De Gereformeerde Kerk te Sexbierum (1)

De Gereformeerde Kerk in het Friese Sexbierum werd op 1 december 1835 geïnstitueerd als Christelijke Gereformeerde (!) Gemeente. Sinds 1841, toen de erkenning van de overheid afkwam werd de gemeente als ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ ingeschreven. De overheid duldde de term ‘gereformeerd’ niet voor Afgescheiden Gemeenten. Die was voorbehouden aan de Nederlandse Hervormde Kerk, vond men.

Kaart: Google.

Hoe het begon.

Hoe dan ook, op zijn rondreis door Friesland kwam ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, ook in het Friese Sexbierum  bij Franeker, waar hij op 1 december 1835 een Christelijke Afgescheiden Gemeente institueerde.

In de hervormde gemeente van Sexbierum-Pietersbierum was toen ds. Albert Bruining (overleden in 1837) predikant, die een kerkelijke tuchtprocedure aan zijn broek gekregen had. Hij had in 1806 namelijk in een door hem geschreven boek, ‘De leer der verzoening met God naar den Bijbel’, de ‘vergeving van zonden door het bloed van Christus’ geloochend. Tegen hem werd vermoedelijk de laatste tuchtprocedure gehouden in de hervormde kerk van die dagen. De Fransen waren verdwenen en de reorganisatie van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk uit de Hervorming van de zestiende eeuw was op handen.

De hervormde Sixtuskerk te Sexbierum.

‘Al was de kerkelijke situatie in die tijd al ingezonken’, toen de classis Harlingen de zaak van ds. Bruining te behandelen kreeg, waren deze broeders duidelijk in hun oordeel: ze wezen de door hem voorgestane leer af en schorsten hem voorlopig; zijn leringen waren naar hun oordeel niet overeenkomstig de door hem zelf ondertekende Drie Formulieren van Enigheid, de belijdenisgeschriften van de kerk. Maar men behandelde hem tegen beter weten in zachtkens: hem werd een verklaring voorgelegd waarin hij het verzoenend sterven van Jezus beleed, maar niet heus. Ds. Bruining tekende. In 1837 stierf hij na vele jaren predikant in Pietersbierum en Sexbierum geweest te zijn en hij werd opgevolgd door zijn zoon Johannes, die nog langer dan zijn vader de kansel in Sexbierum bezette: van 1837 tot zijn emeritaat in 1890. Hoe dan ook, geen wonder dat tijdens het predikantschap van ds. Albert Bruining bij verscheidene hervormden het verlangen levend werd hun heil elders te zoeken.

Het boek van ds. Bruining.

Conventikels.

Deze  verontruste hervormden kwamen ook in Sexbierum bijeen in een conventikel, in huisgodsdienstoefening, om samen te zingen, te bidden, elkanders geloofsleven te bespreken en te luisteren naar ‘het zuivere Woord Gods’. Pier Schaap (1810-1843) uit Workum kwam zo nu en dan naar Sexbierum om als oefenaar op te treden. Dat gebeurde meestal in de woning van timmerman-metselaar Klaas Jans Vree, maar ook wel in die van Nanning S. Dijkstra. Als Schaap niet kwam, had Vree de leiding en was hij degene die ‘een stichtelijk woord’ sprak. Totdat men in Sexbierum hoorde dat ds. De Cock begin december naar het nabijgelegen Metslawier zou komen om daar een gemeente te stichten. Men vroeg toen of de predikant ook naar Sexbierum kon komen om daar hetzelfde te doen. Ds. De Cock stemde daarin toe en hij werd – na in Metslawier de gemeente gesticht te hebben – ‘met een wagen’ naar Sexbierum gehaald.

Kennelijk kort nadat de dienst in de hervormde kerk was afgelopen – daar ging die zondag ds. P.I. Knoll voor – was ds. De Cock met de dienst in de woning van ‘de grootste roervink alhier’, Klaas Vree, begonnen. Er scheen ‘eene aanmerkelijke schare’ aanwezig, schreef ds. Knoll later aan zijn collega van Harlingen, ‘hoe men ook zegt dat er niet meer dan 19 personen aanwezig zijn geweest’. De preek van ds. De Cock handelde over 2 Cor. 6 vers 14 (“Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat meededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?”). Ook doopte de predikant er twee kinderen.

De gemeente geïnstitueerd.

Ds. H. de Cock (1801-1842) institueerde de gemeente van Sexbierum op 1 december 1835.

Maar het kardinale punt van de aanwezigheid van ds. De Cock was de stichting van de gemeente. Daarom werden twee ouderlingen en twee diakenen gekozen. De ouderlingen waren de 40-jarige Klaas J. de Vree en de 34-jarige ‘panbakker’ Jurjen Rinnerts Haitsma, die in Harlingen woonde. Tot diakenen kozen de aanwezigen de 40-jarige boerenknecht Nanning Scheltes Dijkstra en de 32-jarige boerenarbeider Sipke Wiebes Hiemstra. Dat Haitsma in Harlingen woonde kwam, omdat de Afgescheidenen van Harlingen korte tijd tot de gemeente van Sexbierum behoord hebben; maar al direct werd besloten ook in Harlingen – ‘als het in de weg des Heeren ware’ – een gemeente te stichten. Na de verkiezing bevestigde ds. De Cock de ouderlingen en diakenen in hun ambt, waarmee de Christelijke Gereformeerde (!) Gemeente te Sexbierum geïnstitueerd was.

Ds. De Cock zette zijn reis door Friesland voort: hij stichtte achtereenvolgens de Afgescheiden Gemeenten in Ferwerd  (3 december) en Blija (ook 3 december), in Marrum (4 december) en Leeuwarden (8 december), en daarna weer meerdere gemeenten elders in het noorden van het land.

Vier dagen na de instituering van de Gemeente in Sexbierum onttrokken zich de eerste Afgescheidenen – drie mannen en vier vrouwen – door middel van een schrijven aan de hervormde gemeente. Het waren Klaas Vree, broer en zus Pieter en Maaike Jarigs Hibma, Jacoba Henrina Kok, Nanning Dijkstra en zijn echtgenote Geertje Eeltjes de Boer en Heintje H. Postma.

Ds. S. van Velzen (1809-1896) was de tweede ‘predikant in algemene dienst’ van de Afgescheiden Gemeenten in Friesland.

Het oefenen van Pier Schaap en van anderen was echter voor zover bekend per 1 januari 1836 afgelopen, want toen werd ds. S. van Velzen (1809-1896), met ds. De Cock een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, predikant in algemene dienst in de provincie Friesland. Hij had namelijk grote bezwaren tegen het ‘oefenen’ van niet-predikanten.

Vervolgingen.

Pier Schaap was in Sexbierum de eerste die een rechtszaak aan zijn broek kreeg. Hij werd ervan beschuldigd dat hij op 28 december 1835 in de woning van Nanning Dijkstra als oefenaar een stichtelijk woord had gesproken. Beiden werden door de rechtbank in Leeuwarden veroordeeld: Schaap kreeg een boete van fl. 100 en Dijkstra – omdat hij zijn woning ter beschikking gesteld had – een van fl. 25. Er volgde nog een hele serie meer. Onder andere op 17 januari 1836, toen Klaas Vree een boete van fl. 25 kreeg omdat hij als voorganger in de gemeente gediend had: hij was toen preeklezer.

In de daarop volgende zondag, 24 januari 1836, kreeg de samenkomst, die werd gehouden in de woning van Pieter en Maaike Hibma, bezoek van politiemannen Rienk Folkerts Kooistra en Feike Jans Breuker. Ze troffen daar 19 volwassenen aan en iets meer dan tien kinderen (meer dan twintig personen dus, wat door de overheid verboden was). De voorganger was Klaas Vree, die aan een tafel een preek voorlas. Enkele aanwezigen werden verhoord. Klaas Vree verklaarde dat hij een preek voorlas over de Heidelbergse Catechismus en een ander deelde mee dat ds. Van Velzen het hoofd van de gemeente was en dat als ‘sprekers’ nu de een, dan de ander fungeerde. Ook werd verteld dat de gemeente ongeveer vijftig leden telde en dat dezen woonachtig waren in de dorpen Oosterbierum, Sexbierum, Pietersbierum, Almenum en Harlingen. Toen de agent Klaas Vree vroeg of hij ooit met de politie in aanraking geweest was, antwoordde hij naar waarheid: ‘Ja, gisteren, in een dergelijke zaak’. Hij had toen een boete van fl. 25 gekregen.

Ook op zondag 31 januari waren er in de woning van Pieter Jans van der Burg weer meer dan twintig personen aanwezig. Sipke Hiemstra las een preek voor van ‘een godzalige schrijver’, een ‘oudvader’ van eeuwen her. Ook deed hij een gebed. De Grietman verhoorde hem in hoogsteigen persoon en hem werd verteld dat ‘de Afgescheiden Gemeente van Sexbierum blijft volharden in de leer, waaraan de Koning in 1815 bij de Grondwet vrijheid heeft verleend’. Er werden geen boetes opgelegd.

De Grietman stapt naar binnen.

Grietman Baron van Heemstra wilde wel eens weten hoe het er in de kerkschuur van De Vree aan toe ging.

Op 2 februari bleek dat de grietman, de burgemeester, van Barradeel – Age Tjepke Ruurd Sixma baron van Heemstra (1801-1862) – nieuwsgierig was geworden hoe het er in de conventikels aan toe ging, want op die dag kwam hij in hoogsteigen persoon de schuur van Klaas de Vree binnenvallen. Veldwachter Breuker was er ook bij. De schuur zat tot de rand toe vol met dorstigen naar het Woord: meer dan honderd! Dat kwam omdat ds. Van Velzen die zondag preekte en, bij binnenkomst van de sterke arm, stond te bidden. Hoewel de grietman hen na het gebed beval uiteen te gaan negeerde de predikant deze opdracht en ging de dienst vervolgens gewoon door met Breuker als politiewaarnemer. Maar de man kreeg niet de kans door de steeds aangroeiende menigte naar voren te dringen om alles goed te kunnen zien. Hij moest zich dus tevreden stellen met een plaatsje achterin de schuur.

Er kwamen nog veel meer rechtszaken in verband met ‘ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomsten’ in Sexbierum. We noemen ze niet allemaal. Alleen nog die waar – op 28 februari 1836  –  het hele dagelijks bestuur van de grietenij (twee wethouders en de gemeentesecretaris)  acte de présence gaf (alleen de Baron was er niet bij), vergezeld van een tweetal agenten. Ze zagen dat er meer dan veertig aanwezigen luisterden naar de preeklezing door De Vree. Ook nu werd niet gereageerd op het bevel uiteen te gaan. Er werd gedreigd met inkwartiering. Het hielp niet. De dienst ging door.

Wel liepen de volgende dag twee van de aanwezigen naar het grietenijhuis, waar ze vroegen hen niet te onderwerpen aan een inkwartiering. Wethouder Donia zei niets te kunnen doen, tenzij de andere leiders van de gemeente zich ook op het grietenijhuis vervoegden. Ze kwamen niet, maar werden toen van huis gehaald. Het eind van het verhaal was dat men ‘zou proberen’ in het vervolg geen bijeenkomsten meer te houden van meer dan twintig personen.

De kerkschuur aan het Achterom, eigendom van Klaas de Vree.

Men kon zich er kennelijk niet aan houden, want een maand later – eind maart – zaten er weer meer dan dertig personen in de schuur van De Vree aan het Achterom; slechts vijf van hen gaven gehoor aan de opdracht te maken dat ze wegkwamen, de anderen bleven zitten. ‘Toen de politiemannen vertrokken waren, was de vergadering dadelijk weer met zingen begonnen!’ Ook ’s middags waren in de schuur van De Vree weer zo’n dertig luisteraars aanwezig. Klaas de Vree moest voor deze ‘ongeoorloofde godsdienstoefening’ in zijn schuur fl. 80 betalen. Maar… dat  was de laatste keer dat iemand in Sexbierum voor een soortgelijk vergrijp veroordeeld werd! Tegenstand bleef echter. De banen lagen niet voor het opscheppen (bij een hervormde baas kon je het vaak wel vergeten) en ook een Afgescheiden winkeltje had klanten nodig, die vaak wegbleven…

Iets over het kerkelijk leven in die tijd.

De kerkenraad begon pas na twee maanden ‘door agteloosheid en voorkomende omstandigheden’ met vergaderen. Ds. Van Velzen had op 2 februari 1836 in Sexbierum gepreekt en ongetwijfeld heeft hij hun ernaar gevraagd en er bij hen op aangedrongen deze bijeenkomsten vooral geregeld te houden. De diensten waren voor het grootste deel leesdiensten, wat het uithoudingsvermogen van de gemeenteleden soms wel op de proef stelde. En dan kwam ook ene Pieter Blauw nog proberen mensen te verleiden met zijn ‘kettersche en godslasterlijke stellingen’. Er werd voor hem gewaarschuwd! Heel soms kwam ds. Van Velzen preken om de gemeente een hart onder de riem te steken; hij had immers alle Friese gemeenten onder zijn hoede!

Een steeg aan de Nije Buorren (rode pijl) gaf toegang tot de kerkschuur aan het Achterom (witte pijl). De pastorie werd het huis bij de gele pijl.

De kerkenraad diende ook toe te zien op de godvruchtige handel en  wandel van de gemeenteleden. Wat dat betreft viel het in Sexbierum de eerste tijd over het algemeen mee. ‘De meeste moeite had men met de gemeenteleden in Harlingen’. Zo werden kinderen uit twee gezinnen voor de kerkenraad genodigd omdat ze op zondag in de herberg geweest waren. Een ander gemeentelid uit Harlingen werd vermaand omdat zijn vrouw op zondag haar winkeltje open hield. De man kon daar geen verandering in brengen, zei hij, maar toch was het hem kennelijk gelukt, want een paar weken later was het winkeltje op de dag des Heeren dicht. Natuurlijk moest je als gemeentelid ook niet naar een ‘hardrijderij’ gaan kijken, wilde je niet vermaand worden door de broeders ouderlingen.

Maar ze ontzagen ook hun eigen kring niet: toen twee diakenen in 1838 ruzie hadden gekregen werd na een ernstig gesprek en het reiken van de broederhand dankbaar vers 7 van ‘Het Gebed des Heeren’ gezongen. Diaken Hiemstra was trouwens op een zondag in de kerk van zijn zitplaats opgestaan en had de rest van de dienst verder bij de ingang van de kerkschuur bijgewoond. De kerkenraad vroeg hem hoe hij tot die ‘zonderlinge handelingen’ kwam;  hij verklaarde tegen de verhuring van de zitplaatsen in de kerk te zijn. Maar ja, het geld moest ergens vandaan komen en dat was toen de meest gangbare bron van inkomsten. Ouderling Capelle werd in die tijd voor de duur van zes weken onder censuur gesteld omdat hij ‘in opstand gekomen was tegen de overheid’. En zo kunnen we nog enige tijd doorgaan, maar omdat de eerste predikant er aan kwam, gaan we nu onze aandacht op hem richten.

‘De predikanten in algemene dienst’.

Ds. T.F. de Haan (1791-1868) was in 1841 predikant in algemene dienst van de Afgescheiden Gemeenten in Friesland.

Ds. Van Velzen was in 1839 naar de kerk van Amsterdam vertrokken. Tot zijn opvolger als ‘predikant in algemene dienst’ voor de provincie Friesland werd beroepen ds. R.W. Duin (1797-1843), die als zodanig slechts kort, in 1839 en 1840, werkzaam was. Ook zijn opvolger was maar kort in die functie actief: ds. T.F. de Haan (1791-1868), die alleen in 1841 als zodanig in functie was.

Ds. H.A. de Vos (van 1841 tot 1843).

Ds. H.A. de Vos (1816-1868) was de eerste Afgescheiden predikant van Sexbierum.

Maar de kerkenraad wilde, nu de gemeente langzaam groeide, een eigen predikant. Aanvankelijk hadden ze aan de kerkenraad van Metslawier gevraagd of ze hun predikant, ds. D. Postma (1818-1898), zo nu en dan mochten lenen, maar dat werd telkens ‘korzelig van de hand gewezen’. Samen met de gemeente van Franeker, die op 20 februari 1842 geïnstitueerd was, beriep men een oude bekende: de vroegere oefenaar Pier Schaap! Maar deze was al in 1836 naar Urk verhuisd waar hij aanvankelijk eveneens oefenaar was. Het beviel hem en de gemeente zelfs zo prima, dat hij daar al snel, in 1842, officieel predikant werd op artikel 8 van de Dordtse Kerkorde: wegens ‘singuliere gaven’. Een beroep op kandidaat H.A. de Vos (1816-1868) had echter succes, en op 14 november 1841 deed hij intrede. Het was een korte vreugde. Hoewel zijn echtgenote in Sexbierum half december 1842 belijdenis deed, waren ze toen vermoedelijk al bezig met koffers pakken, want een beroep van Zwolle nam hij aan en daarom preekte hij op 19 februari 1843 afscheid.

Ds. Y.J. Veenstra (van 1844 tot 1848).

Iets langer was de opvolger van ds. De Vos aan de kerk van Sexbierum verbonden. Nadat ds. J.F. Zeebuijth (1795-1879) van Driesum  voor de eer bedankt had viel het oog van de kerkenraad op student Y.J. Veenstra (1810-1864) uit Heerenveen (van hem is geen foto bekend). Hij nam het op hem uitgebrachte beroep aan en kwam met zijn gezin naar Sexbierum, waar hij op 9 april 1844 in het ambt bevestigd werd door ds. T.F. de Haan, die inmiddels in Groningen woonde en daar studenten opleidde tot predikant. Ds. Veenstra bleef ongeveer vier jaar in Sexbierum, op een aanvangstraktement van fl. 11 per week . Hij had dus alle tijd om daar veel meer mee te maken dan zijn voorganger.

Ds. Veenstra hield van catechiseren. Hij maakte dan ook een schema waarin hij de catechisanten indeelde. Allereerst kregen zij allemaal als leerboek voorgeschoteld het Kort Begrip, een samenvatting van de Heidelbergse Catechismus. Maar degenen die niet konden lezen moesten natuurlijk mondeling van de inhoud op de hoogte gesteld worden. De derde groep bestond uit ongehuwden, die hij indeelde in twee leeftijdsgroepen: tot veertien jaar en zij die ouder waren dan veertien, totdat ze in het huwelijksbootje stapten. Groep vier waren de gehuwden die lid wilden worden en de leeskunst machtig waren. En omdat hij toch bezig was had hij ook een vijfde groep gemaakt: de kerkenraadsleden! De predikant onderrichtte hen persoonlijk in het bijbellezen, in de kerkgeschiedenis en in de godgeleerdheid. Eigenlijk een soort van mannenvereniging dus, die in Sexbierum toen nog niet bestond.

De predikant verloor in juli 1847 zijn 33-jarige vrouw en in januari 1848 zijn moeder. Ook zij woonde in de pastorie aan de Nije Buorren (de Nieuwe Buurt).

Ambtsgewaad.

Ds. W.A. Kok (1805-1891) van Hoogeveen, een van de predikanten die het ambtsgewaad droeg. De driekante steek ligt op de zuil naast hem.

Moest een dominee een ambtsgewaad dragen, of niet? Die uitdossing  bestond uit een zwarte mantel, een kuitbroek met lange kousen, een bef en een driekanten steek. De schoenen waren gesierd met (zilveren) gespen. In 1846 had de landelijke synode van de Christelijke Afgescheiden Kerk besloten dat predikanten een ambtsgewaad moesten dragen. Wilden ze dat niet, dan konden ze het predikantschap wel vergeten (ds. De Vos zat op dat moment in zwaar weer toen hij in Marrum beroepen was; hij wilde van geen ambtsgewaad weten. Daardoor was de gemeente van Marrum zelfs even buiten het kerkverband komen staan!).

De kerkenraad van Sexbierum was het met ds. De Vos eens, en ook ds. Veenstra voelde er niets voor. De kerkenraad protesteerde dus bij de synode tegen dat besluit. De inhoud van het protest verraadt dat ds. De Vos en zijn Sexbierumer collega Veenstra dit protest met zorg hadden samengesteld. Ze haalden de redenen die de synode aanvoerde om het ambtsgewaad verplicht te stellen, onderuit. ‘De Heere zegene ons protest’, zo eindigde het verhaal in het notulenboek. In Sexbierum ontstonden er geen problemen over.

Emigratie naar Amerika.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).

Die ontstonden echter wel door de emigratie naar Noord-Amerika. In september 1846 was ds. A.C. van Raalte (1811-1876), een van de eerste Afgescheiden predikanten in Nederland, naar Amerika geëmigreerd; hij nam een grote groep financieel zwakke Afgescheidenen mee naar ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’ om zich daar definitief te vestigen. Van Raalte stichtte in Michigan het dorp Holland, dat in de loop van de tijd sterk groeide. Vele honderden anderen volgden hen, vaak onder leiding van predikanten, zoals ds. C. van der Meulen (1800-1876) die het dorp Zeeland stichtte, ds. M.A. Ypma (1810-1863) van Hallum die – ook in Michigan – het dorp Friesland grondvestte, en ds. Seine Bolks (1814-1894) uit  Hellendoorn, die het dorp Overisel tot aanzijn riep.

Ds. M.A. Ypma (1810-1863) – hier op latere leeftijd – emigreerde vanuit Hallum naar Amerika.

Ook Sexbierum moest een flinke veer laten: twee ouderlingen vertrokken naar de andere kant van de Grote Plas, te weten Klaas Jans de Vree (!) met zijn echtgenote en zeven kinderen, en in 1847 Yde Hanzes Ulberg met zijn vrouw en vier kinderen. Ongeveer tien andere gemeenteleden volgden hen. Ze beloofden de op hen rustende financiële schuld door hun toezeggingen bij de (ver)bouw(ing) van de kerkschuur vanuit Amerika te zullen betalen ‘zoodra ik eenigszins daartoe door des Heeren zegen in staat gesteld zal worden’. Hoe dan ook, in totaal rond de dertig gemeenteleden vertrokken uit Sexbierum naar Amerika in de hoop dat hun godsdienstig en economisch leven – die beide onder druk stonden – er beter op zou worden. Het schijnt bijna de helft van de gemeente te zijn geweest…!

De schuur van De Vree (rechts) werd rond 1845 door de gemeente van Sexbierum gekocht en tot kerkzaal verbouwd.

De schuur gekocht en vertimmerd (1845).

In deze tijd werd de kerkschuur aan het Achterom, eigendom van emigrant Klaas Jans de Vree, door de Afgescheiden Gemeente gekocht en vertimmerd tot kerkzaal. De inkomsten en uitgaven over het jaar 1945 zijn namelijk in verhouding erg hoog vergeleken met andere jaren.

Ds. B. Amsing (van 1852 tot 1859).

Ook dominee Veenstra vertrok! Niet naar Amerika, maar naar de gemeente van Workum, die hem beroepen had. Hij nam op 30 januari 1848 afscheid van Sexbierum. Dat afscheid luidde een vacante periode van vier jaar in. Men probeerde de vroegere predikant van Sexbierum, ds. H.A. de Vos, weer te beroepen, maar hij was door een conflict buiten het kerkverband komen staan. Daarna werd een beroep uitgebracht op ds. B. Amsing (1814-1881) van Boksum. Gelukkig nam hij het beroep aan en kon hij op 28 maart 1851 door ds. K.J. Pieters (1821-1879) van Franeker in het ambt bevestigd worden. Hij bleef ongeveer zeven jaar aan de kerk van Sexbierum verbonden, met een aanvangstraktement van fl. 450 per jaar.

Ds. B. Amsing (1814-1881).

In de tijd van ds. Amsing bestond de kerkenraad uit de ouderlingen N.T. Zondervan, G.D. Jager en Pieter J. Hibma en de diakenen Jacob Klazes Bierma, Tiete Jarig Hibma en Jan Brands Siebesma.

In 1855 werd Reinder Dirks Hamming (1790-1865) gekozen tot ouderling. Hij kwam uit Burum, de eerste Afgescheiden Gemeente in de provincie Friesland, waar hij in 1835 de grote man achter de Afscheiding was. In mei 1852 verhuisde deze 64-jarige molenaar echter – met zijn zoon, ook molenaar – naar Sexbierum en werd daar als opziener gekozen. Maar Hamming sr. vroeg ontheffing. De redenen die hij aanvoerde waren dat hij daarvoor te oud en te zwak was, dat hij het niet eens was met de viering van bid- en dankdag voor het gewas, en bovendien zou hij van ds. Amsing gehoord hebben dat deze hem niet als ouderling wilde, omdat hij ‘toch alleen maar ellende en moeite’ zou brengen.

Hoe dan ook, de kerkenraad had in elk geval wel grote moeite met het herstel van de Roomse hiërarchie, in 1853.  De regering had besloten de tot dan toe verboden Rooms-Katholieke godsdienst weer toe te laten, zodat weer bisschoppen benoemd mochten  worden. ‘Tot droefheid vernemen wij dat de Roomsche Hiërarchie in ons Vaderland door de Regeering is toegelaten om ingevoerd te worden’, was de reactie van de kerkenraad.

Ds. Amsing vertrok in april 1859 naar de gemeente van Alblasserdam, na op 17 april afscheid genomen te hebben. Gelukkig liet de volgende predikant niet lang op zich wachten.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info