Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Sneek (1)

Van Afscheiding, Doleantie en Vereniging.

De Gereformeerde Kerk te Sneek ontstond doordat in 1906 twee plaatselijke Gereformeerde Kerken zich verenigden tot ‘De Gereformeerde Kerk te Sneek’, namelijk de ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ uit de Afscheiding, die op 27 november 1835 was ontstaan, en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ uit de Doleantie, die in Sneek geïnstitueerd werd op 6 juli 1887.

De eerste leden van de Sneker Christelijke Afgescheidene Gemeente kwamen uit de wijde omgeving (kaart: Google).

1. De Afscheiding.

Na de Franse tijd was de economische toestand voor de kleine man in het Friese Sneek ronduit slecht. De toekomst van de snel groeiende arbeidersbevolking in de provincie en in de ‘stad van de Waterpoort’ leek weinig rooskleurig. En wie dacht dat de behoeftige gemeenteleden van de Sneker hervormde Grote– of Martinikerk het wel beter zouden hebben getroffen, vergist zich. Ook daar hadden de adel en de gegoede burgerij het voor het zeggen en deze hielden nauwelijks rekening met wat zich onder hun stand afspeelde.

Over de inhoud van de prediking in de kerk van Sneek waren steeds meer gemeenteleden ontevreden: ‘een halfslachtig mengsel van orthodoxie en vrijzinnigheid’, werd ze genoemd, al gold die qualificatie niet voor elke Sneker predikant. De Martinikerk telde er in 1835 namelijk drie: ds. Lukas Fockens, die van 1807 tot 1850 de hervormde kansel bezette; ds. A. Moolenaar, die in 1824 naar Sneek kwam en in 1835 naar de hervormde gemeente van Middelburg vertrok; en tenslotte ds. D.A. de Groot (broer van de Groninger hoogleraar dr. Petrus Hofstede de Groot), die op dat moment ongeveer vier jaar predikant in Sneek was, maar er in totaal vijfendertig jaar zou blijven, namelijk van 1831 tot 1866.

Conventikels.

Ds. Lucas Fockens, van 1807 tot 1850 hervormd predikant  van Sneek.

Ds. Fockens preekte in de hervormde gemeente van Sneek ‘het onversneden Woord Gods’. Dat was tegen het zere been van zijn vrijzinnige Sneker collega’s, die in 1819 zelfs een aanklacht tegen hem hadden ingediend. Door zijn even vrijzinnige ‘rechters’ werd hij veroordeeld om – staande voor zijn eigen preekstoel – te luisteren naar een boetpredikatie van de vrijzinnige predikant van het nabijgelegen Ysbrechtum. Ook werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die fl. 115 bedroegen.

Collega ds. D.A. de Groot was aanhanger van de zgn. Groninger Richting, die zich tegenover de confessionele richting in de hervormde kerk stelde. De leden ervan baseerden zich op geschriften van geleerden uit de tijd van de Verlichting, die ‘de onmogelijkheid van de oud-gereformeerde leer op bepaalde wezenlijke punten duidelijk had aangetoond’. In een eigen tijdschrift, ‘Waarheid en Liefde’, verspreidden de aanhangers van de Groninger Richting hun ideeën.

De handtekening van Nicolaas Borneman.

Geen wonder dat ook in Sneek, net als op zoveel andere plaatsen, bezwaarde hervormde gemeenteleden bijeenkwamen in meerdere geheime huissamenkomsten, conventikels, waar ze samen preken van ‘oudvaders’ – zeer rechtzinnige theologen uit vervlogen eeuwen – lazen, elkaar bevroegen over het geloofsleven en samen baden en psalmen zongen. Bakker Joh. Andriessen (1780-1844) (wonend in de Nauwe Burgstraat), schipper Kramer en verfwinkelier en lakfabrikant Nicolaas Borneman (1794-1865) (woonachtig aan het Kleinzand) speelden daar een leidende rol. Zo posteerde Borneman zich geregeld op dinsdag aan het Kleinzand, wanneer dit vol lag met scheepjes; daar wekte hij de schippers op, zich van de hervormde kerk af te scheiden.

Borneman wekte aan het Kleinzand schippers op zich aan te sluiten bij de Afscheiding.

In 1834 schreef hij een uitvoerige brochure onder de titel “Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen (…)”, waarin hij de koers van de hervormde synode afstak tegen die van een schipper, die zijn schip tegen dreigende gevaren moest beschermen. Het gebruik van het peillood, het kompas, de loglijn en het secondeglaasje stonden de schipper ten dienste, waarmee hij zijn vaartuig veilig door de wateren loodste. Maar door een beleid te voeren dat leidde naar de ondermijning van de zuivere gereformeerde leer – hij verwees daarbij naar een boekje van de door hem en vele anderen als vrijzinnig beschouwde Groninger professor P. Hofstede de Groot – werd de koers van de hervormde kerk weggevoerd van de rechte weg. Daartegen waarschuwde hij zeer uitvoerig in het genoemde 172 pagina’s tellende geschrift.

Een van de vele brochures die Borneman schreef.

Behalve bovengenoemde voorgangers moet ook genoemd worden catechiseermeester Van der Horst, die door de Sneker kerkenraad als zodanig ontslagen werd, omdat hij catechisatie gaf aan de hand van het boekje van de zeer orthodoxe ‘oudvader’ ds. Abraham Hellenbroek (1658-1731), getiteld “Voorbeeld der Godlijke Waarheden voor eenvoudigen. Die zich bereiden tot de Belijdenisse des Geloofs”. Ds. De Cock liet het boekje trouwens speciaal voor het catechisatieonderwijs in de Afgescheiden Kerk  herdrukken, getuige de  opmerking aan de binnenzijde van het titelblad.

Catechiseermeester Van der Horst werd ontslagen omdat hij van dit boekje gebruik maakte  (hier de derde druk).

Voorgangers van buiten.

Ook kwamen voorgangers van buiten naar de bijeenkomsten in Sneek en ‘spraken daar een stichtelijk woord’ zoals de bekende dan wel beruchte oefenaar J.W. Vijgeboom (1773-1845) uit het Zeeuwse Axel. Deze hield op 20 april 1835 een toespraak in zijn – zoals hij zelf zei – ‘onbeholpen’ stijl in een zeer druk bezochte huissamenkomst op hetzelfde moment dat in de Martinikerk ds. Moolenaar afscheid preekte! Een andere voorganger in de Sneker samenkomsten was Pier J. Schaap (1810-1843), aanvankelijk oefenaar, sinds 1842  predikant in Urk, die al eerder in Koudum veroordeeld was wegens  het voorgaan in ongeoorloofde godsdienstige samenkomsten.

Steeds meer gemeenteleden zochten hun toevlucht in de conventikels in de stad –  “het aantal daarvan groeit enorm” – en  sinds 1833 werden ze niet meer ná de hervormde kerkdienst gehouden maar tijdens die diensten. “Naarmate de leeraaren nu stouter zijn geworden, om valsche leeringen op den kansel te brengen, zijn deze bijeenkomsten [c.q. de conventikels] ook natuurlijk in getale toegenomen”. Ook wendden meerdere gemeenteleden ‘s zondags de steven naar hervormde kerken in de wijde omgeving van Sneek, waar rechtzinnige predikanten op de preekstoel stonden. Op zaterdag vertrokken deze ‘dorstigen naar het Woord’,  en maandag kwamen ze weer in Sneek terug, want op ‘s Heeren rustdag reisde je niet.

Ds. H. de Cock in Sneek.

Ds. H. de Cock (1801-1842) van Ulrum preekte in de woning van Andriessen en zou later de Sneker  gemeente institueren.

Maar op 25 juni 1835 kwam niemand minder dan ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, naar Sneek, waar hem ten huize van Joh. Andriessen in de Nauwe Burgstraat een warm onthaal bereid werd. De dag daarop preekte hij in Andriessens woning: ‘Het stroomde van alle zijden naar hem toe’, zo schreef de hervormde predikant De Groot.

Doordat de overheid het houden van ‘ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomsten’ had verboden – samenkomsten waarvoor geen toestemming bij de overheid gevraagd  gevraagd was – konden per dienst niet meer dan twintig toehoorders de predikant beluisteren, ‘maar door onophoudend te preken van zeven uur in de avond tot één uur ’s nachts kunnen toch veel Snekers het Woord Gods horen’.

Natuurlijk werden de gebeurtenissen door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden. De politie patrouilleerde in de Nauwe Burgstraat om eventuele ordeverstoringen voor te zijn, maar ze constateerde geen ongeregeldheden en hoefde toen dus niet in te grijpen.

De Afscheiding begint.

De Grote- of Martinikerk te Sneek.

Op 3 oktober 1835 ontving de hervormde kerkenraad een schrijven van onder anderen Borneman, Kramer en Andriessen, die meedeelden het lidmaatschap van de hervormde gemeente op te zeggen. Daarbij werd duidelijk aangegeven waarin de van de kansels in Sneek verkondigde leer niet meer ‘gereformeerd’ genoemd kon worden.

In een van de brieven kon men lezen: “Daar ondertekeenaren in gemoede ten volle overtuigd zijn, dat de Zuivere ter Zaligheid leidende leer niet meer in de Nederlandsche Hervormde Kerk te vinden is, zooals die door onze Vaderen in de Formulieren van Eenigheid [de drie gereformeerde belijdenisgeschriften] is uitgedrukt en de kerkelijke wetten niet worden gehandhaafd naar Gods Woord en gemelde Formulieren, zoo is het dat onderteekenaren zich dientengevolge gedrongen vinden hun lidmaatschap in te trekken, ten einde zich bij díe leer en Leeraars te kunnen voegen, waar Gods Woord zuiver verkondigd, en de Kerkelijke wetten, naar het bevel en den Woorde Gods, worden gehandhaafd. Onderteekenaren achten zich ontslagen van Ulieder Genootschap, waarmede Zij Zich niet langer kunnen of mogen vereenigen, en verzoeken dat hunne namen worden uitgeschrabd, zoo niet: dat zij dan althans niet als leeden van de Ned. Herv. Kerk, zoo als zij thans is, mogen worden aangemerkt”.

In totaal scheidden zich op 3 oktober elf gemeenteleden af; de kerkenraad besloot een en ander vanaf de preekstoel af te kondigen. In het lidmatenboek werd aangetekend dat deze personen zich van de hervormde kerk hadden afgescheiden. Later volgden er meer.

Instituering van de Afgescheiden Gemeente.

Ds. De Cock logeerde in de Nauwe Burgstraat. Daar werd in de woning van Joh. Andriessen de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Sneek geïnstitueerd.

Op vrijdag 27 november 1835 werd in Sneek de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd. Dat gebeurde door niemand minder dan ds. H. de Cock uit Ulrum. Hij verbleef sinds enkele dagen opnieuw bij zijn vriend en medestrijder Andriessen aan de Nauwe Burgstraat, vlak bij de hoek met de Wijde Burgstraat. Die avond werden ouderlingen en diakenen gekozen en door ds. De Cock in het ambt bevestigd. Koemelker Ate Jentjes Harstra, bakker Johannes Andriessen en lakfabrikant Nicolaas Borneman werden bevestigd als ouderling, terwijl als diakenen werden bevestigd molenaar Willem Nieuwenhuis uit Sneek en boer Anne Gerrits Bakker te Deersum – in zijn boerderij had oefenaar Vijgeboom in de herfst van 1835 een stichtelijk woord gesproken. Niet lang daarna, eind november, sloten zich opnieuw vijfenzestig hervormde gemeenteleden uit Sneek en omgeving bij de Christelijke Afgescheidene Gemeente aan. De gemeenteleden woonden, behalve in Sneek, verspreid over zo’n tien dorpen: Abbega, Deersum, Hartwerd, Hennaard, Lutkewierum, Nieuwland (Nijland), Oudega (Wymbr.), Poppingawier, Rauwerd, Scharnegoutum, Sybrandaburen, Terzool, Tirns, Wolsum en Ysbrechtum.

De reactie van de hervormde kerkenraad.

Nu zich verscheidene hervormden hadden afgescheiden en in Sneek zelfs een Christelijke Afgescheidene Gemeente gesticht was, achtte de hervormde kerkenraad de tijd gekomen een onderzoek in te stellen. Ds. Lucas Fockens werd gevraagd dit onderzoek te leiden, maar hij vroeg ontheffing omdat hij zich er ongemakkelijk bij voelde. Enerzijds voelde hij zich verwant met de Afgescheiden broeders en zusters, maar anderzijds wilde hij de hervormde kerk niet verlaten. Liever herstelde hij de kerk van binnenuit. Samen met een aantal ouderlingen ging de koster toen bij een aantal Afgescheidenen langs om te informeren naar de stand van zaken. Niemand van de ondervraagden herriep zijn of haar afscheidingsbrief.

Het Afgescheiden kerkelijk leven begint.

Ds. S. van Velzen (1809-1896) was van 1836 tot 1839 predikant van de Friese Afgescheiden gemeenten.

In februari 1836 werd de eerste kerkenraadsvergadering gehouden, die onder leiding stond van ds. S. van Velzen (1809-1896), samen met ds. De Cock een van de eerste Afgescheiden predikanten en van 1836 tot 1839 predikant van de Friese Afgescheiden Gemeenten. Afgesproken werd dat zonder uitdrukkelijke toestemming van de kerkenraad geen oefenaars mochten worden gevraagd in de Sneker diensten voor te gaan, om ‘dwalingen en ketterijen’ te weren. Op de zondag mocht niet gekocht en verkocht worden – dat was hier en daar de gewoonte – en men diende de kerkdiensten ijverig bij te wonen. Ten aanzien van het huwelijk van gemeenteleden werd besloten dat deze kerkelijk ingezegend dienden te worden.

Erkenning gevraagd maar vooralsnog niet verkregen.

De Friese Afgescheiden gemeenten probeerden erkenning van de overheid te verkrijgen, zodat men verlost zou zijn van de vervolgingen van de overheid en van de beperkingen die aan het samenkomen als gemeente verbonden waren. Zo was al op 21 december 1835, nog geen maand na de instituering van de Sneker Afgescheiden Gemeente, een gezamenlijk Fries verzoekschrift naar de koning gestuurd. De aanleiding was onder meer dat de Friese Gouverneur J.A. van Zuylen van Nijevelt zich strikt hield aan het verbod  vanuit Den Haag om zonder toestemming van de overheid in conventikels samen te komen met meer dan twintig personen. Dit verbod vloeide voort uit een oude Napoleontische wet, die van toepassing werd verklaard op deze bijeenkomsten.

De Friese Gouverneur J.A. van Zuylen van Nijevelt.

Vervolgingen.

De Afgescheidenen werden namelijk goed in de gaten gehouden. Tijdens de middagdienst op zondag 3 januari 1836 greep de politie in. In de woning van kastenmakersknecht Johannes Olingius in de Peperstraat werd toen een samenkomst gehouden. Daar had Olingius zijn ‘achterbovenkamer tot dien einde opgeruimd’. De politiecommissaris Godert Feenstra trof er meer dan vijftig personen aan, ruimschoots meer dan de toegestane twintig! Borneman was bij Feenstra’s binnenkomst juist ‘met luider stemme’ aan het bidden en toen deze daarmee een kwartier later klaar was, beval de commissaris de aanwezigen te vertrekken. De vrouwen waren door zijn binnenkomst al ‘zeer ontsteld geraakt’, en iemand vroeg of ze toch eerst nog even psalm 68 vers 1 mochten zingen: ‘De Heer zal opstaan tot den strijd’. Na de psalm uit volle borst gezongen te hebben verliet men de woning. Op 4 februari stonden degenen, tegen wie proces-verbaal opgemaakt was, voor de rechter.

Verscheidene andere bijeenkomsten werden op deze manier door de sterke arm verstoord. Uiteindelijk stuurde de gouverneur van de provincie – ter ondersteuning van de burgemeester Teetse Gonggrijp – begin maart 1836 een detachement van vierendertig militairen naar Sneek. Daar waren op dat moment in de woning van Borneman ongeveer vijfenzestig personen aanwezig. Op bevel van de burgemeester ging men uiteen, zonder dat er klappen vielen. Weliswaar pas nadat Borneman de burgemeester uitvoerig had toegesproken.

Teetse Gonggrijp, van 1832 tot 1838 burgemeester van Sneek.

De Afgescheiden Gemeente van Sneek werd in 1836 overigens ‘gesplitst door en onder toezicht van den Weleerwaarde dom. S. van Velzen, in drie gemeenten’, namelijk die van Sneek, Deersum en Tirns. Andriessen en Borneman bleven in Sneek als ouderlingen werkzaam en Jelmer Keulen werd daar aangesteld als diaken.

Problemen.

Kortheidshalve nog de opmerking dat in de gemeente van Sneek al snel interne spanningen waren ontstaan, deels door beschuldigingen van onrechtzinnigheid tegen Borneman, terwijl zijn ‘oefeningen’ – zijn toespraken tijdens de diensten – zó verward zouden zijn dat ze moeilijk te volgen waren. Maar ook persoonlijke kwesties tussen Andriessen en Borneman schijnen aan de basis van onrust in de gemeente gestaan te hebben.

Overheidserkenning (1841).

Intussen werd de gemeente in 1841 – na de zoveelste poging om overheidserkenning en daarmee vrijheid van godsdienstoefening te verkrijgen – door de overheid erkend. Men behoefde nu niet meer bang te zijn voor vervolgingen door de overheid en ook mochten kerkdiensten gehouden worden waarbij meer dan twintig toehoorders aanwezig waren. De namen van Borneman en Andriessen ontbraken echter op het verzoekschrift dat door de vijfendertig ondertekenaars naar de koning gestuurd was. Als reglement had men het inmiddels door de regering goedgekeurde reglement van de Afgescheiden Gemeente te Bolsward opgestuurd.  Borneman was tegen het aanvragen van vrijheid en had de kerk daarom vaarwel gezegd.

De brochure van Andriessen, waarin hij uitlegde waarom hij zich in 1837 van de Afgescheiden Kerk afscheidde…

Ook Andriessen ging zijns weegs. In 1837   (twee jaar later verscheen de tweede druk) schreef hij namelijk een uitvoerige brochure – getiteld: “Korte Opwekking aan allen die de Waarheid liefhebben (…)” –  over zijn redenen om zich van de Afgescheiden Kerk af te scheiden! Andriessen wilde de oude Dordtse Kerkorde van de Synode van Dordrecht ‘terugroepen’ in de Afgescheiden Kerk. Hij had grote bezwaren tegen de vele gemeenten die in plaats van de aloude Dordtse Kerk Orde een andere – zelfgemaakte – Kerkorde hadden aangenomen en daarmee bij de regering vrijheid van godsdienstoefening hadden gevraagd. Dat was voor hem de reden zich in 1837 van de Christelijke Afgescheidene Kerk af te keren.

De eerste predikanten in algemene dienst.

Van ds. R.W. Duin (1797-1843) is weliswaar geen foto bekend, maar wel zijn meerdere preken van hem gedrukt.

Nadat ds. Van Velzen – predikant van alle Afgescheiden Gemeenten in Friesland – in 1839 naar Amsterdam vertrokken was, werd hij in hetzelfde jaar opgevolgd door ds. R.W. Duin (1797-1843), ook weer in combinatie met de andere gemeenten in de provincie. Dat we weinig van hem horen is niet vreemd, want al in 1840 werd hij geschorst en vertrok hij als (niet bevestigd!) predikant naar Leiden, en nog hetzelfde jaar naar Oost-Friesland.

Ds. T.F. de Haan (1791-1868).

Ds. T.F. de Haan (1791-1868) volgde hem in 1841 – ook als predikant van alle Friese gemeenten – op en gaf tegelijk les aan aspirant-predikanten. In 1843 werd hij uitsluitend voor die laatste taak in Groningen benoemd. Daarna volgde een moeilijke periode in het Sneker Afgescheiden kerkelijk leven. Er was  geen geld voor een eigen dominee, en door de afwezigheid van een eigen voorganger en de genoemde  interne meningsverschillen, verliep de krimpende gemeente min of meer.

De eerste plaatsen van samenkomst.

In het verzoekschrift dat in 1841 aan de koning gestuurd was, had de kerkenraad als tijdelijke plaats van samenkomst van de jonge gemeente opgegeven een koffiehuis annex herberg in de toenmalige Brouwerssteeg, tegenwoordig onderdeel van de Wijde Noorderhorne. In dat koffiehuis werd een grote zaal gehuurd om de diensten te houden. En tussen de diensten konden in het koffiehuis annex herberg het meegenomen voedsel en koffie genuttigd worden. Men was overigens bezig met het zoeken van een ander onderkomen, namelijk een pand aan de tegenwoordige Zwarteweg. In 1841 werd daar voor het eerst gekerkt.

Zoals gezegd ging het dus niet zo goed met de gemeente. Dat wordt ook duidelijk als we weten dat sommige leden weer teruggingen naar de hervormde kerk, of het conventikel weer opzochten; notulen werden tussen 1846 en 1848 niet gemaakt en in die tijd was het kerkgebouw zelfs enige tijd gesloten! Volgens mededelingen aan de particuliere synode van 1846 was de gemeente aan het ‘verbrokkelen en verdwijnen alsmede blijven zuchten onder vroeger gemelde schulden’.

Maar in 1848 vatte men weer moed, werden weer notulen gemaakt en wilde men ‘bij vernieuwing een godsdienst oprichten’. Dat leek gunstig! Maar, het ging ten koste van een andere gemeente. Want bij de Afgescheidenen in het naburige Scharnegoutum was interne onenigheid ontstaan die een scheuring veroorzaakte. Sommigen bleven ds. W. van Leeuwen (1810-1886) trouw, die daar van 1847 tot 1853 stond, de rest ging in Sneek kerken. De kerk kon daar weer open en telde in die tijd iets meer dan honderd leden.

De eerste predikant ds. K.J. van Goor (van 1850 tot 1863).

Ds. K.J. van Goor (1816-1882).

Door de groei van de gemeente – bedankt Scharnegoutum! – kon de kerkenraad het beroepingswerk ter hand nemen. Een beroep werd uitgebracht op ds. K.J. van Goor (1816-1882) van Smilde. Hij had achtereenvolgens al in vijf andere gemeenten kort gediend en nam het beroep van Sneek aan, waar hij op 17 november 1850 intrede deed. Hij bleef er maar liefst dertien jaar, namelijk tot 1 juli 1863.

Een nieuwe kerk (1851).

De groei van de Sneker gemeente bleek ook uit het feit dat de kerk aan de Zwarteweg te krap werd. Vandaar dat men in mei 1851 de bouw van ‘eene van de grond af nieuwe kerk’ aanbesteedde aan de Lemmer(straat)weg, waar een stuk grond met daarop een villa gekocht was. De beroepen predikant K.J. van Goor – hij had nog geen intrede gedaan, maar ‘stond’ officieel nog in Smilde – nam de nieuwe kerk op 9 oktober in gebruik; de gemeente was nog vacant. Hij deed dat met een preek naar aanleiding van 1 Koningen 8 vers 29: “Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats”.

Ds. Van Goor was tijdens zijn predikantschap regelmatig lid van de generale synode: die van Zwolle (1854), Leiden (1857), Hoogeveen (1860), Amsterdam (1866) en Middelburg (1869). Ook was hij van 1857 tot 1859 curator van de Theologische School in Kampen. Van hem is in ieder geval de herinnering bewaard gebleven dat hij ‘heel vlug sprak, maar tóch duurden de kerkdiensten soms wel drie uur’. Op 1 juli 1863 nam hij afscheid van Sneek en vertrok naar de kerk van Hoogeveen.

Ds. S. Evenhuis (van 1863 tot 1867).

Ds. S. Evenhuis (1834-1867).

Nog hetzelfde jaar werd hij opgevolgd door ds. S. Evenhuis (1834-1867) van Scharnegoutum. Op 11 november 1863 deed hij intrede, zodat de kerk van Sneek slechts ruim vier maanden vacant was geweest. De predikant bleef gedurende ongeveer vier jaar in Sneek werkzaam, maar werd toen ziek. Hem werd per 11 oktober 1867 emeritaat verleend. Niet lang daarna, op 6 december, overleed hij op 33-jarige leeftijd.

Ds. L. Neijens (van 1868 tot 1874).

Tijdens het predikantschap van ds. L. Neijens (1840-1913) in Sneek vond in 1869 de landelijke hereniging plaats van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis. Het laatstgenoemde kerkgenootschap had zich in 1838 van de Christelijke Afgescheidene Kerk afgesplitst vanwege allerlei verschillen van mening. Daarbij ging het – naast verschillen van inzicht over de leer – onder meer over de vraag of de Afgescheidenen wel vrijheid van godsdienst bij de overheid mochten aanvragen en of ze een andere kerkorde mochten aannemen dan de aloude Dordtse Kerkorde van 1618-1619. De ‘Kruisgezinden’ vonden van niet. Daarom vormde een aantal  gemeenten de landelijke ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’, hield eigen kerkelijke vergaderingen en leidde ook verder een geheel zelfstandig leven. Maar op 17 juni 1869 werd de vrede getekend en besloot men toch maar weer samen te gaan, in het vervolg onder de nieuwe naam ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Ds. L. Neijens (1840-1913).

De predikant deed veel voor de Jongelingsvereniging ‘Pax’, waarvan hij voorzitter was. Op 29 november 1874 nam hij afscheid van de gemeente van Sneek wegens het aannemen van het beroep van de kerk van Amsterdam, waar hij zijn verdere leven predikant bleef en woonde. In zijn ambtsperiode te Sneek was hij ongehuwd, maar in Amsterdam trouwde hij met Weintje van Duyvendijk, die hij in Sneek had leren kennen. Vandaar dat hij altijd contact bleef houden met zijn vorige standplaats.

“Neijens was een eenvoudig man. Immers is ook een dominee, ook een ridder, ook een nestor van de Amsterdamsche kerk en van alle gereformeerde, niet immuun voor inbeelding, zelfverheffing, trotschheid. Hij bleef eenvoudig, een innemende en blijde glimlach op het gelaat. Net was hij, van den hoofdschedel tot de voetzolen toe. Net op zijn lichaam en op zijn kleding. Geen smet of vlek, geen kreukel of rimpel aan broek of jas”.

Ds. A. van der Sluijs (van 1875 tot 1880).

Ds. A. van der Sluijs (1848-1906).

Op 8 augustus 1875 deed de opvolger van ds. Neijens – ds. A. van der Sluijs (1848-1906) van het Friese Bergum – intrede in Sneek. “Te Sneek vooral was hij in zijn kracht. Als prediker werd hij én om de inhoud én om de schone vorm van zijn preken, door velen gezocht”. Op 26 december 1880 nam hij afscheid van Sneek wegens vertrek naar de kerk van Leiden.

Ds. R. Breitsma (van 1881 tot 1883).

Na het vertrek van ds. Van der Sluijs werd het beroepingswerk uiteraard weer ter hand genomen. De keus van de gemeente viel op ds. R. Breitsma (1853-1883) van Haren (Gr.), die op 21 augustus 1881 intrede deed, na door zijn vader – ds. E.R. Breitsma (1821-1906) van Donkerbroek – in  het ambt te zijn bevestigd. De nieuwe predikant nam zijn intrek in de pastorie aan de Lemmer(straat)weg. Helaas is van hem geen foto bekend.

Een nieuwe kerk (1882).

De kerk van de Christelijke Gereformeerde Gemeente, die in 1882 in gebruik genomen werd. Later werd de kerk ‘Noorderkerk’ genoemd.

Hij was nog maar nauwelijks tien dagen in Sneek of hij stelde voor de bouw van een nieuwe kerk ter hand te nemen. ‘Na lang beraad’ werd daartoe besloten. Een aan de heer Ybema behorend huis-met-tuin aan de tegenwoordige Kerkgracht werd aangekocht, waarvoor ‘tot plm. 12 mille geboden’ werd. In maart 1881 werd aan architect Hoogendijk opdracht gegeven bestek en tekeningen te maken voor een nieuw te bouwen kerkgebouw in de tuin van de gekochte woning. Aannemer Piekstra uit Bergum kreeg de opdracht; hij was met fl. 19.642 de laagste inschrijver. Intekenlijsten gingen in de gemeente rond, maar ook in de omgeving van Sneek en bovendien werden renteloze aandelen ter waarde van fl. 25, fl. 50 en fl. 100 geplaatst.

De totaalprijs van de kerkbouw bedroeg uiteindelijk ongeveer fl. 24.000, omdat een orgel geplaatst moest worden, nieuwe banken moesten worden aangeschaft en omdat het verfwerk duurder uitviel dan gedacht. Besloten werd daarom een hypotheek af te sluiten op onder meer de tien destijds als diaconiewoningen gebouwde panden aan de Boschstraat, achter de kerk aan de Lemmer(straat)weg. Bovendien stroomden van alle kanten giften binnen. Ook werden de gebouwen aan de Lemmerweg verkocht, die ruim fl. 3.500 opleverden. In de oude kerk werd een aantal woonkamers gebouwd.

De christelijke gereformeerde kerk aan de Kerkgracht.

Zo kon op 7 juni 1882 de nieuwe kerk – die later de naam ‘Noorderkerk’ kreeg – in gebruik genomen worden. De vroegere predikant ds. Van der Sluijs trad op als feestspreker omdat ds. Breitsma ziek was, de voorbode van zijn emeritaat. Na aanvankelijk weer te zijn opgeknapt liet zijn gezondheid hem namelijk al snel weer in de steek. Zijn vader vroeg de kerkenraad zijn zoon emeritaat te verlenen (wat per 11 juli gebeurde) en de predikant stierf  op 9 oktober 1883 in Donkerbroek, in de pastorie van zijn ouders.

Ds. G. Elzenga (van 1884 tot 1891).

Ds. G. Elzenga (1856-1918).

Tot slot van dit eerste deel nog de mededeling dat negen maanden na het vertrek van ds. Breitsma zijn opvolger intrede deed. Het was ds. G. Elzenga (1856-1918) van Stiens, die in Sneek predikant was in de tijd dat de Doleantie plaatsvond. “Hij was begaafd met een helder verstand en was een meester in fijne begripsonderscheiding. Het charisma van streng logisch denken, dat aan vele Friezen eigen is, was ook hem geschonken. Zijn preken waren belijnd, naar logischen trant opgebouwd, klaar in dispositie. In dit opzicht is hij voor vele toekomstige dienaren des Woords, die hem jaren lang hoorden, tot een zegen geweest. Hij had ook een open oog voor de nooden van het praktische leven. Hoe wist hij, wanneer hij door fijne exegese den tekst geopend en de gedachten ontwikkeld had, die toe te passen op de levenspraktijk van alle dag (…)”.

Ds. J.H. Landwehr (van 1892 tot 1894).

Ds. J.H. Landwehr (1864-1930).

Nadat ds. Elzenga op 15 februari 1891 afscheid genomen had van Sneek wegens vertrek naar de kerk van Kampen werd het beroepingswerk weer ter hand genomen en nam ds. J.H. Landwehr (1864-1930) van Monster het beroep aan. Hij deed op 13 maart 1892 intrede. Hij bleef maar kort in Sneek, want een op hem uitgebracht beroep van de kerk van Rotterdam nam hij aan en preekte op 4 februari 1894 afscheid in de Noorderkerk. De predikant werd later zeer bekend door zijn vele kerkhistorische publicaties.

“Gereformeerde Kerk te Sneek A”.

De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Sneek heette sinds 17 juni 1892 overigens ‘Gereformeerde Kerk te Sneek A’, omdat landelijk de vereniging tot stand gekomen was van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ die door de Doleantie ontstaan waren. In Sneek veranderde dat voorlopig alleen de kerknaam: de Christelijke  Gereformeerde Gemeente zou tot de plaatselijke ineensmelting ‘Gereformeerde Kerk te Sneek A’ heten en de Dolerende Kerk ‘Gereformeerde Kerk te Sneek B’, en waren beide geheel zelfstandig. De plaatselijke vereniging van beide kerken zou nog zo’n veertien jaar op zich laten wachten.

Ds. J.J. Impeta (van 1895 tot 1898).

Ds. J.J. Impeta (1850-1934).

De kerkenraad van Kerk A ging na het vertrek van ds. Landwehr op zoek naar een nieuwe predikant en bracht een beroep uit op ds. J.J. Impeta (1850-1934) van Leeuwarden. Deze nam het beroep aan en deed op 21 juli 1895 intrede in de Sneker Noorderkerk. Ook hij stond nog geen drie jaar in Sneek, want hij nam op 12 juni 1898 afscheid van Sneek wegens vertrek naar de kerk van Katwijk aan Zee.

“Zijn kracht heeft steeds gelegen in zijn kanselarbeid. Hij stond bekend als een kanselredenaar, die een geheel eigen manier van zeggen had. Tot op hoge ouderdom bleef hij fris. Met grote nauwgezetheid verzorgde hij dan ook zijn preken, niet gerust zijnde, wanneer deze niet enkele weken van tevoren klaar lagen. In alle gemeenten die hij diende heeft hij veel geijverd voor het christelijk onderwijs”.

Ds. D. Koopmans (van 1899 tot 1931).

Ds. D. Koopmans (1868-1940).

Op 26 februari 1899 deed ds. D. Koopmans (1868-1940) van Ee intrede in Sneek. Hij heeft de kerk van Sneek bijna tweeëndertig jaar gediend; in 1931 vertrok hij naar de kleine kerk van Beetsterzwaag. Tijdens zijn predikantschap werd de plaatselijke ineensmelting tussen de Gereformeerde Kerken te Sneek A en Sneek B een feit. Dat was in 1906, waarover later meer.

“Vooral voor de Kerkregeering had hij een bijzondere gave van God ontvangen, zoals steeds meer openbaar werd. Hij had een helder inzicht in kerkelijke zaken; de zuivere openbaring van het gereformeerd kerkelijk leven ging hem ter harte. Hij was een wijs raadsman, wiens woord op de classis bijzonder gezag had en naar wiens adviezen graag werd geluisterd. Geregeld maakte hij deel uit van de Particuliere Synode van Friesland (Zuidelijk Gedeelte) en van de Zendingssynode, terwijl hij van 1911 af steeds werd afgevaardigd ter generale synode. Jarenlang is hij ook curator van de Theologische School  geweest”.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info