Hoe de Friese “Commissie voor Binnenlandsche Zending” ontstond (3)

De voorlopige commissie voor fondsvorming geïnstalleerd.

( < Naar deel 2 ) –  Opnieuw werden stante pede spijkers met koppen geslagen: nog tijdens de provinciale synode van 9 mei 1871 – waarin het voorstel van de classis Heerenveen was aangenomen – werd de voorlopige ‘Commissie voor Binnenlandsche Zending’ geïnstalleerd, die verantwoording schuldig zou zijn aan de provinciale vergadering van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Friesland. Haar taak was ‘fondsvorming’ te realiseren.

Ds. H. van Hoogen (1836-1907) werd lid van de commissie voor de fondsvorming. In 1893  emigreerde hij trouwens naar de V.S.

Tot leden werden benoemd: ds. M. Noordtzij (1840-1915) van Heerenveen, ds. H. Beuker (1834-1900) van Harlingen en ouderling H.F. van der Veen. Als secundi werden aangewezen: ds. H. Vissink (1834-1913) van Bolsward, ds. H. van Hoogen (1836-1907) van Burum en ouderling L. Hoekers.

Aan de classes werd kort van het besluit kond gedaan: “In deze provincie is een Commissie benoemd ten einde een fonds te vormen om kleine gemeenten te ondersteunen met een maximum van fl. 300, waartoe zij de gemeente verzoeken daarvoor te collecteren”.

Het fonds zou het beroepen van een predikant in een hulpbehoevende gemeente mogelijk moeten maken, die een gedeelte van zijn werktijd aan evangelisatie zou moeten besteden. Ondertussen zouden de andere predikanten  in hun eigen omgeving aan het werk gaan. Ook zou – zodra het althans mogelijk zou zijn  – een rondreizende predikant of colporteur benoemd kunnen worden.

Bezwaren tegen het voorstel.

Classis Drogeham: ‘Akkoord’.

De classis Drogeham ging met het verzoek in de gedrukte missive van de commissie akkoord. Heel anders lag dat echter in de classes Franeker en Sneek, die bezwaar hadden tegen het verzoek van de provinciale vergadering.

Classis Franeker: ‘In eigen omgeving evangeliseren, niet provinciaal’.

De kerken in de classis Franeker vergaderden er op 31 augustus 1871 over. De voltallige classis keurde het voorstel van de provinciale vergadering af. “De vergadering heeft gemeend het reglement niet te kunnen aannemen, en wegens het bezwaar daaraan verbonden eenparig er op aangedrongen, dat de leeraren in hunne eigen omgeving het werk der inwendige zending behartigen.  [Voorts heeft de classis] een commissie benoemd met de magt om eenmaal in het jaar in elke gemeente voor dat doel te laten collecteeren, en onderzoek te doen naar de plaatsen waar op dat gebied het meest behoefte bestaat én om andere broeders zoo noodig in voornoemden arbeid te ondersteunen.

Ds. K.J. Pieters (1821-1879) was van 1851 tot 1875 predikant te Franeker. Daarna raakte hij buiten bediening.

De classis maakte zich er dus niet met een Jantje van Leiden vanaf. Ondanks de afkeuring van het provinciale plan – het te zijner tijd benoemen van een of meer reizende predikanten of colporteurs – benoemde ze immers een eigen classicale commissie om de collectes ten behoeve van de evangelisatie in de classiskerken te laten houden, en bovendien om te onderzoeken waar in de classis het meest dringend behoefte was aan het uitvoeren van evangelisatiearbeid door predikanten in hun eigen omgeving.

Classis Sneek: ‘Vanuit vaste plaatsen evangeliseren’.

De kerken in de classis Sneek bespraken de brief van de provinciale vergadering op 25 oktober 1871. Ook de classis Sneek nam op verzoek van de kerkenraad van Bolsward direct een eigen maatregel: hij stelde voor in de classis Sneek enkele vaste punten aan te wijzen van waaruit in de omgeving gepreekt en geëvangeliseerd zou kunnen worden dor de classispredikanten. Dat vonden de andere afgevaardigden ook: Hindeloopen  en Makkum werden als ‘vaste plaatsen’ aangewezen. In Hindeloopen bestond al sinds 10 november 1841 een Christelijke Afgescheiden (Gereformeerde) Gemeente, al had ze tussen 1869 en 1879 geen predikant (in Makkum zou enkele jaren later, op 28 april 1878, een gemeente geïnstitueerd worden). Ook de andere gemeenten in de classis beloofden in hun eigen omgeving aan de slag te zullen gaan.

De gereformeerde kerk van Hindeloopen, die in 1842 in gebruik genomen werd en in 1996 buiten gebruik gesteld werd (foto: Reliwiki Andre van Dijk).

Maar over het collecteren voor de provinciale evangelisatie voelde een aantal classisgemeenten niets, vooral omdat er nog helemaal geen definitieve besluiten genomen waren over hoe en wanneer dat provinciale evangelisatiewerk aangepakt zou worden. Verder vond (en besloot) men trouwens dat het aangenomen Plan-Heerenveen in vergelijking met het eerste plan geheel nieuw was en dus eerst in alle gemeenten besproken diende  te worden, “eer het door de provincie in werking kan worden gebracht en der gemeenten opgedragen”. Bovendien moesten de gemeenten al voor zoveel verschillende doelen collecteren, dat weer een nieuwe collecte te bezwaarlijk werd.

‘Zij zullen eene kollekte MOETEN houden…’.

De provinciale vergadering van 23 april 1872 constateerde dat ondanks de bovengenoemde bezwaren toch veel gemeenten hadden gecollecteerd; zelfs waren er die voor dit doel twee maal zouden collecteren (er was al fl. 175 binnengekomen);  “maar tevens dat nog ál te veel gemeenten zich die zaak niet aantrokken; de klasse Sneek had verklaard er niets aan te willen doen, daar zij heel het besluit niet erkende. Dientengevolge stelde commissie voor die klasse te bestraffen, dat zij een besluit der provincie dat naar de kerkorde wettig genomen is, onwettig verklaart. Dit wordt aangenomen, terwijl ook de klasse Sneek haar fout erkent.

Ds. L. Neijens (1840-1913) was van 1868 tot 1874 predikant te Sneek.

En toen werd nog een ander besluit genomen: de meeste afgevaardigden vonden het besluit van de vorige provinciale vergadering te slap (de gemeenten ‘worden verzocht’ voor het evangelisatiewerk te collecteren). Sommigen wilden dit vervangen door ‘behoren te collecteren’, en weer anderen vonden ‘Zij zullen eene kollekte MOETEN houden’. Vandaar dat uiteindelijk besloten werd: ‘alle gemeenten zullen [c.q. moeten] jaarlijks eene collecte voor de Inwendige Zending houden, tenzij wettige redenen het verhinderen, die aan de Commissie moeten worden blootgelegd’.

Tenslotte werd bij meerderheid van stemmen besloten dat de binnengekomen gelden zouden worden gebruikt voor ondersteuning van prediking op plaatsen waar of in het geheel of bijna niet het evangelie wordt verkondigd. En zodra het mogelijk was zou een reizende predikant of colporteur ingezet worden. Tot die tijd zouden de kerken in hun eigen omgeving het evangelisatiewerk ter hand nemen, maar dat was vooralsnog voor eigen rekening.

Classis Sneek: ‘Zij kan zich aan ‘het moeten’ niet onderwerpen.’

De classis Sneek besloot op 16 oktober ‘dat de classe zich aan het MOETEN collecteeren niet kan onderwerpen, omdat sommige broeders [afgevaardigden] thans niet tegenwoordig zijn en de afgevaardigden met hun kerkeraden inzake het ‘moeten’ op de volgende vergadering hunne adviezen inbrengen’. Daarna zou de classis eventueel een protestbrief opstellen tegen het besluit. Daartoe werden alvast twee predikanten aangewezen: ds. M.H.J. Bosch (1821-1885) van Workum en ds. H. Vissink van Bolsward.

Ds. H. Vissink (1834-1913)  van  Bolsward was een van de schrijvers van de protestbrief aan de provinciale synode.

Op 26 maart 1873 werd de door beide predikanten opgestelde protestbrief in de classis Sneek besproken en het bleek dat ‘allen eenstemmig tegen den dwang waren te MOETEN collecteeren voor (…) de Zending in dit gewest’. De reden? Omdat de provinciale vergadering “door het maken van de bepaling ‘er moet [c.q. ‘zal’] in alle gemeenten onzer kerk in deze provincie (…) eenmaal voor de Zending in dit gewest gecollecteerd worden”, heeft gehandeld in strijd met de zelfstandigheid der gemeenten, die echter door de kerk is erkend. De Kerkorde van 1619 geeft toch iedere gemeente volkomen vrijheid om hare huishoudelijke zaken zoo te regelen als zij meent het best te zijn”. Ze verzocht de provinciale vergadering dus het besluit dat er gecollecteerd ‘moest’ worden, in te trekken.

Bovendien stelde de classis Sneek voor in de te benoemen provinciale ‘Commissie voor Binnenlandsche Zending’ vertegenwoordigers uit álle classes aan te wijzen, zodat het waarlijk een provinciale aangelegenheid zou zijn. Want natuurlijk wilde ook de classis Sneek dat de evangelisatiearbeid stevig aangepakt zou worden.

De kerken nemen het werk in de eigen omgeving ter hand.

Driesum lang geleden.

Intussen waren meerdere kerken al bezig met het evangeliseren in de eigen omgeving. De kerk van Driesum was gaan prediken ‘onder Akkerwoude, telkens voor eene groote schare belangstellende hoorders’ en ze vroeg in augustus 1872 een bijdrage voor de uitbreiding van dat werk.

In de classis Heerenveen waren de broeders Dekkers en Miedema bezig met het evangeliseren in het gebied rond Terhorne. Het kostte wel het een en ander; vandaar dat ze de classis in maart 1873 vroegen om de provinciale vergadering te vragen voor dat werk een bijdrage te willen geven. Maar omdat de provinciale synode besloten had het provinciale evangelisatiewerk te zijner tijd te laten uitvoeren door een reizende predikant of colporteur, was het niet zeker dat de ze Terhorne ook wel zou helpen. Hoe dan ook, de classis beloofde voor het werk in dat dorp fl. 25 per jaar bij te dragen.

En in de classis Drogeham was in april 1873 besloten dat de predikanten zouden doorgaan met hun beurtelingse preekbeurten in Rottevalle. Die waren zo succesvol dat daar op 1 maart 1874 een zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd kon worden! En ongeveer een jaar later kreeg die gemeente haar eerste predikant, ds. J.G.W. Wissink (1845-1910).

Ds. J.G.W. Wissink (1845-1910), de eerste predikant van de kerk te Rottevalle.

De provinciale Commissie Binnenlandsche Zending geïnstalleerd (1873).

Op 7 mei 1873 kwam de provinciale Friese Synode weer bijeen. Allereerst werd duidelijk dat ‘slechts zestien gemeenten hebben gecollecteerd voor de kas Inwendige Zending, zodat ‘de vergadering haar leedwezen te kennen gaf’. Mede daarom besloot de synode op voorstel van ds. E.J. Seeger (1822-1907) van Lioessens uit elke classis een lid te benoemen in de commissie voor Evangelisatie; hetzelfde voorstel had ook de classis Sneek gedaan. Elke classis werd zo meer bij het provinciale werk betrokken.

Ds. E.J. Seeger (1822-1907) van Lioessens.

Natuurlijk kwam de synode ook te spreken over het verzoek van die classis om het woord ‘moeten’ [c.q. ‘zullen’] ten aanzien van het collecteren voor de Inwendige Zending te schrappen. De classis wees er op dat in artikel 19 van de Dordtse Kerkorde duidelijk vermeld stond dat ‘de gemeenten zullen [c.q. moeten] arbeiden’ voor het daar genoemde doel. Hetzelfde gold nu ook voor de inwendige zending. Natuurlijk  zou de classis Sneek ijverig gaan evangeliseren; maar hóe ze dat zou doen, liet de kerkorde aan de kerkenraden over.

Ds. Bosch waarschuwde trouwens tegen ‘te zeer collecteeren’ en wees daarbij “op die gemeenten wier kerk voor de helft en meer dan de helft gevuld wordt door menschen die niet tot de gemeente behooren. Door te zeer de collecten te vermeerderen die toch in sommige gemeenten reeds vele zijn, zullen zij, die niet tot de gemeenten behooren, zich verwijderen!” Na verscheidene andere bezwaren te hebben behandeld  besloot de provinciale vergadering het verzoek van de classis Sneek (het schrappen van ‘moeten’ c.q.  ‘zullen’) af te wijzen. Want het ‘zullen collecteren’ in de kerkorde betekende gewoon ‘moeten collecteren’.

Ds. J.W.A. Notten (1843-1914).

In de maanden daarna benoemden de verschillende classes hun vertegenwoordigers in de provinciale commissie. De classis Leeuwarden wees op 15 mei 1873 ds. J.W.A. Notten (1843-1914) van Leeuwarden aan; de classis Heerenveen benoemde op 1 juli ds. W. Doorn (1836-1908) van Heerenveen; de classis Sneek wees ds. H. Vissink van Bolsward aan; ds. P. Medema (1829-1894) van Sexbierum werd op 31 juli door de classis Franeker benoemd; de classis Drogeham stelde ouderling H.F. van der Veen op 17 augustus aan als lid, terwijl de classis Dokkum tenslotte op 28 augustus ds. A.F. Kok (1830-1874) van Dokkum aanwees.

Ds. P. Medema (1829-1894).

De eerste vergadering van de provinciale commissie.

Op 3 september 1873 kwamen de verkozen leden in de provinciale Commissie voor Binnenlandsche Zending voor het eerst bijeen in de kerkenraadskamer van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Leeuwarden. Ds. H. Beuker opende de vergadering met gebed en liet zingen psalm 119 vers 3. “Nadat de oude [voorbereidende] commissies ontbonden en de nieuwe geconstitueerd waren, acht ds. Beuker zijn taak geëindigd, bedankt de broeders voor de welwillendheid hem betoond en legt zijn functie als praeses neer”. De aanwezigen verzochten hem echter het voorzitterschap voor déze vergadering gewoon waar te nemen, waaraan hij voldeed.

Voor de zekerheid werd nog eenmaal het doel van de provinciale christelijke gereformeerde Commissie duidelijk onder woorden gebracht: “De verbreiding der waarheid, vooral op plaatsen waar zij niet of niet zuiver verkondigd wordt, opdat zondaren worden bekeerd en de liefhebbers des Heeren tot Bijbelsch christendom en  een behoorlijk gemeentelijk-kerkelijk leven worden geleid. Ook zullen de kleinere voortdurend vacante gemeenten geholpen worden in het verkrijgen van meer geregelde bediening des Woords en der sacramenten”. En… aan Terhorne werd jaarlijks een provinciale financiële ondersteuning van fl. 40 beloofd!

Na het zingen van psalm 134 vers 2 werd de vergadering met dankzegging en gebed besloten door ds. Seeger.

Met de installatie van deze provinciale Commissie voor Binnenlandsche Zending op 7 mei 1873 – veel later omgezet in een Deputaatschap – was de provincie Friesland de eerste van de drie noordelijke provincies. In Groningen werd zo’n provinciale Evangelisatiecommissie in juni 1878 geïnstalleerd, terwijl die in Drenthe pas in 1893 in het leven geroepen werd.

Bronnen:

Archief Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in Friesland. Tresoar, Leeuwarden

Archief van de Commissie Binnenlandsche Zending van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Friesland. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Leeuwarden van de Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Sneek van de Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Dokkum van de Gereformeerde Kerken, Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Drogeham (later Drachten) van de Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Franeker van de Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Tjalleberd (later Heerenveen) van de Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden

© 2019. GereformeerdeKerken.info