Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Sint Laurens

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk te Sint Laurens ontstond als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ op 19 mei 1889. Sinds 1892 – toen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ (resp. uit Afscheiding en Doleantie) zich landelijk verenigden tot ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ – behoorde ook de kerk van Sint Laurens daartoe.

Kaart: Google.

In 1967 werd de naam ‘Gereformeerde Kerk te Sint Laurens’ vervangen door ‘Gereformeerde Kerk te Middelburg-Sint Laurens’; later werd in de kerkelijke jaarboeken weer ‘Gereformeerde Kerk te Sint Laurens’ gebruikt. Een groot deel van de predikanten die deze kerk gediend hebben was gedurende langere tijd aan deze kerk verbonden.

Verontrusting in de hervormde kerk.

Al vele jaren bestond in de landelijke hervormde kerk onvrede over de koers die de kerk was ingeslagen sinds de overheid in 1816 ‘op onwettige wijze‘ het Algemeen Reglement had ingevoerd en de eerbiedwaardige Dordtse Kerkorde van 1619 had afgeschaft. Volgens velen werd door die gebeurtenis aan de vrijzinnigheid in de hervormde kerk vrije doorgang verleend, waardoor ‘de rechte verkondiging van het Woord verduisterd werd’, en werden bovendien de rechten van de plaatselijke kerk beknot: volgens het Algemeen Reglement had de synode het voor het zeggen. De Doleantie wilde aan beide gevolgen een eind maken door het Algemeen Reglement af te schaffen en de aloude Dordtse Kerkorde ‘weer kracht en geldigheid te verlenen’.

Een rapport besproken (1885).

Ds. N.A. de Gaay Fortman (1845-1927).

In opdracht van de classis Middelburg onderzocht de Middelburgse hervormde predikant ds. N.A. de Gaay Fortman (1845-1927) de historische ontwikkeling van de overgang van de Dordtse Kerkorde naar het Algemeen Reglement. Daarover schreef hij een uitvoerig rapport, dat in 1885 verscheen: ‘De wettige kerkorde van 1618-1619. Rapport uitgebracht aan de Classikale Vergadering van Middelburg, gehouden den 25 Juni 1884’. De predikant kwam tot de conclusie dat het Algemeen Reglement ‘onrechtmatig’ aan de kerken was opgelegd. Het rapport werd in de classis uiteraard uitvoerig besproken en ook de hervormde kerkenraad van het nabijgelegen Sint Laurens kon met de conclusie van ds. De Gaay Fortman (die inmiddels predikant in Amsterdam geworden was) van harte instemmen.

Het rapport van ds. De Gaay Fortman.

Intussen had ds. C. Snel uit Zuid-Beijerland het beroep van de hervormde gemeente van Sint Laurens aangenomen. Al snel bleek dat de predikant weinig op had met de Dolerende broeders, die zich vooral sinds 1886 roerden. Vanuit het land kwamen brieven op de kerkenraadstafels waarin ter voorkoming van een kerkscheuring werd aangedrongen op het houden van samensprekingen met de verontrusten in de hervormde kerk; vooral ook met dr. A. Kuyper (1837-1920) en zijn ‘benauwde broederen’ te Amsterdam, die inmiddels een tuchtprocedure aan de broek gekregen hadden, omdat ze de ‘reformatie van de hervormde kerk’ ter hand wilden nemen. Ook in de kerkenraad van Sint Laurens werd die oproep besproken, maar ds. Snel meende dat zoiets ‘al eerder was geprobeerd met dr. Kuyper’ en dat zulke samensprekingen niets uithaalden.

Ook een Dolerende kerk in Middelburg (1887).

Ds. P.J.W. Klaarhamer (1848-1920).

Een kerkscheuring kon niet voorkomen worden: overal in het land ontstonden sinds 1886 Dolerende kerken, officieel ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ geheten. Zo werd op 8 maart 1887 ook in Middelburg onder leiding van ds. P.J.W. Klaarhamer (1848-1920) de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Middelburg geïnstitueerd. Aanvankelijk hielden ze hun kerkdiensten in het Schuttershof, maar op Paasmorgen, zondag 2 april 1888, werd de voor fl. 15.470 gebouwde Noorderkerk aan de Bogardstraat in gebruik genomen. Daar konden zo’n 1.150 kerkgangers een plaats vinden. Ds. Klaarhamer speelde trouwens op meerdere plaatsen in Zeeland een belangrijke rol bij het tot stand komen van Dolerende Kerken.

Onrust in Sint Laurens.

Ouderling I. Wanjon van Sint Laurens had de gebeurtenissen in Middelburg aandachtig gevolgd en had diensten in het Schuttershof bijgewoond en daar ds. Klaarhamer gehoord. Zo had hij sympathie voor het streven van de Dolerenden gekregen. Dat bleef voor de kerkelijke besturen natuurlijk niet onopgemerkt. Een en ander kwam ook in de kerkenraad van 5 april 1887 aan de orde.

Maar een nog duidelijker signaal van de onrust in het dorp was een door eenenvijftig gemeenteleden ondertekend schrijven waarin de kerkenraad gevraagd werd de ‘reformatie der kerk ter hand te nemen’. Ook Wanjon behoorde tot de ondertekenaars, die de kerkenraad opriepen de banden met de ‘synodale hiërarchie’ te verbreken, het Algemeen Reglement af te schaffen en de Dordtse Kerkorde opnieuw in te voeren.

De hervormde Dorpskerk te Sint Laurens.

Ds. Snel legde de petitie van de eenenvijftig gemeenteleden echter terzijde. Hij vond dat de inhoud ervan ‘onzin’ was en een geest ademde van ‘revolutie en verstoring van orde en rust in de kerk’. Toen ouderling A. van den Broeke vroeg of de predikant dat stuk zomaar terzijde kon schuiven, wenste ds. Snel er verder geen woord meer aan vuil te maken. En ook het classicaal bestuur liet het er niet bij zitten en nodigde ouderling Wanjon uit op de classis te verschijnen om ‘een broederlijke samenspreking’ met hem te hebben over zijn kerkelijke handel en wandel.

Ruim twee weken later, op 22 april 1887, zou de volgende kerkenraadsvergadering gehouden worden, maar vier ambtsdragers waren zonder kennisgeving weg gebleven. Het waren I. Wanjon, A. van den Broeke, P.A. Abrahamse en J. Hollebrandse. De vergadering kon niet doorgaan, want het vereiste quorum was niet aanwezig.

De eerste echte problemen.

Op 30 april kwam de kerkenraad opnieuw bijeen. Daar was de ook aanwezige ouderling Van den Broeke onderwerp van gesprek. Als winkelier leverde hij allerhande goederen ten behoeve van de diaconie. Een van de ambtsdragers, ouderling Machielse, maakte daartegen nu echter bezwaar. Hij vond dat Van den Broeke niet de aangewezen persoon was om de leveranties voor de diaconie te verzorgen. In plaats van als voorganger en opziener der gemeente de belangen van de diaconie te bevorderen, trok hij door woord en voorbeeld de gemeenteleden juist af van de godsdienstoefeningen in de hervormde kerk. Had br. Van den Broeke vroeger zélf ook niet gezegd dat, wie de kerkdiensten niet bezocht, ook geen voordeel van de diaconie kon genieten?

Br. Van den Broeke werd verzocht even op de gang te wachten zolang de discussie gaande was. Ds. Snel verdedigde br. Van den Broeke nog wel, want hij deed veel voor gemeente, maar de predikant was toch bang dat door diens voorbeeld de collectes in de kerk schade zouden lijden. Besloten werd hem te vragen of hij in het vervolg weer gewoon zijn plaats in de hervormde kerkenraadsbank van Sint Laurens zou innemen, in plaats van naar Middelburg te reizen. Zo niet, dan zou hij de leveranties aan de diaconie verliezen. Abrahamse en Wanjon stemden tegen. Het antwoord van Van den Broeke was duidelijk: hij zou de diensten van ds. Klaarhamer in Middelburg blijven bezoeken. Daarop verklaarde ds. Snel dat hij dan de leveranties aan de diaconie kwijt was.

Aan het eind van de vergadering, na de rondvraag, deelde ouderling Wanjon mee dat hij nog iets ter sprake wilde brengen. Ds. Snel vond echter dat na de rondvraag de bijeenkomst gesloten was en wilde daarvoor geen gelegenheid geven. Toen overhandigde Wanjon de volgende verklaring:

“Ondergetekenden, ouderlingen en diaken der Ned. Herv. Gemeente van Sint Laurens c.a., verklaren bij deze, dat het hun, na de plaats gehad hebbende weigering om tot reformatie dezer kerk over te gaan, niet langer mogelijk is met de mede-ambtsdragers als kerkeraad vergaderd te zijn. Dat zij evenwel hun ambt niet mogen nederleggen, maar naar Gods Woord en overeenkomstig hunne belofte bij hunne bevestiging gedaan, dit zullen blijven vervullen en dat zij daarom deze vergadering elders zullen voortzetten. Onze hulpe sta in den naam des Heeren”. De verklaring was ondertekend door I. Wanjon, A. van den Broeke en P.A. Abrahamse.

Natuurlijk nodigde de hervormde classis Middelburg de drie broeders (op 12 mei 1887) uit verantwoording van hun verklaring af te leggen, maar ze verschenen niet. De ondertekenaars van de verklaring werden nog dezelfde dag in hun ambt geschorst.

‘De vergadering in de winkel’ (1887).

Het huis en de winkel van A. van den Broeke (foto: ‘In ’t woeden aller tijden’).

Op 3 mei 1887 kwamen de drie broeders bij elkaar in de winkel van Van den Broeke in de Van Cittersstraat. Wat nu te doen? Vast stond in ieder geval dat ze niet meer met de andere ambtsdragers wilden vergaderen. Voorgesteld en aangenomen werd hen niet meer te erkennen en zélf als wettige hervormde kerkenraad verder te vergaderen. Ook besloot men voor de kerk van Sint Laurens het ‘Algemeen Reglement’ af te schaffen en de aloude ‘Dordtse Kerkorde’ weer kracht en geldigheid te verlenen. Afgesproken werd alle hervormde manslidmaten op te roepen voor een vergadering om de zojuist genomen besluiten goed te keuren. Ze zouden dan meteen nieuwe ouderlingen en diakenen kunnen kiezen. Die nieuwe kerkenraad zou dan definitief tot reformatie der kerk overgaan.

Deze manslidmatenvergadering werd opnieuw in de winkel van Van den Broeke gehouden. Ds. Klaarhamer was uitgenodigd en ook aanwezig en hij zal ongetwijfeld de leiding gehad hebben. Er waren zeventig (vooral nieuwsgierige) belangstellenden: de huiskamer zat tjokvol. Eerst werd de gang van zaken in de afgelopen tijd uiteengezet en besproken, en vervolgens werd de vraag gesteld wie van de aanwezigen tégen ‘de reformatie der kerk’ was. Negenenveertig manslidmaten staken de vinger op; zij mochten vertrekken. Toen volgde nóg een vraag: ‘Zetten we de reformatie der kerk door, of berusten we in de huidige situatie in de hervormde gemeente?’ De Gideonsbende werd opnieuw kleiner: zes personen waren vóór Doleantie, dertien wilden het in de hervormde gemeente eerst nog maar eens even aanzien, en twee wisten het nog niet. De nog aanwezige rechtvaardigen konden toen breeduit gaan zitten.

Was de moed hen in de schoenen gezonken? Want pas drie maanden later kwam men opnieuw bijeen. Op 4 augustus 1887 waren er vijftien aanwezigen. Er werd van-voor-naar-achteren uitvoerig gesproken over wat te doen. Men kwam tot de slotsom dat, ‘indien het naar den Woorde Gods is, zal hier een gemeente gevormd worden, maar indien niet, dat de gemeente zich voorlopig zoo zal blijven behelpen’. Even afwachten dus.

Een ‘voorlopige regeling’.

De Noorderkerk aan de Bogardstraat te Middelburg.

Op 15 september kwam men met z’n vijftienen opnieuw bijeen. Toen was er duidelijkheid geschapen. Nadat gewezen was op de treurige toestand in de hervormde kerk, ‘waar de één gelooft dat er een God is en de ander het misschien ook wel gelooft, maar voor wie Hem en Zijn Woord gewoon niet meetelt’, besloot men een ‘voorlopige regeling’ op te stellen: (1) de hervormde kerkenraad werd niet meer erkend; (2) de kerkdiensten in de hervormde kerk zouden niet meer worden bijgewoond; (3) voorlopig zou men in een genabuurde kerk – natuurlijk Middelburg – ‘de zuivere bediening des Woords en der sacramenten te genieten’; (4) wekelijks zou men in de woning van broeder A. van den Broeke samenkomen om ‘onderling samen te spreken en nuttige geschriften te lezen’; (5) de catechisaties zouden worden geregeld in overleg met de kerk van Middelburg; (6) de verzorging van de armen werd ter hand genomen, althans van hen die aan de reformatie der kerk wensten mee te werken; (7) een doop- en lidmatenboek zou worden aangelegd en (8) wekelijks zou een collecte voor de armen en voor andere doeleinden gehouden worden. Er kwam lijn in de zaak!

Tijdelijk inwonend bij Middelburg (1888, 1889).

Het interieur van de Noorderkerk te Middelburg.

Kerkenraadslid Wanjon was in 1888 naar Middelburg verhuisd. Vandaar dat de ‘kerkenraad’ van Sint Laurens op 9 oktober dat jaar uit twee man bestond: A. van den Broeke en P.A. Abrahamse. Hoe dan ook, er wás een ‘kerkenraad’ maar nog géén gemeente! In 1888 en 1889 kerkten de in Sint Laurens woonachtige Dolerende broeders en zusters in de Noorderkerk te Middelburg, waar ze speciaal voor hen gereserveerde plaatsen mochten bezetten! Maar nog steeds kwam men ook wekelijks op werkdagen in de vroegere woning van Van den Broeke bijeen – inmiddels veranderd in een café. Oefenaar C. Werner (1843-1894) ging daar in de gelagkamer meestal in de bijeenkomsten voor, door het uitspreken van een bijbellezing.

Oefenaar C. Werner (1843-1894).

Een zelfstandige ‘Dolerende kerk’ (1889).

Intussen had men het plan opgevat een zelfstandige ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te institueren. Het aantal aspirant-leden was daarvoor voldoende, vond men. Ook de classis – die op 11 maart 1889 over het plan sprak – ging daarmee akkoord. Op 19 mei 1889 werden de ambtsdragers door ds. Klaarhamer in het ambt bevestigd, waarmee de zelfstandige Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Sint Laurens geïnstitueerd was.

In april 1889 waren de bijeenkomsten intussen van de gelagkamer verhuisd naar het huurhuis van W.T. Dormaar op Brigdamme (tussen Sint Laurens en Middelburg), op de hoek met de huidige Oosterstraat (een voormalig gemeentehuis), waarvan de kamer als kerkzaal ingericht werd. De huur bedroeg fl. 52 per jaar.

Ds. J.H.M.G. Wolf (1859-1907).

Ds. J.H.M.G. Wolf (1859-1907) van Serooskerke had bij de ingebruikneming van de kerkzaal, op 15 juni 1889, de leiding. Zijn preek hield hij naar aanleiding van Zefanja 3 de verzen 17 en 18: “De HEERE uw God is in het midden van u, een Held Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. De bedroefden om der bijeenkomst wil zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar.”

Een ‘echte’ kerk (1894).

Maakte de gemeente van Sint Laurens tot nog toe gebruik van een vertimmerde gehuurde ruimte, in 1894 kwam daarin verandering. De kerk van Saint Laurens groeide en er werd behoefte gevoeld aan de bouw van een eigen, grotere kerk. Op 26 december 1893 kreeg timmerman P. Walraven opdracht tekeningen en een begroting te maken voor een te bouwen kerk op Brigdamme. Begin januari 1894 deelde hij mee dat hij de klus voor fl. 2.825 zou aannemen. De kerkenraad gunde hem de opdracht meteen, maar wel onder de voorwaarde, dat de kerk in juni kant-en-klaar moest zijn. De timmerman liet er toen absoluut geen gras over groeien. Terwijl giften uit het hele land binnen kwamen (ook dr. A. Kuyper stuurde een bedrag!), timmerde Walraven er lustig op los.

De eerste kerk (rechts). Foto: ‘In ’t woeden aller tijden’.

Al op 10 mei 1894 was de kerk klaar! Drie dagen later, op zondag de 13de, werd het nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen. De kerkzaal was verdeeld in drie rijen banken: de middelste, breedste rij, was bestemd voor de vrouwen en de buitenste twee rijen voor de mannen. Tegenover de preekstoel werd op de galerij (die in 1917 overigens vergroot werd) een orgel geplaatst en de ouderlingen en diakenen zaten in achterelkaar geplaatste geluifelde banken terzijde van de kansel. Achter de kerkzaal was een kerkenraadskamer met een toilet en een kolenbergplaats. Timmerman Verhoef uit Serooskerke had de kerk na de oplevering voor de zekerheid nog eens even vakkundig gecontroleerd, en alles in orde bevonden.

Ds. J.D. van der Velden (1859-1947).

Ds. J.D. van der Velden (1859-1947) van Middelburg had bij de ingebruikneming van de kerk de leiding.

De eerste predikant: ds. A. Steyling (van 1894 tot 1896)

Terwijl de kerkbouwplannen nog in het beginstadium waren, had de kerkenraad het beroepingswerk in 1892 al weer ter hand. Deze arbeid had pas in 1894 het gewenste resultaat, na een aantal vergeefse beroepen op andere predikanten te hebben uitgebracht. In samenwerking met de Dolerende Kerk van Gapinge (geïnstitueerd op 3 juni 1887) werd kandidaat A. Steyling (1869-1928) uit Amsterdam beroepen.

Ds. A. Steyling (1869-1928).

Hij nam de roeping aan en hij deed op 23 september 1894 intrede in het kerkje op Brigdamme. Ds. J.D. van der Velden van Middelburg was als consulent aanwezig en bevestigde hem in de ochtenddienst in het ambt. Ds. Steyling kwam in Sint Laurens in de pastorie te wonen, en beide gemeenten betaalden elk fl. 530 voor het traktement. Gapinge betaalde bovendien een bijdrage van fl. 50 per jaar voor het onderhoud van de pastorie.

De predikant bleef echter slechts anderhalf jaar aan beide kerken verbonden. Op 29 maart 1896 nam hij afscheid met een preek naar aanleiding van Handelingen 20 vers 32 (“En nu, broeders, ik beveel u Gode en het woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden”) en vertrok naar de kerk van Axel.

Ds. G.H. Toebes (van 1896 tot 1920).

Gelukkig duurde de vacante periode kort. Al binnen een half jaar trad de tweede predikant aan: ds. G.H. Toebes (1845-1931) van Haamstede deed op 23 september 1894 intrede en bleef gedurende maar liefst bijna vijfentwintig jaar aan de kerk van Sint Laurens verbonden! De kerk van Sint Laurens beriep de predikant nu zelfstandig, dus niet meer in combinatie met de kerk van Gapinge (deze kerk bleef vervolgens trouwens bijna vijfentwintig jaar vacant).

Na in Haamstede te hebben gestaan, was het gezin van ds. Toebes gegroeid, “en toen hij de roeping van Sint Laurens ontving, zal het hem wel gewogen hebben, dat de nabijheid van Middelburg hem de gelegenheid opende om voor zijn kinderen onderwijs van allerlei aard te ontvangen. Of hij toen reeds bij machte geweest is, zich nauwkeurig rekenschap te geven voor welk een moeilijke taak hij zou komen indien hij Haamstede voor Sint Laurens verwisselde, zou ik [ds. L. Bouma (1855-1935)] niet kunnen zeggen. Hoe dit ook zij, na ernstige overweging kreeg hij vrijmoedigheid om de roeping op te volgen”.

Ds. G.H. Toebes (1845-1931).

“Zoo kwam hij te Sint Laurens en daar heb ik hem van nabij leren kennen, wijl ik naar Middelburg kwam, waar ik, zooals vanzelf spreekt, hem telkens ontmoette en dit heeft geleid tot een hechte vriendschap, welke van duurzamen aard is geweest. Ik kende hem reeds sinds hij als student van de Utrechtsche Academie was overgegaan naar de Christelijke Gereformeerde Kerk, en zich liet inschrijven aan de Theologische School te Kampen, waar hij zijn verdere opleiding zocht en ook voltooid heeft. Hij was weinig veranderd. Van middelmatige lengte, stevig gebouwd, kalm van aard, met een helder verstand en een goed oordeel begaafd, en in zijn optreden vriendelijk jegens allen”.

“De kleine gemeente, verblijd, dat zij een eigen dominee had, schaarde zich als één man rondom hem en hij won door zijn minzamen omgang aller hart. Oud en jong kende hem en hij had voor elk een woord. Hij zorgde ervoor, dat hij door ernstige studie zich steeds voorbereidde op de prediking en ofschoon hij niet beschikte over redenaarstalenten, toch bleek aan ieder die hem hoorde, dat hij was een Schriftgeleerde, onderwezen in ’t Koninkrijk der Hemelen, die uit den schat nieuwe en oude dingen voortbracht”.

“Hij bood gezond voedsel voor hoofd en hart en op deze wijze bleef de gemeente ook trouw in ’t bijwonen van de onderlinge bijeenkomsten. Hoe verschillend de opvattingen en sympathieën ook waren, welke de leden uit hun zeer onderscheiden verleden meegebracht hadden, hij was een samenbindende kracht, en doordien hij gewoonlijk gesteund werd door wijze ouderlingen en diakenen, was het gemeenschapsleven er opgewekt en stichtelijk”.

“Op kerkelijke vergaderingen hield zijn groote bescheidenheid hem op de achtergrond, al kwam wel uit, dat hij vaak een juiste blik op personen en zaken had. Soms was het verrassend, vooral bij moeilijke, ingewikkelde kwesties, welk een helder inzicht hij had, waarvan het gevolg is geweest, dat predikanten en ouderlingen hem hooge achting toedroegen“.

“Een blijde dag in zijn leven is geweest, toen de christelijke school, waarnaar hij zoo verlangd had, kon gebouwd en geopend worden, welke haar plaats met eere inneemt en het deed hem eveneens veel genoegen dat de gemeente groeide, ook uiterlijk, doordien onderscheiden gereformeerden van elders op dit kerkelijk terrein een woning betrokken”.

Op 1 september 1920 nam de predikant afscheid van zijn gemeente, wegens verkregen emeritaat. Maar zijn rol in de kerk van Sint Laurens was nog niet uitgespeeld.

Een nieuwe kerk (1924).

De kerk en de pastorie de in 1924 in gebruik genomen werden.

Daarna volgde een vacante periode van ruim vijf jaar (ds. Toebes zal ’s zondags geregeld op de preekstoel te vinden zijn geweest). Juist tóen besloot de kerkenraad een nieuwe kerk met ernaast een pastorie te gaan bouwen. Op zich een gunstige tijd omdat men immers geen traktement hoefde te betalen. Hoe dan ook, in 1922 werd een financiële commissie ingesteld om de mogelijkheid van kerkbouw te onderzoeken. Allereerst moest geld ingezameld worden. Vandaar dat een intekenlijst van de manslidmaten gemaakt werd. De kerkenraad besloot als eerste in te schrijven (goed voorbeeld doet immers goed volgen). Twee aan twee gingen de commissieleden daarna de gemeente in. Vijfenzeventig gemeenteleden deden mee, twaalf wilden de kat uit de boom kijken en pas meedoen als de kerkbouw begonnen was.

De tekst boven de hoofdingang (foto: Reliwiki).

K. Francke uit Oostkapelle werd aangezocht een ontwerp voor de kerk en de pastorie, gelegen aan de Noordweg, te maken. Besloten werd dat het timmer-, metsel- en schilderwerk zoveel mogelijk moest worden verricht door de eigen gemeenteleden. “Het was een zeer bewerkelijk bouwwerk met glas-in-loodramen en een eveneens bewerkelijke betimmering. De glas-in-lood ramen bestonden uit kleine heldere ruitjes gevat in loden strip, die versterkt waren met ijzer”.

Na de inschrijving werd de bouw opgedragen aan de timmerlui (en broers) Willem en Maarten Walraven, respectievelijk uit Sint Laurens en Middelburg. De aanneemsom bedroeg voor kerk en pastorie ongeveer fl. 25.000, inclusief het orgel, want dat kwam er ook. Op 16 oktober 1923 werd met de bouw begonnen. De eerste steen werd ruim een maand later, op 29 november dat jaar, gelegd door emeritus-predikant ds. Toebes.

De ‘eerste steen’, die door ds. Toebes werd geplaatst (foto: Reliwiki).

En op 2 juni 1924 was de kerk klaar en de pastorie bijna. Het bedehuis kon op zondag 15 juni 1924 in gebruik genomen worden. De Middelburgsche Courant rapporteerde daarover het volgende:

“Zondagavond werd de nieuwe gereformeerde kerk van Sint Laurens in gebruik genomen. Een overtalrijke schare vulde het schone gebouw. Onder de aanwezigen merkten wij o.a. op de burgemeester en wethouders en den Gemeentesecretaris, de predikanten ds. Bouma van Middelburg, ds. [A.C.] Hey [(1877-1960)] van Koudekerke, ds. [E.] Douma [(1897-1964)] van Oostkapelle, ds. [W.] Faber [(1885-1974)] van Serooskerke en afgevaardigden van verschillende zusterkerken. De consulent, ds. [J.] Runia [(1861-1933)] van Arnemuiden sprak naar aanleiding van psalm 93 vers 5, waarvan de woorden voorkomen in den voorgevel van het kerkgebouw [‘Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uwen huize sierlijk, HEERE, tot lange dagen’]”.

“Hij dankte het dagelijks bestuur van de gemeente voor hunne tegenwoordigheid, de architect, de heer Francke van Oostkapelle en de aannemers, de gebroeders Walraven, voor wat zij tot stand hadden gebracht als uitvoerders van het bouwwerk. Onder het zingen van psalm 89 vers 1 beklom ds. G.H. Toebes, em.-predikant, de kansel, de naar aanleiding van Jesaja 2 vers 3 [‘En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen en dat wij wandelen in Zijn paden. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem’] een vermanend woord tot de gemeente richtte, tevens zijn blijdschap uitsprekende, dat hij de ingebruikname van het nieuwe kerkgebouw van de gemeente, die hij zooveel jaren heeft mogen dienen, nog mocht meemaken”.

De gereformeerde kerk te Sint Laurens.

“Op zijn verzoek zong de gemeente psalm 84 vers 5, waarna ds. [H.K.] Wessels [(1896-1939)] uit Veere namens de classis en mede uit naam van de afgevaardigden der zusterkerken een woord van opwekking tot de gemeente richtte. Na het zingen van psalm 72 vers 11 eindigde ds. Runia met dankgebed”.

Zo kon de derde predikant, kandidaat A. Koning (1895-1967), op 6 december 1924 in Sint Laurens in een mooie nieuwe kerk zijn bijna 21-jarige ambtswerk beginnen.

Tot slot.

Hier eindigt ons overzicht. Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk van Sint Laurens, die t.z.t. dit in 1924 geopende kerkgebouw zal verlaten. Daarop hopen we dan terug te komen.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te (Middelburg-) Sint Laurens.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Sint Laurens tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

P. Boon en C. Sanderse (e.a.), In ’t woeden aller tijden is nooit het lied verstomd. [Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Sint Laurens]. Middelburg, 1989

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

© 2018. GereformeerdeKerken.info