De Gereformeerde Kerk te Rinsumageest (1)

De Gereformeerde Kerk in het Friese Rinsumageest werd op 29 december 1887 geïnstitueerd als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’.

Kaart: Google.

De Afscheiding kreeg geen navolging.

De Afscheiding van 1834, die in oktober dat jaar in Ulrum onder leiding van ds. H. de Cock (1801-1842) een aanvang nam, had in Rinsumageest nauwelijks navolging. Dat kwam vooral door de orthodoxe prediking van de plaatselijke hervormde predikanten in de negentiende eeuw. Zo kwam in 1833, enkele jaren voor de Afscheiding. ds. P.D. Koopmans  uit Drogeham naar het dorp. Deze bleef in Rinsumageest tot 1856, toen hij met emeritaat ging. Tijdens zijn predikantschap was het aantal Afgescheidenen in het dorp  ‘twee behoeftige arbeiders’.

Thomas Sjolles Sinia.

En in mei 1863 kwam ds. Alle Ealses Kingma van Genum-Reitsum-Lichtaard als hervormd predikant naar Rinsumageest, die – als hij ziek was – vervangen werd door Thomas Sjolles Sinia (1823-1880). Deze oefenaar viel al in zijn jeugd op door zijn grote Bijbelkennis en door zijn grondige kennis van het werk van ds. Abraham Hellenbroek (1658-1731) en van andere zgn. ‘oude schrijvers’: zeer orthodoxe predikanten uit vorige eeuwen. Ook op de catechisatie – gegeven door ds. Koopmans van Rinsumageest – viel hij op. Zijn kennis deed hij op in het ‘merriehok’ bij zijn ouderlijke woning in Sybrandahuis. Ds. B.C. Felix (1827-1907) (aanvankelijk zelf ook oefenaar) zei eens van hem: ‘Zie, daar gaat een man, die de professorsmantel aan had kunnen hebben’.

Overal in het land hielden ‘De Vrienden’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’. In Rinsumageest werd een evangelisatielokaal gebouwd.

Sinia, die ds. Kingma ook overigens trouw terzijde stond, ging in Rinsumageest bovendien geregeld voor in een evangelisatielokaal van de Vereeniging ‘Vrienden der Waarheid’, dat ter bevordering van de rechtzinnige prediking door de familie Hania ter beschikking gesteld was (de landelijke Vereeniging ‘Vrienden der Waarheid’ had zich ten doel gesteld ‘in alle steden en dorpen waar het zuivere Woord Gods niet meer gehoord wordt’, evangelisten te plaatsen of er te laten optreden). Ook in het maatschappelijk leven nam Sinia een vooraanstaande plaats in als lid van de gemeenteraad van Dantumadeel, waar hij later ook wethouder werd.

In de verre omgeving was hij bekend; toen hij echter in zijn laatste levensjaren door financiële problemen het hoofd niet meer boven water kon houden, verhuisde hij toch nog vanuit Sybrandahuis naar Rinsumageest, waar hij met zijn Klaske in een eenvoudig huisje ging wonen. Vier weken later, op 10 juni 1880, stierf hij. De zondag daarop was het ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) van Reitsum die de kerkdienst in Rinsumageest leidde en hem in zijn preek herdacht. ’s Middags deed ds. Kingma hetzelfde. “De uitvaart was als die van een vorst. Op 30 juni 1880 werd hij te Aalsum begraven. Ds. Kingma en ds. Ploos gingen daar voor. ’Bij het geopende graf sprak ds. Ploos, maar ook de christelijke gereformeerde dominee van Dokkumds. W. Diemer (1837-1926) voerde het woord en hij haalde het woord uit Samuel aan: ‘Een vorst, ja een grote in Israël, is gevallen’. De rechtzinnige invloed van Sinia in Rinsumageest is daarmee voldoende getekend.

Ds. W. Diemer (1837-1926).

Ds. A.E. Kingma.

Ook de rechtzinnige ds. Kingma echter was voor Rinsumageest een begrip. Hij diende deze gemeente van 1863 tot 1903, was een begenadigd prediker die ook hoorders vanuit andere plaatsen trok. “Hij was een van de meest gevierde predikanten in het noordoosten van de provincie, al werd hij in zekere zin door ‘Vader Ploos’ in de schaduw gesteld. Van heinde en ver kwam men ’s zondags naar de hervormde kerk van Rinsumageest”, waar het dan langs de Trekweg vol rijtuigen stond. Tussen de beide diensten at men een broodje in de herberg van Steringa.

Kingma was een van de tien tot twaalf Friese predikanten die ‘het recht versneden Woord Gods’ predikten. Daar hadden velen graag vier of vijf uur lopen voor over. Toch was er onderling verschil tussen ds. Kingma en ds. Ploos van Amstel. “Ds. Kingma was niet een man die als ‘Vader Ploos’ in zijn preken opgewekt was, waarbij de onnoemlijk grote genade van Christus altijd in het middelpunt stond. Kingma schijnt meer ’zwaar’ te zijn geweest; iemand die meer waarschuwde dan nodigde”. Daarom was ‘het aantal belijdende leden klein in verhouding tot het aantal doopleden en nog geringer was het aantal avondmaalgangers in die tijd’. Ds. Kingma waarschuwde er in zijn voorbereidingspreek telkens voor al te gemakkelijk aan het avondmaal te gaan. Tijdens zijn predikantschap vond in Rinsumageest de Doleantie plaats.

De Doleantie in Reitsum, nog vóór Amsterdam.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) leidde in Reitsum de Doleantie en had ook in Rinsumageest veel invloed.

Van 1863 tot 1865 stond de al genoemde ds. J.J.A. Ploos van Amstel als hervormd predikant in het vlak bij Rinsumageest gelegen Friese dorpje Reitsum, waarna hij in 1865 naar Anjum vertrok. Weer drie jaar later werd hij hervormd predikant in Ridderkerk maar het jaar daarop vertrok hij al naar de hervormde gemeente van Groningen. Ook daar stond hij slechts ongeveer  twee jaar, want in 1871 kwam hij naar Hilversum en vertrok vijf jaar later  – men was hem niet vergeten – in 1876 voor de tweede maal naar Reitsum. En in Reitsum ging ds. Ploos op 9 februari 1886 in Doleantie.

Het was het eerste Friese dorp dat de kant koos van ‘de benauwde broederen te Amsterdam’. Tachtig kerkenraadsleden (onder wie ouderling dr. A. Kuyper (1837-1920) en vijf predikanten waren daar namelijk in een ernstig conflict verzeild geraakt met de hervormde kerkelijke besturen; de onenigheid ging ten diepste over het weren van de vrijzinnigheid in de hervormde kerk. Het conflict in de hoofdstad leidde tot schorsing en later tot afzetting van de ‘benauwde broederen’. In Amsterdam zou pas op 16 december 1886 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd worden, direct nadat het conflict op haar hoogtepunt was.

Naar veler overtuiging was het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk’ er de oorzaak van dat de vrijzinnigheid ongehinderd de hervormde kerk kon binnen marcheren. Daartegen verzetten de Dolerenden zich.

Een oude uitgave van de Dordtse Kerkorde.

Ook ds. Ploos van Amstel koos in Reitsum zonder aarzelen voor de Doleantie: het opzeggen van de gehoorzaamheid van het ‘Algemeen Reglement’, dat in 1816 door de overheid ‘op onwettige wijze’ aan de hervormde kerk was opgedrongen; en het ‘opnieuw kracht en geldigheid verlenen’ aan de aloude Dordtse Kerkorde uit 1618/1619, die de overheid in 1816 had afgeschaft. “Men kon het niet verkroppen dat [de Amsterdamse] ouderlingen, die zich met hart en ziel wilden inzetten voor de belijdenis der kerk op deze wijze werden behandeld”.

Sympathie voor Doleantie in Rinsumageest.

Ook in Rinsumageest waren veel gemeenteleden die met de benauwde broederen in Amsterdam sympathiseerden, waar uiteindelijk – zoals al opgemerkt – op 16 december 1886 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd werd. De kerkelijke strijd in Amsterdam en elders werd ook in Rinsumageest nauwlettend gevolgd. De hervormde kerk in het dorp verloor steeds meer kerkgangers aan de predikant in Reitsum (ds. Ploos van Amstel) en die in Anjum, waar de Doleantie op 7 december 1886 onder leiding van ds. J. Langhout (1848-1908) had plaatsgevonden; nog  vóór die te Amsterdam. Bij de Hoge Brug in Rinsumageest werden samenkomsten gehouden, waar ook catechisatie gegeven werd aan volwassenen.

Ds. J. Langhout (1848-1908) leidde de Doleantie te Anjum, waar ook hervormde gemeenteleden uit Rinsumageest gingen luisteren.

Maar de hervormde kerkenraad van Rinsumageest was vooralsnog verdeeld. Twee kerkenraadsleden en ds. Kingma wilden niet met de Doleantie meegaan; de zes overige kerkenraadsleden waren daar voor, onder wie hoofdmeester Hoekstra van christelijke school.

De christelijke school.

Het bestuur van de in 1881 gestichte christelijke school in het dorp verzocht de kerkenraad in april 1887 de hervormde kerk eens per maand ter beschikking van het schoolbestuur te willen stellen. Men wilde dan namelijk sprekers uitnodigen ten voordele van het christelijk onderwijs. Ds. Kingma wilde echter als voorzitter van de kerkenraad eerst weten wie die sprekers waren. Als er Dolerende predikanten bij zaten, wilde hij de gevraagde toestemming niet verlenen.  Al snel bleek dat het schoolbestuur inderdaad van plan was ook Dolerende predikanten te laten spreken. Ds. Kingma schoof het verzoek toen terzijde  met de mededeling dat de Dolerenden die de vraag stelden de hervormde kerk al lang niet meer bezochten, en dat dus geen verdere aandacht aan het schrijven behoefde te worden besteed. De kerkenraad gaf wel toestemming eens per maand níet-Dolerenden in de kerk te laten spreken. Het schoolbestuur ging later overigens bijna geheel met de Doleantie mee.

De hervormde kerk te Rinsumageest.

‘Het juk afgeworpen’…

Het verzoek van het schoolbestuur had echter verdergaande gevolgen: op de volgende kerkenraadsvergadering waren verscheiden ambtsdragers niet aanwezig  en ouderling S.G. Tjeerdsma wilde de vorige notulen niet goedkeuren; dat was de vergadering waar het verzoek van het schoolbestuur maar gedeeltelijk werd ingewilligd. Waarschijnlijk legde hij toen ook het ambt neer, net als – in de eerste helft van december 1887 – de kerkenraadsleden A. Hoekstra, A.D. Wiegersma, D. de Groot en K. van der Kooi.

Op 24 december 1887 werd duidelijk waarom. Tijdens die kerkenraadsvergadering bleek namelijk dat S.G. Tjeerdsma, A. Wiegersma, K. Boersma, S. Prins, D. de Groot en J. Veiver ‘het juk van de synodale hiërarchie hebben afgeworpen en de Kerkenorde van 1619 aanvaard, alsmede dat zij voorts zullen uitmaken de kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Rinsumageest c.a. Deze ambtsdragers werden op 29 december 1887 door ds. J.J.A. Ploos van Amstel van Reitsum in het ambt bevestigd, waarmee de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Rinsumageest c.a. een feit werd.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895).

De hervormde classis bijeen.

Op 16 januari 1888 werd in de hervormde pastorie een vergadering bijeengeroepen van een commissie uit het classicaal bestuur van Dokkum met de resterende ambtsdragers. Besloten werd de Dolerende ambtsdragers te schorsen, om de rust en de orde in de hervormde gemeente te verzekeren. Ook B. Krol raakt zijn functies als organist, voorzanger en voorlezer kwijt.

Welke gemeenteleden hadden zich tot nog toe niet aangesloten bij de Dolerenden? Om dat te weten te komen stelde de classis een brief op, gericht aan alle mannelijke en vrouwelijke hervormde gemeenteleden van Rinsumageest. Men verzocht een ieder die bij de hervormde kerk wilde blijven, naar de catechisatiekamer te komen om dat daar duidelijk te maken. Tweeëndertig gemeenteleden kwamen, drieënvijftig kwamen niet. Laatstgenoemden werden op 30 januari 1888 ‘beschouwd als afgescheiden van de hervormde kerk’. Op 21 mei dat jaar volgde het officiële vonnis dat hen ontzette  van het lidmaatschap der hervormde kerk.

Het resultaat was dat van de voorheen ongeveer 740 gemeenteleden er rond de 450 hervormd bleven en 290 lid werden van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Rinsumageest c.a.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info