De Gereformeerde Zending op Soemba (2)

Door de kerken in het zendingsambt bevestigd.

( < Naar deel 1 ) – Op grond van de besluiten van de Synode van Middelburg 1896 werden de zendingsterreinen van de Gereformeerde Kerken onder de verschillende provincies verdeeld.

Christelijke Soembanezen in feestkledij (Uit: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Daaruit vloeide voort dat in 1902 het zendingswerk op Soemba werd verricht onder verantwoordelijkheid van de gezamenlijke Gereformeerde Kerken in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel. De door deze provincies benoemde Deputaten rapporteerden jaarlijks aan hun respectieve Particuliere Synodes. Het eerste jaarrapport van de Deputaten voor de Zending op Soemba handelde over het jaar 1902. In 1907 kwamen de Altreformierte Kirchen in Bentheim en Oost-Friesland de gelederen versterken.

Door deze reorganisatie van het zendingswerk werd daarom de met verlof in Nederland vertoevende zendingspredikant ds. W. Pos in 1902 door de Gereformeerde Kerk A in de stad Groningen bevestigd als zendingspredikant. Daarna keerde hij nog in hetzelfde jaar naar Soemba terug waar hij tot 1904 als missionair predikant opnieuw in Melolo werkzaam was. Evenmin als Van Alphen had ds. Pos het makkelijk, onder meer door de slechte verhouding tussen de Soembanezen en de Savoenezen.

Het kerkgebouw te Melolo (foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Ook ds. De Bruijn werd tijdens zijn verlofperiode in Nederland, van 1903 tot 1905, namens de samenwerkende Gereformeerde Kerken in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel, door de Kerk van Zwolle in het ambt van missionair predikant bevestigd. In 1905 vertrok hij weer naar zijn zendingspost Kambaniru op Midden Soemba, waar hij tot 1927 werkzaam was.

De aanstaande zendingspredikanten De Bruijn en Pos als student aan de Theologische School in Kampen.

Na zijn terugkeer op Soemba had het Nederlands gezag in Indië intussen maatregelen genomen om de ongeregelde toestanden onder de bevolking van Soemba in het gareel te brengen. Daardoor werd het zendingswerk vergemakkelijkt. Hoewel ds. De Bruijn een groot aandeel had in de uitbreiding van het zendingswerk over het hele eiland, was hij zelf vooral werkzaam onder de Savoenezen in Kambaniru. In 1916 werd in Kambaniru een zelfstandige kerk geïnstitueerd.

Ds. D.K. Wielenga (van 1904 tot 1921).

Als derde missionair predikant werd ds. D.K. Wielenga (1880-1942) in 1904 uitgezonden, Hij werd als zodanig namens de Gereformeerde Kerken in de drie provincies door de kerk van Hoogeveen in het ambt bevestigd en kwam in 1904 op Soemba aan. Van 1904 tot 1907 was zijn standplaats Kambinaru, daarna van 1907 tot 1921 te Pajeti; in 1921 keerde hij definitief naar Nederland terug.

De kerk te Pajeti (foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Bij zijn aankomst op Soemba was hij daar voorlopig de enige missionair predikant, want ds. Pos was op 11 september 1904 naar Nederland teruggekeerd (zijn gezondheid liet te wensen over) en ds. De Bruijn was op dat moment nog met verlof in Nederland

De aanval op het zendingshuis (1905).

In de tijd dat ds. Wielenga nog alleen op Soemba was ging het zendingshuis van de predikant in Kambinaru in 1905 in vlammen op. Ds. Wielenga werd daarbij zwaargewond. Een weggelopen Soembanese slaaf, die zich bij zijn baas slecht van zijn taak als paardenverzorger gekweten had en daarom bang was daarvoor gestraft te worden, vroeg bij ds. Wielenga om bescherming. Deze nam hem in zijn zendingshuis op.

Diezelfde middag kwam een aantal Soembanese stamhoofden bij de predikant op bezoek die uiteraard vriendelijk ontvangen werden. Toen ze weer vertrokken waren moest de predikant voor medische hulp voor een ziek kind naar een verderop gelegen kampong. Maar het bleek voor een betere verzorging nodig het kind een tijdje op te nemen in de zendingswoning (ds. Wielenga had in Engeland vóór zijn uitzending naar Soemba een medische opleiding gevolgd).

Terwijl in de zendingswoning alles klaar gemaakt werd om de medische hulp te verlenen, werd op het achtererf plotseling gegild en geschreeuwd. De predikant, in de veronderstelling dat er gevochten werd, rende naar de plaats des onheils maar kreeg daar plotseling een hevige slag op zijn hoofd, waardoor hij gewond op de grond viel. Terwijl van alle kanten hulp toesnelde zag men dat de zendingswoning intussen in brand stond.

Het gezin van ds. en mevrouw Wielenga (uit: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Wat bleek? De weggelopen slaaf had die middag de Soembanese stamhoofden de zendingswoning in Kambinaru zien binnengaan, had opgemerkt dat ze vriendelijk verwelkomd werden en verkeerde daardoor in de veronderstelling dat ds. Wielenga hem had of zou verraden en hem aan de stamhoofden zou uitleveren. Die gedachte werd hem kennelijk teveel en daarom pakte hij een kapmes, rende naar buiten, verwondde daar de tolk Adriaan en viel toen de daar vertoevende inlandse helpers aan.

Toen de predikant op het geschreeuw naar buiten kwam viel de slaaf ds. Wielenga aan. Terwijl de predikant gewond op de grond lag rende de slaaf het zendingshuis in en stak het huis in brand. Bovendien werd een Soevanese ouderling, die nog van alles uit het brandende huis van de ondergang wilde redden, door de slaaf aangevallen en zozeer gewond dat hij ‘s nachts overleed. Een dode, zeven gewonden en alles verbrand waren het droevige resultaat van het grote misverstand.

De gewelddadige gewoonten van de Soembanezen traden vervolgens nog eens duidelijk aan het licht toen ze de gevluchte slaaf te pakken kregen. Hij werd gevierendeeld, zijn hoofd afgehakt (hij zou het zielenland niet mogen binnengaan) en zijn lijk werd in een bergspleet gesmeten.

Naar Pajeti.

Ds. Wielenga werkte na zijn genezing nog twee jaar in Kambinaru samen met de in februari 1905 naar Soemba teruggekeerde ds. De Bruijn. Maar in 1906 vestigde ds. Wielenga zich zich in Pajeti (gelegen aan de weg naar de havenplaats Waingapu en in de buurt van Kambinaru, waar ds. De Bruijn werkzaam bleef. De ramp in Kambinaru had wel tot gevolg dat ds. Wielenga langzaam meer contact met de Soembanezen kreeg; zij vonden het jammer dat hem dit ongeluk overkomen was.

De kerk te Kambinaru, waar ds. De Bruijn jaren gewerkt heeft (‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Nog voordat de nieuwe zendingspost te Pajeti gereed was, werd alles ook daar door brand verwoest. Ditmaal was het geen wraakneming van Soembanezen tegen de Zending, maar tegen de regering, die militairen in die omgeving had gelegerd. Nadat alles weer opgebouwd was kon in 1907 de eerste Zendingspost onder de Soembanese bevolking worden geopend! In 1921 vertrok ds. Wielenga naar Nederland.

Het onderwijs.

Gezin van Tj. Mobach (‘Tot dankbaarheid genoopt’).

De Nederlands-Indische regering had besloten het onderwijs op Soemba aan de zendingswerkers over te dragen. Daarvoor kwam Tjalling van Dijk (1885-1971) naar het eiland, waar hij in september 1913 aankwam. Hij was aanvankelijk werkzaam als directeur van de Opleidingsschool voor onderwijzers en als schoolinspecteur, maar nadat in 1920 een deel van zijn werk overgenomen werd door Tjebbe Mobach (1890-1983), kon Van Dijk al zijn krachten wijden aan het toezicht op de gestichte scholen en de opbouw van het onderwijs op Soemba.

Een van de vele zendingsvolksscholen.

Behalve het grote aantal volksscholen dat na verloop van tijd werd opgericht was ook van groot belang de stichting van een vervolgschool op de hoogvlakte van Lewah op Midden-Soemba. Deze was geheel ingericht naar de eisen van de Soembanese samenleving en gaf niet slechts theoretisch onderwijs in allerlei nuttige vakken, maar was vooral van belang de jongens die er studeerden op te leiden tot goede landbouwers, zodat ze niet alleen konden voorzien in hun eigen onderhoud, maar op die manier ook meewerkten aan de ontwikkeling van de landbouw op Soemba.

De medische dienst.

Het aantal missionaire predikanten werd geregeld uitgebreid en ook de Medische Dienst werd steeds beter, vooral toen er een hulphospitaal met een Europese verpleger in Pajeti kwam. Toen dat hulphospitaal later werd uitgebreid kwam er ook een zendingsarts. Dr. Jelle Berg (1895-1982) kwam in 1925 als missionair arts op Soemba aan en vestigde zich van 1925 in het zendingsziekenhuis te Waikabubak op West-Soemba. Om het ziekenhuis in Waikabubak financieel te steunen werd in 1924 de ‘Vereeniging Soemba’s Hospitaal’ opgericht. Deze vereniging had tot doel gelden te verzamelen voor de medische dienst op het zendingsterrein op Soemba, speciaal voor de inrichting en instandhouding van een of meer ziekenhuizen. Ook zorgde de vereniging voor de nodige kledingstukken, linnengoed en dergelijke.

Zuster Clevering met een paar Soembanese kinderen (‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Ondertussen waren daarvoor ook al verscheidene verple(e)g(st)ers naar Soemba gekomen: Maria Wilhelmina Lock (1883-1969), die in 1913 in Pajeti aankwam; Hendrika Clevering (1890-1957), aankomst in Pajeti in mei 1920; Gepke Zigterman (1880-1964), aankomst in Karuni in juli 1920 en Daniël  Hendrik Krijger (1893-1987), aankomst in Pajeti in mei 1922. De medische staf werd ook daarna geregeld aangevuld.

Het gezin van ds. en mevrouw Krijger te Karoeni (foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Ds. L.P. Krijger (1884-1977) vestigde zich in mei 1912 op Soemba en was tot zijn vertrek naar Nederland, in 1935, missionair predikant van West Soemba. Hij had van 1922 tot zijn emeritaat in 1934  de leiding van de ‘opleidingsschool tot de dienst des Woords’, die in Karuni gevestigd was; daar werden inlandse christenen tot voorganger opgeleid. Na zijn emeritaat was hij van 1946 tot 1949 opnieuw docent aan de opleidingsschool in Karuni.

Taalstudie.

In 1926 vestigde een taalkundige op Soemba. Het was L. Onvlee (1893-1986) die in 1914 door het Nederlands Bijbel Genootschap benoemd was om als Bijbelvertaler naar Soemba te gaan. Onvlee was toen nog student in de theologie aan de Vrije Universiteit. In 1915 deed hij zijn kandidaatsexamen en ging aan de Leidse Universiteit Oosterse Talen studeren. In 1925 promoveerde hij op een proefschrift over het Soembanees. In 1926 kwam hij aan op Soemba en vestigde zich in Waikabubak op West-Soemba.

De situatie op Soemba na dertig jaar (1902-1930).

Het tekstboekje bij de Java-Soembafilm (met dank aan de heer A. Laninga uit Canada).

In 1928 werd ten behoeve van de voorlichting over het gereformeerde Zendingswerk op Java en Soemba een zendingsfilm geproduceerd met beelden en informatie over de Zending op Java en Soemba. De film werd dus ‘Java-Soemba film’ genoemd en werd in ons land zeer bekend, omdat deze vaak op zendingsbijeenkomsten in plaatselijke Gereformeerde Kerken werd vertoond. De film werd begeleid door een uitvoerig tekstboekje, waaruit we enige gegevens overnemen.

Op Soemba was de situatie in 1928 als volgt:

De Hoofddienst.

Gezin ds. en mevr. Colenbrander (foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Voor wat betreft de zgn. Hoofddienst (het verbreiden van het evangelie) in Melolo op Oost-Soemba was ds. J.F. Colenbrander (1877-1964) daar van 1909 tot 1928 werkzaam. In 1917 werd daar een zelfstandige kerk geïnstitueerd. Het aantal christenen bedroeg in 1928 ongeveer 660.

De zendelingswoning te Melolo (‘Tot dankbaarheid genoopt’).

In Kambinaru en Waingapu (maar vooral in Kambinaru) op Midden-Soemba werkte de al genoemde ds. C. de Bruijn, die na 35 jaar trouwe dienst op 10 november 1927 met emeritaat ging. In 1916 werd in Kambinaru de kerk geïnstitueerd. Op 30 september 1927 werd in Waingapu onder leiding van ds. De Bruijn een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen. Het aantal christenen bedroeg toen plm. 500.

In Pajeti op Midden-Soemba werkte sinds ds. P.J. Lambooij (1896-1983). Er waren toen plannen om in het dorp de kerk te institueren. Het aantal christenen bedroeg er 205.

Het gezin van ds. en mevrouw Van Dijk te Karoeni (‘Tot dankbaarheid genoopt’).

In Karoeni op West-Soemba was missionair predikant ds. W. van Dijk (1889-1978) werkzaam. Op West-Soemba bedroeg het aantal leden van de verschillende ‘kringen’ ruim 550.

De colportagekiosk in Pajeti (foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

Bovendien breidde het colportagewerk op Soemba zich sterk uit. In 1927 werden 1.014 bijbels en bijbelgedeelten verkocht en 1.088 andere boeken, waaronder 53 Nederlandse bijbels en 43 andere Nederlandse boeken.

De Schooldienst.

Een van de ‘Standaardscholen’ (scholen ‘met een enigszins uitgebreid programma’). Foto: ‘Tot dankbaarheid genoopt’.

Zoals al opgemerkt was Tj. van Dijk van 1913 tot 1938 onder meer werkzaam als schoolopziener op Soemba en van 1913 tot 1920 als leider van de opleidingsschool voor onderwijzers (de ‘Normaalschool’). Er waren zgn. Standaardscholen (‘scholen met een enigszins uitgebreid programma’) in Pajeti op Midden-Soemba (met 70 leerlingen) en in Karoeni op West-Soemba (met 60 leerlingen). In totaal waren op het eiland verder 56 Volksscholen met in totaal ruim 2.500 leerlingen die van 92 onderwijzer(es)s(sen) les kregen.

Tj. van Dijk inspecteert een volksschool (‘Tot dankbaaheid genoopt’).

In Karoeni was bovendien een opleidingsschool voor vorming van helpers bij de dienst des Woords, waar ds. L.P. Krijger van 1922 tot 1934 en van 1946 tot 1949 docent was. De school bleek in een grote behoefte te voorzien, vooral toen overal op het zendingsterrein vraag kwam naar inheemse krachten. Dr. H. Bergema (1902-1969) was daar van 1942 tot 1945 werkzaam.

De Medische Dienst.

Het gezin van verpleger D. Krijger (Uit: ‘Tot dankbaarheid genoopt’).

In Pajeti op Midden-Soemba was een ziekenhuis opgericht dat onder leiding stond van de al eerder genoemde verpleger Daniël Krijger. In 1927 werden er bijna duizend patiënten opgenomen met in totaal 15.627 verpleegdagen, terwijl op de bijbehorende polikliniek 14.395 patiënten werden behandeld.

In Waikabubak op West-Soemba was in 1927 ook een ziekenhuis ingericht, met plannen voor een groot, nieuw gebouw. Het ziekenhuis stond van 1925 tot 1930 en van 1933 tot 1946 onder leiding van dr. J. Berg (1895-1982). In 1927 werden in dit ziekenhuis 3.756 patienten ingeschreven en 473 opgenomen. De poliklinische hulp buiten Waikabubak breidde zich aanmerkelijk uit.

In 1926 werd deze foto gemaakt van de zendelingen op Soemba. V.l.n.r. L.P. Krijger, C. de Bruijn, W. van Dijk, J.P. Lambooy, T. Mobach, J.F. Colenbrander.

Later hopen we meer te vertellen over de Soemba-Zending in de jaren vanaf 1930.

Bronnen onder meer:

D.J. Coumou en N. Heertjes, Handleiding voor Zendingsonderwijs. Groningen, Batavia, 1942

Th. Van den End, Gereformeerde Zending op Sumba 1859-1972. Een bronnenpublicatie. g.p. 1987

F. Lion Cachet (red.), De Heidenbode, 1889-1902

M. Meijering e.a. (red.), Tot dankbaarheid genoopt. Gedenkboek ter gelegenheid van den 25-jarigen Zendingsarbeid op Soemba vanwege de Gereformeerde Kerken in Groningen, Drenthe en Overijssel. Kampen, 1927

N.N., (Ontwerp-) Akkoord van Samenwerking van de Gereformeerde Kerken der drie Provinciën Groningen, Drenthe en Overijssel voor de Zending op Soemba. 1900

N.N., Rapport van de Deputaten voor de Zending op Soemba van de Gereformeerde Kerken der drie Provinciën Groningen, Drenthe en Overijssel. 1902-1930.

D. Pol e.a., Tekstboekje van de Java-Soemba film der Geref. Kerken. g.j. [1928]

D.K. Wielenga, De Zending op Soemba. Hoenderloo, 1949

© 2019. GereformeerdeKerken.info

(Met dank aan de heer A. Laninga, Saanichton, B.C., Canada, voor de toezending van het tekstboekje betreffende de Java-Soemba-film).