De Gereformeerde Kerk te Alblasserdam (2)

De Doleantie van 1886 in Alblasserdam (1890).

( < Naar deel 1 ) – Terwijl ds. E. Kropveld (1840-1920) van 1886 tot 1893 predikant van de Alblasserdamse Christelijke Afgescheidene Gemeente was, speelde zich in de plaatselijke hervormde gemeente de Doleantie af.

De (christelijke) gereformeerde kerk (A) en de pastorie aan de Oost Kinderdijk.

In het dorp roerden zich hervormde gemeenteleden die zich niet konden verenigen met de gang van zaken in die kerk. Daarbij ging het niet zozeer om de prediking, die was orthodox, maar vooral over de kerkinrichting, de bestuursstructuur, waarmee men zich niet kon verenigen. Immers, ‘het in 1816 door de overheid onwettig ingevoerde Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk’ was er naar veler overtuiging de oorzaak van dat de vrijzinnigheid zich in de hervormde kerk meer en meer manifesteerde. Predikanten konden vanaf de kansel gewag maken van hun twijfels aan de bijbelverhalen, konden ronduit te kennen geven dat ze niet in de opstanding uit de dood geloofden, en konden kinderen dopen ‘in de naam van de vrede’ of ‘in de naam van niemand’, zoals in het Friese Joure gebeurd was, in plaats van met de vastgestelde bewoordingen ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’. De kerkelijke bestuursstructuur beknotte bovendien de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten.

Ds. A. Knoll (1849-1919) van Zwijndrecht.

Daarom namen hervormde gemeenteleden – kerkenraadsleden deden niet mee – contact op met ds. A. Knoll (1849-1919) van Zwijndrecht. In december 1890 vroegen ze hem naar Alblasserdam te komen om in hun dorp de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te institueren. Daartoe was hij bereid. Inmiddels waren door de dolerend gezinde gemeenteleden zes ambtsdragers gekozen. Het waren N. Vermeulen, B. van Dalen, G. den Boer en H.J. te Boveldt als ouderlingen, en A. Blom, M. de Kloe en Hk. Jonker als diakenen.

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) hield haar kerkdiensten in gebouw Harmonie aan de Kerkstraat (op de foto links).

Ds. Knoll kwam op zondag 28 december 1890 naar gebouw Harmonie aan de Kerkstraat, dat voor die kerkdienst werd gehuurd en later gekocht. Daar bevestigde de predikant de ambtsdragers in het ambt, waarmee de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ geïnstitueerd was. Direct na de dienst vergaderde de kerkenraad. Deze besloot het in 1816 ingevoerde ‘Algemeen Reglement af te schaffen en kracht en geldigheid te verlenen’ aan de aloude Kerkorde uit 1618, door de synode van Dordrecht vastgesteld. De kerkdiensten werden in het vervolg gehouden in gebouw Harmonie aan de Kerkstraat 42.

Uit: ‘Zuid-Hollandsche Kerkbode’, 3 januari 1891 (hetzelfde bericht stond ook in ‘De Heraut’ van 4 januari.

De eerste en enige Dolerende predikant: ds. P. Warmenhoven (van 1895 tot 1898).

Natuurlijk wilde de Dolerende Kerk snel komen tot het beroepen van een eigen predikant. Dat verlangen werd op 16 juni 1895 gerealiseerd toen de VU-student kandidaat P. Warmenhoven (1866-1918) intrede deed in de kerk aan de Kerkstraat. Hij was “een stevig en gezond man met opgewekten geest en groote werkkracht, een stoere figuur, een beginselvast man, een onvermoeid ijverig werker, die voor niets of niemand uit den weg ging, als het de beginselen van Gods Woord raakte, en die nochtans met wijsheid en bezadigdheid tegenover anderen wist op te treden”.

Ds. P. Warmenhoven (1866-1918).

Hij bleef tot 30 oktober 1898 aan de kerk van Alblasserdam verbonden, en maakte zo nog nét mee dat zijn ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ en die van de broeders aan de Hoogendijk ineensmolten tot ‘De Gereformeerde Kerk te Alblasserdam’, twee dagen voor zijn vertrek naar Harderwijk.

De Gereformeerde Kerk te Alblasserdam (1898).

Want op 17 juni 1892 waren de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ uit de Afscheiding van 1834 en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uit de Doleantie van 1886 op landelijk, provinciaal en classicaal niveau officieel ineengesmolten tot ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Besloten was dat – als hier en daar plaatselijk de vereniging tussen beide gemeenten door onderlinge meningsverschillen niet zo makkelijk ging – beide kerken zich tóch Gereformeerde Kerk zouden noemen, maar dan met als toevoeging een ‘A’ achter de naam van de oudste van de twee kerken, en een ‘B’ achter die van de jongste. Ook in Alblasserdam heetten beide kerken vanaf 17 juni 1892 tot het moment van plaatselijke eenwording in 1898 dus ‘Gereformeerde Kerk A’, met het kerkgebouw aan de Hoogendijk en ‘Gereformeerde Kerk B’ met kerkdiensten in gebouw Harmonie aan de Kerkstraat.

Uit: ‘Het Kerkblad’, 1 maart 1895.

Mede onder leiding van ds. Warmenhoven (van Kerk B) en van de jonge christelijke gereformeerde predikant ds. J.H. Spoel (1862-1900), die van 1895 tot zijn overlijden in 1900 aan de Alblasserdamse Gereformeerde Kerk A verbonden was, vond de ineensmelting plaats tussen ‘Kerk A’ en die van de Alblasserdamse Dolerenden, ‘Kerk B’. De gesprekken gingen aanvankelijk niet van een leien dakje, maar uiteindelijk werd bereikt dat ook in Alblasserdam de achtervoegsels ‘A’ en ‘B’ op 28 oktober 1898 konden verdwijnen en was sindsdien sprake van ‘De Gereformeerde Kerk te Alblasserdam’. Het nabijgelegen dorp Oud-Alblas ressorteerde ook onder deze kerk.

Over de oorzaken…

Het boek van ir. P. Boersma.

In zijn standaardwerk ‘Alblasserdam’s heden en verleden’ schreef ir. P. Boersma in 1939 over de Gereformeerde Kerk in Alblasserdam – waarbij hij steevast sprak van ‘Doleerenden’ – dat vooral het falend pastoraat vanuit de plaatselijke Hervormde gemeente moest worden beschouwd ‘als een der gewichtigste oorzaken’ van het ontstaan van de Gereformeerde Kerk.

“Na het herstel” – zo schreef hij – “van Nederlands onafhankelijkheid in 1813 – [na de Franse Tijd] – breidde Alblasserdam zich snel uit. De bevolking vermeerderde door de toenemende industrialisatie tot het 4- à 5-voudige. Met het veranderen van het getij verzette men [c.q. de Hervormde kerkenraad] níet de bakens. Er was in vroegere eeuwen steeds (…) één predikant geweest: dit getal van één bleef ongewijzigd toen de bevolking aangroeide en de godsdienstige, geestelijke en ziellijke vraagstukken toenamen! Wel vergrootte men het kerkgebouw, maar één Herder en Leeraar moest de gemeente bedienen, leiden en verzorgen. Men kwam er niet toe fondsen te stichten voor uitbreiding van het aantal predikantsplaatsen en kerkgebouwen. Met als gevolg minder intensieve bearbeiding van een deel der gemeentenaren en een zich minder verbonden gevoelen aan de Kerk der Vaderen”.

In hoeverre deze zienswijze klopt is een andere vraag, die we nu in het midden laten. We herinneren ons immers de eerder in dit verhaal gegeven oorzaken van Afscheiding en Doleantie.

Een nieuwe kerk (1900).

De locatie van de gereformeerde kerk aan de Oost Kinderdijk.

Hoe dan ook, de kerkenraad besloot na de ‘vereniging’ in 1898 één gezamenlijke nieuwe kerk te bouwen. Om te voorkomen dat gedeelten van de samengevoegde Gereformeerde Kerk zich uit heimwee weer aan de ineensmelting zouden onttrekken, en op de oude vergaderplaats zouden samenkomen, besloten beide kerkenraden bij de verkoop van het Dolerende kerkgebouw aan de Kerkstraat en het kerkgebouw aan de Hoogendijk, te bedingen dat er geen kerkdiensten meer gehouden mochten worden.

Ook werd een bouwcommissie gevormd, bestaande uit de heren A. Pijl, J. Verkuijl, W. ’t Hoen en W. de Haan. Architect T.P. Stans kreeg de opdracht een bouwplan te ontwerpen. Dit omvatte een kerkgebouw met ernaast een pastorie aan de Oost Kinderdijk, langs de Noord. Bij de aanbesteding vroeg de laagste inschrijver fl. 19.521,- Dat was fl. 1.771,- meer dan begroot; daarom bood architect Stans aan het werk voor fl. 18.750,- uit te voeren. De grond kreeg men cadeau. De totale kosten van het gebouw, inclusief inventaris, kwam uiteindelijk uit op fl. 24.980,09½. Daar waren bij inbegrepen de galerij en de glas-in-loodramen, want de kerkenraad wilde er iets moois van maken!

De gereformeerde kerk en de pastorie aan de Oost Kinderdijk.

Het arbeidsloon was in die tijd nogal anders dan tegenwoordig: “Voor werkloon, zonder leverantiën, worden de werkloonen berekend als volgt: voor een timmerman, metselaar, smid en andere werkman per uur: fl. 0,18; voor een steenhouwer fl. 0,25; voor een stukadoor fl. 0,25; voor een sjouwerman fl. 0,16”, zo meldde het boekje met ‘Bestek en Voorwaarden’, dat de inschrijvers bij de aanbesteding konden gebruiken om hun prijsopgave te berekenen.

Omdat de kerk op dijkhoogte gebouwd werd, was onder de kerk veel ruimte over. Dat gaf de mogelijkheid om daar acht woningen op polderniveau te realiseren, die door de kerkenraad verhuurd werden als diaconiewoninkjes (in 1916 betaalden de bedeelden daarvoor een huurprijs van fl. 1,45 per week; sinds 1920 gold als huurprijs fl. 1,60).

De gereformeerde kerk aan de Oost Kinderdijk.

Op 1 februari 1900 werd de nieuwe gereformeerde kerk in gebruik genomen. Uiteraard had ds. Spoel daarbij de leiding. Ds. Warmenhoven was eind oktober 1898 al naar Harderwijk vertrokken.

Een korte blik op het kerkelijk leven na 1900.

Toen de nieuwe kerk aan de Oost Kinderdijk in gebruik genomen werd, was ds. Spoel dus de enige predikant van de Gereformeerde Kerk te Alblasserdam. Na hem kwamen vele anderen. In 1972 stelde de kerkenraad – gedrongen door de groei van de gemeente – de tweede predikantsplaats in, die per 20 augustus dat jaar door ds. N.H. Heiner (1933-2002) werd bezet. De meeste predikanten waren gedurende maximaal zes tot acht jaar aan de kerk van Alblasserdam verbonden.

Ds. J.J. Wielenga (van 1924 tot 1943).

Ds. J.J. Wielenga (1874-1951) diende de kerk echter gedurende negentien jaar, van 1924 tot in het oorlogsjaar 1943, toen hij met emeritaat ging.

Ds. J.J. Wielenga (1874-1951).

“Ds. Wielenga liet zich meestal zien van een scherpe kant en vooral jonge mensen bleven daardoor vaak op een al te grote afstand van hem. Toch wist hij ze door zijn onderwijs ook aan hem te binden. Men wist wat men aan hem had. Oer-gereformeerd van huis uit, gaf hij in prediking en catechetisch onderwijs nooit een onzeker geluid en kweekte hij een opgroeiend geslacht dat vast stond in onze heilige beginselen. (…) Als deputaat voor de Zending had deze zaak de liefde van zijn hart; hoe kon het ook anders, daar zijn broeder [ds. D.K. Wielenga (1880-1942)] zoveel jaren in Indië met zegen gearbeid heeft. In het bijzonder waren daarvan zijn catechisaties bewijs. Op twee der wanden van zijn catechisatielokaal had hij in kleuren op de grootst mogelijke schaal de zendingsterreinen en het door de Apostel Paulus [door diens zendingsreizen] bereisde gebied getekend, en vol bezieling wist hij liefde voor de Zending te wekken. Zo stond Alblasserdam in de classis als vanzelf ook bovenaan in offervaardigheid voor dit werk”, zo schreef ds. A. Rolloos (1874-1956) in 1952 in het ‘In Memoriam’.

De Gereformeerde Kerk in de jaren ’30.

De al eerder genoemde ir. P. Boersma schreef in 1939 over de invloed van de Gereformeerde Kerk in het dorpsleven van Alblasserdam.

De christelijke school (tegenwoordig ‘Het Kompas’) die in 1923 in gebruik genomen werd.

Hij constateerde dat – hoewel ze hun kracht haalden uit het principe ’in ons isolement ligt onze kracht’ – zij toch op allerlei plaatsen samenwerkten met de hervormden, zoals ‘in een drietal onderwijsverenigingen, die elk een school in stand houden, te weten de Vereeniging voor Chr. Nat. Onderwijs, de Vereeniging ‘Een School met den Bijbel‘ en de Bond van Christelijke Scholen (die een U.L.O.-school exploiteert)’. Daar vormden de gereformeerden ‘meestal de stuwkracht van de bonden en verenigingen die niet specifiek-gereformeerd zijn’. Volgens ir. Boersma vond dat zijn oorzaak ‘in het, in sterkere mate dan de Ned. Hervormden, bezitten van ‘esprit de corps’ en in de grotere drang naar verenigingsleven, die bij de gereformeerde al op jeugdige leeftijd wordt opgewekt’. Zodoende kwam van te bezetten bestuursposten ‘de gereformeerden dan ook vaak of als regel een onevenredig groot deel toe, waardoor hun invloed in verschillende bestuurszaken van betekenis is’.

Zo had het overwegend Nederlands Hervormde Alblasserdam bijvoorbeeld drie gereformeerde wethouders gekend, die samen enige tientallen jaren de burgerlijke gemeente mee bestuurd hadden (Boersma noemde de namen van Abr. Pijl, W. ’t Hoen en G. Ross). En ook waren het aantal hoofdambtenaren van de burgerlijke gemeente en het aantal leerkrachten van gereformeerden huize op de christelijke lagere scholen wel eens groter geweest dan men op grond van het bevolkingscijfer resp. het aantal kinderen zou mogen verwachten. “Lauwheid en gering saamhorigheidsgevoel der Ned. Hervormden hebben dat bevorderd”, meende ir. Boersma.

De gereformeerde kerk aan de Noord.

De samenstelling van de Gereformeerde Kerk bestond volgens Boersma voor het merendeel ‘uit een groot aantal middenstanders en neringdoenden, en weinig arbeiders’. Mee daardoor kon de diaconie van de Gereformeerde Kerk haar eigen behoeftigen financieel en anderszins bijstaan en helpen en werden zij als regel niet naar Maatschappelijk Hulpbetoon van de burgerlijke gemeente ‘afgeschoven’. Ook de ‘betrekkelijke maatschappelijke welvaart’ van de gereformeerden zou volgens Boersma te danken zijn aan ‘geringe broederschap der Ned. Hervormden’.

Hoe dit zij, duidelijk is in ieder geval dat de maatschappelijke betrokkenheid en deelname van de gereformeerden niet te onderschatten was.

De Vrijmaking (1945).

Ook in Alblasserdam werden de gevolgen van de kerkstrijd in de jaren ’30 en ’40 van de twintigste eeuw gevoeld. Op 25 februari 1945 ontstond in Alblasserdam de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), als gevolg van onenigheid over synodebesluiten, waarvan vooral die over de Doop en het Verbond een belangrijke rol speelden.

Ds. R. de Vries (1913-1995) op latere leeftijd.

De kerkenraad van Alblasserdam had besloten een ‘Godsvrede’ af te kondigen door de kerkenraadsbehandeling van de leerstellige kwesties, die al in de jaren ’30 gerezen waren en die in de jaren ’40 naar een dieptepunt leidden, uit te stellen tot na de Tweede Wereldoorlog. Maar – zo deelde de kerkenraad bij monde van ds. R. de Vries (1913-1995) en ouderling M. Ridder op 24 februari 1945 in een schrijven aan alle gemeenteleden mee – ‘één Uwer ambtsdragers heeft zich laten leenen voor de taak om Christus’ kudde te verstrooien. Zonder den Kerkeraad van tevoren van zijn voornemen in kennis te stellen loopt hij weg uit den kring en plaatst zijn hand onder een oproep om onder zijn leiding te vergaderen. Bedoeld werd ouderling G. van Middelkoop. Deze schreef eind februari 1945 namelijk de ‘Oproep tot Vrijmaking der Gereformeerde Kerk te Alblasserdam’, waarin hij er bij de gemeenteleden op aandrong de institueringsdienst op zondag 25 februari 1945 bij te wonen in het gebouw van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden ‘Utile Dulci’, aan de Oost Kinderdijk 131.

De oproep van de heer Van Middelkoop.

In zijn schrijven oordeelde Van Middelkoop dat de kerkenraad weliswaar besloten had gedurende de oorlog de synodebesluiten niet voor haar verantwoording te nemen, maar zich volgens hem in feite neerlegde bij de synodebesluiten over de betekenis van Doop en Verbond. Want ‘candidaten, die niet willen gebonden zijn aan de onschriftuurlijke leeruitspraken inzake Doop en Verbond en die daarom van de kansels geweerd worden, mogen ook in onze kerk niet optreden. Geschorste en afgezette predikanten worden ook van onze kansel geweerd’.

Op zondag 25 februari 1945 werd op een steenworp afstand van de gereformeerde kerk aan de Oost Kinderdijk in Utile Dulci de Vrijmaking geproclameerd. Daar werd de Doop- en Verbondsleer van de Gereformeerde Kerken ‘ongoddelijk en onschriftuurlijk’ verklaard. Ook werd in de ‘Mededeelingen der Vrijgemaakte Kerk’ opgemerkt dat velen níet met de Vrijmaking zouden zijn meegegaan omdat ‘de Synode het wel zou weten’. En degenen die zich wél vrijmaakten zouden ‘naar eigen oordeel en inzicht’ handelen.

Gebouw ‘Utile Dulci’, waar de vrijmakingsdienst gehouden werd.

Hoe dan ook, de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk riep alle gemeenteleden op de eigen informatiebijeenkomst bij te wonen die door de kerkenraad werd georganiseerd. De raad bond de gemeenteleden op het hart zich ‘niet te laten imponeren door grote woorden over onschriftuurlijke leeruitspraken en zonden van hiërarchie’, maar trouw te blijven aan de Gereformeerde Kerk: ‘Zij is nog dezelfde als die, waarin gij gedoopt zijt en belijdenis gedaan hebt en waarin gij Uw kinderen hebt laten doopen. Zij is de kerk van de Afscheiding en de Doleantie én van 1905’ (in dat jaar deed de synode een verbindende uitspraak over de betekenis van Doop en Verbond waarin beide visies tot hun recht kwamen).

De vrijgemaakte kerkenraad publiceerde de correspondentie met de gereformeerde kerkenraad over een eventuele samenspreking.

Ten behoeve van de voorlichtingsvergadering omschreef de kerkenraad de gewraakte en te bespreken synodebesluiten vooraf alvast in een brochure die onder alle gemeenteleden verspreid werd, zodat men de betreffende zaken zélf alvast zou kunnen overwegen. Om een lang verhaal kort te maken: op 25 februari 1945 ontstond de vrijgemaakte kerk, die in 1946 bijna 125 leden telde, en in 2016 ruim 150.

Na de Vrijmaking

Ds. R. de Vries, die van 1943 tot 1947 in Alblasserdam stond, werd op 17 augustus 1947 opgevolgd door ds. A.J. Stolte (1904-1982) uit Wierden, die tot 1966 aan de kerk van Alblasserdam verbonden was.

Ds. A.J. Stolte (1904-1982).

H. Swaneveld te Alblasserdam schreef in 1983 over hem: “Toen na de bevrijding in 1947 een beroep van Alblasserdam werd aangenomen, het dorp aan de rivier, was de overgang groot. Een snelgroeiende gemeente, waar scheepswerven, metaalbedrijven en kabelindustrie de toon aangaven. Overal uit ons land werden personeelsleden aangetrokken ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijfsleven. Daar heeft hij negentien jaar lang zijn activiteiten mogen ontwikkelen en mede dankzij zijn vrouw de veel omvattende werkzaamheden mogen verrichten. In die lange jaren groeide de kerkelijke gemeente uit van 490 tot 1.200 zielen. Kerk en industrie, maatschappelijke dienstverlening en het Christelijk onderwijs hadden zijn bijzondere belangstelling. Een bewogen en vriendelijke pastor, in blijde en droeve dagen, die ook buiten de eigen kring, in de burgerlijke en de kerkelijke gemeenschap in Alblasserdam een geziene figuur was. In zijn intreepreek in 1947 ontvouwde hij als centraal thema: ‘Verwacht van mij, gemeente, geen sensationele preken; maar de hoofdzaken van het Christelijk geloof hoop ik u uit naam van mijn Zender, trouw te verkondigen’.”

Tijdens zijn predikantschap werd in 1956 een nieuw orgel in de kerk geplaatst, dat gebouwd was door de fa. J.C. Sanders & Zoon te Utrecht.

Tot slot: de Havenkerk in gebruik genomen (1969).

De Havenkerk aan de Ieplaan.

Tijdens het predikantschap van ds. W. ten Kate, van 1968 tot 1973, werd een nieuwe kerk in gebruik genomen. Sinds 1900 had de gereformeerde kerk aan de Oost Kinderdijk trouwe dienst bewezen. Maar de kerkenraad had al enige tijd andere plannen. Door de toenemende industrialisering van Alblasserdam en omgeving groeide ook het ledental van de Gereformeerde Kerk sterk. Daardoor werd de kerk aan de Oost Kinderdijk uiteindelijk te klein. Bovendien lag de kerk verder van het centrum van Alblasserdam dan wenselijk was. Vandaar dat plannen gemaakt werden voor de bouw van een nieuwe kerk aan de Ieplaan. In 1968 werden de plannen daarover gepubliceerd en werd begonnen met geld inzamelen. De eerste paal voor de nieuwe kerk kon in augustus 1969 de grond in geslagen worden. De kerkbouw met kerkzaal en nevenruimten kostte inclusief de inrichting fl. 965.000 en werd op 2 september 1970 in gebruik genomen. De kerk kreeg de naam ‘De Haven’.

De Havenkerk van de andere kant.

De Haven kreeg uiteraard ook een orgel. Als herinnering aan de oude kerk aan de Oost Kinderdijk werd een groot deel van het pijpwerk meegenomen naar De Haven. De kerkenraad had als orgelbouwadviseur de bekende organist Feike Asma in de arm genomen. Het vernieuwde instrument werd in 1970 geplaatst door de fa. De Fonteijn & Gaal (met vestigingen in Amsterdam en Rotterdam).

De oude kerk aan de Oost Kinderdijk werd in 1973 verkocht aan een fabrikant van stalen daken en wanden. De huisjes onder de kerk werden verbouwd tot tekenkamer en administratie van het bedrijf. En de eigenaar en zijn gezin betrokken de naast de kerk staande pastorie. In 1999 werd de voormalige kerk gesloopt.

Het interieur van de Havenkerk niet lang na de ingebruikname (foto: via de heer G. Kuiper te Appingedam).

Op 1 januari 2019 of een jaar later, in 2020, zo zijn de plannen, zullen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente te Alblasserdam ophouden te bestaan – uitgezonderd de hervormde gemeente Eltheto die niet onder de fusieovereenkomst valt – en opgaan in de Protestantse Gemeente te Alblasserdam.

Ledentallen Gereformeerde Kerk Alblasserdam.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Alblasserdam tussen 1896 en 2016.

Bronnen onder veel meer:

J. Beijer, Klaagtoon eens verdrukten. Ontboezeming van J. Beijer. Groningen, 1874

P. Boersma, De Doleerenden van Alblasserdam. In: Alblasserdam’s verleden en heden, p. 409-412. Gorinchem, 1939

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

A. van Maren en C. van Rijswijk, In de Kerkstraat 1928-2003. 75 jaar Gereformeerde Gemeente in Nederland te Alblasserdam en haar voorgeschiedenis. Alblasserdam, 2005

J.P. Neven e.a., Kerkelijk leven in beeld. De Alblasserwaard, deel 1. Houten, 2003

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Tweede deel, Classis Dordrecht c.a. Dordrecht, 1974

Brochures over de Vrijmaking te Alblasserdam

© 2018. GereformeerdeKerken.info