De Gereformeerde Kerk te Lemmer (2)

De nieuwe kerk (1890).

< Naar deel 1 ) –  Al voordat duidelijk werd dat het hervormde kerkgebouw niet langer zou kunnen worden gebruikt voor de Dolerende erediensten (de laatste dienst was daar op woensdag 27 april 1889), begon de Dolerende kerkenraad met het maken van plannen voor een eigen kerk.

De Dolerenden kerkten sinds mei 1889 in de christelijke school aan de Langestreek.

De nieuwe kerkplaats van de Dolerende gemeente was vanaf zondag 5 mei de christelijke school aan de Langestreek. Niet ideaal, want er was vaak te weinig plaatsruimte om alle kerkgangers te bergen, zodat velen onverrichterzake naar huis terugkeerden. Uit nood bouwde men toen een galerij in de school.

De kerkenraad liet er echter geen gras over groeien en ging op zoek naar een geschikt terrein, dat men vond aan de Nieuwburen. Het was eigendom van de heer Woudsta, mat 1400 m² en kostte fl. 2.800. Behalve de prijs van de grond en van de kerkbouw had men ook kosten voor het proces dat voor de rechtbank gevoerd was over het eigendom van de hervormde kerk. Daarom werd besloten een lening van fl. 25.000 aan te gaan. Er werd een bouwcommissie benoemd en een andere commissie ging alvast op zoek naar een orgel, want dat werd in de school node gemist. Voor fl. 250 werd een instrument op de kop getikt, dat straks – volgens twee deskundigen – ook mee kon naar de nieuwe kerk.

Een onverwachte architect…

Kerkbouwarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942) bouwde zijn eerste kerken in Makkum en Haarlem, maar miste de opdracht van Lemmer…

Met de tekeningen voor de kerkbouw liep het wat vreemd! De kerkenraad wist meteen wie hij moest vragen om de plannen ‘voor een kerk met consistoriekamer, pastorie en kosterswoning’ te maken: natuurlijk architect Tjeerd Kuipers (1857-1942) uit Amsterdam (link), die immers (toen alleen nog ) de mooie kerk van Makkum (en de Noorderkerk in Haarlem) had vervaardigd. Ds. Brouwer wist het adres van deze rijzende kerkbouwster echter niet en vroeg zijn zoon ernaar, die in Amsterdam bij een zekere heer Frits Koekkoek op kamers woonde. Brouwer jr. wist echter iets beters: kon zijn huisbaas Koekkoek, zelf architect, die opdracht niet krijgen? Ds. Brouwer zei tegen zijn zoon dat hij het maar eens moest proberen, en zo verscheen niet Tjeerd Kuipers met een paar tekeningen op de zeer verbaasde kerkenraad, maar Frits Koekkoek. Nadat deze uitgelegd had hoe dat allemaal zo gekomen was, legde hij de door hem gemaakt tekeningen aan de kerkenraad voor, die er enthousiast over was en hem en Koksma (uit Lemmer) opdracht gaf de plannen verder uit te werken.

Ds. M. Brouwer (1828-1904).

Samen met de bouwcommissie toog de architect op onderzoek. Eerst werd een bezoek gebracht aan enkele pas gereedgekomen kerken, zoals de Noorderkerk aan de Grote Kerkstraat in Leeuwarden en de Zuiderkerk aan de R. Bockemakade in Sneek. Uiteindelijk werden de inmiddels uitgewerkte plannen van Koekkoek en Koksma op 17 april 1889 goedgekeurd.  Nadat de burgerlijke gemeente toestemming voor de bouw gegeven had, gingen de timmerlui L. Meijer, H. Visser en J.E. Zeilstra met alle door hen bijeenverzamelde vaklui en leerjongens aan het werk. De kerkenraad probeerde op de uiteindelijke plannen nog wel fl. 1.500 te bezuinigen door de toren te laten vervallen, maar toch werd besloten ook de toren te realiseren. Daar heeft men vermoedelijk geen spijt van gehad.

Wat de totale kosten betreft: voor de gekochte grond met bijkomende kosten moest men ruim fl. 3.000 ophoesten, voor  de bouw van kerk met toebehoren fl. 29.000, voor de inrichting van de kerk fl. 550, de geldlening en hypotheek kostten fl. 300 aan rente, en aan proceskosten over het eigendom van de hervormde kerk was men bijna fl.  4.000 kwijt. In totaal zo ongeveer fl. 37.000. Maar hoe dan ook, de mooie kerk werd in mei 1890 in gebruik genomen.

“De Gereformeerde Kerk te Lemmer” (1892).

De gereformeerde kerk aan de Nieuwburen.

Ook in mei 1890 werd in de Particuliere Synode van de Friese Christelijke Gereformeerde Kerk gesproken over een eventuele vereniging met de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie. Landelijk waren er al enkele jaren onderhandelingen gaande over eenwording. Die liepen lang niet altijd soepel, en ook in Lemmer moest de kerkenraad er aanvankelijk niet veel van hebben. Lemmer wilde op geen van de geschilpunten toegeven: het Reglement, dat de landelijke Christelijke Gereformeerde Kerk in 1869 had aangenomen, was voor de Dolerenden weliswaar een gruwel (ze wilden dat het Reglement werd afgeschaft en dat ook de Chr. Geref. Kerk gewoon de Dordtse Kerkorde zou aanvaarden als leidraad voor de kerkregering), maar Lemmer wilde het Reglement absoluut niet afschaffen. En trouwens, zeiden ze, in dat Reglement staat ook dat we de Dordtse Kerkorde volgen.

Ook vond christelijk gereformeerd Lemmer het onaanvaardbaar dat in plaatsen waar al een Christelijke Gereformeerde Gemeente was, toch ook nog een Dolerende Kerk werd opgericht, zoals in Lemmer! De Dolerenden hadden zich gewoon bij de al bestaande Christelijke Gereformeerde Gemeente moeten voegen, zo vonden ze.  En van de Theologische School in Kampen moesten de Dolerenden helemaal afblijven, want die wilde men beslist niet kwijt. Er moest juist voor gewaakt worden dat de ‘School der Kerk’ niet onverhoeds werd overgenomen of weggevaagd door de Dolerende Vrije Universiteit!

Toch kwam het ook in Lemmer tot een vereniging tussen beide kerken. Dat ds. M. Brouwer,  zelf van oorsprong christelijk gereformeerd predikant was, en in 1887 als Dolerend predikant naar Lemmer gekomen was, gaf althans de mogelijkheid dat beide kerkelijke gemeenten vertrouwen in hem stelden. In november 1892 werd uiteindelijk, na geregelde besprekingen tussen de christelijke gereformeerde en de Dolerende kerkenraad, overeenstemming bereikt om gezamenlijk verder te gaan als ‘De Gereformeerde Kerk te Lemmer’.

Tenslotte: een jaar later werd ds. Brouwer per 1 december 1893, ‘na vele moeilijkheden’, losgemaakt van de Gereformeerde Kerk te Lemmer. De gang van zaken rondom zijn vertrek bracht de gemeente in grote onrust en verdeeldheid, zoals we zullen zien.

Ds. A. de Geus (van 1894 tot 1924).

Ds. A. De Geus (1856-1929).

De kerkenraad ging dus weer op zoek naar een predikant. Het beroep op ds. J. Hania (1861-1929) te Oosterbierum, dat in juli 1894 werd uitgebracht, liep op een ‘bedankje’ uit. De maand daarop werd ds. A. de Geus (1856-1929) van Wolvega beroepen, die het beroep aannam en op 18 november 1894 intrede deed. De predikant bleef ongeveer dertig jaar aan de kerk van Lemmer verbonden! Hoezeer de gemeente in de problemen was geraakt na het grote onrust en verdeeldheid brengende vertrek van ds. Brouwer bleek uit de jubileumrede die ds. De Geus in 1919 uitsprak:

“De kerk des Heeren hier was krank. Het was de vraag of zij leed aan eene actue of aan eene chronische ziekte. Maar doodelijk zwak waart gij! De 26ste van deze maand [november 1919] zal het 26 jaar geleden zijn dat ik voor het eerst in deze plaats kwam om u als kranke patiënt operatief te behandelen. Toen leerde ik u eenigszins kennen. Ik had medelijden met u. Het teeken dat mij hope voor u gaf was, dat gij een goeden kerkeraad had; wel voor de toenmalige omstandigheden niet sterk genoeg, maar gezond in het geloof en van goeden wille; mannenbroeders die zich bewust waren te leven uit de krachte Gods”.

“Alleen gij, broeders Albert Peereboom en Eile de Jong, zijn nog in leven. (…) Ware het niet dat alleen God de Heere alles is in de gemeente, ook gij waart toen als ambtsdragers omgekomen. (…) In die benarde omstandigheden had gij den moed een dienaar des Woords te beroepen. De een na de ander bedankte. In augustus 1894 riept gij mij.”

De gereformeerde kerk.

De predikant nam het beroep aan en “allerlei vreesaanjagende voorspellingen werden er gedaan. De een profeteerde dat een geheel geslacht moest wegsterven, voor het goed zou kunnen gaan in Lemmer. De ander dat het wel 60 jaren duren zou eer er geestelijke vrucht werd gezien. Ik kwam in de overtuiging dat de Heere mijn God mij riep. (…) En van het eerste ogenblik af werd de patiënt rustig. Dat gaf dadelijk moed”.

Tijdens de ambtsperiode van ds. De Geus werd in 1919 de Meisjesvereniging op GG ‘Discendo Decimus’ opgericht, die aanvankelijk in de christelijke school vergaderde. Maar ook in het kerkverband had hij een zeer actief aandeel. Telkens werd hij afgevaardigd naar de Particuliere Synode van Friesland en later ook naar de Provinciale Zendingssynode en bovendien werd hij destijds gekozen als lid van veel kerkelijke deputaatschappen van enige betekenis. Vanaf 1889 werd hij door Friesland afgevaardigd naar de Generale Synode, die hij sinds 1905 tot 1923 bijna onafgebroken diende als scriba of assessor. Van 1899 tot 1824 was hij lid van het Curatorium van de Theologische School in Kampen. Vanwege zijn sterke betrokkenheid bij de stichting en instandhouding van christelijke scholen werd hij in 1911 benoemd tot voorzitter van de Unie ‘Een School met den Bijbel’ (later ‘Unie School en Evangelie’ genoemd, bekend om de Uniecollecte).

Zijn 25-jarig ambtsjubileum werd in Lemmer herdacht en gevierd, terwijl de toen door hem uitgesproken Gedachtenisrede (op 18 november 1919) in brochurevorm gepubliceerd werd.

De voorpagina van de ‘Gedachtenisrede’ van ds. A. de Geus.

In een In Memoriam heette het: “Zelf had hij het niet zo bedoeld [om als predikant naar Lemmer te gaan]. Hij ging er heen – zooals hij in zijn Gedachtenisrede zelf verklaarde – niet als ‘kapitein’, maar als ‘loods’ om de gemeente aldaar door de ‘branding’ te helpen, waarin zij destijds verkeerde en zijn hulp had ingeroepen. Maar zijn God had het anders besteld, en hij is er gebleven tot den tijd zijns ouderdoms. Mogelijk ware hij er nog langer gebleven, indien hij niet in den zomer van 1922 getroffen ware door den zwaarsten slag zijns levens in het plotseling overlijden zijner trouwe en zorgzame gade. Eerst scheen ’t haast, dat hij dien slag niet meer te boven zou komen. Zijn levenslust kwijnde, zijn kracht was een tijdlang gebroken. En wel keerde dit weer langzaam ten goede, maar toch gevoelde hij zich te vereenzaamd om den arbeid nog lang voort te zetten. Daarom vroeg hij, na voleindigden 40-jarigen dienst zijn emeritaat, dat hem op de meest eervolle wijze werd verleend. En nu [in 1929], na een vijfjarig verblijf in Zaandam, keerde hij naar zijn Lemmer terug om er … begraven te worden, en als in het midden zijns volks te verbeiden den grooten Dag der doodsoverwinning in de toekomst des Heeren”.

Ds. P. Hekman (van 1924 tot 1928).

Ds. P. Hekman (1883-1972). Foto: ‘Wortel en takken’.

Nadat voor het in mei 1924 uitgebrachte beroep op ds. J.H. Kuiper (1895-1963) van het Friese Winsum bedankt werd, nam ds. P. Hekman (1883-1972) uit Buitenpost het beroep van Lemmer aan. Op 5 oktober 1924 deed hij intrede. Tijdens zijn ambtsperiode in Lemmer werd de kerk gerestaureerd. Dat was na ongeveer 35 jaar wel nodig geworden. Bovendien werd in de kerk en in de pastorie elektrisch licht aangelegd, terwijl de pastorie verrijkt werd met de aanbouw van een serre.

De predikant bleef ongeveer vier jaar in Lemmer; op 28 oktober 1928 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Beilen.

Ds. B.G. de Bruijn (van 1930 tot 1935).

Minstens vijf beroepen waren tussen november 1928 en februari 1930 nodig voordat ds. B.G. de Bruijn (1900-?) van Oude en Nieuwe Bildtzijl het beroep van de kerk van Lemmer aannam en op 4 mei 1930 intrede deed. Zijn ambtsperiode viel in de tijd van de ‘Grote Depressie’, die in 1929 begon met de Beurskrach op Wall Street. Daardoor werd de wereld, en ook Nederland en de kerken, in een financiële en economische crisis geworpen.

Ds. B.G. de Bruijn (1900-?).

Dat heeft echter aan de activiteiten van de nieuwe dominee geen zichtbare beperkingen in de weg gelegd. Zo werd op 15 augustus 1932 (opnieuw) een begin gemaakt met het evangelisatiewerk, door de installatie van de evangelisatiecommissie. Daarvoor was de plaatselijke kermis de aanleiding. Kermisbezoek werd beschouwd als een gevaarlijke vorm van wereldgelijkvormigheid, waar je je als gehoorzame gereformeerde niet mocht vertonen. Daar stond je aan allerlei morele bedreigingen bloot, vond men. Dus dat was de ideale plaats om met het evangelisatiewerk, de inwendige zending, te beginnen. Want laat nu net de kermis in het dorp zijn! Het idee was om door straatprediking (geholpen door een evangelisatiekoor, dat in 1935 werd opgericht), lectuurverspreiding, en natuurlijk  door de  zondagsschool het evangelie te brengen. Het evangelisatieblad De Goede Tijding werd verspreid, tegen betaling van 5 cent per week voor de gemeenteleden en – door hen mogelijk gemaakt – gratis voor ‘hen die buiten zijn’. Het gereformeerd evangelisatiekoor verleende niet alleen bij de straatprediking haar diensten, maar ook bij andere evangelisatiebijeenkomsten en bij openluchtconcerten.

In die tijd reed ook de kerkbus (die het tot 1967 volhield) om gemeenteleden uit de dorpen Follege en Estergea op te halen om de kerkdiensten in Lemmer bij te wonen. De predikant stelde het ‘rode lampje’ in, dat enkele minuten voor de aanvang van de kerkdienst aangaf dat de (gereserveerde) plaatsen ‘vrij’ waren. En op 22 januari 1932 werd de vrouwenvereniging Bidt en Werkt opgericht, die niet alleen vergaderde over Bijbelse onderwerpen, maar – zoals de naam al aangaf – in de gemeente ook praktische hulp verleende waar dat nodig was.

Meester Fedde Schurer.

Meester Fedde Schurer voor de klas.

Problemen met onderwijzer Fedde Schurer (1898-1968) vormden een dieptepunt in het kerkelijk leven in die jaren. Deze Friese dichter – lid van de Gereformeerde Kerk te Lemmer – was een verklaard pacifist, en was een actief lid van de beweging Kerk en Vrede, die zich inzette voor ontwapening en geweldloosheid. Het ledental van die vereniging mocht zich in die tijd dan wel naar grote hoogten bewegen, door een conflict daarover in het schoolbestuur (hij was onderwijzer aan de christelijke school) en in de kerk leidde het tot een breuk met de Gereformeerde Kerk. Schurer was er van overtuigd dat hij op grond van de Bijbel pacifist moest zijn. Bovendien was hij het oneens met de destijds door de generale synode gedicteerde opvatting over het paradijs, die de ‘zintuiglijke waarneembaarheid’ van zowel de paradijsbomen als de sprekende slang als Bijbelse waarheid verklaarde. De politieke overtuiging en zijn kritiek op het synodebesluit waren er de oorzaak van dat hij van het Avondmaal werd afgehouden, waarna hij met de Gereformeerde Kerk brak.

De gereformeerde kerk aan de Nieuwburen.

Vele jaren later, In 1971, publiceerde de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Lemmer een verklaring onder de titel ‘Verzoening’, waarin werd aangegeven dat de toenmalige kerkenraad op onjuiste gronden tot zijn censuuroefening kwam. Hoewel Fedde Schurer in 1968 was overleden en de rehabilitatie dus postuum was, werd toen samen met mevr. Schurer en haar zoon in de kerk te Lemmer samen met de gemeente het avondmaal gevierd, als zichtbaar teken van ‘verzoening’.

  • In 1935 werd ds. De Bruijn na een misstap op 9 juli 1935 niet alleen losgemaakt van de Gereformeerde Kerk van Lemmer, maar uit het ambt van predikant van de Gereformeerde Kerken gezet. Hij verhuisde met zijn gezin naar Amsterdam. En de kerkenraad moest op zoek naar een nieuwe predikant.

Ds. L.W. Wessels (van 1936 tot 1945).

Ds. L.W. Wessels (1905-1945).

Ds. L.W. Wessels (1905-1945) uit Abcoude deed als opvolger van ds. De Bruijn op 8 maart 1936 intrede . Zijn ambtsperiode bestreek de tijd van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog was de predikant in het verzet en had men een onderduiker in de pastorie. In het kerkorgel was een radio verborgen, zodat naar de berichten van Radio Oranje vanuit Londen geluisterd kon worden. Vanwege zijn deelname aan het verzet werd later in het Verzetsmuseum een foto van de predikant geplaatst.

Twee hulppredikanten.

Het was in de jaren dertig en ook daarna in de Gereformeerde Kerken een tijd van ‘overvloed aan werk en werkkrachten’. Veel afgestudeerde predikanten konden namelijk niet direct een beroep krijgen; ze waren voor veel kerken in die tijd te duur. Daarom was in de Gereformeerde Kerken een landelijk ‘Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ gevormd, naar de stichters ook wel het ‘Comité Schouten-Grosheide’ genoemd. Dit Comité verleende (uit de opbrengst van landelijke kerkcollecten) financiële steun bij de aanstelling van hulppredikanten. Zij verdienden weliswaar aanmerkelijk minder dan een officieel aangestelde dominee, maar konden voor een gemeente toch van grote betekenis zijn en ondertussen veel ervaring opdoen!

Hulppredikant (later ds.) Joh. S. de Jong (1906-1983).

De Gereformeerde Kerk van Lemmer droeg ten tijde van de inpoldering van de Noordoostpolder de verantwoordelijkheid voor de geestelijke verzorging van de Zuiderzeearbeiders in de in de polder ingerichte kampen. Aan de kerk van Lemmer waren in die tijd achtereenvolgens twee hulppredikanten verbonden die zich vooral met die werkzaamheden bezighielden. Kandidaat Joh. S. de Jong (1906-1983) diende de kerk van Lemmer enkele maanden, nl. van 1 augustus tot 31 oktober 1943. Kandidaat H. van Koningsveld (1909-1969) werkte er langer, namelijk van 15 oktober 1943 tot 17 februari 1946.

Hulppredikant (later ds.) H. van Koningsveld (1909-1969).

Een ‘In Memoriam’ schreef (in december 1935) over ds. Wessels: “Maandag 10 december was voor de Gereformeerde Kerk te Lemmer c.a. een droeve dag, daar haar geliefde Herder en leeraar ds. L.W. Wessels, na een kort doch hevig lijden, nog plotseling van haar werd weggenomen in den leeftijd van 40 jaar. In maart 1936 kwam ds.Wessels vanuit Abcoude in Lemmer, zoodat hij hier ruim negen jaren zijn ambtswerk mocht verrichten. Met trouwe toewijding en met de inzet van zijn geheele persoonlijkheid heeft hij zijn plicht vervuld, altijd en overal getuigende van zijn Zender. Niet alleen in zijn gemeente, maar ook daarbuiten in evangelisatie en straatprediking, alsmede in het spreken in de kampen van  den Noord-Oost-Polder, heeft hij steeds zijn beste krachten gegeven en opgeroepen tot het geloof in den Heere Jezus en tot een leven in gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Zijn verscheiden is voor zijn gemeente, doch inzonderheid voor zijn echtgenoote en kinderen een gevoelige slag. Tijdens de bezetting was hij veler vriend en beschermer; talloozen hebben bij hem aangeklopt en vonden steun bij hem en zijn echtgenoote”.

“Ook in het dorp onzer inwoning zal de geziene en beminde figuur van ds. Wessels zeer worden gemist, doch ons verlies is voor hem enkel winst, daar wij weten dat hij, uit zijn lijden verlost, thans zijn God in volmaaktheid mag dienen”.

Ds. W. Seinen (van 1947 tot 1949).

Ds. W. Seinen (1894-1964).

De opvolger van ds. Wessels – ds. W. Seinen (1894-1964) uit  Baarn  – deed op 27 april 1947 intrede in Lemmer nadat verscheidene vergeefse beroepen op andere predikanten waren uitgebracht. De gemeente kwam onder zijn predikantschap ‘tot grote bloei’, maar al na ongeveer twee en een half jaar nam ds. Seinen – tot spijt van  kerkenraad en gemeente – een beroep naar de kerk van Naarden aan. Op 9 oktober 1949 nam hij afscheid van Lemmer.

In  snelle vogelvlucht verder…

In 1954 werd ‘Het Baken’ gebouwd (foto: ‘Wortel en takken’).

– Tijdens de ambtsperiode van ds. F.J. Scholten (1903-1980), van 1950 tot 1956,  werd in 1954 achter de kerk Het Baken gebouwd, dat dienst deed als vergadercentrum voor het kerkelijke verenigingsleven. Architect S. van der Veen maakte de plannen en de laagste inschrijver bij de aanbesteding was de fa. Gebr. Frankema, die het gebouw voor bijna fl. 53.000 realiseerde.

Ds. J.H. Binnema (1921-1987) van Oude Pekela deed op 3 februari 1957 intrede en bleef relatief korte tijd (van 1957 tot 1960) in Lemmer. Hij emigreerde namelijk in 1960 naar Canada, waar hij predikant werd bij de Christian Reformed Church. Hij diende daar achtereenvolgens tot zijn emeritaat zes kerken.

Het nieuwe orgel dat in 1961 geplaatst werd (foto: Stichting Orgel Centrum).

– Tijdens de ambtsperiode van ds. J. de Lange (1910-1983), van 1962 tot 1966, werd in 1961 een nieuw orgel in de kerk geplaatst. Het oude orgel had weliswaar twee klavieren en een pedaal en het houtwerk was lang geleden van degelijk Duits hout gemaakt, maar het voldeed in de jaren ’50 al niet meer, was eigenlijk niet meer bespeelbaar en maakte vervanging nodig door een degelijk instrument. Bij de Amsterdamse fa. Fonteyn & Gaal werd een groot orgel gekocht voor de prijs van fl. 30.000, dat voor een aanmerkelijk deel uit pijpmateriaal van oude orgel werd opgebouwd. De bekende organist Feike Asma (1912-1984) himself was degene die het orgel in 1961 inspeelde. In de loop van de daarop volgende jaren werd zo nu en dan een verbetering, zoals de registertractuur van het hoofdwerk, dat na jaren niet meer goed functioneerde. ‘Op negen registers van het hoofdwerk werden toen motoren geplaatst om de registerslepen in beweging te zetten’.

Ds. H.G. Verhaagen (1918-1999).

– Toen ds. H.G. Verhaagen (1918-1999) van 1968 tot 1976 in de kerk van Lemmer werkzaam was, kreeg de kerk in 1971 een stevige onderhoudsbeurt. ‘Daarvoor is de hele gemeente, van groot tot klein, actief geweest’. Bovendien kwam de befaamde gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw met maar liefst fl. 60.000 over de brug om de schuld op de pastorie weg te werken. Zowel het interieur (door de fa. Hornstra) als het exterieur van de kerk (door de fa. Gebr. Frankema) werden gerestaureerd. Een en ander duurde van mei tot oktober 1971, gedurende welke periode de hervormde gemeente gastvrijheid verleende voor het houden van de gereformeerde kerkdiensten.

De gereformeerde kerk aan de Nieuwburen.

In 1972 was trouwens een verbinding aangegaan met de kerk van Echten, waar ds. J.S. Helmantel (*1942) predikant was, waardoor deze predikant ook voor het pastoraat en de catechese van de kerk van Lemmer werd ingezet.

Ds. H. Vollmuller (*1935) was van 1977 tot 1984 als predikant verbonden aan de Gereformeerde Kerk te Lemmer. Hij was afkomstig van de kerk van Andijk en deed in Lemmer op 21 augustus 1977 intrede, na door ds. Helmantel in het ambt bevestigd te zijn.

Het interieur van de gereformeerde kerk (foto: Reliwiki, JvN, 2009).

Ds. W.J. Molenaar (*1940) van Staphorst-Rouveen was van 1984 tot 1990 aan de kerk van Lemmer verbonden; ruim een jaar later kwam  ook ds. F.T. Volbeda (*1949) in gedeeltelijke dienst naar de kerk van Lemmer (zijn eerste gemeente), waar van 1986 tot 1990 werkzaam was. In september 1990 vertrok hij naar de kerk van Groningen.

– Het duurde geruime tijd voordat de vacatures van de beide in 1990 vertrokken predikanten Molenaar en Volbeda werden vervuld.  Ds. H. Thon (*1956) van ’t Zandt-Zijldijk  deed op 17 november 1991 intrede en was vervolgens ruim dertien  jaar aan de kerk van Lemmer verbonden, namelijk van november 1991 tot 2 januari 2005. Eind december 1992 was kerkelijk werker P. Hania (1949-2007) aangetreden, en vertrok na twaalf jaar, in 2004, naar de kerk van het Friese Nijland waar hij als predikant bevestigd werd.

Een blik naar boven (foto: Reliwiki, JvN).

In 1998 onderging de kerk een stevige restauratie. De banken werden uit de kerk verwijderd, geschuurd en in de lak gezet en  het podium hoger en groter gemaakt. Voor het plafond werd een deskundige aangetrokken die adviseerde dit rood te verven, wat – ondanks een aanvankelijk fronsen van vele wenkbrauwen – ook naar veler tevredenheid uitgevoerd is. De voorgevel van de kerk werd later geïmpregneerd.

Een blik op de galerij (foto: Reliwiki, JvN, 2009).

Ds. E. van der Sluis (*1951)  van de Protestantse Gemeente De Lege Geaën te Gauw, kwam in 2005 naar Lemmer, waar hij tot 2015 predikant was. Tijdens zijn predikantschap werd de Protestantse Gemeente te Lemmer i.w. gevormd, die in januari 2020 officieel Protestantse Gemeente te Lemmer zal worden. Besloten werd in verband daarmee dat de gereformeerde kerk aan de Nieuwburen buiten gebruik gesteld zou worden. De laatste dienst zal gehouden worden op 8 december 2019, waarin ds. Van der Sluis (nu te Joure), als laatste gereformeerde predikant te Lemmer, zal voorgaan.

Ledental van de Gereformeerde Kerk te Lemmer.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Lemmer c.a. tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

A. Algra, De geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp. Deel I. Leeuwarden, g.j.

Archief van de Gereformeerde Kerken in de Classis Sneek. Leeuwarden, Tresoar

Archief van de Particuliere Synode der Gereformeerde Kerken in de provincie Friesland [waarin: Archief van de Commissie Binnenlandsche Zending van de Gereformeerde Kerken in de provincie Friesland]. Leeuwarden, Tresoar

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G.H. van Kasteel, Vóór vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j.

H.W. Thon, e.a., Wortel en takken. Op zoek naar de oorsprong van de Gereformeerde Kerk van Lemmer, Eastergea en Follega. 1876-2001. Lemmer, 2001

© 2019. GereformeerdeKerken.info