De eerste 100 jaar Gereformeerde Kerk in Hijken (1)

Het viel ds. J.E. Booij (1901-1987)  in 1935 niet mee over de eerste tijd van zijn eerste gemeente in het Drentse Hijken historische bijzonderheden te vinden. De notulenboeken tot 1859 waren spoorloos.

Kaart: Google.

Toch weten we dat die kerk op 30 maart 1835 geïnstitueerd werd. Door niemand minder dan ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland.

In de tijd van de Afscheiding was een hervormde kerk in het kleine en verlaten heidedorp Hijken niet aanwezig (die kwam er pas in 1928, in een oude zuivelfabriek). Die gemeente ressorteerde dan ook onder de hervormde gemeente van Beilen.  Vandaar dat de welgestelde landbouwer Jacob Koerts Timmerman (1789-1866) door de hervormde kerkenraad te Beilen aangesteld werd als catechiseermeester, terwijl hij bovendien vooral ‘s winters school hield. Al rond 1825 hield hij samenkomsten waar hervormde gemeenteleden samen psalmen zongen, baden en naar een ‘stichtelijk woord’ van Timmerman luisterden.

Aan de tocht naar Rusland ontsnapt (1812).

Het had trouwens niet veel gescheeld of Timmerman zou al deze activiteiten in en rond Hijken niet hebben kunnen uitvoeren. Van juni tot december 1812 vond Napoleons roekeloze tocht naar Rusland plaats. De keizer – ook de baas in Nederland – stuurde meer dan een half miljoen soldaten richting Moskou om zich van de hegemonie van dat rijk te verzekeren. Nog geen 40.000 van hen kwamen terug… Het had niet veel gescheeld of ook Timmerman had naar Rusland gemoeten. Hij was dienstplichtig en had eigenlijk moeten opkomen om richting Rusland gestuurd te worden.

Hijken, lang geleden…

Maar de ds. J.P. Doornbosch, die van 1807 tot zijn overlijden in 1828 hervormd predikant in Beilen was, pleitte hem vrij. Hij wees de autoriteiten er op dat in Drenthe een oud recht gold dat schoolmeesters van dienstplicht vrijgesteld waren. “Hoe het geding precies geloopen is weet ik niet, maar het slot ervan is geweest dat hij in zijne school en zijne haardstede mocht blijven. Zo hij geen vrijstelling had ontvangen had hij de tocht naar Rusland moeten medemaken en had hij aldaar wellicht zijn graf gevonden”.

Al tijdens het predikantschap van ds. Doornbosch was Timmerman door de kerkenraad van Beilen in het afgelegen Hijken en omgeving als hulpprediker aangesteld, ook ‘oefenaar’ genoemd. In Drenthe waren veel hervormde predikanten die ‘de kenmerkende geloofswaarheden verzwegen of loochenden’ en de meeste hulppredikers volgden deze predikanten getrouw. Maar niet alzo Jacob Koerts Timmerman. Hij was de ‘aloude gereformeerde waarheid’ toegedaan en ‘velen vonden meer stichting onder het gehoor van de eenvoudige oefeningen van br. Timmerman dan onder de zeer geleerde predikaties van vele predikanten’. Zelfs uit plaatsen als Beilen, Assen en Smilde kwamen “menschen loopen, psalmen zingende om samenkomst te houden bij Timmerman”. Deze ‘oefeningen’ werden in Hijken zelf en in plaatsen in de omgeving – Hooghalen en Laaghalen – in particuliere huizen gehouden. Zo’n bijeenkomst wordt ook ‘conventikel‘ genoemd.

Moeilijkheden rond ds. J.P. Doornbosch.

De hervormde kerk te Beilen, lang geleden.

Maar in Beilen ontstonden na verloop van tijd grote moeilijkheden rond ds. Doornbosch. Niet zozeer rond de door hem verkondigde leer (daarmee kon de kerkenraad zich wel verenigen), maar rond allerlei financiële aangelegenheden. Zo werd in 1824 duidelijk dat hij zijn schulden niet afloste, en daardoor een flinke ruzie kreeg met een gemeentelid. Deze twist moest uiteindelijk door de classis  worden opgelost. Ook  ontstond onenigheid tussen de predikant en de kerkvoogdij over de vraag of hij – in verband met zijn zwakke gezondheidstoestand – ’s winters drie keer per week moest preken (twee keer op zondag en eenmaal door de week). De kerkvoodgij vond van drie keer. Een paar jaar later bleek bovendien dat de predikant teveel aan Bacchus offerde en geregeld in beschonken toestand ‘bij de weg’ liep. Kerkenraadsleden dienden daarover zelfs een klacht in bij de burgemeester.

Ook tijdens de kerkdiensten ging niet altijd alles zoals het hoorde: zijn onkies woordgebruik leidde er verscheidene keren toe dat de verzamelde gemeente in lachen uitbarstte; en toen de predikant vanaf de preekstoel ambtsdragers ging beschuldigen van diefstal van zijn persoonlijk goed, waren de rapen gaar. De classis werd verzocht de predikant van de gemeente los te maken. Dat gebeurde ook, maar niet door ingrijpen van de kerkelijke besturen; nog tijdens de behandeling van de bezwaarschriften bij het provinciaal kerkbestuur overleed de zestigjarige predikant in 1828.

Het duurde ruim een jaar alvorens de volgende predikant aantrad in de persoon van ds. L.L. van Loenen, die er tot 1866 de hervormde kansel zou bezetten. Maar sinds de problemen rond ds. Doornbosch zal het conventikel van Timmerman langzaam maar zeker zijn gegroeid. De betrekkelijk grote afstand tussen Beilen en Hijken – in elk geval vier kilometer lopen door vaak moeilijk begaanbaar gebied – en  het door Timmerman verwoorde ‘onversneden Woord Gods’ dat in Beilen steeds minder van de kansel klonk, zullen steeds meer aantrekkingskracht hebben uitgeoefend.

Dit boekje, geschreven door ds. H. de Cock (1801-1842), verwekte in de hervormde kerk veel opschudding. Met de ’twee wolven’ werden twee vrijzinnige hervormde predikanten bedoeld.

Toen de in 1835 ongeveer 45-jarige Timmerman van de rechtzinnige prediking van ds. H. de Cock in Ulrum hoorde ‘wist hij zich eensgeestes met hem’. Het duurde dan ook niet lang of er ontstond tussen ds. De Cock en oefenaar Timmerman een briefwisseling.

De schriftelijke betrekkingen die hulpprediker Timmerman met ds. De Cock onderhield werden natuurlijk ook bij de hervormde kerkenraad bekend. Men had allang opgemerkt dat hij de kerkdiensten in Beilen niet meer bezocht en ook anderen werden door de kerkenraad en de predikant tijdens de zondagse erediensten pijnlijk gemist.

Oefenaar Timmerman geschorst.

De brief van de Algemeene Synode van 16 juli 1834 (uit: ‘Handboek voor hervormde predikanten (…)’).

Ook de synode had de beroeringen door het optreden van ds. De Cock in Ulrum opgemerkt. Nog voor het daar tot afscheiding van de hervormde kerk kwam – 14 oktober 1834 – had de Algemeene Synode in juli al een schrijven aan de kerkelijke besturen en de predikanten gezonden waarin vooral de jonge predikanten werden gewaarschuwd in hun prediking geen aanleiding te geven om de zuiverheid hunner belijdenis verdacht te maken, waardoor ‘kwaadwilligen’ de hervormde predikanten immers zouden kunnen belasteren. Dat men daarmee ds. De Cock en zijn volgelingen op het oog had is duidelijk. Ook moesten de kerkelijke besturen er op toezien dat ‘woelingen van onruststokers en geheime opruijers’ geen  kans kregen scheuring in de kerk teweeg te brengen.

Desondanks vond in oktober 1834 in Ulrum de Afscheiding plaats onder leiding van ds. De Cock. De hervormde kerkenraad van Beilen wilde uiteraard voorkomen dat ‘de beweging van de Koksen’ zich ook tot de hervormde gemeente van Beilen zou uitbreiden. Vandaar dat men op 20 januari 1835 besloot Timmerman voorlopig te verbieden nog te catechiseren of ‘oefeningen’ te houden. Men had namelijk geconstateerd dat gemeenteleden uit Beilen en uit andere gemeenten de conventikels van Timmerman in Hijken, Hooghalen en Laaghalen bijwoonden en de godsdienstoefeningen in hun eigen hervormde kerk, zoals die in de Stefanuskerk in Beilen, niet meer bijwoonden.

Ds. De Cock komt naar Hijken.

Ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, die ook de gemeente te Hijken institueerde.

Terwijl Timmerman geschorst werd zat ds. De Cock al enige tijd in het Groninger Huis van Bewaring opgesloten. In oktober 1834 was ds. De Cock namelijk veroordeeld tot een boete van fl. 50 op grond van het houden van een niet toegestane vergadering van meer dan twintig personen en bovendien tot ‘een gevangenisstraf van drie achtereenvolgende maanden en een boete van f 150.- ter zake van de wanorde, verwekt in de kerk van Ulrum op zondag 19 oktober 1834’. Op die dag was in de kerk van Ulrum namelijk groot rumoer ontstaan, omdat de kerkgangers niet de hervormde ringpredikant Van der Helm op de preekstoel wilden zien (hij kon er door de opdringende kerkgangers trouwens ook niet komen) maar hun  afgezette ds. De Cock. Omdat de preekstoel door een agent bezet werd hield ds. De Cock zijn preek toen vanaf de ouderlingenbank. Op 28 november 1834 ging de predikant daarvoor dus de gevangenis in.

De gemeente te Hijken geïnstitueerd (1835).

Toen hij op 28 februari 1835 zijn straftijd er op had zitten vertrok hij naar Beilen, waar hij de Christelijke Afgescheidene Gemeente institueerde. Op 30 maart vertrok hij naar Hijken. Vermoedelijk in de woning van Timmerman werd de gemeente geïnstitueerd door de verkiezing en bevestiging van ambtsdragers die onder zijn leiding plaatsvonden (ds. Booij noemt overigens de woning van Hermannus Beens als plaats van handeling, en misschien was het ook de woning van Dirk Vredeveld geweest, zoals dr. Veldman suggereert). Als ouderlingen werden gekozen Jacob Koerts Timmerman en Geert Jans Timmerman; als diakenen  Harm Jacobs Scheepers en Jan Willem Nijzing. Besloten werd dat Jacob Koerts Timmerman als oefenaar in de gemeente zou voorgaan; zijn zoon, Koert Jacobs Timmerman, verving hem zo nu en dan.

Oefenaar, later dominee Koert JabobsTimmerman (1816-1870) op oudere  leeftijd. Hij verving zijn vader (oefenaar, later ds. J.K. Timmerman) in Hijken soms.

De gemeente scheidde zich daarmee af van de hervormd kerkbestuur. Als reden daarvoor gaven ze in hun Akte van Afscheiding aan dat de hervormde kerk had opgehouden ‘kerk’ te zijn omdat ze ‘de tekenen van de ware kerk’ niet meer vertoonde, zoals die in Artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis waren genoemd. Ze verwierpen daarom het door de overheid in 1816 aan de hervormde kerk opgelegde Algemeen Reglement en keerden weer terug naar de aloude Dordtse Kerkorde. Tijdens deze dienst doopte ds. De Cock bovendien twee kinderen.

Burgemeester Scheuning Ten Have wist ervan. Omdat hij verplicht was dit soort van gebeurtenissen te melden, berichtte hij de gouverneur van Drenthe op 9 april geruststellend, dat het aantal volgelingen van ds. De Cock in zijn gemeente niet was vermeerderd; het waren er tenminste 36’, meende hij.

Veroordeeld (1836).

Koert Jacobs Timmerman – de bijna 20-jarige zoon van de oude Timmerman – verving zijn vader op zondag 14 augustus 1836  als voorganger in een godsdienstoefening te Hijken (pa hield alleen de preek), toen de Beiler veldwachter Johan Dondorff in opdracht van burgemeester Scheuning Ten Have de woning van Dick Vredeveld binnentrad. Men had hem zien aankomen waardoor grote onrust was ontstaan. De vergadering werd namelijk bezocht ‘door een aanzienlijk aantal persoonen’, waar ze luisterden naar de preek van vader Timmerman. Omdat Vredeveld zijn woning beschikbaar had gesteld voor deze godsdienstoefening van meer dan twintig personen werd hij veroordeeld tot een boete van bijna fl. 15.

Aan de studie en predikant (1840).

Ds. S. van Velzen (1809-1896) examineerde oefenaar Timmerman en zijn zoon.

Zowel vader Jacob Koerts als zoon Koert Jacobs Timmerman wilden zich toeleggen op de studie van de theologie om  Afgescheiden predikant te worden. Samen werden ze door ds. De Cock  – inmiddels woonachtig te Smilde – en later ook door ds. F.A. Kok (1803-1860) van Dwingeloo onderwezen.  Tijdens de provinciale kerkvergadering van Drenthe, die op 20 maart 1840 in Dwingeloo gehouden werd, legden zij beiden examen af, waarbij ook ds. T.F. de Haan (1791-1868) en ds. S. van Velzen (1809-1896) van Amsterdam  aanwezig waren. De beide kandidaten  slaagden en werden beroepbaar gesteld. Beiden ontvingen ze al snel een beroep. Vader Jacob Koerts Timmerman van de gemeente te Hijken en zoon Koert Jacobs van de in 1836 geïnstitueerde Afgescheiden gemeente van Beilen en Borger.

Ds. T.F. de Haan (1791-1868) examineerde oefenaar  Timmerman en zijn zoon.

Erkenning van de overheid (1841).

Nu de gemeente van Hijken-Hooghalen een eigen predikant had wilde het erkenning door de overheid vragen om ongestoord de godsdienstoefeningen met meer dan twintig personen te kunnen blijven houden. Vandaar dat de kerkenraad op 5 maart 1841 een rekest aan de koning zond. Ongeveer negentig gemeenteleden tekenden het verzoek. In dit verzoekschrift diende te worden aangegeven dat de gemeente haar eigen armen zou verzorgen, geen aanspraak zou maken op de hervormde kerkelijke goederen en gelden, terwijl ook het reglement van de kerkelijke gemeente moest worden opgestuurd. Daarnaast diende te worden vermeld waar de kerkdiensten gehouden werden. Uit die opgave blijkt dat deze gehouden werden in een tot kerkzaal ingericht gedeelte van de woning van Roelof Weurding, die in Hijken woonachtig was.

Problemen.

Toen zoon Koert Jacobs Timmerman als predikant van Beilen in maart 1841 naar de kerk van Baflo en Warffum vertrokken was, ontstond in Beilen dus een vacature, waarin men vader Jacob Koerts Timmerman beriep. Deze wilde het beroep aannemen. Maar daar was de kerkenraad van Hijken niet blij mee. Hij weigerde dan ook de benodigde attestatie af te geven, waarmee de  gemeenteleden het eens waren. Want ds. Timmerman was sinds de Afscheiding de voorganger der gemeente geweest en later haar predikant geworden en ‘ziende Godes zegen der gemeente en de broederlijke liefde en toegenegenheid van wederzijds’, wilde men hem niet laten gaan. De classis vergaderde er op 18 november 1841 over en wees op de geringe financiële draagkracht van de kerk van Beilen, maar kon desondanks niet anders beslissen dan dat de roeping van Beilen wettig was en dat de kerkenraad van Hijken-Hooghalen de attestatie moest afgeven. ‘De broederlijke band’, zo meldden de notulen van Hijken-Hooghalen later, ‘geleek te scheuren’.

Ds. H. Joffers (1807-1874) werd  door de kerkenraad van Beilen beroepen.

De kerkenraad van Beilen zag kennelijk ook dat de verhoudingen met de dochterkerk van Hijken-Hooghalen wel erg verstoord zouden raken als men ds. Timmerman sr. ondanks alles als predikant in het ambt zou bevestigen. Er werd dus naar een oplossing gezocht. Daarom bracht men een beroep uit op kandidaat H. Joffers (1807-1874), die op 31 maart 1841 in Beilen intrede deed. Het beroep was uitgebracht in combinatie met de gemeente van Borger, die op 1 mei 1837 geïnstitueerd was, maar nog geen predikant had.

Ds. Timmerman werd kort daarop gedurende ongeveer twee jaar predikant in Borger, ‘geleend van de kerk van Hijken’, zoals dat genoemd werd. Men zou die tijd, 1842 tot 1844, als een soort van afkoelingsperiode kunnen beschouwen.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info