De Gereformeerde Kerk te Nieuw-Lekkerland (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Nieuw-Lekkerland werd op 2 januari 1888 als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ geïnstitueerd.

Kaart: Google.

De tijd vóór de Doleantie.

Ds. Gijsbert Boele van Schagen was maar liefst tweeënvijftig jaar hervormd predikant in Nieuw-Lekkerland geweest, van 1828 tot 1880! Hoewel van hem getuigd werd dat hij geweldig goed kon schaatsen, had die vaststelling geen invloed op de overtuiging van een aantal van zijn gemeenteleden dat hij althans in zijn prediking een scheve schaats reed, omdat deze als ‘puur vrijzinnig’ werd gekenschetst. Ook zijn voorgangers waren de ‘moderne richting’ toegedaan. En hun werd geen strobreed in de weg gelegd, omdat de in 1816 ingevoerde proponentsformule, die zij moesten ondertekenen om predikant te kunnen worden, alle vrijheid liet om van de zogenoemde ‘rechte gereformeerde leer’ af te wijken.

Aanstaande predikanten moesten sindsdien namelijk beloven “dat wij de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord in de aangenomen formulieren van eenigheid der Nederlandsche Hervormde kerk is vervat, te goeder trouw aannemen en hartelijk gelooven”. Met deze formulering werd onder meer in het midden gelaten wat bedoeld werd met de formulering “overeenkomstig“. Sommigen legden dit woord uit als “omdat” (Latijn: quia), anderen als “voor zover” (Latijn: quatenus). In het eerste geval was er geen ruimte voor afwijking van de belijdenisgeschriften, in het tweede geval wel. In 1854 was de proponentsformule in belijdender zin aangepast, vooral door de veel stof doen opwaaiende gebeurtenissen rond de vrijzinnige hervormde predikanten Zaalberg en Meyboom, die in de hervormde kerk een storm van verontwaardiging en een stroom van strijdschriften veroorzaakten.

De hervormde kerk te Nieuw-Lekkerland.

De komst van ds. Kalkman.

Na het afscheid van ds. Boele van Schagen werd in Nieuw-Lekkerland een rechtzinnige kandidaat beroepen: Jan Wouter Herman Kalkman, die op 26 september 1880 intrede deed. Juist in de eerste jaren na zijn aantreden stond de proponentsformule weer in het middelpunt van de belangstelling. Dat kwam omdat in 1883, onder druk van de ‘moderne richting’ in de hervormde kerk, een veel minder belijdende formule was ingevoerd dan die welke sinds 1854 gold. Vanaf 1883 luidde deze formule: ”Wij, tot de Evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormde Kerk toegelaten, beloven dat wij daarin overeenkomstig onze roeping met ijver en trouw zullen werkzaam zijn, en de belangen van het Godsrijk en in overeenstemming hiermede, die van de Nederlandsche Hervormde Kerk, met opvolging harer verordeningen, naar vermogen zullen behartigen”.

Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden (1883).

Uit: ‘De Heraut’, april 1883.

De hervormde kerkenraad van Nieuw-Lekkerland was het met die volgens hen veel te vrijblijvende formulering niet eens. En hij was niet de enige, want op 11 april 1883 werd in gebouw Frascati in Amsterdam de ‘Conferentie van Gecommitteerde [gevolmachtigde] Kerkeraadsleden’ gehouden. Het doel van die bijeenkomst was om over de nieuwe proponentsformule van 1883 te spreken, zich tegen de invoering ervan te verzetten ‘en daarover van advies te dienen’. De conferentie werd georganiseerd door de Amsterdamse kerkenraad met als drijvende kracht dr. A. Kuyper (1837-1920).

Op de eerste pagina van de presentielijst van de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’ staan ook de namen van de door de kerkenraad gevolmachtigde afgevaardigden uit Nieuw-Lekkerland.

De kerkenraad van Nieuw-Lekkerland benoemde meteen een commissie, bestaande uit ds. Kalkman en ouderling W. Stam, om de bijeenkomst bij te wonen. De aanwezigen in Frascati betuigden hun “hartelijke instemming met de Drie Formulieren van Eenigheid als akkoord van kerkelijke gemeenschap, nietvoor zoverre’, maar ‘omdat’ zij met den Woorde Gods overeenkomstig zijn”.

De titelpagina van het verslag van de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’.

Op 18 juni 1883 brachten ds. Kalkman en ouderling Stam op de kerkenraad verslag uit van wat in Amsterdam besproken was. De kerkenraad was het met de conclusie van de Conferentie van harte eens en besloot toen dat “bij eventuele vacature geen predikant zal worden beroepen dan die zich vooraf bereid heeft verklaard om bij de aanvaarding zijner bediening, ten overstaan van de kerkeraad, te verklaren erkenning van het gezag van Gods Heilig Woord en alzo hartelijke instemming met de Drie Formulieren van Enigheid”, de belijdenisgeschriften van de kerk. Dat besluit werd ook ter kennis gebracht van de Kerkvoogden en de Notabelen. Hun werd gevraagd schriftelijk te bevestigen dat zij het beroepen van een predikant op die voorwaarde mogelijk zouden maken.

Ds. Segboer komt naar Nieuw-Lekkerland (1885).

Ds. Kalkman vertrok ongeveer een half jaar later naar Schiedam. Op 6 januari 1884 nam hij afscheid van zijn gemeente in Nieuw-Lekkerland. Er zou dus een nieuwe predikant gezocht moeten worden. In februari 1884 werd het eerste beroep uitgebracht op ds. E.A. Lazonder uit Zegveld. Hij bedankte. Ná hem bedankten nóg acht predikanten, onder wie ds. G. Vlug (1843-1912) van Nijkerk, die later met de Doleantie zou meegaan. Maar uiteindelijk nam ds. P. Segboer (1854-?) van Hoogvliet het beroep aan, dat in mei 1885 op hem uitgebracht was, en hij deed op 16 augustus dat jaar intrede.

Ds. P. Segboer (1854-?).

De orthodoxe gezindheid van de meerderheid van Nieuw-Lekkerlands kerkenraad werd temeer duidelijk toen al snel besloten werd een kerkcollecte te houden voor de in 1880 door dr. A. Kuyper gestichte Vrije Universiteit te Amsterdam. Deze universiteit wilde orthodoxe predikanten opleiden ten dienste van de hervormde kerk, maar de hervormde synode weigerde de VU als predikantsopleiding te erkennen. De collecte werd weliswaar pas tien maanden later gehouden, maar toch.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (1887).

Van 11 tot en met 14 januari 1887 werd in Amsterdam het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ gehouden, net als de eerder genoemde Conferentie in 1883 opnieuw georganiseerd door dr. A. Kuyper en zijn medestanders te Amsterdam. Daar had nog geen maand eerder, op 16 december 1886, de Doleantie plaatsgevonden waardoor de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ geïnstitueerd was.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Om met andere hervormde kerkenraden te overleggen hoe ook in de rest van het land de ‘reformatie der hervormde kerk’ het best tot stand gebracht kon worden, werden op dit meerdaags Congres veel adviezen verstrekt aan de 1.500 aanwezigen, onder meer in de vorm van enkele Modellenboekjes ‘met alle brieven en formulieren die te schrijven zouden zijn’ als men plaatselijk de synodale hiërarchie wilde afwerpen en de aloude Dordtse Kerkorde weer wilde aannemen. En dat wilden de talloze aanwezigen zeker, want daarvoor hadden ze bij de ingang van het congresgebouw namelijk getekend!

Of vanuit Nieuw-Lekkerland een afvaardiging aanwezig was is onbekend (er bestaat geen presentielijst). De kerkenraad ondernam in ieder geval niet direct actie door op korte termijn in Doleantie te gaan, zoals in veel andere plaatsen wel gebeurde.

Verzoeken om afschaffing van ‘de synodale hiërarchie’.

Eind oktober 1887 bereikte de hervormde kerkenraad echter een schriftelijk verzoek dat was ondertekend door Arnoldus den Boer. Daarin werd de broeders verzocht ‘dat de kerkeraad mocht geraken tot losmaking der gemeente van de bestaande synodale organisatie’. Naar de overtuiging van veel hervormden in ons land was de kerkelijke bestuursstructuur immers één van de oorzaken van de bloeiende vrijzinnigheid in de hervormde kerk, en van de grote macht van de algemene synode, die ten koste ging van de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk.

De titelpagina van de eerste uitgave van het ‘Algemeen Reglement’ van 1816.

Velen pleitten daarom voor afschaffing van wat genoemd werd ‘de synodale hiërarchie’, vastgelegd in de door de overheid (!) in 1816 ‘onwettig ingevoerde’ kerkorde (het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk’). Dat reglement kwam in de plaats van de aloude Dordtse Kerkorde van 1618-1619.

Hoe dan ook, Arnoldus den Boer stelde de kerkenraad in ieder geval voor ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’. Weliswaar werd de vraag van Den Boer op 1 november uitvoerig besproken, maar daarover werd toen geen besluit genomen. Ook toen preses ds. Segboer tijdens de kerkenraad van 15 december 1887 meedeelde dat opnieuw een verzoek was binnengekomen, nu van ‘vele leden der gemeente [die] er bij de kerkeraad op aandrongen om tot losmaking der gemeente van de synodale hiërarchie over te gaan’, werd geen besluit genomen. Wel werden enkele ambtsdragers gekozen en herbenoemd, onder wie A. Stam en A. den Boer en T. de Leeuw.

Een oude uitgave van de Dordtse Kerkorde.

De Doleantie (2 januari 1888).

Op 2 januari 1888 kwam de hervormde kerkenraad weer bijeen. Ouderling A. Heynis had zich afgemeld, en noemde zich in de ondertekening van zijn briefje ‘niet-doleerend gezinde ouderling der Ned. Herv. Gemeente te Nieuw-Lekkerland’. Er waren méér gemeenteleden ‘niet dolerend gezind’. Want op tafel lag ook een briefje van ‘vier lidmaten dezer gemeente’, die bezwaar aantekenden tegen de benoeming (op 15 december) van ouderling A. Stam, diaken A. den Boer en tegen de herverkiezing van diaken T. de Leeuw. ‘Genoemde personen moeten geacht worden de kerkelijke organisatie te willen verbreken’, zo schreven de bezwaarden.

Uit: ‘De Heraut’, 12 februari 1888.

Over deze brief moest nu een oordeel geveld worden! Dat gebeurde terstond. Ds. Segboer deed direct na lezing van dit schrijven twee voorstellen. Ten eerste om “krachtens hetzelfde recht waarmede in de 16de eeuw de pauselijke hiërarchie werd afgeworpen, thans de [hervormde] synodale hiërarchie af te werpen; ten tweede om voor de gehele hervormde gemeente te Nieuw-Lekkerland van dit ogenblik af alle kracht en geldigheid te ontnemen aan de in 1816 door de overheid ingevoerde kerkorde [het ‘Algemeen Reglement’] en van nu af weer kracht en geldigheid te verlenen aan de kerkorde die hier vóór 1816 gold”, zijnde de Dordtse Kerkorde (aan de formulering hiervan is de invloed van het Gereformeerd Kerkelijk Congres duidelijk te merken).

Van dit besluit werd mededeling gedaan aan de koning, aan de burgemeester en aan de kerkenraadsleden van Kootwijk, Voorthuizen, Reitsum, Kollum en aan de andere kerken die de synodale hiërarchie ook hadden afgeschaft. De ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Nieuw-Lekkerland’ was een feit. Er wás al een (zij het onvolledige) kerkenraad, omdat ouderling Stam en de diakenen Den Boer en De Leeuw al in het ambt stonden.

Wisseling van kerkgebouwen.

De hervormde kerk verdween uit het zicht…

Vijf dagen later lag het antwoord van de Kerkvoogden op de mat. Zij zagen zich “ingevolge uw uittreden uit het synodaal verband, in de treurige noodzakelijkheid, naar ambt en plicht, het kerkgebouw voor u en uw kerkeraad te sluiten, totdat hooger autoriteiten hierover hebben beslist”. Nog dezelfde zaterdagmiddag werden de kerkdeuren dichtgespijkerd. En hoe ds. Segboer er zondagmorgen ook aan trok en trok, ze bléven dicht; hij had niet anders verwacht. De gebeurtenissen bij de kerk zorgden voor veel bekijks: zouden de Dolerenden de kerkdeur misschien gaan openbreken, zoals in de Amsterdams Nieuwe Kerk gebeurd was?!

Ds. Segboer verliet het terrein van de hervormde kerk echter, groette de toeschouwers hartelijk en zette koers naar de christelijke school, die zaterdagmiddag al in orde gebracht was om de kerkdienst te kunnen houden. Dat de Dolerende kerkenraad echter tegen de sluiting van de hervormde kerk protesteerde, spreekt vanzelf; de Dolerende kerkenraad bleef zijn aanspraak op het bezit van de kerkelijke goederen en gelden handhaven.

Maar de ‘niet-doleerend gezinde’ ouderling Heynis had bijvoorbeeld het archief nog onder zijn beheer. Vandaar dat de kerkenraad op 17 februari 1888 besloot hem te bezoeken en teruggave te verlangen. Hij weigerde, want hij erkende de kerkenraad van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk niet. Ook de burgemeester bleek onwillig de openbare school ter beschikking te stellen voor het houden van catechisaties. Verder weigerde de Spaarbank uitbetaling van het aan de diaconie toebehorende geld. Het bestuur van de bank was van oordeel dat de Dolerende kerkenraad niet het wettig gezag was. Op 9 november 1888 kwamen zowel het archief als de verdere bezittingen rechtens toe aan de hervormde kerkenraad.

Ds. Segboer had de hervormde pastorie kort daarvoor, op 23 augustus 1888, al moeten verlaten. Gelukkig kon hij tijdelijk inwonen bij gemeentelid D. Meerkerk.

Een eigen kerk (1889).

De gereformeerde kerk aan de Dorpslaan.

Omdat de Dolerende kerk op grond van de toen geldende wettelijke regels geen rechtspersoonlijkheid kon krijgen, werd op advies van het al eerder genoemde Gereformeerd Kerkelijk Congres ook in Nieuw-Lekkerland een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht. Deze vereniging kon wel koninklijke goedkeuring en daarmee rechtspersoonlijkheid krijgen. De Kerkelijke Kas zou ten behoeve van de kerkenraad alle zaken regelen waarvoor rechtspersoonlijkheid vereist was.

De leden van De Kerkelijke Kas gingen in augustus 1888 de straat op om met een voorlichtende circulaire en bijbehorende intekenlijsten bij de ongeveer tweehonderd leden langs te gaan, met het doel geld bijeen te krijgen voorde bouw van een eigen kerk en pastorie. Die circulaire kwam ook terecht op de tafel van de hervormde kerkenraad. Zij nodigde de ondertekenaars uit op de kerkenraad te verschijnen om uitleg te geven van hun houding ten opzichte van de hervormde kerk. Ze verschenen uiteraard niet. Zij en andere ‘schuldigen’ werden kort daarop uit het lidmaatschap van de hervormde kerk ontzet. Ze zullen er niet van wakker gelegen hebben.

De gereformeerde pastorie uit 1889.

De inzameling van gelden voor de bouw van de eigen kerk was succesvol genoeg geweest om met de bouw te beginnen. Op zondag 30 december 1888 werd de laatste kerkdienst in de christelijke school gehouden; de week daarop, 6 januari 1889, werd het eenvoudige bedehuis aan de Dorpslaan – dat fl. 4.520 gekost had – in gebruik genomen. Ook de pastorie kwam gereed; de bouw van de predikantswoning had f. 4.224 gekost.

Ds. Segboer had kort daarop een beroep van de Dolerende Kerk van Zwartsluis ontvangen, nam dit aan en preekte in Nieuw-Lekkerland op 13 juli 1890 afscheid.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info