Van Varsseveld naar Halle (2)

( < Naar deel 1 ) – Dat de gereformeerden in Halle al jarenlang naar zelfstandigheid verlangden was niet zo vreemd: de afstand van Halle naar de kerk op de Keurhorst was ruim een uur en voor de verst wonenden ruim twee uur lopen, over soms moeilijk begaanbare wegen.

De Keurhorsterkerk (foto:.Wikipedia).

En toen het aantal gereformeerden in Halle na verloop van tijd voldoende was aangegroeid om tot zelfstandig kerkelijk leven te komen, was de keuze niet moeilijk. Aanvankelijk vroeg men de kerkenraad in Varsseveld alleen om ‘bijvoorbeeld eens in de maand een dienst’ in Halle, maar ds. Ubels wist in 1923 al dat Halle op zelfstandigheid aankoerste. Dat de kerkenraad van Varsseveld daar niet bij stond te juichen was ook niet vreemd, omdat ook Dinxperlo hetzelfde doel voor ogen had en een en ander voor het ledental – en dus voor de kerkelijke inkomsten – van Varsseveld natuurlijk consequenties had, met alle gevaren voor de stabiliteit van het Varsseveldse kerkelijke leven.

Natuurlijk bleven de meeste gereformeerden uit Halle tussen de twee kerkdiensten in Varsseveld over, om op de deel van boerderij De Keurhorst van broeder Colenbrander een meegebracht broodje te nuttigen en aangeboden koffie te drinken. Maar ondanks de bezwaren die de kerkenraad had, besloot men 1895 uiteindelijk de predikant toch eens per maand een halve zondag naar Halle te laten gaan. Het werk viel ds. Te Velde echter zwaar tegen en hij hield het dan ook maar een maand vol.

Ds. H. te Velde (1867-1913) van Varsseveld.

Een eigen evangelisatielokaal in Halle!

Begin 1897 vroeg een aantal jongens van de Christelijke Jongelings Vereeniging ‘Rehoboth’ in Halle de kerkenraad om medewerking bij de bouw van een lokaaltje voor hun eind september 1891 opgerichte JV. Nee, de kerkenraad hoefde niet mee te betalen, want ze zouden door middel van collectes zelf het benodigde geld bijeenbrengen. Ze vroegen slechts het lokaal op naam van de kerkenraad te zetten, omdat hun vereniging immers geen rechtspersoonlijkheid bezat. De kerkenraad ging daarmee akkoord.

Het evangelisatielokaaltje te Halle.

Er wás al een stuk grond! De familie Dimmendaal had een perceel ter beschikking gesteld en zegde zelfs nog méér toe: mócht het in Halle uiteindelijk tot kerkinstituering komen met een eigen kerk en pastorie, dan kon men ook rekenen op de rest van het betreffende perceel. Midden in de zomer kon men beginnen met bouwen, al moest nog wel een hypotheek van tegen de fl. 150 genomen worden (Halle moest zelf de rente ophoesten). Bovendien werd alvast een reglement voor het gebruik van het evangelisatielokaal de opgesteld.

Het reglement.

In het reglement werd vastgesteld dat het lokaal gebruikt mocht worden door de leden van de Gereformeerde Jongelings Vereeniging ‘Rehoboth’, de Anti-Revolutionaire Kiesvereniging ‘Nederland en Oranje’ en natuurlijk door het bestuur van de evangelisatievereniging zelf. Het bestuur bestond uit vijf leden: twee van de JV en drie gereformeerde manslidmaten uit Halle e.o.

De kiesvereniging ‘Nederland en Oranje’ van de (gereformeerde) Anti-Revolutionaire Partij (later een van de drie fusiepartners van het CDA) mocht ook van het lokaal gebruik maken.

Het bestuur van de evangelisatievereniging mocht sprekers uitnodigen die de Drie Formulieren van Eenigheid van de Gereformeerde Kerken hadden ondertekend. De bestuursvergaderingen mochten – als de kerkenraad van Varsseveld dat wilde – worden bijgewoond door een der ouderlingen en het gebruik van het lokaal mocht natuurlijk ‘nooit indruisen tegen de Waarheid, uitgedrukt in de drie belijdenisgeschriften der Geref. Kerken in Nederland’. En… als er ooit in Halle een zelfstandige Gereformeerde Kerk zou komen, werd het lokaal háár eigendom, met het altijddurende recht van de JV Rehoboth om er gebruik van te maken.

Contacten tussen kerkenraad en bestuur.

Natuurlijk hadden de kerkenraad in Varsseveld en het bestuur van de Halse evangelisatievereniging geregeld contact en overleg over de gang van zaken in Halle. Zo werd vanuit Halle gevraagd: kon in het lokaal ook catechisatie gehouden worden? Kon er misschien wat vaker gepreekt worden? Kon de kerkenraad ook een schuld van fl. 100 voor zijn rekening nemen? Kon dominee misschien in het vervolg eens per maand op een zondagmiddag komen preken? De kerkenraad besliste op de meeste vragen negatief. De catechisanten konden best naar de kerk op Keurhorst komen; en nee, dominee kon wel zo nu en dan komen preken, maar daar een gewoonte van maken was niet aan de orde. Bovendien vond de kerkenraad dat Halle nog niet aan een zelfstandig kerkelijk leven toe was.

De evangelisatievereniging liet het er echter niet bij zitten omdat men wist dat de aanhouder wint, en daarom besloot de kerkenraad na een herhaald verzoek in 1904 een ouderling in Halle te laten catechiseren. Daarvoor werd ouderling Berenschot aangewezen, die zelf ook lid was van de evangelisatievereniging.

Ds. J. van der Sluis (1862-1943) van de Keurhorstkerk (van 1901 tot 1919).

De gereformeerden in Halle bleven standvastig vragen om meer kerkdiensten in hun lokaal. En de classis was het met dat verzoek eens: ze adviseerde de kerkenraad zelfs élke zondagavond een kerkdienst in Halle te organiseren. De kerkenraad was het er aanvankelijk niet mee eens, maar uiteindelijk gaven de broeders een beetje toe door te beloven dat eens in de veertien dagen een ouderling in een dienst in het lokaal te Halle zou voorgaan. Maar daar was men in Halle het weer niet mee eens.

En toen in februari 1908 bleek dat in de evangelisatievereniging in Halle interne problemen waren ontstaan, ‘waarbij de een de ander probeert te overheersen’, maakte de kerkenraad de broeders duidelijk dat een evangelisatievereniging op die manier haar belangrijke werk niet geloofwaardig kon verrichten. Wat zouden zij ‘die buiten zijn’ er wel niet van denken? Kennelijk besefte men dat in Halle ook en reorganiseerde men de evangelisatievereniging, zodat een maand later geconstateerd kon worden dat alles weer op orde was. Wel werd het reglement zó aangepast dat de kerkenraad in het vervolg besliste over eventueel ontstane geschillen. Het lokaal werd trouwens overgedragen aan de evangelisatievereniging.

De gang van zaken in Halle in de jaren ‘20.

Zo gingen de jaren verder. Intussen was door gebruik van kunstmest de mogelijkheid tot ontginning van heidegrond ontstaan, wat de verwachting wekte dat ook in de omgeving van Halle de landbouw tot ontwikkeling kon worden gebracht. Dat was aanleiding om ook na de Eerste Wereldoorlog het houden van meer kerkdiensten in Halle telkens opnieuw onder de aandacht te brengen. In 1922 lukte het van de classis de toezegging te krijgen dat eens per maand in de zomer en eens in de twee weken in de winter een classispredikant naar Halle zou komen om een dienst te leiden. Na enige tijd werd de kerkenraad in Varsseveld gevraagd om ’s zomers om de veertien dagen en ’s winters elke week een kerkdienst in het lokaal te Halle, maar hoe dat afliep is niet bekend, al ‘lezen we wel regelmatig dat er sprekers worden uitgenodigd’.

In de tweede helft van de jaren ’20 kreeg de Evangelisatievereniging een schrijven van Burgemeester en Wethouders, waarin gevraagd werd het lokaal te mogen gebruiken voor het geven van openbaar onderwijs. Dat daarover wel even stevig gepraat moest worden, is duidelijk. Uiteindelijk werd – toen het op stemmen aankwam – met grote meerderheid besloten akkoord te gaan met het verzoek. Het was immers een verzoek van de overheid? En ook de beginselen van de vereniging werden er toch niet door geschaad?

Het lokaal opgeknapt en vergroot (1929).

Het vergrote en gerestaureerde evangelisatielokaal. Aan het dak is te zien dat het gebouwtje aan de achterkant verlengd werd.

Nadat eind 1925 elektrisch licht was aangelegd, werd tijdens een ledenvergadering in Halle in maart 1929 opnieuw over eventuele zelfstandigheid gesproken. Algemeen heerste de overtuiging dat het toch eens zover zou moeten komen, al legde ds. Scholten er ook de nadruk op dat de financiële kant van de zaak niet uit het oog verloren moest worden, ‘want het zal werkelijk niet meevallen’ als zelfstandige kerk het hoofd boven water te houden.

Veel belangrijker was echter het volgende agendapunt: de restauratie van het evangelisatielokaal. De staat van onderhoud van het gebouw maakte een stevige opknapbeurt nodig. Het plafond zag er niet uit, het dak was slecht en de buitenmuren moesten nodig gepleisterd worden. Ook was het gebruik van het lokaal zozeer toegenomen dat het ook moest worden vergroot. Dat had men in de afgelopen jaren al verscheidene malen gedacht, want meerdere keren had men getracht een stukje grond achter het lokaal te bemachtigen, wat overigens maar steeds niet lukte.

Maar de verbouwing ging wel geld kosten. Een aannemer had berekend dat ongeveer fl. 800 nodig zou zijn. Hoe dan ook, de aanbesteding werd in augustus 1929 gehouden, wat resulteerde in een aanneemsom van fl. 529 door de laagste inschrijver. Deze had wel moeten beloven dat op het bouwterrein door de arbeiders geen sterke drank genuttigd en geen vloekwoorden gebezigd zouden worden. En omdat er inmiddels al fl. 400 bij elkaar gesprokkeld was kon de restauratie beginnen. Op 12 december 1929 werd het vergrote en gerestaureerde lokaal in gebruik genomen!

Steeds dichter bij kerkinstituering.

Ds. J. Scholten (1878-1952).

Toen tijdens de ledenvergadering van 14 maart 1930 opnieuw gesproken werd over de kerkdiensten die in Halle in het zo mooi gerestaureerde lokaal gehouden werden, wees ds. Scholten er op dat een officiële kerkdienst, ook die in Halle, moest worden bijgewoond door ambtsdragers, omdat de dienst immers van de kerk uitging. En dat viel niet mee! Maar de predikant gaf de leden het advies eens bij de gereformeerden in en rond Halle te vragen wat men wilde: elke veertien dagen zo mogelijk een avonddienst onder leiding van de predikant, of dat men op eigen benen wilde staan. En… hoeveel geld men daarvoor over had. Want dat het financiële offers zou vragen, had de predikant al eerder uitgelegd.

Toen men echter een paar maanden later opnieuw vergaderde om de resultaten van de rondgang onder ogen te zien bleek, dat het hebben van een predikant – eens in de veertien dagen op een avond – betaalbaar was, maar dat kerkinstituering er voorlopig nog niet in zat. Toch adviseerde ds. Scholten er langzaam naar toe te werken en om het de predikanten, die hier om de veertien dagen zouden komen preken, zo makkelijk mogelijk te maken, en hen in ieder geval meteen te betalen voor hun preekbeurten.

Ook werd voorgesteld een orgeltje in het lokaal te plaatsen. Daar ging men mee akkoord, al werd er meteen al op gewezen dat het lokaal erg vochtig was en het de vraag was of het orgel er tegen kon. Men ging het proberen. Er kwam een orgeltje, maar het duurde inderdaad niet lang of de eerste ‘hangers’ klonken vals door het lokaal…

Het aantal gereformeerden groeit.

Op 16 maart 1930 was in Dinxperlo – kerkelijk ook behorend tot Varsseveld – de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. Dat had de kerk van Varsseveld ruim zeventig leden gekost. Maar het was voor de gereformeerden in Halle desondanks een bemoediging om ook zelf in die richting te blijven verder werken.

Het eerste gereformeerde kerkje aan het Molenpad in Dinxperlo. Het voorstuk werd in 1927 gesticht, het achterste in 1934. In 1945 door oorlogshandelingen verwoest.

De voorzitter van Halles evangelisatievereniging had eens even geïnformeerd hoe men het in Dinxperlo had aangepakt en hij was te weten gekomen dat men daar van de leden een bedrag van fl. 1.100 aan kerkelijke bijdragen bijeengebracht had. Ze hadden daar in 1927 al een mooi evangelisatielokaal gebouwd en nu werd het gebouwtje daar al weer te krap! Vandaar dat hij tijdens de ledenvergadering van februari 1931 voorstelde ook in Halle te proberen voldoende leden en toezeggingen bij elkaar te krijgen. Dat bood gunstige vooruitzichten, want de laatste tijd waren in Halle steeds meer gereformeerden komen wonen. Wel waren enkele broeders nog sceptisch, maar ze beloofden volledig mee te werken als de rondgang zou slagen.

Ds. A. Schouten (1864-1954) van Aalten.

Eind maart 1931 kwam men opnieuw bijeen. De resultaten van de rondgang door Halle en omgeving, de dorpen Westendorp, Nijman en Heelweg, waren hoopgevend. Er hadden zich in totaal 78 belijdende en 79 doopleden van de toekomstige kerk van Halle aangemeld die samen fl. 1.007 aan kerkelijke bijdragen hadden toegezegd. En… ds. A. Schouten (1864-1954) van Aalten, die zich steeds voor Halle had ingespannen, had toegezegd dat hij bij de voorziening van preekbeurten graag wilde helpen.

Het spreekt vanzelf dat het bestuur van de Evangelisatievereniging toen met de kerkenraad in Varsseveld ging spreken. De broeders deelden mee dat het aantal gereformeerden zowel als de toegezegde kerkelijke bijdragen voldoende waren om tot kerkinstituering over te gaan. Vooral de afstand tussen Halle en de kerk op Keurhorst werd door velen als te groot ervaren (sommigen kerkten zelfs al bij de hervormden in het dorp!). Ook kon men in Halle vermoedelijk voldoende geschikte ambtsdragers vinden. De kerkenraad besprak het verzoek, liet het aan de broeders in Halle over te beslissen wat men wilde, maar adviseerde toch nog maar enige tijd op dezelfde voet door te werken.

De broeders in Halle hadden echter grote bezwaren tegen dit advies: ze ‘verzoeken schrapping dezer zinsnede en verklaren zo dit niet mocht gebeuren zij bezwaar hebben deel te nemen aan het Heilig Avondmaal’. Men zat dus met de bewuste kerkenraadsuitspraak wel héél erg omhoog! Achteraf werd de soep niet zo heet gegeten als ze werd opgediend, maar de verhoudingen waren er enige tijd niet beter op geworden.

“De classis zit niet stil”.

Ds. Th. Delleman (1898-1977) van Aalten.

Van ds. Th. Delleman (1898-1977) van Aalten hadden de broeders in Halle gehoord dat ze de zaak niet op de spits moesten drijven, want de classis zat niet stil. Het kwam wel goed. Vandaar dat de Halse broeders na uitvoerige beraadslagingen besloten de kerkenraad in Varsseveld in april 1932 te vragen – om in overeenstemming met het advies van de classis – aan Halle twee diensten per maand toe te staan. Kennelijk ging de kerkenraad er niet mee akkoord, want in september 1933 stond men opnieuw in de kerkenraadskamer op de Keurhorst met hetzelfde verzoek. Ook nu weigerde de kerkenraad.

De classis bleek inderdaad niet stil te zitten. Naar aanleiding van het verzoek van Halle benoemde de classis een commissie die een onderzoek instelde naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van de kerkinstituering. In het voorjaar van 1933 vond de classis dat de tijd rijp was. Maar daartoe moesten eerst de grenzen met de omliggende kerken geregeld worden: die te Doetinchem en te Varsseveld. De kerk van Varsseveld kon zich met het voorstel echter niet verenigen, al schreef men aan de ‘grenscommissie’ dat men ‘niet in het minst de ontwikkeling van de kerk van Halle in de toekomst wilde tegenhouden’. Men wilde echter vasthouden aan de burgerlijke grenzen, ‘zoals dat in onze Kerken gebruikelijk is’.

Geïnstitueerd (1933).

Het gerestaureerde en verlengde evangelisatielokaal te Halle.

Toen de classis over het voorstel van de haar ‘grenscommissie’ stemde, bleken alle kerken voorstander te zijn, alleen Varsseveld stemde tegen; en nogmaals: dat was heel begrijpelijk, omdat na de aderlating van de zelfstandig wording van Dinxperlo er nu wéér een aantal leden aan de kerk op de Keurhorst zou worden onttrokken.

Hoe dan ook, de instituering kon dus doorgaan. De classis vroeg de kerkenraad van Varsseveld leiding te geven aan de instituering van de Gereformeerde Kerk te Halle. Daarom riep de kerkenraad op 9 augustus 1933 een vergadering bijeen van hen die zich als lid van de kerk van Halle wensten in te schrijven. Het resultaat was dat de Gereformeerde Kerk te Halle op 3 september 1933 onder leiding van ds.  J. Scholten van Varsseveld plaatsvond. Hij bevestigde de ouderlingen G.W. Legters en J.G. Lammers en de diakenen H.W. Brunsveld en F.W. Harbers in het ambt, waarmee de instituering een feit was!

Naar deel 3 (slot)

© 2019. GereformeerdeKerken.info