De Gereformeerde Kerk te Smilde (2)

2. De Doleantie te Smilde (1889).

( < Naar deel 1 ) – Na de eerste uittocht van gereformeerden uit de Hervormde Kerk, die door de Afscheiding van 1834 plaatsvond, bleef (net als op veel andere plaatsen in het land) ook in Smilde een deel van de gemeenteleden ontevreden over de vrijzinnige prediking in de hervormde Koepelkerk.

De Koepelkerk te Smilde.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) te Amsterdam was ongetwijfeld de meest op de voorgrond tredende Dolerende leidsman. Toen in ‘s lands hoofdstad tachtig kerkenraadsleden geschorst en afgezet werden (waarvan dr. Kuyper er een was), leidde dat daar op 16 december 1886 tot de Doleantie en de instituering van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’. Hoewel de Doleantie te Amsterdam ongetwijfeld het meest bekend werd, was de kerk van Kootwijk al eerder in Doleantie gegaan, wat haar tot de eerste Dolerende Kerk maakte.

Ook leden van de ‘Hervormde Gemeente van Hijkersmilde en Kloosterveen’ wensten terugkeer naar ‘de gereformeerde waarheid’, naar de belijdenis van de aloude Gereformeerde Kerk en naar de ‘eenig wettige kerkenordening uit den jare 1618’, de Dordtse Kerkorde. Ook wilde men ‘vrijmaking der gemeente van de heerschappij der hogere kerkbesturen’, de ‘synodale hiërarchie’, die naar hun overtuiging aan de vrijzinnigheid in de hervormde kerk vrije doorgang verleende en aan de rechten van de plaatselijke kerken tekort deed.

Verscheidene leden van de gemeente hadden de kerkenraad al opgeroepen in Doleantie te gaan, maar deze had ‘in zijn meerderheid hardnekkig geweigerd’ aan de oproep gehoor te geven. Daarna had ook ouderling Meine Fernhout (eigenaar van een scheepswerf) er in de kerkenraad op aangedrongen de hervormde gemeente los te maken van de synodale hiërarchie en in Doleantie te gaan. Ook daaraan werd geen gevolg gegeven.

‘In de bovenzaal van het logement De Oude Veenhoop kwam eene groote schare bijeen … ‘.

Besloten werd toen de stemgerechtigde leden van de hervormde gemeente op te roepen om op 13 maart 1889 in de bovenzaal van het logement ‘De Oude Veenhoop’ bijeen te komen ter verkiezing van een nieuwe kerkenraad. Na overleg met de classis Drenthe en Overijssel van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken was ds. K. Fernhout (1858-1953) van Zwartsluis aangewezen om de leden van ‘de gemeente van Hijkersmilde’ met raad en daad bij te staan. De oproepingsbrief voor de stemgerechtigde manslidmaten ging vergezeld van een uitvoerig schrijven ‘waarin het droevig verval van de Ned. Herv. Gemeente vooral ten gevolge van de synodale organisatie van 1806 werd getoond’. Toen was immers de aloude en eerbiedwaardige Dordtse Kerkorde door de overheid (!) afgeschaft en vervangen door het ‘Algemeen Reglement van het Bestuur der Hervormde Kerk’.

De eerste uitgave van het ‘Algemeen Reglement’ van 1816

Verkiezing van ambtsdragers en instituering.

De bijeenkomst op 13 maart 1889 in ‘De Oude Veenhoop’ – voorafgegaan door een kerkdienst onder leiding van ds. Fernhout – werd door ‘eene talrijke schare’ bijgewoond. Weliswaar was (volgens de oproepingsbrief) de bijeenkomst bedoeld voor hen ‘die bereid zouden zijn (…) de kerk des Heeren wederom weer naar Gods Woord te regeeren’, maar na afloop van de dienst – toen de verkiezing van ambtsdragers zou plaatsvinden – bleek ‘het aantal broederen die daarna ter verkiezing van ambtsdragers vergaderden gering; slechts een twaalftal bleef’.

Ds. K. Fernhout (1858-1953) van Zwartsluis, consulent van de Dolerende Kerk te Smilde.

Dat weerhield de aanwezigen er echter niet van om onder leiding van ds. Fernhout de ambtsdragers van de toekomstige Smilder ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te kiezen. Verkozen werden tot ouderling M. Fernhout en S. Grit en tot diaken J. Bakker en H. Vos, ‘die verklaarden hunnen benoeming in de vreeze des Heeren op te volgen’.

Veertien dagen later, op donderdag 28 maart 1889, werden de ouderlingen en diakenen door ds. Fernhout in het ambt bevestigd. Ook werden in die dienst vier kinderen gedoopt, waarbij gebruik gemaakt werd van een doopvont geschonken door ds. H.W. van Loon (1846-1916) te Amsterdam en S.S. Hofstra uit Assen.

De Amsterdamse Dolerende predikant ds. H.W. van Loon (1846-1916), schonk samen met S.S. Hofstra uit Assen het doopvont…

Nog dezelfde avond vond de eerste kerkenraadsvergadering plaats, voorgezeten door de consulent, ds. Fernhout. Daar werd gebroken met de ‘synodale hiërarchie’, het Algemeen Reglement van 1816 afgeschaft en ‘opnieuw kracht en geldigheid verleend’ aan de Dordtse Kerkorde. Van deze besluiten werden de koning, de burgemeester en de kerkvoogden van de hervormde gemeente op de hoogte gesteld.

De kerkdiensten en de voorgangers.

De kerkdiensten van de Dolerende Kerk werden aanvankelijk gehouden in de in 1917 afgebroken schuur van Meine Fernhout, achter de boerderij aan de Vaartweg 23. Maar in juli kreeg men de beschikking over een ‘meer geschikte vergaderplaats’, namelijk een perceel met schuur aan de Vroomsdraai, later Vaartweg 5 geheten. Daar werd op 21 juli 1889 de eerste dienst gehouden in de verbouwde schuur, (waarin oefenaar De Ruiter van Nieuwer-Amstel voorging). Dit heeft tot 1919 geduurd, toen de vereniging met de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Smilde plaatsvond en men de christelijke gereformeerde kerk aan de Hoofdweg ging gebruiken.

Op 30 september 1889 besloot de gemeentevergadering geen predikant te beroepen maar uit een voorgesteld drietal oefenaar T. van der Ploeg uit Steenwijk als voorganger te beroepen. Deze diende de kleine Dolerende gemeente van Smilde van 1890 tot 1896. Het traktement was bij zijn aanstelling fl. 500 per jaar met één vrije zondag per maand plus een woning met tuin waarvoor hij geen huur verschuldigd was. De woning stond op het in 1889 gekochte stuk grond aan de Vroomsdraai waar de schuur als kerk fungeerde.

De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’.

In Kuypers kerkelijk weekblad ‘De Heraut’ van 9 januari 1887 verscheen dit overzicht van het programma van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Omdat de Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken op grond van de toen geldende wettelijke regelingen geen rechtspersoonlijkheid konden krijgen, had het in januari 1887 gehouden Gereformeerd Kerkelijk Congres de plaatselijke Dolerende Kerken geadviseerd een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ op te richten, die als verenigingen wél rechtspersoonlijkheid konden krijgen. Deze ‘Kerkelijke Kas’ zou dan als een soort van Commissie van Beheer de financiële zaken van de Dolerende Kerk behartigen. Het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ was destijds in de maand na de Doleantie te Amsterdam georganiseerd door dr. A. Kuyper c.s. om samen met 1.500 uit het hele land toegestroomde verontruste hervormde gemeenteleden en kerkenraden te beraadslagen over de vraag (niet óf, maar) hóe de ‘Reformatie der Hervormde Kerk’ (c.q. de Doleantie) overal in het land gestalte kon krijgen. Ook in Smilde werd de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht.

‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ (1892).

Kort na het ontstaan van de Dolerende ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ waren de landelijke generale synodes van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ met elkaar in contact getreden om te beraadslagen over de mogelijkheid tot samengaan. Hoewel er veel moeilijkheden te overwinnen waren – er waren nogal wat gevoeligheden en verschillen van mening over allerlei zaken – bleek het toch mogelijk om de ineensmelting van beide kerken op 17 juni 1892 officieel te bekrachtigen tijdens een bijeenkomst in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk.

In de Amsterdamse ‘Keizersgrachtkerk’ werd de Vereniging van 1892 op 17 juni officieel bekrachtigd.

De twee synodes hadden besloten in het vervolg als nieuwe naam te voeren ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. In steden en dorpen waar de plaatselijke samenvoeging door onderlinge verschillen van inzicht nog niet meteen kon plaatsvinden, zouden beide kerken desondanks meteen toch ‘Gereformeerde Kerk’ gaan heten, maar de oudste van de twee (meestal de Christelijke Gereformeerde Gemeente) met de toevoeging van ‘A’, en de oudste (over het algemeen de  Nederduitsche Gereformeerde Kerk) van een ‘B’ achter de naam. Sinds 1892 bestonden ook in Smilde twee Gereformeerde Kerken: ‘Gereformeerde Kerk te Smilde A’ (de Christelijke Gereformeerde Gemeente) en ‘Gereformeerde Kerk te Smilde B’ (de Nederduitsche Gereformeerde Kerk).

De kerkelijke situatie in Smilde rond 1892.

Ds. H. Dijkstra (1851-1922), van 1892 tot 1917 predikant van de Dolerende Kerk B te Smilde.

In de Smilder Christelijke Gereformeerde Gemeente had ds. H. Dijkstra (1851-1922) op 27 maart 1892 intrede gedaan, vlak vóór de landelijke vereniging met de Dolerenden (ds. Eskes – voorstander van de ineensmelting tussen beide gemeenten – had op 31 augustus 1890 afscheid genomen). Ds. Dijkstra bleef tot 1 november 1917 aan de Gereformeerde Kerk A van Smilde verbonden. Kerk A had in 1893 ongeveer 900 leden.

Ds. R. Gruntke (1835-1917) stond van 1896 tot 1906 als predikant in de Gereformeerde Kerk B te Smilde.

In de Dolerende Kerk was zoals al opgemerkt sinds 1890 oefenaar T. van der Ploeg werkzaam. Deze werd in 1896 opgevolgd door ds. R. Gruntke (1835-1917), die tien jaar aan de Smilder Kerk B verbonden was, namelijk vanaf 30 augustus 1896, toen hij intrede deed, tot 1 juli 1906, toen hij met emeritaat ging. Op zijn beurt werd hij opgevolgd door oefenaar N.J. van der Blom (1850-1931) die Kerk B twaalf jaar lang diende, van eind 1906 tot 1919. Hij had een traktement van fl. 450 per jaar (met vrij wonen en belastingvrijdom). Deze kerk had in 1893 ongeveer 150 leden.

Oefenaar N.J. van der Blom (1850-1931) was gedurende ruim twaalf jaar (1906-1919) aan de Smilder Gereformeerde Kerk B verbonden.

Onderhandelingen over eenwording in Smilde.

In juli 1889 besloot de Dolerende kerkenraad een ‘broederlijk schrijven’ te richten aan de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente. Men wilde duidelijk maken dat men het reformatorisch werk van de Christelijke Gereformeerden door de ‘Afscheiding van 1834’ beslist niet miskende – zoals nogal eens gebeurde in brochures en in artikelen in (landelijke) Dolerende kerkbladen. Ook wilde men de christelijke gereformeerde kerkenraad overtuigen van ‘hun broederlijke genegenheid en ernstige begeerte naar de hereeniging van alle Gereformeerde belijders, ook te dezer plaatse in één kerkverband’.

Kennelijk was de christelijke gereformeerde kerkenraad niet zo happig om met de Dolerenden in zee te gaan, want op de classis had de kerkenraad zelfs verklaard dat de Dolerenden (in plaats van te willen gaan ‘verenigen’) geen eigen kerk hadden moeten stichten, maar zich gewoon bij ‘de ware kerk’ hadden moeten voegen, zijnde de Christelijke Gereformeerde Kerk. De classis vermaande de kerkenraad echter zich aan de besluiten van de landelijke synodes te houden, die immers in 1891 besloten hadden tot vereniging en dat in 1892 zouden bekrachtigen.

Het kerkgebouw uit 1857 van de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Hoofdweg bij de Jonkersbrug tussen Smilde en Hoogersmilde.

Op 9 oktober 1891 ondernam de Dolerende kerkenraad nogmaals een poging, ditmaal met de oproep ‘elkaar aan te vuren in de liefde tot Sion en Zijn Koning’. De brief werd geschreven naar aanleiding van de principe-overeenkomst tot hereniging van de landelijke synodes. Maar in de christelijke gereformeerde kerkenraad hadden enkele sterke tegenstanders van de ineensmelting zitting en ook onder de gemeenteleden stond lang niet iedereen te juichen. Vandaar dat de kerkenraad zonder twijfel zeer voorzichtig te werk wilde gaan bij het streven naar eenwording met de Dolerenden.

Pas in 1899, toen beide kerken zich al zeven jaar lang ‘Gereformeerde Kerk’ mochten noemen (zij het met een ‘A’ of een ‘B’ achter die naam) leek de toenadering iets soepeler te zullen gaan verlopen. In een schrijven van april 1899 vroeg kerkenraad B of het óók de broeders van kerk A niet goed leek ‘alhier te beginnen te confereeren, daar toch de eenheid van het lichaam van Christus voor ’t kerkelijk en geestelijk leven te zake’ was.

Ditmaal antwoordde kerkenraad A positief op het voorstel! Men stelde voor op 5 juni 1899 in de consistorie van de kerk bij de Jonkersbrug bij elkaar te komen. Het resultaat van de bijeenkomst werd ons niet meegedeeld. Hoe dan ook, er gebeurde niets. Pas tien jaar later besloot kerkenraad A een uitnodiging aan kerkenraad B te sturen ter gelegenheid van het gedenkfeest ‘vijfenzeventig jaar Afscheiding’. De gezamenlijke bijeenkomst op 14 december dat jaar werd ‘op genoeglijke en leerzame wijze doorgebracht met een bespreking van de historie der kerk vanaf 1619’ (de Synode van Dordrecht liep dat jaar op haar eind). En toen bleef het opnieuw jarenlang stil…

De ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente te Smilde (1909).

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) te Zetten.

Juist in die tijd vond in 1909 in Smilde een kleine kerkscheuring plaats! Al direct in 1892 waren er in de Christelijke Gereformeerde Kerk her en der in het land bezwaren gerezen tegen de vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Bezwaarden tegen deze kerkenfusie hielden vol dat de plaatselijke kerken niet gehoord waren over de voorgenomen ineensmelting, terwijl ook de visie van de Dolerende Kerken op Doop en Verbond tegen het zere been was. In 1892 was daarom op de valreep bij de christelijke gereformeerde synode een bezwaarschrift ingediend tegen deze kerkenfusie door de predikanten ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) te Zetten en ds. J. Wisse (1843-1921) te Den Haag.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) uit Den Haag.

De kerkenfusie ging echter wél door. Dat was de aanleiding tot de landelijke vorming van de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk, waarbij zich in 1909 ook een zevental gezinnen uit de Gereformeerde Kerk A (de vroegere Christelijke Gereformeerde Gemeente) van Smilde aansloot. Deze gemeenteleden verzochten de kerkenraad hen uit het lidmatenboek te schrappen omdat ze lid geworden waren van ‘de [voortgezette] Christelijke Gereformeerde Kerk die in de nabijheid van de A-kerk’ was gesticht.

Vanaf de Hoofdweg is de vroegere ‘voortgezette’ chr. geref. kerk achter de (iets verbouwde) pastorie nauwelijks te zien.

Deze kleine gemeente liet een pastorie met daarachter een kerkje bouwen, dat nog steeds aan de Hoofdweg nr. 59 staat, maar al lang niet meer als christelijke gereformeerde kerk in gebruik is. In 1925 werd het gebouwtje namelijk als kerk al weer buiten gebruik gesteld.

De ingang van het chr. geref. kerkje bevond zich (vanaf de Hoofdweg gezien) aan de achterkant.

Hernieuwd contact (1910).

Het vertrek van ‘de zeven gezinnen’ naar de voortgezette Chr. Geref. Kerk maakte het overleg over de ineensmelting makkelijker, zou je zeggen. Vandaar dat kerkenraad A in augustus 1910 kerkenraad B uitnodigde om een bespreking te houden over eventueel samengaan van beide gemeenten. Kerkenraad B ging daarmee met algemene stemmen akkoord en stelde meteen vier discussiepunten op. Een ervan handelde over het dolerende schuurkerk: na ineensmelting van beide kerken zou daarover ‘met gezamenlijke instemming een besluit’ genomen kunnen worden (met andere woorden: kerk B was bereid het eigen kerkgebouw op te offeren ten gunste van het grotere gebouw van kerk A bij de Jonkersbrug). Een tweede punt handelde over de vraag of na de vereniging van beide kerken nog van de diensten van oefenaar Van der Blom gebruik gemaakt zou worden.

Kerkenraad A besprak de punten in september 1910 uitvoerig, maar kwam tot de conclusie dat eenwording nog op een aantal praktische bezwaren stuitte en dat ‘enig uitstel wel gewenst’ zou zijn. Dat uitstel werd in 1913 door kerkenraad zelfs verlengd, sterker nog, men deelde mee ’voorlopig af te zien van ineensmelting der kerken’.

Hoogersmilde zelfstandig (1915).

De gereformeerde kerk uit 1915 en de pastorie te Hoogersmilde.

De kerkenraad van kerk A had trouwens nog andere dingen aan het hoofd: vanuit het nabijgelegen dorp Hoogersmilde was in december 1914 de vraag van 28 manslidmaten binnengekomen een zelfstandige Gereformeerde Kerk te mogen worden. De kerkenraad besprak de kwestie uitvoerig en had daarbij ook rekening te houden met de vraag of beide kerken na eventuele inwilliging van het verzoek sterk genoeg zouden zijn om een zelfstandig kerkelijk leven te kunnen voeren. Het zelfstandig worden van Hoogersmilde zou aan kerk A van Smilde immers een aantal leden en dus inkomsten gaan kosten. De kerkenraad stemde echter met het verzoek in, regelde de nieuwe kerkgrenzen, beloofde jaarlijks fl. 100 te geven zo lang er nog geen eigen dominee in Hoogersmilde was, en jaarlijks fl. 600 zodra een predikant in dienst zou treden. Na vijf jaar zou dan opnieuw onderhandeld worden over eventuele steun.

Ondertussen was men in Hoogersmilde ook een kerkje gaan bouwen (het lokaaltje dat in 1887 in gebruik genomen was, voldeed niet meer). De bouw van de nieuwe kerk kostte bijna fl. 3.700. Op 10 maart 1915 werd bovendien de Gereformeerde Kerk te Hoogersmilde geïnstitueerd.

Eindelijk ineensmelting (1919).

Ds. G. Kerssies (1876-1963) stond van .1917 tot 1921 als gereformeerd predikant te Smilde. Tijdens zijn predikantschap werden beide Smilder kerken verenigd.

Nadat ds. Dijkstra in 1917 met emeritaat gegaan was deed de nieuwe predikant al op 25 november 1917 intrede. Het was ds. G. Kerssies (1876-1963) van Enschede, die tot 1921 aan de kerk van Smilde verbonden bleef. Oefenaar Van der Blom van kerk B vertrok in 1919 naar Olst.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Kerssies werd de ineensmelting tussen Kerk A en Kerk B een feit. In januari 1919 besloot kerkenraad A de collega’s van kerk B te ontvangen om te spreken over een voorstel tot eenwording. Daarbij waren in opdracht van de classis ook afgevaardigden aanwezig van de kerken van Hoogersmilde en Assen. Tijdens deze bijeenkomst werd de ‘Conceptakte van Ineensmelting’ voorgelezen en na een paar veranderingen definitief vastgesteld. De officiële ineensmelting van beide kerken vond uiteindelijk in maart 1919 plaats.

Zo was een einde gekomen aan dertig jaar gescheiden opgaan (van 1889 tot 1919) van de kerken uit de Afscheiding en de Doleantie, en ging men samen verder als ‘De Gereformeerde Kerk te Smilde’.

En verder…

De voormalige gereformeerde kerk ‘De Rank’ aan de Koningin Wilhelminalaan te Smilde.

Zoals al aangegeven werd de kerk die in 1857 aan bij de Jonkersbrug de Hoofdweg werd gebouwd, in 1943 door brand verwoest. Sindsdien werden de kerkdiensten in de gespaard gebleven bijgebouwen gehouden. Dat duurde tot 1953, toen aan de Koningin Wilhelminalaan nr. 1 een nieuwe kerk in gebruik genomen werd: ‘De Rank’.

Op 20 november 2006 werd de Protestantse Gemeente te Smilde gevormd, door samengaan van de Gereformeerde Kerk (met 804 leden) en de Hervormde Gemeente (met 783 leden), nadat in 2004 al een federatie was ontstaan. De gereformeerde kerk ‘De Rank’ werd rond 2010 buiten gebruik gesteld en verkocht aan de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Smilde. De kerkdiensten van de protestantse gemeente worden sindsdien gehouden in de Koepelkerk.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Smilde.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Smilde tussen … en … (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen:

H. Bruggenkamp jr. (e.a.), Gereformeerde Kerk Smilde. 1834-1984. Smilde, 1984

H. Dijkstra, Na zestig jaren. Een gedachteniswoord voor de Gereformeerde Kerk te Smilde. Breukelen, 1895

J.B. Ludwig, Om de zuiverheid van het Woord. Historische en genealogische bijdragen betreffende de Afscheiding van 1834 in Drenthe. In: jrg. 4 nr. 4 van Ons Waardeel. Assen, 1984

— , Het geschenk van het Lantschap. Gedenkschrift bij het 2009-jarig bestaan van de [hervormde] kerk van Smilde. Assen, 1987

G.S. Oegema, ‘Het feest van de lach en van de traan’. Herdenkingspreek in de Geref. Kerk te Smilde. Smilde, 1959

E. de Rover-Wijnstekers, De Afscheiding van 1834 te Smilde. Smilde, 2000

H. Veldman, Hendrik de Cock 1801-1842. Biografie & Theologie. 2 dln., Kampen, 2009

© 2019. GereformeerdeKerken.info