De Gereformeerde Kerk te Schildwolde (Gr.)

Laatste dienst gehouden op 15 juli 2018.

Op 19 april 1836 was het ds. H. de Cock (1801-1842), die de ‘Wederkeerende Gereformeerde Gemeente’ van Schildwolde (in de provincie Groningen) institueerde. Op 17 januari 2016, op drie maanden na honderdtachtig jaar later, fuseerden de Gereformeerde Kerk te Schildwolde en de Hervormde Gemeente Slochteren tot de Protestantse Gemeente Slochteren-Schildwolde.

Kaart: Google.

Ziedaar, het begin en het einde van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde. Maar er waren nog een ánder begin en een ánder einde: 15 december 1950, toen (na de plaatselijke Vrijmaking op 8 oktober 1944) de kerk aan de Hoofdweg in gebruik genomen werd; en 15 juli 2018, toen er de laatste dienst gehouden werd. Ter gelegenheid daarvan het nu volgende verhaal.

1. Het eerste begin.

Het ‘eerste begin’ was onder leiding van ds. De Cock tot stand gekomen. Sommigen in Schildwolde kenden hem al, toen in oktober 1834 in Ulrum de Afscheiding plaats vond. Boerenarbeider Jan Jans Staal uit Schildwolde ondernam zo nu en dan – samen met zijn baas, boer Meijer – de tocht naar het verre Ulrum om ‘de eerste Afgescheiden predikant van Nederland’ te horen. Want ze místen iets, ’s zondags in de hervormde kerk in het dorp. Ook anderen zullen zo nu en dan hun oor in Ulrum te luisteren hebben gelegd.

Derk Jans Voort vermoedelijk ook. Hij stak zijn mening over de prediking in de hervormde kerk van die dagen niet onder stoelen of banken, maar schreef er een boekje over: ‘Boet bazuin, geblazen door Derk Jans, lid van de duurgekochte Gemeente te Schildwolde’ dat, gedrukt bij T.E. Mulder te Veendam uitgegeven werd door ds. De Cock himself. De Waarheid was niet voorbehouden aan geleerdheid of verstand, maar ‘ook de kleinen en dwazen, het verachte en onedele dezer wereld is het gegeven uit genade om Christus’ wil’, zo schreef ds. De Cock in zijn voorwoord.

Wildeman heeft bezwaren.

De hervormde kerk te Schildwolde.

Wat hadden ze dan tegen ds. Abraham Bekenkamp (1786-1841), die van 1809 tot 1840 hervormd predikant van Schildwolde was? Dat kwam heel duidelijk in de hervormde kerkenraad aan de orde, toen ds. Bekenkamp aan diaken A.H. Wildeman vroeg waarom hij zijn kind nog steeds niet had gedoopt. Dat had, zei Wildeman, te maken met het feit ‘zich niet te kunnen verenigen met de leer van de Godsdienst, zoals die door de predikant op de kansel werd voorgedragen’. Hij was kennelijk de enige in de kerkenraad, maar toch. Toen ds. Bekenkamp hem vroeg wat hij dan op zijn prediking tégen had, ‘was’ – zo schreef de predikant zelf – ‘het antwoord van Wildeman dat Bekenkamp niet predikte overeenkomstig de artikelen van de Dordtsche Synode en nog enig abracadabra’.

De dominee antwoordde Wildeman dat hij zich niet gebonden achtte te prediken overeenkomstig de door de synode van Dordrecht in 1618-1619 gegeven regels, maar dat hij ‘naar zijn wijze van zien (…) de zuivere leer der waarheid naar het Evangelie onzes Heeren aan Zijn gemeente verkondigde’. Wildeman bleef bij zijn mening, waarop de predikant hem verzocht zijn grieven op papier te zetten.

Toen korte tijd later, op 20 mei 1835, kerkvisitatie gehouden werd en uiteraard ook diaken Wildeman opgeroepen was ter kerkenraad te verschijnen, deelde hij mee ‘wegens pijnlijke ongesteldheid’ niet te kunnen komen, maar schreef ook wat hij van de prediking van ds. Bekenkamp vond. Wildeman zag zichzelf ‘als een ellendig zondaar, onbekwaam tot enig goed en genegen tot alle kwaad en moet daarom om niet gerechtvaardigd worden’, zoals vraag en antwoord 8 van de Heidelbergse Catechismus het volgens hem immers zo duidelijk aangaven. Maar ds. Bekenkamp ‘verkondigt mijns inziens een helpende genade, zeggende: daar wij in alle gebreke blijven, dat zal de Heere genadelijk vervullen’. Vooral in de Dordtse Leerregels van 1619 was immers volgens hem duidelijk opgeschreven dat de ‘helpende genade’ van ds. Bekenkamp een dwaalleer was. De Remonstranten waren destijds toch niet voor niets uit de kerk gezet?

Wat er met het briefje van Wildeman gebeurd is wordt niet duidelijk, want in de classisnotulen en ook in die van de hervormde kerkenraad is er verder niets over te vinden.

De instituering (19 april 1836).

Ds. H. de Cock (1801-1842) institueerde ook de ‘Wederkeerende’ Christelijke Afgescheidene Gemeente te Schildwolde.

Al een maand vóór die kerkvisitatie gehouden werd, was door ds. H. de Cock de ‘Wederkeerende Gereformeerde Gemeente te Schildwolde’ geïnstitueerd. De predikant had het druk: op 16 april had hij in het Drentse Borger een Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd, de dag daarna in Midwolda, op 18 april in Meeden en nu was hij op donderdag 19 april voor dat doel dus in Schildwolde aangeland. Op die dag namelijk kwamen hij en tien mannen en drie vrouwen bij elkaar, vermoedelijk in de woning van Wildeman. Ze waren daar bijeen om ‘onder aanroeping van Gods Naam’ ambtsdragers te kiezen. Als ouderlingen werden aangewezen Aeilko Harmannus Wildeman en Hindrik Harms Mulder. Diakenen werden Reinder Egberts Homan en Jacob Ennes Bakker. Ze gaven alle vier te kennen dat zij hun verkiezing aannamen. Waarschijnlijk was het ds. H. de Cock uit Ulrum die de gekozen ambtsdragers op die dag in het ambt bevestigde. Zo was de ‘Wederkeerende Gereformeerde Gemeente te Schildwolde’ geïnstitueerd.

Vermoedelijk zal ds. De Cock in Schildwolde overnacht hebben, want de volgende dag, op vrijdag 20 april 1836, werd Wildemans kind eindelijk gedoopt, inmiddels anderhalf jaar oud. Tegelijk werd ook zijn tweede kind ten doop gehouden, dat de vorige maand geboren was.

Wie was die Aeilko Harmannus Wildeman eigenlijk? In ieder geval was hij goed thuis in de bijbel en in de theologische literatuur. Hij had een zeker voor die tijd opmerkelijk grote bibliotheek en beschikte vooral over veel boeken van bekende zeer orthodoxe predikanten uit de zeventiende en achttiende eeuw, zoals Wilhelmus à Brakel (1635-1711), Theodorus à Brakel (1608-1669), Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750), Alexander Comrie (1706-1774), en vele anderen.

Wilhelmus a Brakel (1635-1711).

De eerste groei…

Behalve de vier genoemde ambtsdragers waren als eerste leden van de gemeente óók ingeschreven Grietje Jans Bruin, Tjaart Geerts Geertsema, Jacob Jans Groeneveld, Jan Derks Hofman, Margien Hindriks Holhuis, Jantje Jurriens Homan, Reinder Geerts Jager, Jan Pieters Jansema, Klaas Derks Rustius en Derk Jansz Voort. Zo begon de kleine gemeente met niet meer dan veertien leden, mannen en vrouwen, de kinderen niet meegerekend. Maar geregeld werden nieuwe leden ingeschreven, die zich hadden losgemaakt van de plaatselijke hervormde gemeente. Op 18 juli 1836 bijvoorbeeld werden maar liefst tien mannen en acht vrouwen als ‘bijwoners’ van de gemeente ingeschreven. En op 13 september dat jaar bevestigde ds. De Cock – opnieuw in Schildwolde aanwezig – vijf nieuwe leden; en daar stopte het niet mee.

De eerste kerkdiensten.

Waar en hoe werden de kerkdiensten van de Wederkeerende Gemeente gehouden? Ze waren volgens het Koninklijk Besluit van 5 juli 1830 namelijk verboden indien er meer dan twintig toehoorders waren. In datzelfde besluit werd ook vermeld wat gedaan moest worden om toestemming te krijgen om kerkdiensten met meer dan twintig personen te mogen houden. Daarom had de kerkenraad dan ook een verzoek gericht aan het gemeentebestuur. Hij en de vierendertig medeondertekenaars beloofden zich te zullen houden aan de regels van het Koninklijk Besluit en deelden mee afwisselend bijeen te komen in de schuren van de landbouwers J.P. Jansema, K.D. Rustius, E.A. Bakker, A.H. Wildeman en Tj. G. Geertsema, en dan weer het rijtje van voren af aan.

De burgemeester stelt een onderzoek in.

Toen ds. De Cock op 13 september 1836 in Schildwolde weer een kind doopte, had de gouverneur van de provincie van de kerkdienst gehoord. Deze vroeg de burgemeester hem in te lichten over het voorval. Tegen onrust stokende predikers moest immers opgetreden worden. De burgervader was die dag zélf niet thuis geweest, maar toen hij ’s avonds thuis kwam hoorde hij er van, dat in de schuur van A.H. Wildeman een doop- en avondmaalsdienst gehouden was. Bovendien waren er meer dan twintig personen bij aanwezig geweest. Hij was die avond nog vlug naar de schuur van Wildeman gerend, maar de dienst was inmiddels al afgelopen en de predikant naar het nabijgelegen Hellum vertrokken, waar hij op 15 september 1835 óók een Christelijke Afgescheidene Gemeente gesticht had.

Wel had de burgemeester Wildeman nog op het matje geroepen, maar die had een onschuldig gezicht getrokken, had verklaard dat toen de dienst begon er niet meer dan de toegestane twintig personen aanwezig waren, en dat hij de deur toen op slot gedraaid had, maar ‘dat er een menigte was toegevloeid en met geweld in het huis gedrongen’. Ja, daar kon hij ook niks aan doen.

Een eigen dominee (1840).

Ds. K.S. van der Schuur (1803-1876) werd het niet….

Terwijl de gemeente geregeld doorgroeide, er zo nu en dan gedoopt werd en avondmaal gevierd, begon men ook na te denken over het beroepen van een eigen predikant. In september 1839 waren de manslidmaten van de gemeente daarom ‘onder aanroeping van de Naam des Heeren’ bijeengekomen om een beroep uit te brengen. Afgesproken werd K.S. van der Schuur (1803-1845) te vragen in Schildwolde eens te komen preken. Hij deelde mee wel te willen komen, maar voordat dit in daden omgezet kon worden, bleken er bezwaren tegen hem te zijn, zodat alles werd afgeblazen.

Vandaar dat enige maanden later, op 8 maart 1840, Roelf P. Medema (1799-1877) in het vizier kwam – al is van hem geen foto bekend. ‘Langs een opmerkelijke weg van Gods Voorzienigheid’ was hij onder de aandacht van de kerkenraad gekomen, vermoedelijk op aanwijzen van ds. De Cock. Medema werd gevraagd te komen (s)preken; hij kwam, en op 18 mei 1840 werd een beroep op hem uitgebracht. Medema was nog bezig met de studie bij zijn vriend ds. De Cock – inmiddels woonachtig in Smilde. Medema nam het beroep aan en werd op vrijdag 29 januari 1841 door ds. De Cock in het ambt bevestigd. Twee dagen later hield hij zijn intreepreek.

Een eigen kerk! (1840).

Ds. Medema deed intrede in het eerste eigen gereformeerde kerkgebouw van Schildwolde. Want de kerkenraad had er geen gras over laten groeien en was al in de eerste helft van 1840 begonnen met het maken van plannen voor de bouw van een eigen kerkje. De gemeente groeide en bovendien was in diezelfde tijd, op 29 april 1840, besloten dat de kleine gemeente van Hellum, die in haar eentje het hoofd niet boven water kon houden, bij die van Schildwolde zou worden gevoegd. Daardoor steeg het ledental weer, wat de noodzaak van een definitieve kerk alleen maar groter maakte.

Ds. H. de Cock (1801-1842).

A.H. Wildeman stond voor de bouw van een kerk een stuk grond in erfpacht af aan de Wederkeerende Gemeente – daarvoor moest jaarlijks fl. 10 betaald worden. Landbouwer Tj. G. Geertsema, die goed in de slappe was zat, had voor dat doel maar liefst fl. 1.000 geschonken en snel was men met de bouw begonnen. Al in augustus 1840 was het kerkgebouw gereed en kon het in gebruik genomen worden. Daarvoor ds. De Cock weer naar Schildwolde gereisd om de kerk officieel ‘in te wijden’. De predikant preekte over psalm 102 de verzen 17 tot en met 19: “Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn, Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hun lieder gebed; dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven”. Ongetwijfeld heeft hij de verzamelde gemeente laten zingen de berijmde versie daarvan, psalm 102 vers 10.

Erkend door de overheid (1841).

Niet zonder problemen kreeg de Afgescheiden Gemeente van Schildwolde uiteindelijk erkenning van de overheid, zodat men zonder problemen het kerkelijk leven kon voortzetten. Een verzoek tot erkenning was in december 1840 – ondertekend door 122 gemeenteleden (over groei gesproken!) – naar de gouverneur van de provincie gestuurd. De burgemeester informeerde hem nader over de ondertekenaren. Uit diens schrijven bleek dat 3/8 deel van de gemeente tot de daglonersstand behoorde ‘en te onvermogend zijn om iets te kunnen bijdragen’; dat ook 3/8 deel behoorde tot de ‘dienstbare ambachtsstand’, t.w. broodbakker, stelmaker, timmerman of kleermaker, ‘die een matig bestaan hebben en weinig kunnen bijdragen’, en dat 2/8 deel van de gemeente behoorde tot de landbouwers ’waaronder enigen gevonden worden, die een aanzienlijk vermogen bezitten’.

Hoe dan ook, ze hadden nu een eigen kerkgebouw én een dominee, dat konden ze allemaal betalen, dus het zou wel loslopen. Op 28 april 1841 kreeg de kerkelijke gemeente van Schildwolde uiteindelijk de officiële erkenning van de overheid. In de brief werd ook gemeld waar het nieuwe kerkje stond: het was ‘staande en gelegen ten westen van het dorp Schildwolde, buiten de kom van enig dorp’. Helaas hebben we er geen foto van.

Tussen ‘het eerste begin’ en ‘het laatste einde’.

De nieuwe in 1911 gebouwde gereformeerde kerk aan de Hoofdweg, met de pastorie.

Ds. Medema bleef niet lang in Schildwolde, namelijk precies één jaar en één dag. Want op 30 januari 1842 nam hij afscheid van de gemeente en vertrok naar de kerk van Assen, waar hij twee jaar stond; in 1844 werd hij predikant te Meppel. Ds. G.B. Mos (1811-1870) werd zijn opvolger; hij stond in Schildwolde van juli 1842 tot oktober 1848; ruim zes jaar. De meesten van zijn opvolgers stonden er slechts enkele jaren, meestal tussen één en zeven jaar. Alleen ds. L. van Dijk (1838-1897), ds. J.H. Broek Roelofs (1875-1959) en ds. J. van Dijk (1899-1980) waren uitzonderingen die de regel bevestigden. Ds. L. van Dijk was er gedurende achttien jaar predikant: van december 1877 tot december 1895. De predikant ging toen wegens ziekte met emeritaat ‘en maakte zich, ondanks zijn lijden, verdienstelijk door het overzetten van verscheidene Bijbelboeken in braille’.

De nieuwe kerk aan de Hoofdweg (1911).

De in 1911 gebouwde gereformeerde kerk aan de Hoofdweg (sinds 1944 vrijgemaakt). Foto: Reliwiki, Andre van Dijk.

Ds. Broek Roelofs diende de kerk van Schildwolde ongeveer negen jaar (van september 1909 tot april 1918) – hij schreef een interessant historisch overzicht betreffende de Gereformeerde Kerk te Schildwolde en tijdens zijn ambtsperiode werd in 1911 de nieuwe kerk aan de Hoofdweg in gebruik genomen. Ds. J. van Dijk stond veertien jaar in Schildwolde, namelijk van september 1930 tot 8 oktober 1944, toen hij daar met de Vrijmaking meeging. Daardoor verloor de Gereformeerde Kerk van Schildwolde de in 1911 gebouwde kerk aan de Hoofdweg en bovendien een zeer groot aantal leden; hij zag zich toen geplaatst voor de taak het kerkelijk leven opnieuw te organiseren en bovendien een nieuwe kerk te bouwen.

2. Het laatste einde.

De nieuwe kerk kwam er, maar met veel moeilijkheden gepaard gaande. Maar liefst 95% van de Gereformeerde Kerk van Schildwolde ging met de Vrijmaking mee. Er waren in de kerk slechts elf families overgebleven. Men zei: ‘Veel mensen gingen gewoon achter dominee L. van Dijk aan’ en iemand had een ander horen zeggen: ‘We weten niet waar het over gaat, maar we moeten bij elkaar blijven!’. Vroegere predikanten die in Schildwolde gediend hadden reageerden in een schrijven op de gebeurtenissen in het dorp, waarin ze er aan herinnerden dat het nog steeds óórlog was! ‘De wereld spot, de hel juicht!’, zo schreven ze.

De in 1950 in gebruik genomen nieuwe gereformeerde kerk en de villa van de fam. Geertsema.

Na de verkiezing van nieuwe ambtsdragers werden de eerste diensten gehouden in de woning van Jac. de Boer en korte tijd later in het koetshuis van de familie Geertsema. “In de diensten ging het vaak gemoedelijk toe. Tijdens de preek werd de dominee gevraagd even te wachten, want er moesten wat lampen aan en de gordijnen moesten gesloten worden. Ook de kinderen hadden plezier. Onder de spanten kwamen soms muizen tevoorschijn en dan ineens ging het: tok, tok, tok; een kip had weer een ei gelegd”.

Langzaam kwam het kerkelijk leven weer op gang en ondertussen werd gecorrespondeerd met de vrijgemaakte kerkenraad om zo mogelijk samen te spreken en/of tot hereniging te komen. Maar wederzijds erkende men elkaar niet als de wettige kerkenraad: net als elders werden elkanders brieven geadresseerd aan zoiets als  ‘een aantal broeders, zich noemende Gereformeerde Kerk van Schildwolde’. Dat schoot niet op.

Een nieuwe kerk (1950).

De gereformeerde kerk (1950) en de pastorie te Schildwolde (Gr.).

Op 16 december 1945 werd ds. J. Koopmans (1916-1994) predikant van de Gereformeerde Kerk. Hij en zijn vrouw “hadden deze kerk uitgekozen omdat die volgens hen de grootste behoefte had aan een predikant: door de Vrijmaking waren kerk en pastorie verloren gegaan en moest er dus veel weer opgebouwd worden. Ze namen voor lief dat er geen pastorie was en er in die tijd van naoorlogse woningnood buiten de pastorie ook geen zelfstandige woonruimte beschikbaar was. De hele tijd hebben ze bij anderen ingewoond. Met een snel groeiend  gezin werd dat hoe langer hoe bezwaarlijker”.

Ds. J. Koopmans (1916-1994) leidde de ingebruikneming van de nieuwe kerk in 1950.

Hoe dan ook, toen de Gereformeerde Kerk weer begon te groeien – in 1948 telde de kerk zo’n 180 leden – werd het tijd na te denken over de bouw van een nieuwe kerk. Op het terrein van gemeentelid Geertsema werd de nieuwe kerk gebouwd. Op dat moment werd dat stuk grond – dat voor fl. 2.600 werd aangekocht – door twee families gebruikt als moestuin. Voor de grond werd gecollecteerd, wat fl. 10.500 opbracht. Het overige geld kon dus voor de kerkbouw worden bestemd, maar er was natuurlijk meer nodig. De rest van de pecunia werd verkregen door giften van maar liefst 2.000 gereformeerde gezinnen in de classis, die door gemeenteleden uit Schildwolde in de classiskerken aan huis bezocht werden.

Ds. J. Koopmans (1916-1994) van Gasselternijveen – hij stond zoals opgemerkt van december 1945 tot mei 1949 in Schildwolde – viel de eer te beurt de nieuwe kerk in gebruik te mogen nemen. Zijn preek hield hij naar aanleiding van psalm 149, ‘Halleluja, zingt de Here een nieuw lied’, een psalm die tijdens de dienst ongetwijfeld ook gezongen zal zijn.

De gereformeerde kerk (1950).

Het kerkelijk leven had intussen haar loop hervat; predikanten volgden elkaar op. Zo deed op 17 juli 1960 ds. P.N. Kruyswijk jr. (*1935) intrede. Al snel ontstond opwinding omdat hij aan tafel ging bij een niet-gereformeerde inwoner van het Groningse dorp Tjuchem, wat overigens een evangelisatiepost van de Gereformeerde Kerken in de provincie Groningen was. Ook werd hem nagedragen dat hij teveel belangstelling had voor de Pinkstergemeente, waarvoor hij inderdaad interesse had opgevat. En toen hij de kerkenraad toestemming vroeg het huwelijk van een hervormde studievriend te bevestigen stemde kerkenraad er weliswaar aarzelend mee in, ‘áls dominee maar gereformeerd preekt!’ De predikant nam nog binnen het jaar, namelijk op 12 mei 1961, afscheid van de kerk van Schildwolde, omdat hij zich aanmeldde bij de Pinkstergemeenten.

Ds. Kruyswijk werd opgevolgd door ds. S.G. Bloem (1903-1978), die van september 1962 tot oktober 1964 aan de kerk van Schildwolde verbonden was, en na hem deed ds. J.P. Schouten (1907-1977) op 24 oktober 1965 intrede. Het was in de tijd dat in Schildwolde het kerkbezoek aan de middagdiensten wat begon terug te lopen (er kwamen er toch gemiddeld nog zo’n 120 kerkgangers), wat de predikant ergerde, evenals trouwens de ‘nieuwe theologische ontwikkelingen’ die hier en daar ook in de Gereformeerde Kerken de kop opstaken. Na zeven jaar ging de predikant met emeritaat; hij nam op 1 oktober 1972 afscheid van de kerk van Schildwolde.

In de jaren daarna verliep het kerkelijk leven weliswaar vaak rustig, maar soms waren er ook problemen. Een conflict van de sinds 1980 aan Schildwolde verbonden predikant met de kerkenraad van Zuidbroek – sinds 1983 was hij ook als predikant van díe gemeente werkzaam – leidde dat jaar tot vervroegd emeritaat. Een flinke aderlating leed de kerk in de jaren 1985 tot 1991, toen ongeveer 75 gemeenteleden zich afscheidden vanwege onenigheid over ‘Kinderen aan het avondmaal’.

Samen-op-Weg.

Het interieur van de gereformeerde kerk (1950) te Schildwolde (foto: Reliwiki, A. van Dijk).

Het Samen-op-Wegproces met de Hervormde Gemeente Slochteren ging in 2005 van start. Na enige tijd van beginnende samenwerking leidde dat in 2007 tot een stappenplan, dat inhield om na een aantal jaren te komen tot een federatie van beide kerken. De samenwerking intensiveerde sindsdien, zodat in 2012 de federatieovereenkomst getekend kon worden. Een voorbereidingscommissie voor de fusie van beide kerken werd begin 2014 ingesteld. Op 17 januari 2016 kon de Protestantse Gemeente Slochteren gerealiseerd worden.

De laatste dienst (15 juli 2018).

Aanvankelijk werden de diensten enige tijd om en om in beide kerkgebouwen gehouden, tot – volgens de berichten van de kerkenraad – de verwarming van de Gereformeerde Kerk ‘De Ark’ in Schildwolde niet meer naar behoren functioneerde. Vandaar dat – nadat er enige tijd geen kerkdiensten gehouden waren – de kerkenraad uiteindelijk besloot ‘De Ark’ buiten gebruik te stellen. Een aantal leden wilde graag ‘waardig afscheid’ nemen van hun kerkgebouw aan de Hoofdweg 18. Daarin bewilligde de kerkenraad uiteraard. De dienst werd dus – zoals we al eerder berichtten – op zondag 15 juli 2018 gehouden.

Dat was het tweede ‘waardige’ einde van het tweede begin.

Leden van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde tussen 1896 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

J.H. Broek Roelofs, Overzicht van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde. Schildwolde, 1911

J. van Dijk, De Vrijmaking van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde. 8 oktober 1944. Schildwolde, 1984

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

M.H. Oosterhuis, Stof tot dank; uit de geschiedenis van de kerkelijke gebouwen van de Gereformeerde Kerk te Schildwolde. z.p., z.j. [1982]

Website Gereformeerde Kerk Schildwolde.

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Groningerland, deel II. Groningen, 1974

© 2018. GereformeerdeKerken.info