De Gereformeerde Kerk te Drijber 80 jaar

Iets over het ontstaan van de Gereformeerde Kerk in het Drijberseveld.

De Gereformeerde Kerk in het Drentse Drijber bestaat in maart 2019 tachtig jaar. Op 26 maart 1939 werd deze kleine kerk geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Beilen.

Kaart: Google.

De omgeving waar nu Drijber ligt werd volgens A.J. van der Aa omstreeks het jaar 300 al bewoond, al ontstond het dorp pas in de Middeleeuwen. In het jaar 1217 is van deze nederzetting al sprake:  toen werd het Triburd genoemd. Ruim honderd jaar later stond het bekend als Drybort en weer een eeuw later heette het Driberte; rond 1400 stond het dorp te boek als Dryberde.

Drijber hoorde kerkelijk bij Beilen.

In 1840, in de tijd van de Afscheiding dus, telde het dorp bijna zeventig inwoners, die verspreid waren over negen woningen. Kerkelijk behoorde het sinds de Afscheiding tot het ressort van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Beilen, waar de Afscheiding plaatsvond op 28 of 29 maart 1835. De instituering van de gemeente te Beilen stond onder leiding van ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland.

Al in de jaren ’20 van de negentiende eeuw werden in Beilen zo nu en dan huisgodsdienstoefeningen (conventikels) gehouden, die onder leiding stonden van landbouwer/oefenaar (en latere dominee) Roelof Scheuning ten Have (1793-1871), broodbakker Jacob Wybrands en blauwverver Abel op ’t Holt. Dat zij in huiselijke samenkomsten bijeenkwamen hield vermoedelijk ook verband met ds. J.P. Doornbosch, die in Beilen van 1807 tot 1828 hervormd predikant was. Vooral vanaf de jaren ’20 veroorzaakte hij in de hervormde gemeente van Beilen namelijk nogal wat problemen.

Ds. R. Scheuning ten Have (1793-1871) op latere leeftijd.

Ds. J.P. Doornbosch.

Zo werd in 1824 duidelijk dat hij zijn schulden niet afloste, kreeg hij een flinke ruzie met een gemeentelid die uiteindelijk door de classis moest worden opgelost, en ontstond onenigheid met zijn kerkvoogdij over de vraag of hij – in verband met zijn gezondheidstoestand – in de winter drie keer per week moest preken (twee keer op zondag en eenmaal door de week). Een paar jaar later bleek dat de predikant teveel aan Bacchus offerde en geregeld in beschonken toestand ‘bij de weg’ liep. Kerkenraadsleden dienden daarover zelfs een klacht in bij de burgemeester.

Ook tijdens de kerkdiensten ging niet altijd alles zoals het hoorde: zijn onkies woordgebruik leidde er verscheidene keren toe dat de verzamelde gemeente in lachen uitbarstte; en toen de predikant vanaf de preekstoel ambtsdragers ging beschuldigen van diefstal van zijn persoonlijk goed, waren de rapen gaar. De classis werd verzocht de predikant van de gemeente los te maken. Dat gebeurde, maar niet door ingrijpen van de kerkelijke besturen; nog tijdens de behandeling van de bezwaarschriften bij het provinciaal kerkbestuur overleed de zestigjarige predikant namelijk.

De nieuwe predikant, ds. L.L. van Loenen uit het Friese Goingarijp bij Sneek, deed op 4 oktober 1829 intrede en bleef tot 15 november 1866 aan de hervormde gemeente van Beilen verbonden. Maar intussen werden de al genoemde conventikels niet meer ‘zo nu en dan’ maar wekelijks gehouden en lieten verscheidene conventikelgangers zich niet meer in de hervormde kerk zien.

De hervormde kerk te Beilen.

Nauwelijks vervolgingen.

Van daadwerkelijke vervolging van de Afgescheidenen in Beilen kan moeilijk gesproken worden, al werden geregeld processen-verbaal opgemaakt, die overigens niet tot rechtszaken leidden. Dat zal niet alleen te danken zijn geweest aan het feit dat de Afgescheidenen ervoor zorgden nooit met meer dan twintig personen bijeen te komen (een groter aantal conventikelgangers was zonder toestemming van de overheid volgens de wet verboden). Ook de tolerante houding van burgemeester Teunis ten Have was van belang: hij was zelf hervormd, maar desondanks tegenstander van vervolging van de Afgescheidenen in zijn gemeente. Had dat te maken met het feit dat oefenaar Roelof Scheuning ten Have zijn broer was?

Hoe dan ook, op zaterdag 28 of zondag 29 maart 1835 institueerde ds. De Cock de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Beilen. De gemeente groeide gestaag en telde in 1850 ongeveer 400 leden, vijftig jaar later 380 en in 1915 bijna 550 zielen.

Ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, die de Chr. Afgesch. Gem. van Beilen institueerde.

Het Drijberseveld wordt ontgonnen.

Tot de groeiende kerkelijke Afgescheiden Gemeente van Beilen behoorde dus ook het dorp Drijber. Het heideveld rond Drijber was weliswaar wel geschikt voor het weiden van schapen, voor de verbouw van boekweit of voor het afgraven van wat turf voor eigen gebruik, maar verder wachtte het Drijberseveld op de broodnodige ontginning, al sloegen de boeren rond Drijber ook zelf de hand aan de ploeg om voor hun eigen levensonderhoud een stukje grond geschikt te maken voor landbouw.

Maar in de twintiger jaren van de twintigste eeuw begon de grootschalige ontginning van het Drijberseveld. Ook werd het Linthorst Homankanaal tussen Beilen en Noordscheschut gegraven, dat ongeveer een kilometer naar het oosten ook langs Drijber kwam en in 1926 in gebruik genomen werd. Een jaar later voeren er al 1.200 schepen door! De door de ontginning in cultuur gebrachte gronden werden al gauw de woonplaats van veel ‘immigranten’ uit Groningen en Friesland: de bouw van boerderijen werd door de overheid financieel ondersteund. Ook enkele gereformeerde gezinnen vestigden zich in de omgeving, namelijk op De Hullen, ten zuiden van Drijber (aan het Linthorst Homankanaal). Op zondag trokken ze per fiets of met een koets naar de gereformeerde kerk in Beilen.

De sterk vergrote gereformeerde kerk in Beilen werd in februari 1924 in gebruik genomen.

Bij hervormden aan huis.

Maar in het begin van de twintigste eeuw woonde in Drijber slechts één gereformeerd gezin, dat van Jacob Hadders, die vanuit Garminge (nog geen tien kilometer ten oosten van Drijber) naar zijn nieuwe woonplaats verhuisd was. Ze werden al snel uitgenodigd eens in de twee weken bij hervormden aan huis een bijeenkomst bij te wonen waar een preek gelezen werd. De kamer was groot genoeg en op provisorisch vervaardigde zitplaatsen-op-planken werd naar de preek geluisterd, die vaak werd voorgelezen door de Beiler hervormde evangelist Wuestenenk. Soms ging ook een gereformeerde dominee uit Beilen voor; daar ‘stond’ tussen 1906 en 1911 ds. J. Brinkman (1877-1959) en tussen 1912 en 1920 ds. N. Postema (1882-1962).

Het hervormde kerkje aan de Kampsweg in Wijster.

Dat de hervormden in Drijber – en trouwens ook in het aanpalende dorp Wijster – op een gegeven moment verlangden naar een eigen gebouwtje, is niet vreemd. De goed begaanbare weg van Drijber naar Wijster – in 1911 verhard – maakte het met medewerking van de hervormde kerkenraad in Beilen mogelijk in 1929 aan de Kampsweg in Wijster een hervormd evangelisatiegebouwtje te stichten.

Ds. Th. Kuipers in actie.

Voor de zes gereformeerde gezinnen van de hervormde huisbijeenkomsten in Drijber ontstond eind jaren ‘20 dus de vraag wat nu te doen. Uiteraard traden ze overleg met hun gereformeerde kerkenraad in Beilen. Daar was ds. Th. Kuipers (1890-1945) van 1922 tot 1928 predikant. Zowel de kerkenraad als de predikant stonden positief tegenover de plannen om in Drijber een eigen lokaaltje voor de gereformeerden te bouwen. De classis werd in augustus 1927 gevraagd voor dat doel een financiële steun van fl. 500 te verlenen. Dat werd toegestaan.

Ds. Th. Kuipers (1890-1945) van Beilen spande zich bijzonder in voor de kerk te Drijber.

Maar daar bleef het niet bij, want ds. Kuipers ontpopte zich als een groot ijveraar voor de plannen en startte een inzamelingsactie, waartoe hij talloze handgeschreven brieven verstuurde met de oproep financieel bij te springen. Hij schreef: “Kent gij Drijber? Een eenzaam gehuchtje in de wijde velden van Midden-Drenthe. Noeste handen zijn begonnen de heide te ontginnen. Nog enkele jaren en overal wordt de eenzaamheid gebroken door grootere en kleinere boerderijen. Nu woonen er reeds een zestal groote gereformeerde gezinnen en anderen zullen komen”.

“Wat is het voor deze broeders en zusters moeilijk om kerkelijk mee te leven! Tien tot veertien km. zijn ze verwijderd van de naastbij gelegen kerk. Vrouwen en kinderen moeten soms maandenlang des zondags thuisblijven. Des winters komt de predikant van Beilen elke veertien dagen een keer preeken in een kamer of keuken van een boerderij. Daar komen dan ook hervormden. Maar nu wordt de kring grooter. Van hervormde zijde doet men pogingen een school te stichten. Een Jongelingsvereniging en een Zondagsschool is in wording. Ook bestaat het plan hier ’s zondagsmiddags godsdienstoefening te houden. Nu moet er een kerkje zijn. Heel klein maar. Wilt gij ons daarvoor helpen? Wij zijn aan ’t uiterste van onze krachten”. De actie had succes.

Het kerkje in gebruik genomen (1929).

Het evangelisatiekerkje aan de Berkenweg 14 in Drijber (foto: Reliwiki, J. Sonneveld, Leidschendam).

Al spoedig kon voor fl. 80 kon van de ‘Grond-Maatschappij Hullenoord-Elp’ een stukje grond van nog geen 40 are aan de Berkenweg gekocht worden. En ‘met steun van de kerk te Beilen en van vele kerkeraden en personen in en buiten de provincie’ kon voor fl. 2.130 al snel een ‘vriendelijk kerkje’ op het perceel worden gebouwd. Om het aandeel van ds. Kuipers daarbij niet te vergeten werd naast de hoofdingang van het evangelisatiegebouwtje een gedenksteen geplaatst met zijn naam en het bouwjaar van het evangelisatiegebouw (1928). Boven de hoofdingang kwam een gedenksteen met de tekst uit Ezechiel 36 vers 1: ‘Hoort des Heeren Woord’. In 1929 kon het kerkje in gebruik genomen worden. Het was een eenvoudig zaalkerkje met slechts drie ramen in de zijmuren, een heus torentje met daarin een duidelijk aangegeven hoofdportaal.

De gedenksteen ter herinnering aan de inspanningen van ds. Th. Kuipers (1890-1945) (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De school (1929).

Het door ds. Kuipers in zijn ‘bedelbrief’ al gemelde plan van de hervormde broeders en zusters om een christelijke school in Drijber te stichten, was inmiddels van de grond gekomen. Het voortbestaan van de school was natuurlijk gebaat bij het aantrekken van zoveel mogelijk leerlingen. Vandaar dat een afspraak tussen hervormden en gereformeerden gemaakt werd over gezamenlijk gebruik van de nieuw te bouwen school. Wel werd afgesproken dat het hoofd van de school (als eerste was dat meester Jongkind) hervormd moest zijn en de te benoemen leerkrachten om beurten hervormd en gereformeerd.

De school werd op 1 mei 1929 geopend. Althans, de lessen van de school. Want de schoolbouw zelf werd aanmerkelijk vertraagd door slecht weer. Vandaar dat het bestuur aan de kerkenraad van Beilen vroeg het evangelisatiegebouwtje in Drijber enige tijd te mogen gebruiken om het onderwijs voor de vijftig leerlingen zonder uitstel mogelijk te maken. Daarmee ging men natuurlijk graag akkoord, al was het nogal wat werk om telkens de kerkbanken te vervangen door schoolbanken en v.v.

De kerkdiensten.

De gedenksteen boven de hoofdingang (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Nog voordat het kerkje in gebruik genomen werd vroeg men de classis in november 1927 om zo nu en dan een van de classispredikanten naar Drijber te sturen om in een kerkdienst voor te gaan. Die wens werd echter pas zes later, in 1933, gerealiseerd. Tot die tijd moest men zich in het kerkje in Drijber behelpen met ‘preeklezen’ door een ouderling van de kerk van Beilen. In die jaren waren dat ouderling Dijkema die bij Wijster woonde en de in Drijber woonachtige ouderlingen Cnossen, Hansma en Tolsma. Dezen lazen dan – zoals in ‘leesdiensten’ in talloze Gereformeerde Kerken gebeurde – een preek uit de regelmatig verschijnende prekenbundel ‘Menigerlei Genade’, geschreven door heuse (gereformeerde!) dominees.

Maar… als er gedoopt moest worden of avondmaal werd gevierd, ging men ’s zondags lopend, op de fiets, met paard en wagen of samen met de bus (op zondag, hinderde niks!) naar de kerk in Beilen.

Een hulppredikant (1937).

Waren er aanvankelijk zo’n zes (grote) gezinnen, het aantal gereformeerden in en rond Drijber groeide gestaag. Daardoor werd het mogelijk de classis toestemming te vragen een hulppredikant aan stellen. Nu was er in de economische crisisjaren ’30 een overschot aan afgestudeerde predikanten, die om financiële redenen geen beroep van een kerk kregen. Daarom was in de Gereformeerde Kerken een landelijk ‘Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ gevormd, ook het Comité Schouten-Grosheide genoemd, naar de stichters.

Dit Comité verleende (uit de opbrengst van landelijke kerkcollecten) financiële steun bij de aanstelling van hulppredikanten. Ze verdienden weliswaar aanmerkelijk minder dan een officieel aangestelde predikant, maar konden voor een gemeente toch van grote betekenis zijn. Ook in Drijber. Het Comité zegde namelijk een jaarlijkse steun van fl. 550 toe. Samen met bijdragen van de Kerk van Beilen en die van Nieuweroord (sommige Drijbenaren kerkten tot 1929 immers in Nieuweroord) kon in Drijber een hulppredikant worden aangesteld.

Kandidaat (later ds.) H.J. Heersink (1903-1987) van Drijber.

Per 1 maart 1937 werd kandidaat H.J. Heersink (1903-1987) als hulppredikant aan de kerk van Beilen verbonden, speciaal voor de werkzaamheden in Drijber. Hij werd overigens pas op 25 april in het ambt bevestigd: ’s morgens in de kerk te Beilen en ‘s middags in Drijber. Kandidaat Heersinks vader, ds. J.D. Heersink (1874-1948), was van 1912 tot 1921 predikant in Nieuweroord geweest. Zoals al opgemerkt hadden sommige gemeenteleden uit Drijber tot 1929 in Nieuweroord gekerkt en kenden daarom de familie Heersink. Hoe dan ook, kandidaat Heersink ging in de kost bij de familie Terpstra op De Hullen.

Een bouwfonds voor een grotere kerk (1937).

De provinciale Drentse gereformeerde ‘Deputaten voor de Evangelisatie’ hadden het al lang gezien: die evangelisatiepost in Drijber ‘beloofde wel iets voor de toekomst!’ En zeker toen kandidaat Heersink er aan het werk ging, zodat er eindelijk geregeld gepreekt werd en men van het ‘preeklezen’ verlost was, werd de toeloop steeds groter. “Het bouwen van het lokaal is niet tevergeefs geweest en heeft veel opgang gemaakt, zodat nu menschen uit ongeveer veertig gezinnen de samenkomsten bijwonen. Een gevolg van die toeloop is dat het lokaal allen die samenkomen niet meer kan bevatten”.

Toos Beekman, de verloofde van kandidaat Heersink (foto: ’50 jaar kerk in het Drijberseveld’).

En dat was nu precies wat de gereformeerden in Drijber ook dachten. Op 31 augustus 1937 – de verjaardag van kandidaat Heersink – werd door diens verloofde, Toos Beekman, het plan voor een bouwfonds bedacht. ‘Ze haalde een apart spaarpotje tevoorschijn, waarop stond: ’Voor de Nieuwe Kerkbouw’. Het busje had de gewoonte open te springen zodra er vijf gulden gespaard was. Nog diezelfde avond sprong het zesmaal open! De stichting van dit bouwfonds liep uit op een grote financiële actie met gedrukte circulaires en collectereizen in steeds bredere kring, tot in Groningen en Friesland toe.

De kerk geïnstitueerd (1939).

Een eigen kerkgebouwtje, een groeiende kerkelijke deelgemeente in Drijber en een ‘eigen’ hulpprediker! Het werd dus tijd om over een zelfstandig kerkelijk leven te gaan denken. Niet meer op en neer naar Beilen voor doop en avondmaal, maar in Drijber een volledig zelfstandige Gereformeerde Kerk. Dat was de wens die de broeders uit Beilen op de classis van februari 1939 kenbaar maakten. Ter informatie werd opgemerkt dat met de kerken in de omgeving afgesproken was dat gezinnen uit Nieuweroord, Westerbork, Hoogeveen en Beilen, die in de buurt van Drijber woonden, naar de kerk in Drijber zouden overkomen; leden genoeg dus!

Voor een groter kerkgebouw – zo gingen de broeders verder – was in het bouwfonds inmiddels al fl. 6.000 gespaard! En de hulpprediker zou door de kerk van Drijber zélf betaald worden. Kandidaat Heersink deed (bij wijze van spreken) bijna niets anders meer dan geld inzamelen. Als hij ergens een preekbeurt vervulde vroeg hij een collecte voor de kerkbouw in Drijber. Iemand zei: ‘Als dominee hout kocht collecteerde hij hout. En kocht hij stenen dan collecteerde hij stenen’. Met die handelwijze had hij meer dan fl. 1.200 (zijn jaartraktement) voor de kerk van Drijber terugverdiend.

Ds. P. Hekman (1883-1972) van Beilen.

En zo werd uiteindelijk op 26 maart 1939 onder leiding van ds. P. Hekman (1883-1972) van Beilen de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Drijber geïnstitueerd door de bevestiging van de ambtsdragers. De eerste kerkenraad bestond uit kandidaat Heersink, scriba Tolsma. De ouderlingen Noordhof en Van der Kooi en de diakenen Hessels en Staal.

Een nieuwe kerk in gebruik genomen (1940).

Het werd hoog tijd dat er een grotere kerk kwam: om de eerste kerkenraadsvergadering na de instituering te houden moesten de kerkbanken in het lokaaltje opzij geschoven worden. Welnu, het bouwfonds was er niet voor niets!

De architecten Wildeboer en Overzet uit Groningen kregen opdracht een ontwerp voor een nieuwe grotere kerk te maken, vlak naast het oude kerkje (dat was intussen in april 1939 op naam van de kerk van Drijber geschreven). Op 4 juli 1939 begon men aan de bouwwerkzaamheden. De eerstesteenlegging vond op 23 augustus plaats, door ds. Hekman van Beilen. Op de steen stond als tekst ‘Uw werk, o Heere! behoud dat in het midden der jaren‘ uit Habakuk 3 vers 2. En uiteindelijk werd de nieuwe kerk op 16 januari 1940 in gebruik genomen.

De ‘eerste steen’ van de nieuwe kerk.

De ‘Nieuwe Hoogeveensche Courant’ schreef enkele dagen later onder meer: “Dinsdag was het voor de Geref. Kerk te Drijber een blijde dag. De lang gekoesterde wensch, een eigen ruim kerkgebouw te hebben, ging in vervulling. (…) De kerk is aan de pastorie vast gebouwd. De inrichting is zoo, dat de dominee zoo uit de huiskamer op de kansel kan stappen, wat ongetwijfeld iets bijzonders is. De preekstoel in platvorm model, gemaakt van hout uit alle vijf werelddeelen (er zit ook cederhout van den Libanon aan) is als geschenk ontvangen van de familie Boerhave-Beekman te ‘s-Gravenhage. Ook de ouderlingen- en diakenbanken, alsmede de lessenaar van den voorlezer, zijn door dezelfde familie cadeau gegeven”.

De nieuwe kerk aan de Berkenweg te Drijber.

“(…) De schilder J. Snoeiers te Beilen heeft door zachte kleuren het geheel ‘n prettig aanzien weten te geven. De heer Wessemius te Emmen zorgde voor de electrische installatie. Het licht kan echter nog niet ontstoken worden, daar ’t electrisch net van Beilen zich nog niet tot Drijber uitstrekt” [zodat nog jarenlang een aggregaat en accu’s gebruikt werden].

Het interieur van de nieuwe kerk (foto: Reliwiki).

“Toen, om 11 uur voormiddags, de samenkomst geopend werd, was het vriendelijke gebouw ondanks de winterkoude geheel bezet, ja er moesten nog stoelen bijgeplaatst worden. Van heinde en verre waren de genoodigden en belangstellenden opgekomen. Van de velen noemen wij Burgemeester en wethouders, alsmede de gemeente-secretaris van Beilen; ds. D. Drenth [1885-1965] van Zuidlaren, ds. A.J. Noordewier [1895-1963] van Westerbork, ds. M. Geertsema [1924-1945] van Dwingeloo, ds. P. Hekman van Beilen, ds. J.D. Heersink [op 9 juni 1940 officieel als predikant te Drijber bevestigd!], evangelist H.J. Soer uit Wijster [hij diende het hervormde kerkje dat daar gebouwd was als godsdienstonderwijzer], en vele afgevaardigden van zusterkerken uit den omtrek”.

De nieuwe kerk van opzij (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

‘Onder het zingen van psalm 25 vers 2 trad de kerkeraad om 11 uur binnen en bracht de oude bijbel (gedrukt in 1864) uit het vorige hulpkerkje op den nieuwen kansel. (…) Aanstonds beklom nu de consulent, ds. P. Hekman, de kansel. Z.Eerw. begon met op te merken dat op verlangen van de kerkeraad het eerste wat in het nieuwe gebouw zou plaats hebben, een gewone dienst des Woords moest zijn. Gaarne voldeed spreker aan dit verzoek door Christus te verkondigen naar aanleiding van Efeze 2 vers 20 tot 22, waarin gesproken wordt van de kerk als het lichaam van Christus. Na het beëindigen van den dienst werd door den voorzitter der bouwcommissie, de heer T.K. Terpstra, het kerkgebouw overgedragen aan den kerkeraad”.

En verder…

De twee kerken samen op de foto.

Het kerkelijk leven kon een nieuwe start maken met een nieuw gebouw en een heuse dominee! Ds. Heersink bleef tot 1945 aan de kerk van Drijber verbonden en vertrok toen als legerpredikant naar Indonesië, waar de militairen die deelnamen aan de politionele acties op zijn geestelijke bijstand konden rekenen. Hij werd opgevolgd door ds. G.K. Geerds (1916-1986) en na hem volgden nog meerdere andere predikanten. Het hulpkerkje staat nog steeds naast de grote kerk als teken uit het verleden, maar ook tegenwoordig nog steeds in gebruik.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Drijber.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Drijber tussen 1941 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen:

Archief Particuliere Synode der Gereformeerde Kerken in de provincie Drenthe. Assen, Drents Archief.

J. Doedens e.a., Liefelijke woning… Gedenkboek honderdvijftig jaar gereformeerd leven in Beilen, 1835-1985. Beilen, 1985

B. Feijen (tekst) en A. te Velde (vormgeving), Kerken in Drijber. 75 jaar Gereformeerde Kerk Drijber 1939-2014. Drijber, 2014

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

H. Veldman, De 87 gemeenten van Hendrik de Cock (deel II van: Hendrik de Cock, bibliografie & Theologie 1901-1842). Kampen, 2009

B. de Vries, 50 jaar kerk in het Drijberseveld. 26-03-39 – 26-03-89. Drijber, 1989

© 2019. GereformeerdeKerken.info