Ds. T. Ferwerda (1876-1944) en koster S. van der Baan (1894-1944) te Amsterdam

1940     – Opdat wij niet vergeten – 1945

Op 13 april 1876 werd Taeke Ferwerda in het Friese Tzum  geboren. Hij bezocht het Christelijk Gymnasium te Zetten (het eerste Christelijk Gymnasium in Nederland), zodat hij zijn studie kon voortzetten aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Ds. T. Ferwerda (1876-1944).

Daar studeerde hij eerst Letteren (oude talen) en daarna Theologie. Aan beide faculteiten legde hij het kandidaatsexamen af. Op 23 juli 1903 werd hij kandidaat in de theologie en werd beroepbaar gesteld. Het beroep van de Gereformeerde Kerk te Monnickendam nam hij aan. Op 19 maart 1905 deed hij daar intrede, ‘na een vrolijken, vruchtbaren studententijd’. Hij bleef ondertussen leraar Hebreeuws aan het gereformeerd gymnasium te Amsterdam.

Predikant.

De oude gereformeerde kerk te Monnickendam (foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. G.J. Dukker).

In ‘het karakteristieke Noord-Hollandsche vissersplaatsje’ Monnickendam was hij ongeveer zes jaar predikant. Daar stond hij bekend ‘als een gloedvol prediker’ en ook elders werd getuigd dat zijn preken ‘Schriftuurlijk, christocentrisch, wars van kunstzinnige uitweidingen, opwekkend en bemoedigend’ waren. Op Oudjaarsavond 31 december 1910 hield hij in de gereformeerde kerk aldaar een preek naar aanleiding van de tekst uit Genesis 7 vers 16b, ‘En de Heere sloot achter hem toe’. Tijdens deze dienst stierf zijn toen bij hem logerende vader, als schoolhoofd werkzaam in te Harderwijk. ‘Hij durfde die oudejaarsavonddienst niet bijwonen, omdat hij zich niet wel voelde’. Door diens sterven was de indruk die de preek achteraf maakte zo groot dat deze preek  werd vermenigvuldigd en verspreid onder de gemeenteleden.

De preek op Oudejaarsavond.

Op 26 februari 1911 nam hij afscheid van Monnickendam omdat hij het beroep had aangenomen van de Gereformeerde Kerk te Vlissingen. Daar deed hij op 5 maart intrede.

De in 1910 in gebruik genomen gereformeerde kerk te Vlissingen.

Bijna twee jaar was hij daar werkzaam, want toen de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Amsterdam – destijds het Mekka van gereformeerd Nederland! – in februari 1913 op hem een beroep uitbracht, nam hij dit aan. “Hij aarzelde nauwelijks, want Amsterdam had hij om vele intieme redenen, hartstochtelijk lief. Hij was verknocht aan haar stedelijke glorie, hij had er verzameld zijn wetenschappelijken rijkdom, daar leefden zijn trouwste vrienden, en het Amsterdamsche volk lag hem om zijn sprankelende geest en nooit falende vitaliteit na aan de ziel”.

In zijn intreepreek – naar aanleiding van de tekst: ‘Maar aan elkeen van ons is de genade gegeven, naar de maat van de gave van Christus’ (Ef. 4 vers 7) – zei hij onder meer: “De vraag, die in deze ure ons bezighoudt, is volstrekt niet alleen déze: ‘Gemeente, wat verwacht gij van mij?’ Ware dit het eenige, ik zou lust gevoelen nog in dít oogenblik dezen kansel te verlaten. Maar ik mag haar beantwoorden met de wedervraag: ‘Gemeente, wat verwacht ik van u?’ En op deze beide vragen geeft het tekstwoord bescheid”.

Geen scherpslijper.

Een scherpslijper was hij niet. Dat bleek ook uit zijn preken, bijvoorbeeld uit het ‘tijdwoord’ dat hij op 18 mei 1924 hield en waarin hij onder meer zei: ‘Weest voorzichtig, weest toch uiterst voorzichtig als er kwesties zijn in de gemeente – zoo hoorden we Paulus bijna angstig uitroepen. Twistvuur ontbrandt zo gauw en het is zoo moeilijk te blusschen. Als er echter nu eenmaal een kwestie ís, neemt dan allereerst, broeders, een begrensd en wél omlijnd standpunt in. Houdt u dan dicht bij Christus, het ééne bedenkende: laat uw gedachten gevangen leiden tot zijn gehoorzaamheid. De wereld zal dat wellicht eng noemen, maar houdt voet bij stuk: buigt onvoorwaardelijk voor de majesteit van het Woord van uw Heer. Doch weest dán, eenmaal op dit standpunt u handhavende, breed en ruim. Zóo breed, dat ge, zélfs waar ge met uw broeder om ’s Heeren wil van inzicht meent te moeten verschillen en dit verschil niet meent te mogen bemantelen, niettemin met hem wedijvert in ootmoedigheid. Ja, weest zóo ruim, dat gij niet alleen ingenomen zijt met uw eígen geestelijk bezit, maar óok de gaven van uw broeder, met dank aan God, erkent en waardeert”.

Het gedenkboekje ter herinnering aan ds. Ferwerda.

Eenzelfde gesteldheid sprak uit zijn preek ‘Gebed om geestelijke eenheid’, gehouden op 24 januari 1926, in een gebedsuur voor de Synode van Assen, die de kwestie-Geelkerken moest behandelen en die ging over de vraag of ‘de bomen en de sprekende slang’ in de Hof van Eden ‘zintuiglijk waarneembaar’ geweest waren (ds. Ferwerda maakte van die synode deel uit). De synode hield vol van ‘ja’, Geelkerken hield een slag om de arm en werd vervolgens door de synode afgezet.

Gebreken.

“Bij ‘In Memoriams’” – zo schreef dr. B. Wielenga (1873-1949) – “wordt over gebreken meestal gezwegen. Het heeft ook weinig zin ze te noemen, omdat niemand twijfelt dat ze er zijn. Bovendien is het moeilijk juist op dít punt billijk te oordeelen. Soms zijn de gebreken schaduwen van de deugden, of te ver gedreven tóepassing van de deugden. Van Ferwerda werd gezegd dat hij zich weleens teveel afzijdig hield waar doortastend strijden noodig was. Hij toonde zich soms te vriendelijk toegeeflijk, waar hij hard had moeten zijn. Er is iets begrijpelijks in deze opmerking. Ferwerda was soms heel grif in het waardeeren, en heel stil terwijl rondom discussies brandden. Ondanks zijn forsche figuur en zijn machtige stem was hij in den strijd zelden een domineerende figuur”.

Koster S. van der Baan (1894-1944). Foto: ‘Honderd jaar Keizersgrachtkerk’.

Deze houding hield natuurlijk verband met het karakter van de predikant. De zachtmoedigheid won het bij ds. Ferwerda. “Zelfs als hij reden had om toornig te zijn, had zijn verweer iets vredelievends. Hij zocht naar verbinding, niet scheiding. In den diepsten grond overheerschte in hem de nederigheid, misschien weleens het gevoel van minderwaardigheid. De ander kon al licht beter dan hij”.

De laatste jaren van zijn ambtelijke arbeid waren voor hem niet makkelijk. ‘Verschijnselen van kerkelijken wangroei, door tekort aan reformatorische bezieling en teveel aan scholastische concurrentie’ verontrustten hem. Bij het ouder worden begon ook het werk in de grote stadskerk van Amsterdam hem zwaar te vallen. Hoewel hij de soms bureaucratische kerkelijke vergaderingen met grote trouw bijwoonde, hinderden ze hem vaak meer dan dat zij bevredigden. De zakelijkheid won het in die grote kerkenraadsvergaderingen met meer dan tachtig leden – afkomstig uit allerlei verschillende stadswijken – vaak van de ‘geestelijkheid’.

De Keizersgrachtkerk lang geleden (foto: Gebroeders Douwes).

Bovendien groeide de stad zelf wel, maar de eigen gemeente kromp; de nieuwe randkerken trokken duizenden gemeenteleden weg. In enkele jaren vertrokken meer dan tienduizend leden naar de buitenwijken van de stad. De kerkgebouwen werden te groot voor de kleiner wordende wijkgemeenten in het centrum van de stad, ‘zoodat de stemmige volte ook bij dezen gezochten kanselredenaar weleens begon te ontbreken’. Sommige kerken werden zelfs overbodig of er moesten in andere kerkgebouwen galerijen definitief gesloten worden. De predikant mopperde over die teruggang niet; ‘hij hield, gelijk men het pleegt te noemen, ‘zijn volk’. Maar de telkens verder verminderende aantallen kerkgangers ‘maakte ook den gang van den in geen enkel opzicht eerzuchtigen predikant tenslotte zwaar’.

‘Krachtdadige beslistheid’.

Maar dat van gebrek aan beginselvastheid en geloofsovertuiging geen sprake was, toonde hij bij gelegenheid duidelijk. Zo nam hij het in de kerkenraad op voor de naar vooruitgang strevende jeugd tegenover al te vasthoudende broederen. ‘En vooral wanneer het op principiële zaken aankwam, kon Ferwerda overeenkomstig het devies van de Amsterdamsche gemeente, strijden als een jonge leeuw’.

Een duidelijk voorbeeld van deze ‘krachtdadige beslistheid’ was het optreden van Ferwerda, kort voor zijn sterven, naar aanleiding van de kerkelijke problemen in de jaren ‘40, de Vrijmaking. In Amsterdam zou in het Concertgebouw een vergadering van gereformeerden worden gehouden over de kerkstrijd, geheel buiten de officiële kerkelijke instanties om ‘en tegen de voornaamste wettige vertegenwoordiging van de kerken in’. Er werden onder meer uitnodigingen gestuurd naar de leden van de Amsterdamse kerkenraad om deze vergadering bij te wonen. Als oudste van de dienstdoende predikanten voerde Ferwerda op een buitengewone spoedvergadering van den kerkenraad daarover het woord.

Ds. K. Schilder (1890-1952).

Aanleiding tot het houden van de spoedvergadering was de uitnodiging die vele kerkenraadsleden hadden ontvangen tot bijwoning van de vergadering in het Concerthuis, waar ook prof. dr. K. Schilder (1890-1952) spreken zou over de kerkelijke problemen. Ds. Ferwerda wees er in de kerkenraad op dat de uitnodigingskaart niet ondertekend was, zodat de genodigden geen idee hadden wie de vergadering organiseerde en er dus verantwoordelijkheid voor droeg. Ook was slechts zeer algemeen aangegeven wat ter sprake zou worden gebracht; iemand die van niets wist kon gemakkelijk de indruk krijgen dat het hier slechts om een bijeenkomst van louter informatief karakter ging.

De predikanten wisten beter. Het ging hier om een bepaalde actie inzake de kerkelijke problemen. De predikanten konden niet anders dan met grote eensgezindheid ‘rustig en beslist verklaren, dat zij bedoelde actie als een daad van zondige scheurmaking veroordelen’. Ja zeker, de predikanten wisten heel goed dat er broeders en zusters in de gemeente waren die het, door onwetendheid of door gebrek aan kennis van zaken,  oneens waren met de besluiten van de synode. Maar juist daarom was deze vergadering naar het oordeel van ds. Ferwerda ‘een verstoring van de vrede van Gods huis, waarbij abrupt en bruusk de kerkelijke weg (door het indienen van bezwaarschriften en in beroep gaan bij ‘meerdere vergaderingen’) verlaten werd in plaats van deze eerst tot het eind af te lopen’. De predikanten waarschuwden de gemeenteleden dan ook deze bijeenkomst niet bij te wonen, zodat zelfs de schijn vermeden werd dat men met de daar te berde gebrachte zaak zou instemmen.

Slachtoffers van de terreur.

De Vondelstraat, waar ds. Ferwerda woonde (pijl). Foto: Google.

Kort daarna (in de nacht van 12 op 13 december 1944, even na  twaalf uur) werd ds. Ferwerda – predikant van de Keizersgrachtkerk – ‘voor een kort verhoor’ door een aantal leden van de Grüne Polizei uit zijn huis aan de Vondelstraat 166 gehaald. Aanvankelijk had men ds. B.A. Knoppers (1883-1968) willen arresteren, maar deze was niet thuis. Terwijl de predikant door de Kerkstraat achter de Keizersgrachtkerk voor de soldaten uitliep werd hij onverwachts neergeschoten. Bijna tegelijkertijd werd ook koster Sieberen van der Baan (1894-1944) vermoord. Koster Van der Baan –  in de jaren ’30 uit driehonderd sollicitanten gekozen als koster van de Keizersgrachtkerk en in de Tweede Wereldoorlog diep ondergedompeld in het verzetswerk – was al eerder, op 8 september 1944, gevangen genomen. Een en ander volgde op Dolle Dinsdag, drie dagen daarvoor, toen ook in Amsterdam een opgewonden sfeer heerste, omdat men ervan overtuigd was dat de geallieerden als het ware ‘voor de deur‘ stonden om de Duitsers te verjagen; ze zouden Breda al zijn genaderd; maar al gauw bleek dat de berichten niet klopten.

In de Keizersgrachtkerk had zich een groep mensen verzameld, onder wie een aantal verzetsstrijders, die in het bezit waren van wapens. Ze verkeerden in een uitgelaten, feestelijke stemming omdat de bevrijding nabij leek en waren druk bezig plannen te beramen, nu de Duitsers en de NSB’ers op de vlucht sloegen. Maar omdat niemand na acht uur ’s avonds op straat mocht komen – ‘spertijd’ – besloten velen van hen de nacht in de Keizersgrachtkerk door te brengen (deze kerk werd door de Amsterdamse Knokploeg gebruikt als opslagplaats voor wapens). En toen men de volgende ochtend de kerk verliet leek het beter zonder wapens de straat op te gaan, maar die in de kerk achter te laten.

Een luchtfoto van de Keizersgracht en de Kerkstraat (foto: Google). Witte pijl: Keizersgrachtkerk – rode ster: plaats van de moord in de Kerkstraat: het kerkenraadsgebouw.

Mogelijk vonden de Duitsers het merkwaardig dat zoveel mensen in of bij de kerk waren geweest. Vandaar dat ze een week later de Keizersgrachtkerk binnenvielen en daar huiszoeking deden. Hoewel in de Keizersgrachtkerk toen geen wapens gevonden werden, kregen de Duitsers een paar dagen later in de gaten dat het kerkenraadsgebouw aan de Kerkstraat ook bij de Keizersgrachtkerk hoorde en hebben ze daar toen ook huiszoeking gedaan. Daar hebben ze de wapens ontdekt. Daarom werd – na aanvankelijk bij ds. Knoppers te hebben aangebeld – ds. Ferwerda uit zijn huis aan de Vondelstraat gehaald, meegevoerd en doodgeschoten. Op bevel van de Duitsers mocht over de moord niet worden gesproken.

De plaquette die in de muur van de Keizersgrachtkerk werd aangebracht (foto: ‘Honderd jaar Keizersgrachtkerk’).

Na de oorlog werd een plaquette aan de voorzijde van de Keizersgrachtkerk aangebracht, waarop de namen van ds. Ferwerda en koster Van der Baan staan vermeld. Ook in de Kerkstraat, op de plaats waar de predikant en koster Van der Baan werden vermoord, werd een gedenksteen aangebracht in de muur van het kerkenraadsgebouw, dicht bij de plaats van de moord.

Het monument op de plaats van de moord in de Kerkstraat.

Op zondag 17 september 1944 werden ds. Ferwerda en koster Van der Baan in (onder meer) de gereformeerde kerkgebouwen herdacht: ds. H. Mulder (1878-1962) in de Haarlemmer Poortkerk, ds. D. Sikkel (1887-1950) in de Raamkerk, ds. S. Doornbos (1883-1968) in de Funenkerk, ds. S.G. de Graaf (1889-1955) in de Keizersgrachtkerk, ds. P.G. Kunst (1907-1981) in de Waalkerk, ds. D. Ringnalda (1890-1976) in de Buiten Amstelkerk. De preken werden uitgegeven in de bundel Geslagen en Verbonden (Amsterdam, 1944), en voorzien van een voorwoord ‘Ter gedachtenis’ van dr. B.A. Knoppers.

“Ds. T. Ferwerda: onschuldig bloed vergoten; koster S. van der Baan: de heldendood gestorven”.

Op 4 mei worden ds. Ferwerda en koster Van der Baan door de Keizersgrachtkerkgemeente nog steeds  herdacht. Op het filmpje   de herdenking in 2014.

Bronnen:

A.C. de Gooijer, Honderd jaar Keizersgrachtkerk. Kampen, 1988

N.N., Geslagen en verbonden. Predicaties uitgesproken door de predikanten der Gereformeerde Kerk van Amsterdam op Zondag 17 september 1944 na het heengaan van ds. T. Ferwerda. Amsterdam,  1944

J. Ridderbos, Predikanten in de Frontlinie. De gevolgen van deelname aan het (kerkelijk) verzet in Nederland tijdens WO-II.
Barneveld, 2015

K. Spronk, Gereformeerde Kerk Monnickendam 1889-1989. Monnickendam, 1989

B. Wielenga, O Sieraad Israëls. Ter gedachtenis aan ds. T. Ferwerda. Amsterdam, 1945 (deel I van de VDM-serie)

Met dank aan de heer P.F. Dillingh.

© 2019. GereformeerdeKerken.info