. Plet (van 1886 tot 1891).

Ds. C.M.W. Plet (1858-1907).

Ook de volgende predikant, ds. C.M.W. Plet (1858-1907), bleef zich dus met het evangelisatiewerk bezighouden; hij had op 21 november 1886 intrede gedaan in zijn eerste gemeente Sexbierum, waar hij na het op hem uitgebrachte beroep kennis gemaakt had met de ‘in grooten getale opgekomen’ gemeente. Daarna had hij er – logerend in Sexbierum – een nachtje over geslapen ‘waarop hij de volgende morgen de vrijmoedigheid had onze roeping aan te nemen. Alzoo zijn de gebeden verhoord’.

De christelijke school.

Ds. Plet had in Sexbierum een groot aantal catechisanten: 170 stuks, en daarom stelde hij voor, de schoolgaande kinderen daarvan vrij te stellen, en met catechisatie in het vervolg met de 12-jarigen te beginnen. Zij kregen  op de christelijke school immers degelijk onderwijs van hoofdmeester J.C. de Puy, die direct bij de opening in 1863 in Sexbierum was komen werken. De school werd bezocht door hervormde en gereformeerde kinderen.

Maar de komst van de christelijke school, én die van hoofdonderwijzer De Puy, gingen niet over rozen, sterker: er ontstond ‘hevige commotie’. Tegenstanders van het christelijk onderwijs schreven een heftig pamflet tegen hem en zijn school en ook verschenen vinnige krantenartikelen en ondervond men in het dorp regelmatig tegenkanting. ‘De rustige ernst van De Puy herstelde echter  spoedig de kalmte. De Puy werd spoedig gewaardeerd, zijn school groeide’. De rust en de groei bléven tot 1896. Daarover later meer.

De christelijke school, die in 1863 geopend werd.

Hoe dan ook, men was wijs met meester De Puy, want toen hij in 1877 zijn 25-jarig jubileum als onderwijzer vierde ging men met een lijst rond door het dorp om hem een cadeau aan te bieden. Het werd een envelop met fl. 25 (dat was zeker voor die tijd veel geld, omdat de school draaide zonder rijkssubsidie, zoals alle christelijke scholen). Zoals al opgemerkt had hij, voordat hij naar Sexbierum kwam,  aan de Koninklijke Muziekschool te Den Haag gestudeerd en daar diploma’s orgelspel en theorie der muziek gehaald. De door hem geschreven kinderliederen werden ook in Sexbierum nog jaren na zijn vertrek naar Oosthem, in 1891, gezongen.

Bijbelbesprekingen en een nieuw orgel.

Ook in het nabijgelegen kustdorpje Roptazijl begon ds. Plet met het geven van catechisatie. Dat scheelde de catechisanten uit dat dorp wekelijks  een reis naar Sexbierum. En omdat het in Sexbierum nog steeds de gewoonte was onder elkaar in besloten kring in particuliere huizen samen te komen om over geestelijke dingen te spreken, stelde de predikant voor om in plaats daarvan onder zijn leiding Bijbelbesprekingen te gaan houden.

Rond 1890 kreeg de kerk van Sexbierum een nieuw kerkorgel. Het werd geleverd door de fa. Bakker en Timminga en kostte fl. 1.000. De kerkenraad werd bij de aankoop van het instrument deskundig geadviseerd door hoofdmeester De Puy, die immers in Den Haag een orgelopleiding gevolgd had. “De weldaden des Heeren worden gedacht en gesproken met het oog op het verkregen orgel. Gisteren werden wij verrast met het voor de eerste maal te hooren spelen en ons gezang met de lieflijke toonen begeleid te hooren”.

De voorzanger, die tot dan toe tot taak had de gemeentezang in goede banen te leiden door de te zingen psalmen duidelijk voor te lezen en voor te zingen, werd bedankt voor de trouwe dienst.

Ook verder was de tijd van dominee Plet vol beloften: een anonieme weldoener schonk nieuwe kleden voor de avondmaalstafel, de ouders van ds. Plet schonken collecteschalen aan de kerk en de kerkenraad besloot bovendien een stuk grond te kopen aan de westkant van kerk en pastorie, waar later de Gereformeerde School zou komen.

De Doleantie (1886 e.v. jaren).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Intussen was in de landelijke Hervormde Kerk al jaren lang een kerkelijke strijd aan de gang, die te maken had met de vrijzinnigheid die, naar het leek, vrij spel had in die kerk. Ook bestond grote ontevredenheid over de kerkregering: de synode had grote macht, die ten koste ging van de invloed van de plaatselijke gemeenten.

In 1886 ontstond in de hervormde kerk een kerkscheuring, die de Doleantie genoemd wordt. Ze begon in Kootwijk, maar door de Doleantie te Amsterdam kreeg de beweging zijn grootste bekendheid en kracht. Daar waren in december 1886 tachtig ouderlingen, diakenen en predikanten afgezet, onder wie dr. A. Kuyper.  De Doleantie plantte zich in vele kerken in het land voort en op talloze plaatsen werden zogenoemde Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) geïnstitueerd.

De eerste uitgave van het ‘Algemeen Reglement’ van 1816.

Ook in Sexbierum was het in de Hervormde Gemeente onrustig. Er waren gemeenteleden die het oneens waren met de prediking, omdat ‘sommige predikanten te modern zijn’, maar ook was men het oneens met de wijze van kerkregering in de hervormde kerk. Het in 1816 door de overheid aan de hervormde kerk opgedrongen Algemeen Reglement gaf de synode veel macht ten koste van de kerkenraden. In Sexbierum werd weliswaar geen Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd, maar wel groeide het aantal leden van de Christelijke Gereformeerde Gemeente flink doordat een behoorlijk aantal hervormden zich in 1890 liet inschrijven bij die gemeente.

De oude kerk aan het Achterom (rode pijl) en de nieuwe kerk aan de Terp (groene pijl) stonden niet ver van elkaar af.

Kort daarop nam ds. Plet afscheid van Sexbierum, op 20 september 1891. Hij had namelijk een beroep ontvangen van de kerk van Ezinge, dat hij had aangenomen. De kerkenraad moest dus weer op zoek naar een nieuwe predikant.

“De Gereformeerde Kerk te Sexbierum” (1892).

Op 17 juni 1892, na een aantal jaren van lang niet makkelijk verlopen onderhandelingen, was in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de landelijke Vereniging  van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken tot stand gekomen. Afgesproken was dat men samen verder zou gaan als één kerkverband, onder de naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Vandaar dat ook de naam van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Sexbierum veranderde in ‘De Gereformeerde Kerk te Sexbierum’. De naamsverandering werd in alle Gereformeerde Kerken in Nederland nadrukkelijk vermeld in de kerkelijke notulenboeken. In Sexbierum luidde deze tekst: “Ingevolge het besluit van de Synode der Chr. Geref. Kerken, de voorlopige synode van de Nederduitsche Geref. Kerken, nader, voor zoveel nodig, bevestigd door de Generale Synode op 17 juni 1892 te Amsterdam, zal nu voortaan deze kerk de naam voeren van De Gereformeerde Kerk te Sexbierum (…)”.

Ds. M. Meijering (van 1892 tot 1894).

Ds. M. Meijering (1866-1948).

Het beroepingswerk van de kerkenraad werd al spoedig bekroond met de komst van een nieuwe predikant, in de persoon van ds. M. Meijering (1866-1948) van Makkum. Hij deed op 3 juli 1892 intrede in Sexbierum, ruim twee weken na de landelijke kerkvereniging. De predikant bleef echter maar kort. Hoewel de gemeente van Sexbierum door de Doleantie een behoorlijk aantal nieuwe leden kreeg, nam kort daarna een aantal leden afscheid. Dat kwam omdat tachtig gemeenteleden van Sexbierum woonachtig waren in Oosterbierum. Maar daar was op 7 november 1887 een Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd, die in 1892 – net als de kerk van Sexbierum – ook ‘Gereformeerde Kerk’ was gaan heten. Deze tachtig gemeenteleden sloten zich toen uiteraard aan bij de Gereformeerde Kerk te Oosterbierum.

Ds. Meijering bleef maar kort in Sexbierum, en nam op 7 oktober 1894 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Nieuwe Pekela.

Ds. J.C. Balhuizen (van 1895 tot 1922).

Ds. J.C. Balhuizen (1854-1939).

Na het vertrek van ds. Meijering was het tot ver na de Tweede Wereldoorlog afgelopen met de korte ambtsperiodes van de predikanten. Dat begon met de komst van ds. J.C. Balhuizen (1854-1939) van  Scharnegoutum, die op 16 juni 1895 intrede deed in Sexbierum. Hij bleef tot 1922 aan deze kerk verbonden.

Tijdens zijn langdurige predikantschap kwamen natuurlijk veel zaken aan de orde, vooral door de vele initiatieven van de predikant zelf, waardoor ‘de kerkenraadsleden zwaar belast worden gedurende hun ambtswerk’. Dat bleek onder meer toen afgesproken werd dat de kerkenraad in het vervolg alle kerkelijke verenigingen (de knapenclubs, de JV en de ‘jongedochtersclub’) elke maand zou gaan bezoeken. Ook werd de evangelisatie gereorganiseerd en werden ‘heidenblaadjes’ verspreid. En voorts werd maandelijks door enkele kerkenraadsleden de tocht naar de gereformeerde school ondernomen om te zien hoe het stond met het Bijbelonderwijs.

De gereformeerde school.

Gereformeerde School?! Ja, want in 1896 was het met de rust aan de christelijke school afgelopen. Toen de christelijke schoolvereniging in 1862 werd opgericht werkten daarin hervormden en gereformeerden samen, zij het dat de hervormden in het bestuur de meerderheid hadden. “Toen de christelijke school in 1896 te klein bleek en het beschikbare terrein geen vergrooting toeliet, stelde het bestuur verdere toelating van de kinderen, behorende tot de Gereformeerde Kerk, afhankelijk van de voorwaarde ‘dat de Gereformeerde Kerk zich officieel als kerkelijk lichaam, bij acte op zegel [c.q. notarieel], verbinde voor den tijd van minstens tien jaren om jaarlijks fl. 800 bij te dragen in het onderhoud der christelijke school, teneinde het [hervormde]  bestuur niet genoodzaakt zij aan de kinderen uwer kerk het reeds zoo lange jaren genoten voorrecht van christelijk onderwijs te ontzeggen’.”

“Zo’n verbindende voorwaarde kon de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk niet aanvaarden. Tegenvoorstellen werden gedaan, maar zonder resultaat: het bestuur achtte die voorstellen onvoldoende – en ongeveer een honderdtal kinderen moest de school verlaten en hebben sindsdien vijf jaar lang  de openbare school bezocht”.

De nieuwe gereformeerde school deed dienst van 1901 tot 1931 en groeide flink!

Dat ds. Balhuizen en zijn kerkenraad het daar niet bij lieten zitten spreekt vanzelf. Vandaar dat op 16 april 1897 een commissie werd opgericht voor ‘Christelijk Onderwijs op Gereformeerde Grondslag’. Men ging aan de slag om te trachten zoveel mogelijk giften binnen te krijgen, die zelfs vanuit Amerika toestroomden (vooral in de Amerikaanse staat Michigan was de Hollandse gereformeerde kolonie intussen tot een behoorlijke omvang uitgegroeid). Aannemer Jan Visser kreeg als laagste inschrijver de opdracht voor een bedrag van ongeveer fl. 4.200 de school te bouwen. Daarvan werd in september 1901 ‘de eerste steen gelegd’. Er was een schoolhoofd aangetrokken in de persoon van S. Gooyenga op een jaarsalaris van fl. 800. Ook werden twee onderwijzers benoemd aan wie jaarlijks fl. 550 werd betaald. De school werd eind december 1901 in gebruik genomen.

De evangelisatie in Wijnaldum (1906).

De classis Franeker besprak op 8 februari 1906 onder meer  de evangelisatiepost in Wijnaldum, die door de kerk van Sexbierum werd bemand. Het getuigenis daarover ’luidt niet gunstig’. De notulen melden: “Op een gunstige uitzondering na ligt het [dorp Wijnaldum] verzonken in de grootste onverschilligheid. Belijders van de Waarheid zijn er schier niet. Een gezin dat met de Vereeniging der Kerken in 1892 zich [daarvan] afscheidde is Christelijk Gereformeerd [geworden], en nog een ander gezin behoort bij de Baptisten te Welsrijp. Vier huisgezinnen zijn inwonende bij de kerk van Sexbierum: een achttal belijdende lidmaten met vijf kinderen. De plaatselijke toestand is van dien aard dat zeer moeilijk eenige actie kan worden begonnen. Pogingen vroeger door de kerk van Sexbierum gedaan zijn mislukt”.

Het evangelisatiegebouwtje in Wijnaldum.

“Misschien zou er een zondagsschool geopend kunnen worden, maar dan zou het nog weer de vraag zijn of ouders genegen zouden zijn kun kinderen te zenden”. Verder werd aan de kerken van Harlingen en Sexbierum opgedragen de zorg voor het evangelisatiewerk in Wijnaldum op zich te blijven nemen  en ‘om  minstens eenmaal in het jaar van hunne werkzaamheid in dezen rapport te doen aan de classis […]’.

De kerk van Sexbierum bleef dus stug volhouden. Er was een geschikt gebouw gekocht van waaruit men de activiteiten voortzette. Daartoe waren vierhonderd aandelen van elk fl. 10 gedrukt, die men in de hele classis afzette. Afgesproken werd elke zondag een dienst te houden, die gemiddeld ruim veertig bezoekers trokken. Ook kwam er weer een zondagsschool, die door twintig kinderen bezocht werd. En bovendien werd daar door een ouderling gedurende de winter catechisatie gegeven. ‘Ook ds. Balhuizen wandelde ontelbare malen via het visserspad naar Wijnaldum’. Ondanks de moeilijkheden die men geregeld tegenkwam kon toch gezegd worden dat ‘veel predikanten als student in Wijnaldum het preken geleerd hebben’.

De kerk is te klein: uitbreiden?

Links onder de gereformeerde kerk aan de Terp.

Om de financiën van de kerk op peil te houden werd een indeling-naar-draagkracht gemaakt voor de kerkelijke bijdragen. Ook kwam er een Commissie van Beheer, overigens niet zonder tegenstand van een deel van de kerkenraad, omdat men  aanvankelijk niet genegen was het beheer over te laten aan een commissie – zij het dat deze verantwoording schuldig was aan de kerkenraad.

Die commissie kreeg het trouwens al vrij snel druk, want alom werd geklaagd over het feit dat de kerk op zondag te klein en te vol werd. Besloten werd het gebouw te verlengen in de tuin waarin ze  gebouwd was, maar dat bleek al snel onuitvoerbaar te zijn. Vandaar dat de plannen in de ijskast terecht  kwamen. Wel werd, aanvankelijk eerst alleen in de pastorie, een gasleiding aangelegd (in 1911 kreeg Sexbierum voor het eerst gas vanuit de nieuwe  gasfabriek in het nabijgelegen Tzummarum), en later werden ook kerk en kosterswoning op het gas aangesloten. Verder werd een nieuwe pastorie gekocht: het pand op de hoek van de Nije Buorren en Terp.

De nieuwe pastorie op de hoek van de Nije Buorren en Terp (op de achtergrond de kerk die te klein werd).

Ds. Balhuizen had intussen een beroep ontvangen van de kerk van Vinkeveen, dat hij aannam. Op 29 oktober 1922 nam hij afscheid van de kerk van Sexbierum. De kerk telde toen tegen de zevenhonderd leden.

Naar  deel 3 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info