De Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland (2)

Ds. P. van Schaik (van 1890 tot 1911).

( < Naar deel 1 ) – Na het vertrek van ds. Segboer ging de kerkenraad meteen op zoek naar een predikant, die een jaartraktement van fl. 1.400 zou ontvangen en vrijdom van belasting zou genieten.

Ds. P. van Schaik (1841-1916).

Een ‘vrije tuinman’ – voor rekening van de kerk dus – onderhield de pastorietuin met allerlei groenten en fruit, waarvan dominee en zijn gezin vrijelijk gebruik mochten maken. Nadat ds. A. Middelkoop (1859-1925) van Nijkerk voor een beroep had bedankt nam ds. P. van Schaik (1841-1916), christelijk gereformeerd predikant te Middelharnis, het beroep aan.

Maar deze predikant ging niet over één nacht ijs. Hij wilde eerst weten of de gemeente van Nieuw-Lekkerland eigenlijk wel recht in de leer was en hoe de kerkenraad tegenover het doen van belijdenis stond: was dit een manier – en zó hoorde het! – om aan het avondmaal te mogen deelnemen of gebruikte men die gebeurtenis ‘alleen maar’ om zijn of haar kind te kunnen laten dopen (want alleen belijdende leden konden hun kind ten doop houden)?

Het bleek dat het in Nieuw-Lekkerland in die tijd nogal eens voorkwam dat men belijdenis deed om het kind te kunnen laten dopen, maar daarmee niet beloofde ook te zullen deelnemen aan het avondmaal. En de kerkenraad moest bij zulke leden de zaak vooral niet op de spits drijven, door erop aan te dringen toch vooral het avondmaal niet te verzuimen, want anders lieten sommigen hun kind wel in de hervormde kerk dopen. No problem. Hoe dan ook, ds. Van Schaik nam het beroep aan en deed op 19 oktober 1890 intrede in Nieuw-Lekkerland. Over het aantal kinderen dat gedoopt werd heeft de predikant nooit te klagen gehad: tijdens zijn ambtsperiode, van 1890 tot 1911, werden wel zo’n vierhonderd kinderen gedoopt.

De kerkgrenzen.

De gereformeerde kerk en de pastorie te Alblasserdam aan de Oost-Kinderdijk.

Hoorde het nabijgelegen dorp Kinderdijk bij de kerk van Nieuw-Lekkerland of bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Alblasserdam? De kerkenraad van Nieuw-Lekkerland vond dat Kinderdijk bij zíjn gemeente hoorde (de grenzen van de burgerlijke gemeente en die van de kerk liepen naar zijn mening gelijk) en ds. Van Schaik gaf de kinderen daar dan ook catechetisch onderwijs. Maar Alblasserdam was het daarmee helemaal niet eens en rekende Kinderdijk tot haar territoir. Beide kerken hadden bij dit grensgeschil dreigend ledenverlies op het oog. Uiteindelijk werd de zaak voor de classis gebracht, die in 1892 de kerkenraad van Nieuw-Lekkerland gelijk gaf. Maar in 1899 bleek dat Alblasserdam desondanks huisbezoeken bracht in Kinderdijk, daar catechisatie gaf en de Kinderdijkse gereformeerden adviseerde naar de kerk in Alblasserdam te komen. Opnieuw werd de classis erbij gehaald, die tóen oordeelde dat de door Alblasserdam getrokken kerkgrens toch de geldende was, en dat later ook bleef.

De Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland (1892).

De gereformeerde kerk van Nieuw-Lekkerland van opzij gezien.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Van Schaik veranderde de naam van de kerk van Nieuw-Lekkerland. Heette deze tot 1892 ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’, in dat jaar veranderde de naam in ‘Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland’. Een en ander werd veroorzaakt door de landelijke kerkenfusie die op 17 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam bekrachtigd werd. De Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding (die overigens in Nieuw-Lekkerland niet bestond) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie gingen per 17 juni dat jaar namelijk samen verder als ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Ook de kerk van Nieuw-Lekkerland sloot zich erbij aan en heette sindsdien dus ‘Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland’.

Iets over het kerkelijk leven tot 1911.

De kerkenraad mocht in 1893 dan wel besloten hebben het aantal ambtsdragers uit te breiden vanwege de groei van de gemeente, maar ze moesten er wel zíjn! Jarenlang bleek echter dat geschikte kandidaten niet te vinden waren, zodat zittende broeders keer op keer verzocht werden hun ambtstermijn te verlengen en vervolgens door de gemeente herkozen werden. In 1918, drie predikanten later, werd een eind gemaakt aan deze gang van zaken. Besloten werd toen dat ambtsdragers niet terstond herkiesbaar zouden zijn.

Behalve dat op zondag tweemaal een kerkdienst gehouden werd, kwam de gemeente ook door-de-week bijeen in een zgn. weekdienst. Maar na verloop van tijd werd de belangstelling voor deze derde dienst minder, zodat aanvankelijk besloten werd deze eens per maand te houden. Toen ook die ene maandelijkse doordeweekse dienst nauwelijks meer trok, besloot de kerkenraad de weekdiensten op te heffen en te vervangen door catechisatie voor belijdende leden, die hun kennis van de belijdenisgeschriften wilden opfrissen en uitbreiden. Voor de jeugd waren er jeugdverenigingen: een ‘Jongedochtersvereniging’ en een Jongelingsvereniging, die ‘Timotheüs’ heette.

Dorpsgezicht lang geleden.

De financiën.

In de Doleantietijd was op advies van het Gereformeerd Kerkelijk Congres (in 1887) besloten het beheer over de financiën van de kerk op te dragen aan de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’, waarvan het bestuur meestal bestond uit daartoe gekozen gemeenteleden (hier en daar in het land was trouwens de kerkenraad zélf het bestuur van de Vereniging ‘De Kerkelijke Kas’). Men werd door de toen geldende wetgeving tot het stichten van De Kerkelijke Kas min of meer gedwongen, omdat de Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken geen rechtspersoonlijkheid konden krijgen, en een vereniging wél.

Die wettelijke regels veranderden echter na verloop van tijd, zodat  de kerkenraad toen oordeelde dat hij zélf het beheer over de kerkelijke financiën behoorde te voeren. In 1900 werd dan ook besloten, dat De Kerkelijke Kas haar beheer in opdracht van de kerkenraad uitvoerde, en de kerkenraad uiteindelijk dus verantwoordelijk was. Zoals in de meeste andere Gereformeerde Kerken werd ook deze Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ uiteindelijk omgezet in de ‘Commissie van Beheer’.

Waaruit bestonden trouwens de kerkelijke inkomsten? Meerdere malen per jaar gingen leden van De Kerkelijke Kas bij de gemeenteleden langs om de ‘vaste bijdragen’ op te halen, waarmee het kerkelijk leven overeind gehouden werd. Natuurlijk werden ook collecten ‘voor de kerk’ gehouden, en bovendien werden lange tijd de zitplaatsen in de kerk verhuurd, al kwam tegen die praktijk in de Gereformeerde Kerken steeds meer protest. Sommigen aarzelden zelfs niet op te merken dat de kerk door die zitplaatsenverhuring tot een ‘rovershol’ gemaakt werd; de rijken konden voor fl. 4 per jaar de beste (= duurste) plaatsen huren, terwijl de minvermogenden zich tevreden moesten stellen met de mindere zitplaatsen.

De Middelweg te Nieuw-Lekkerland, lang geleden.

Vanaf 1900 werden de prijzen van de goedkoopste plaatsen verhoogd met 20 tot 40%, terwijl de prijzen van de duurste naar eigen believen en draagkracht konden worden gehuurd. Elk kwartaal werd het geld voor fl. 15 per jaar door een ‘bode’ bij de leden opgehaald.

In 1907 waren de totale inkomsten van de Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland ruim fl. 2.600, terwijl de uitgaven – inclusief het nadelig saldo van het jaar daarvoor – ruim fl. 2.900 bedroegen. De inkomsten van de diaconie over datzelfde jaar werden berekend op fl. 610, terwijl aan uitgaven ruim fl. 580 genoteerd werd.

Zending.

Er werd trouwens ook geld voor de Zending ingezameld, allereerst via de kerkcollecten. In 1902 kwam voor het eerst een lid van de classicale zendingscommissie in de kerk van Nieuw-Lekkerland iets over de Zending vertellen, waarop meteen besloten werd een 13-koppige bijdragencommissie in het leven te roepen, die in het vervolg langs de huizen van de gemeenteleden ging om de jaarlijkse bijdrage voor de ’buitenlandsche zending’ op te halen. Deze bijdragencommissie vormde het begin van de Zendingscommissie die als voornaamste taken had het wekken van belangstelling voor de zendingsarbeid van de Gereformeerde Kerken en het bijeenbrengen van gelden voor dat doel.

‘De kronkelende Lekdijk’ in Nieuw-Lekkerland volgens een kaart uit 1867.

Ds. Van Schaik vertrekt (1911).

Ds. Van Schaik naderde ondertussen zijn emeritaat. “De kloeke, stevige gestalte, gesierd met de rijke kroon der grijsheid, dwong eerbied af en herinnerde aan de jaren, waarin hij met onverdroten ijver en mannelijkheid niet alleen de stormen op den Lekdijk in Nieuw-Lekkerland getrotseerd had, maar ook de stormen des levens, die hem daar onder anderen zijn trouwe gade deden verliezen, en door velerlei lief en leed heen de veerkracht niet ontnamen. Daar in Nieuw-Lekkerland, gelegen aan den kronkelenden Lekdijk, heeft hij den langsten tijd zijner bediening gearbeid, en is daar velen tot zegen geweest. Van 17 oktober 1890 tot 1 april 1911 heeft hij daar het Evangelie verkondigd, totdat zijn emeritaat inging”, wegens ‘vermindering van lichaamskrachten, rheumatische aandoeningen, kort van adem en vermindering van gehoor”. Op 1 februari 1916 overleed hij in Voorthuizen.

Ds. J. Koelewijn (van 1911 tot 1914).

De kerkenraad moest dus op zoek naar een nieuwe predikant. Deze vond men in de persoon van ds. J. Koelewijn (1880-1948) van Kruiningen, die op een jaartraktement van fl.1.300 (en vrijdom van belastingen) naar Nieuw-Lekkerland kwam. Op 12 november 1911 deed hij intrede. Hij bleef ongeveer twee en een half jaar aan de kerk van Nieuw-Lekkerland verbonden.

Ds. J. Koelewijn (1880-1948).

Ook tijdens de ambtsperiode van ds. Koelewijn bleek dat sommige gemeenteleden moesten worden vermaand om hun opvallende gebrek aan kerkelijke meelevendheid – na jarenlang kerkverzuim en evenzoveel vermaan werden zelfs verscheidene leden uit het lidmaatregister geschrapt – en anderen omdat ze door openbare dronkenschap, zondagsarbeid, of door zonde tegen het zevende of negende gebod in opspraak kwamen.

Maar er was ook de andere kant van de medaille: jongeren die belijdenis van hun geloof wilden afleggen, een gemeentelid dat van zijn erfenis fl. 500 plus een stuk grond aan de kerk schonk, of dat lid dat de diaconie verraste met fl. 250. En de rondgang langs ‘gegoede’ gemeenteleden, waarbij gevraagd werd om ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de kerk (in 1913) een dankbaarheidsgave te geven, bracht in totaal maar liefst fl. 2.100 op.

Ds. Koelewijn nam op 7 juni 1914 afscheid van Nieuw-Lekkerland: “Daar heeft zijn schriftuurlijke prediking zegenrijk gewerkt en heeft hij de gemeente aangespoord om zich in leer en leven aan Gods Woord te houden. (…) Hij was een markante persoonlijkheid, recht van lijf en recht van ziel. Hij wist wat hij wilde en hield koers. Wie hem voor het eerst ontmoette, hield hem allicht voor een koel verstandelijk mens, maar wie langer met hem omging, kwam tot de ontdekking, dat hij voor indrukken uiterst vatbaar was en daarop snel en krachtig reageerde. Hij kon kinderlijk blij zijn, maar ook hevig toornen. Hij kon hartelijk bijvallen, maar ook gloeien van verontwaardiging. Nauwgezet en trouw was hij in het verrichten van zijn taak”, zo schreef ds. E.C. van der Laan (1878-1951) van Workum.

Ds. L.H. Duin (van 1915 tot 1916).

Ds. L.H. Duin (1859-1921).

Er waren vier vergeefse beroepen op andere predikanten voor nodig alvorens een nieuwe dominee gevonden werd. Het werd uiteindelijk ds. L.H. Duin (1859-1921) van Zweeloo in Drenthe, die slechts iets meer dan een jaar in Nieuw-Lekkerland stond. Op 10 oktober 1915 deed hij intrede en al op 3 december 1916 nam hij afscheid wegens vertrek naar Emmer-Compascuum. Dat was echter lang genoeg om in de pastorie een waterleiding en elektrisch licht te laten aanleggen (ook in het kerkgebouw deed de elektriciteit haar intrede). Zijn snelle vertrek naar Emmer-Compascuum had volgens zijn ‘biograaf’ te maken met het feit dat hij zich in Drenthe beter thuis voelde dan elders.

Ds. J.P. Visscher (van 1917 tot 1931).

Ds. J.P. Visscher (1862-1936).

Nadat op ds. C.A. van Nood (1878-1959) van Lopik en ds. R.J. Aalberts (1872-1950) van Baambrugge vergeefs een beroep was uitgebracht, nam ds. J.P. Visscher (1862-1936) van Herwijnen het op hem uitgebrachte beroep – op een jaartraktement van fl. 1.800 – aan. Hij deed op 7 oktober 1917 intrede. Deze predikant bleef langer in Nieuw-Lekkerland dan zijn twee voorgangers: pas op 1 februari 1931 nam hij afscheid wegens het bereiken van het emeritaat.

Van zitplaatsenverhuur naar vaste bijdragen (1919).

Tijdens het predikantschap van ds. Visscher besloot de kerkenraad in 1919 uiteindelijk de zitplaatsenverhuring af te schaffen. Zoals we al eerder opmerkten waren daartegen in de Gereformeerde Kerken langzamerhand bezwaren gerezen, en ook in Nieuw-Lekkerland zal het de gemeenteleden niet lekker gezeten hebben. In plaats van de zitplaatsenverhuur (de grootste bron van inkomsten) werd de nu overal welbekende ‘vaste vrijwillige bijdrage’ ingevoerd, die naar draagkracht geheven werd. De eerste keer dat deze bijdragen werden geïnd, was de opbrengst fl. 3.500, waarvan de kerkenraad met dankbaarheid kennis nam.

Het was maar gelukkig dat de overgang van de ‘zitplaatsenverhuur’ naar de ‘vaste bijdragen’ geen problemen opleverde, want er was – in 1919 – geld nodig voor de reparatie van het kerkgebouw. Voor fl. 3.200 moest het hele lekkende dak vernieuwd worden! En alsof dat nog niet genoeg was, verkeerde ook de kerkenraadskamer in slechte staat. Voor maar liefst fl. 8.000 werden in 1923 een nieuwe consistorie en een kosterswoning gebouwd. Het geld probeerde men bijeen te krijgen door het plaatsen van aandelen in de gemeente. De nieuwe kerkenraadskamer werd op 15 oktober 1923 voor het eerst in gebruik genomen.

Eenige Gezangen’ en ‘Geelkerken’.

In de landelijke Gereformeerde Kerken speelden in die tijd verscheidene zaken die ook in Nieuw-Lekkerland aandacht vroegen. In de eerste plaats sprak de kerkenraad zich in 1923 uit tegen de uitbreiding van de bundel ‘Eenige Gezangen’. Het zingen van gezangen was in de Gereformeerde Kerken altijd al een heet hangijzer geweest; men had zich altijd beperkt tot een klein aantal gezangen, die echter alle rechtstreeks ontleend waren aan de Heilige Schrift, en zélf en dus niet gekwalificeerd konden worden als ‘menselijke vonden’.

Verder speelde voor, in en na 1926 de zaak-Geelkerken. Om een lang verhaal kort te maken had dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), predikant van Amsterdam-Zuid, in 1925 in een preek in het midden gelaten of de bomen in het paradijs en het spreken van de slang in de Hof van Eden zintuiglijk waarneembaar waren geweest. Gemeentelid H. Marinus klaagde de predikant bij de kerkenraad en later ‘hogerop’ aan omdat hij vond dat ds. Geelkerken onaanvaardbare kritiek op de bijbel had.

Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960).

Hoe dan ook, de predikant werd uiteindelijk in1926 door de Synode van Assen afgezet. Het gevolg was dat niet alleen in Amsterdam, maar ook elders in het land door medestanders van dr. Geelkerken, ‘Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband)’ werden geïnstitueerd. Dit kerkgenootschap had overigens nooit veel meer dan 7.000 leden. In 1946 sloot het Hersteld Verband zich bij de Nederlandse Hervormde Kerk aan. Hoewel in Nieuw-Lekkerland geen Hersteld Verbandkerk bestond, had de kerkenraad wel zijn bedenkingen ten aanzien van de door de synode gevolgde procedure.

Opvallend mag worden genoemd dat de kerk van Nieuw-Lekkerland in die tijd in de classis Dordrecht het laagste aantal avondmaalsgangers telde; gemiddeld deed slechts 30% van de belijdende leden eraan mee. De kerkenraad besloot mede daarom het aantal ouderlingen van drie op vijf te brengen, om zo meer aandacht te kunnen besteden aan het huisbezoek bij de gemeenteleden. Naast andere redenen die werden aangevoerd voor avondmaalsverzuim, deden meerdere gemeenteleden er niet aan mee, omdat ze bang waren ‘zich een oordeel te eten en te drinken’, omdat ze zich niet waardig vonden ‘aan te gaan’.

Een nieuwe pastorie (1927).

De nieuwe pastorie van 1927.

De oude pastorie aan de Lekdijk (uit 1889) lag behoorlijk ver van de kerk vandaan. Bovendien bleek dat er belangstellende kopers voor waren. Tegelijk kon bij de kerk aan de Dorpslaan voor fl. 3,50 per m² een stuk grond in eigendom verkregen worden om een nieuwe pastorie te bouwen. Alles paste dus precies! Besloten werd tot de bouw van een nieuwe woning over te gaan voor de prijs van niet meer dan fl. 4.000. De bouw verliep vlot, zodat ds. Visscher en zijn gezin eind 1927 hun intrek in de nieuwe pastorie bij de kerk konden nemen.

Daar heeft hij nog drie jaar gewoond. Want in 1930 kreeg de predikant een beroep van de kerk van Olst, dat hij aannam. Op 1 februari 1931 nam hij afscheid. In 1936 overleed hij in Olst. Ds. H. van Heijst (1899-1969) was de opvolger van ds. Visscher en de volgende predikant van Nieuw-Lekkerland “waar ds. Visscher gedurende veertien jaar met veel zegen had gearbeid en waar men zijn werk, door den toen reeds bejaarden predikant met jeugdig vuur en getrouwheid verricht, nog niet was vergeten”.

Ds. H. van Heijst (van 1931 tot 1947).

Ds. H. van Heijst (1899-1969).

De volgende predikant was dus ds. H. van Heijst van Waardhuizen, nadat ds. E.I.F. Nawijn (1901-1972) van Geesteren-Gelselaar vergeefs beroepen was. Op 29 november 1931 deed ds. Van Heijst in Nieuw-Lekkerland intrede. Ook deze predikant bleef lange tijd, ongeveer zestien jaar, aan de kerk van Nieuw-Lekkerland verbonden.

Kinderdijk.

In het nabijgelegen Kinderdijk, toen nog Elshout geheten, woonden ook gereformeerden. In 1900 zelfs zóveel dat ds. Van Schaik er destijds zeventig catechisanten had! In de tijd van ds. Van Heijst was er slechts één catechisatiegroep. Ook werden er in de tijd van ds. Van Schaik wel zondagse kerkdiensten gehouden, maar toen die later werden afgeschaft werd besloten een goed in de slappe was zittend gemeentelid te vragen zijn grote auto in te zetten om bejaarden vanuit Kinderdijk naar de kerk in Nieuw-Lekkerland te brengen. Hij deed dat graag.

Kinderdijk in de winter.

Ook de jeugdverenigingen in Kinderdijk waren langzamerhand kleiner geworden, en in de tijd van ds. Van Heijst bleek het overgrote deel van de JV zelfs bevolkt te worden door hervormde jongens! Toen de hervormden dan ook een eigen Jongelingsvereniging wilden oprichten, vroegen de gereformeerde JV’ers zich af hoe het nu verder moest.

Evangelisatiearbeid.

Het oude kerkgebouw dat langzamerhand verzakte (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Nieuw-Lekkerland’).

Al jaren lang was in Kinderdijk ook een zondagsschool actief, ‘een uitstekend middel ter evangelisatie’. Na de komst van ds. Van Heijst werd het evangelisatiewerk in en rond Nieuw-Lekkerland wat systematischer opgezet. Een kerkenraadscommissie zocht veertig adressen van buitenkerkelijken bij elkaar, waar het evangelisatietijdschrift De Goede Tijding in het vervolg bezorgd werd. Daaraan gekoppeld werd het huisbezoek bij de betreffende gezinnen; men kon dan te weten komen of het blad gelezen werd, zo ja, wat men er van vond en men kon contact onderhouden. De op 13 juni 1932 opgerichte Evangelisatiecommissie nam dat allemaal op zich.

Een nieuwe kerk (1936)!

De eerstesteenlegging ter gelegenheid van de bouw van de nieuwe kerk (14 september 1935). Staande, met de hand op de stenen, ds. Van Heijst. Foto: ‘100 jaar GK Nieuw-Lekkerland’.

In oktober 1926 werd in de kerkenraad voor het eerst gesproken over de bouw van een nieuwe kerk. En toen de Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland in 1928 veertig jaar bestond werd een collecte gehouden waardoor met het kerkbouwfonds een begin gemaakt werd. De bouw van een nieuwe kerk was nódig; men had gemerkt dat de oude kerk begon te verzakken. Een kerkenraadscommissie zette koers naar Maarssen waar de gereformeerde kerk bekeken werd. Op grond daarvan maakte architect Plooy een plan voor de bouw van een kerk ten bedrage van fl. 15.800, met 325 zitplaatsen. De kerkenraad vond het plan fl. 800 te duur, wat aan één van de betrokkenen de opmerking ontlokte: “Hadden we vróeger maar fl. 1.000 meer voor de kerkbouw betaald, dan zou de kerk nú niet schreef staan”.

Nog korte tijd hebben de oude en de nieuwe kerk naast elkaar gestaan.

De gemeentevergadering keurde het plan echter goed zodat architect Plooy het definitieve plan en bestek kon maken. De aanbesteding werd in 1935 gehouden en begin augustus konden de eerste heipalen de grond in. De traditionele ‘eerste steen’ werd op 14 september 1935 door ds. Van Heijst geplaatst met daarachter een loden bus met een oorkonde.

Pastorie en kerk.

“In een passende rede bracht ds. Van Heijst dank aan de Koning der Kerk voor alle zegeningen die Hij schonk aan Zijne gemeente en ons zoo grootelijks verblijdde door ons te geven een nieuw en waardig kerkgebouw, om Hem daarin op elken Sabbatdag te bidden, te loven en te danken”. Naast de aankoop banken en het overige interieur werd ook besloten het orgel uit de oude kerk in de nieuwe te plaatsen, na het eerst te hebben opgeknapt.

De in maart 1936 in gebruik genomen nieuwe gereformeerde kerk.

Op 11 maart 1936 werd de nieuwe kerk in het bijzijn van veel genodigden en belangstellenden in gebruik genomen. Korte tijd stonden er drie kerken naast elkaar: de christelijke school (waar immers de eerste kerkdiensten na de Doleantie gehouden werden), de oude kerk, en de nieuwe, die in totaal fl. 18.100 gekost had.

Tot slot.

Het vroegere interieur van de gereformeerde kerk.

Met de ingebruikneming van de nieuwe kerk zou ons verhaal eigenlijk afgerond worden. Toch nog een korte flits uit het vervolg: ds. Van Heijst maakte in Nieuw-Lekkerland de Tweede Wereldoorlog mee en nam op 20 april 1947 afscheid. Ook ná hem waren meerdere predikanten aan de Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland verbonden.

Het tegenwoordige interieur van de kerk (foto: website GK Nieuw-Lekkerland).

Het kerkgebouw werd in de loop der jaren verscheidene keren aangepakt en zowel in 1968 als in 1993 werd het uitgebreid. Na de laatstgenoemde uitbreiding werd besloten de kerk van Nieuw-Lekkerland in het vervolg ‘Ontmoetingskerk’ te noemen.

Getekende schets van het huidige exterieur van de kerk (ill: ‘Ontmoetingskerk Nieuw-Lekkerland’).

Deze kerk doet nog steeds dienst als Gereformeerde Kerk (PKN) te Nieuw-Lekkerland.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

L.H. Bouwkamp, 100 jaar Gereformeerde Kerk in Nieuw-Lekkerland. Nieuw-Lekkerland, 1988

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

N.N., Ontmoetingskerk Nieuw-Lekkerland. De geschiedenis van het ontstaan van de Gereformeerde Kerk. Nieuw-Lekkerland, [2018]

© 2019. GereformeerdeKerken.info