Kerk in Scheveningen tussen haven en hofje

door C.W. Keur.

Hoe kwam het dat in Scheveningen zo laat – pas in 1877 – een Christelijke Gereformeerde Gemeente werd geïnstitueerd? De bevolking was toch voor een groot deel van solide gereformeerde snit, met een mystieke inslag.

Kaart: Google.

Kwam het omdat de bevolking eigenlijk één grote familie vormde en er onderling, tussen de verschillende stammen van Roeleveld, Pronk, Spaans, Verheij, enz., door huwelijk banden waren ontstaan, die men liever niet in gevaar wilde brengen? Of waren het de gezelschappen, conventikels, waar velen hun geestelijk voedsel vandaan haalden, die verdere actie vertraagden?

Er ritselde al wel wat in Scheveningen. Ondanks de gezelschappen waren er, die traditie en familierelaties trotseerden en zondags de lange wandeling naar Den Haag ondernamen om de preken van ds. W.G. Smitt [1842-1912] van de Gereformeerde Gemeente onder ‘t Kruis aan te horen. Dat men in Scheveningen toch niet helemaal stil zat blijkt ook uit het bestaan van de zogenaamde ‘separatiste pink’.

Zo moet de kerk van ds. W.G. Smitt aan de Haagse Wagenstraat er uit gezien hebben (tekening: ‘Waar Hagenaars kerkten’).

Separatiste pink.

Sommige [hervormde] kerkelijk verontruste vissers hadden bezwaar tegen het vissen op zondag, zoals dat toen op de meeste vissersboten gebruikelijk was. Zij wilden van zaterdagavond tot zondagmiddag de rustdag vieren. Om dat te verwezenlijken lieten zij in Katwijk aan Zee een eigen vissersboot (pink) bouwen. Op Tweede Pinksterdag 1837 voer deze separatiste pink voor het eerst uit.

Zo langzamerhand werd het ‘volkje’ rijp gemaakt voor de instituering van een Christelijke Gereformeerde Gemeente ook in de Scheveningse samenkomsten. Deze ‘gezelschappen’ werden beschouwd als ’leerzame samenkomsten tot godsdienstige stichting’. Voordat er sprake was van een eigen gemeente moest er echter eerst nog iets zeer merkwaardigs gebeuren.

Ds. W.G. Smitt (1842-1912).

Zwaar weer boven de vissersplaats.

Vlak voor het kerstfeest van 1876 zou voor ‘de verspreide Vrienden der Waarheid’ een voorganger optreden uit… Amerika. Tot verbazing en ergernis van het kleine groepje separatistisch gezinden weigerde hij evenwel op het laatste moment voor hen op te treden. Hij motiveerde dit ‘vanwege de oordelen Gods die over deze plaats zouden komen’. Scheveningen werd door deze profeet gelijkgesteld met Sodom en Gomorra. De Scheveningers vroegen zich ontsteld af hoe deze Amerikaan kon weten van oordelen Gods die zouden komen.

Ouderling Dirk van der Zwan.

Hoe onbegrijpelijk een en ander ook was, toch heeft deze oordeelsaankondiging haar doel niet gemist. Zij liet de Scheveningers niet los: zou de aankondiging misschien iets te maken hebben met het feit dat men nog steeds niet was overgegaan tot instituering van een eigen kerk? De Amerikaanse profetie is tenslotte de aanleiding geweest om eindelijk de knoop door te hakken: op 10 september 1877 werd de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Scheveningen geïnstitueerd. [Daartoe  werd de  door ds. W.G.  Smitt opgestelde acte van de instituering ondertekend door de ouderlingen Job Knoester en Dirk van der Zwan.]

Ouderling Job Knoester.

Bethel.

De eerste dienst werd gehouden in de christelijke school en werd geleid door ds. Smitt uit Den Haag. Hij was de consulent en had zich als zodanig geweldig voor de Scheveningse kerkelijke zaak ingezet. Hij preekte over Genesis 28 vers 19: ‘En hij noemde de naam dier plaats Bethel’. Vandaar de naam Bethelkerk; nu  is er inmiddels het derde kerkgebouw met dezelfde naam. De kerk is het middelpunt van gereformeerd kerkelijk leven in Scheveningen. Tussen haven en hofje, daar gebeurde alles.

Het kerkelijk leven begon te bloeien, vooral na de komst van ds. J. Schotel [1825-1914] in 1880. Er was een eenvoudig geloofsleven, dat uit de Schrift wilde putten. Behalve trouwe kerkgang op zondag waren er de huiselijke gebeden en daarvan mag zeker het avondgebed wel speciaal genoemd worden. Toen het huisorgel langzamerhand zijn intrede deed werd er, als het weer het toeliet, met openstaande ramen in de hofjes veel gezongen.

Ds. J. Schotel (1825-1914) stond van 1880 tot 1883 in Scheveningen.

Ja, zij wilden een vroom volk zijn, die Scheveningers. Volmaakt? O nee! Bewijs hiervan is bijvoorbeeld het met algemene stemmen aangenomen besluit van de kerkenraad om een boetestelsel in te voeren voor die kerkenraadsleden die bij de aanvang van de vergadering niet aanwezig waren. Zij moesten fl. 0,25 betalen. Bleven ze zonder wettige reden de gehele vergadering weg dan werd de boete fl. 1. Voor die tijd was dat een fors bedrag. Hoe lang die bepaling van kracht is gebleven vermeldt de historie niet.

Wat de geschiedenis wel vermeldt is dat er in 1887 een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ werd geïnstitueerd [afkomstig uit de Doleantie – zij bouwden  in 1892 de Pniëlkerk aan de Nieuwe Laantjes te Scheveningen]. Men sprak  na 1892 [toen beide kerkgenootschappen althans landelijk samengingen in De Gereformeerde Kerken in Nederland] van gereformeerd A [de voormalige Christelijke Gereformeerde Gemeente] en B [de vroegere Dolerende Kerk]; het duurde tot 1917 voordat de beide afgescheiden kerken in alles één waren [en samen één Gereformeerde Kerk vormden].

De Pniëlkerk aan de Nieuwe Laantjes te Scheveningen werd in 1892/93 in opdracht van de Dolerenden gebouwd; in 1921 verkocht aan de Oud-Gereformeerde Gemeente, die de kerk Eben Haëzer noemde. In 1938 kwam het gebouw in handen van de Gereformeerde Gemeente.

Rijke zegen.

Het kerkelijk leven in Scheveningen werd rijk gezegend. In de loop der jaren werd de ene Bethelkerk geflankeerd door vier andere kerkgebouwen. Het aantal predikanten werd in de tijd van de grootste bloei zes, terwijl het aantal leden ooit de 8.300 overschreed. Maar toen was Scheveningen eigenlijk al niet uitsluitend een vissersdorp meer, al bleef de visserij een belangrijk onderdeel van het economisch leven.

Thuis bij de vissers.

Scheveningen was van oudsher een geïsoleerde vissersplaats. Van geslacht op geslacht voeren mannen en jongens op pinken, bommen, loggers of trawlers ter visserij. In het algemeen kan men zeggen dat het vissersvolk een vroom volk was. Men wilde de Heere dienen, ook in het dagelijks werk.

In sommige gezinnen was het armoe troef. Moeder de vrouw moest er op uit om een mand met vis te verkopen, netten te boeten, of moest als werkster er wat bij zien te verdienen. Kwamen de kinderen uit school, dan was er vaak geen moeder om ze op te vangen. Soms werden ze door grootmoeder of een ander familielid verzorgd totdat moeder thuis kwam. Ook waren er zogenaamde sleutelkinderen, die de huissleutel aan een koordje om de hals droegen en dus zelf in huis konden komen. Dan moesten ze maar zien hoe ze zich verder redden…

Ja, er is veel afgeleden en afgebeden in de oude tijd. Eerst als vader thuis kwam na ‘behouden teelt’, eind december, kwam er weer wat geld en werden de rekeningen betaald. Maar ook in de financieel krappe tijd van het jaar kwam het nodige kerk- en schoolgeld toch altijd weer op tafel.

Aan boord.

‘… preken uit ‘De Godvruchtige Zeeman’…’

Aan boord van veel vissersschepen werd ‘plicht’ gedaan: er werd gebeden en gedankt en uit Gods Woord gelezen voor en na de maaltijden. Zondags werd er door de schipper of een van de bemanningsleden een preek gelezen uit ‘De Godvruchtige Zeeman’. De jongsten aan boord – reepschieters en afhouders – moesten op de rustdag bij de schipper komen om een catechismuszondag op te zeggen en kregen, wanneer ze goed hun best hadden gedaan, ter beloning een babbelaar of een snee koek.

Een eenvoudig leven aan boord, te midden van de gevaren van de zee. Menig kostbaar leven ging er in een stormnacht verloren. Er kwam rouw aan  wal wanneer de dominee in een van de vele hofjes tijding moest brengen dat man of zoon, of beiden, op zee ‘gebleven’ waren. ’Behouden vaart’  werd soms een rouwvaart. Het ‘Op hoop van zegen’, dat eerbiedig met ontbloot hoofd werd uitgesproken na het uitzetten van de netten, werd soms op ontstellende wijze doorkruist door een verdrinkingsdood. Inderdaad: ‘De vis werd duur betaald’.

De Bethelkerk (1905-1971) te Scheveningen.

Evenwel, niet op alle schepen werd ‘christelijk’ geleefd en de zondag naar het gebod gevierd. Daarom, en voor de geestelijke verzorging van de vissers in het algemeen, werd door de kerken in 1901 de vereniging Bethsaïda opgericht.

Bethsaïda.

De kerken beseften dat er meer nodig was dan een bezoekje van de dominee of de ouderlingen na ‘behouden teelt’, en een speciale catechisatie voor de zeejongens gedurende de wintermaanden. Want tijdens het visseizoen maakte men steeds verdere reizen. De zee bij Schotland werd een favoriete visgrond.

Bethsaïda zorgde er voor dat er tijdens dit visseizoen twee predikanten in Lerwick (Schotland) aanwezig waren. Later werd dit Dieppe in Frankrijk en nog later, gedurende korte tijd, Helgoland in Duitsland. In Lerwick werd in een Schotse kerk dienst voor de vissers gehouden; de Schotten  die langs de kerk liepen verbaasden zich over het machtig psalmgezang dat vanuit de kerk naar buiten klonk.

Het werk van de kerken voor de vissers werd zeer gewaardeerd. Waren het aanvankelijk de gereformeerde zeekerken Scheveningen, Katwijk, Noordwijk, Maassluis en Vlaardingen die deze arbeid door middel van Bethsaïda verrichtten, na de Tweede Wereldoorlog nam, via het Dieppecomité, ook de Nederlandse Hervormde Kerk daaraan deel.

Het interieur van de Bethelkerk (1905-1971) te Scheveningen.

Zondagsvisserij.

De kwestie van de zondagsvisserij was een heet hangijzer. Veel vergaderingen van de kerkenraad van Scheveningen en, in breder verband, de pastores van onderscheiden kerken zijn aan dit onderwerp gewijd. ‘Als een blok lag de vraag op de consciëntie (het geweten) van velen en als een struikelblok in het midden der gemeente’, zo meldt het gedenkboek van de Gereformeerde Kerk van Scheveningen (geschreven door de heer A. Huisman) [waarvan inmiddels twee versies verschenen zijn].

Voorheen werd er op veel loggers vrijdagsavonds voor het laatst ‘geschoten’ (de netten overboord gezet), althans op de loggers met een christelijke schipper en bemanning. De netten werden dan de volgende morgen opgehaald en de vis werd verwerkt, zodat ’s avonds alles netjes was voor de rustdag.

Maar langzamerhand raakte men de band aan de zondag op steeds meer loggers kwijt en daarmee verdwenen ook meer christelijke gewoonten. Ook de ‘plicht’ kwam in het gedrang. Veel vissers kwamen in gewetensconflict en steeds meerderen, vooral ouderen, verlieten de visserij en werden brood- of melkbezorger, of portier bij een departement, enz.

De kerkenraden van de zeekerken konden niet werkeloos blijven toezien. In 1927 sprak de kerkenraad van Scheveningen zijn bezorgdheid uit over de geestelijke ontwikkeling op de vissersvloot. Het uitvaren op zondag (vooral uit buitenlandse havens) en het zedelijk verval onder de jongere zeelieden werden met name genoemd. De reders werden opgewekt om met gewetensbezwaren van de bemanning rekening te houden. Of deze uitspraak veel heeft uitgewerkt valt te bezien. Wel verviel door de actie van de Nederlandse Christelijke Fabrieks- en Transportarbeidersbond in 1937 het zogenaamde zaterdagavondschot, waardoor het feitelijk zeven nachten vissen tot het verleden kwam te behoren.

Het interieur van de huidige Bethelkerk (1971-heden). Foto: Reliwiki.

Conflict.

In juni 1938 brak er een ernstig conflict uit in de visserij. De kerkenraad voelde zich verplicht een woord van ernstig vermaan te doen horen aan het adres van reders en vissers, werkgevers en werknemers ‘om zichzelf ernstig te beproeven of hun gedrag tegenover de naaste, ook op het terrein van het maatschappelijk leven, wel gedragen wordt door de oprechte begeerte om als leden van één lichaam ook daarin de liefde van Christus niet alleen met woorden, maar ook met daden jegens elkander te bewijzen’. Zo was de kerkenraad alert ook in deze zaak.

Er zou nog veel te vertellen zijn over kerkelijke arbeid in de vissersplaats, over de speciale catechisatie voor zeejongens in de eerste maanden van het jaar. Over de oorlog, de evacuatie en hun gevolgen. Over het hospitaalkerkschip ‘De Hoop’. Over de onstuimige ontwikkelingen na de oorlog, over jeugdwerk en evangelisatie. Over de Vrijmaking en de pogingen de breuk te helen. Over de opheffing van Bethsaïda in 1983. Meer dan aanduidingen kunnen het hier niet zijn.

Het orgel van de huidige Bethelkerk (foto: C.J. Roeleveld, home.planet.nl).

Verandering.

Scheveningen veranderde van een eenvoudige vissersplaats in een mondaine badplaats. Door het volkomen aaneengroeien van Den Haag en oud-Scheveningen en de voortdurende nieuwbouw en uitbreiding van het oude vissersdorp werd de bevolking sterk vermengd. De oude bevolking vergrijsde. Kerkelijk betekende dat een achteruitgang van 8.300 tot 3.100 leden [in 1984]. Van de vijf kerken zijn er [in 1984] nog vier over. Van de zes predikantsplaatsen resteren er [in 1984] nog drie. Een trieste zaak. Moeten we daarom in mineur eindigen? Gode zij dank: nee! Want nog steeds staat daar Bethel in het middelpunt, het Huis Gods waarvan geldt: ‘Wat winden dat er ruizen, wat regen dat er plast, het hoge Huis van Sion staat onbeweeglijk vast’.

Bron:

C.W. Keur, Kerk tussen haven hofje. In: Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land. Deel 6, Zuid-Holland Noord. Kampen, 1984

* De redactie van GereformeerdeKerken.info plaatste, behalve de meeste illustraties, [tussen vierkante haakjes] ook enkele aanvullende gegevens en opmerkingen.

_______________

Enkele aanvullende opmerkingen van de redactie van  GereformeerdeKerken.info].

In 1984 (het jaar waarin bovenstaand artikel gepubliceerd werd) waren in Scheveningen – zoals de schrijver al meedeelde – nog vier gereformeerde kerkgebouwen in gebruik. Het waren de Bethelkerk (1971) aan de Jurriaan Kokstraat, de Immanuëlkerk (1922) aan de Kranenburgweg (hoek Westduinweg), de Pniëlkerk (1937) aan de Tesselsestraat en de Ichthuskerk (1955) aan de Duinkerksestraat. Het ledental bedroeg dat jaar 3.002.

De Ichthuskerk te Scheveningen, die in 1955 in gebruik genomen werd en in 1993 verkocht werd aan de GKV.

Kort daarop, in 1986, werd de Immanuëlkerk buiten gebruik gesteld en twee jaar later gesloopt. In 1993 werd de Ichthuskerk verkocht aan de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakte). Per 1 juli 2002 werd de Pniëlkerk buiten gebruik gesteld, die nu als cultureel centrum dienst doet.

In 2014 fuseerden de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente te Scheveningen tot Protestantse Gemeente. Van de gereformeerde kerkgebouwen is alleen de Bethelkerk nu nog in gebruik als protestants kerkgebouw.

De huidige Bethelkerk aan de Jurriaan Kokstraat werd op 26 maart 1971 in gebruik genomen door de Gereformeerde Kerk te Scheveningen. Het verving het kerkgebouw dat in 1905 op dezelfde plaats was gebouwd. Op haar beurt was de kerk uit 1905 de vervangster van het kerkgebouw dat in 1876 aan de Heemraadslag in gebruik genomen werd. Alle drie werden ze Bethelkerk genoemd.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Scheveningen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Scheveningen tussen 1900 en 2010 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).