De Catechismus opzeggen “voor 28 losse centen”

Enkele lezers van het Centraal Weekblad haalden begin 1956 herinneringen op over het opzeggen van de Heidelbergse Catechismus op zondag in de kerk.

De Bloemgrachtkerk te Amsterdam. De kerk staat er nog steeds  (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Amsterdam.

Zo meldde een lezeres uit Zeist dat ook in Amsterdam, in haar Gereformeerde Kerk (A) in de avonddienst, een catechisant de door de dominee te behandelen ‘Zondag’ uit de Heidelbergse Catechismus moest opzeggen. Daarvoor kwamen de besten in aanmerking. Haar vader, die in 1853 geboren was, had dit meermalen in de Bloemgrachtkerk gedaan. Van de kansel werd dit opzeggen met naam en toenaam van de jongen afgekondigd.

Maasland.

De Dolerende (vanaf 1900 gereformeerde) kerk in de Doelstraat. De kerk werd in 1958 vervangen door een nieuw kerkgebouw.

Een lezer uit Rotterdam stuurde een gedetailleerder verhaal in. In zijn geboortedorp Maasland bestond – zoals in zoveel andere plaatsen – zowel een ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente‘ (die op 30 maart 1851 geïnstitueerd was als Christelijke Afgescheidene Gemeente uit de Afscheiding), als een op 8 april 1888 geïnstitueerde ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk‘ uit de Doleantie. De Christelijke Afgescheidene Gemeente bouwde in 1855 een kerkje ‘gelegen in de Dijkpolder onder Maasland’,  dat dienst deed tot de vereniging met de Dolerenden, die in Maasland in 1890 plaatsvond (van dat kerkje bestaan voor zover bekend geen foto’s, want het werd na de buitengebruikstelling al snel afgebroken). Daarna kerkte  men  in de Dolerende kerk aan de Doelstraat.

De kinderen van beide kerken gingen naar dezelfde gereformeerde school, die uit de Doleantie voortgekomen was. De jeugd uit de christelijke gereformeerde gezinnen ging vanaf het achtste levensjaar ‘naar de lering’, dinsdagsmorgens van 9 tot 10 uur. Men begon te leren uit het boekje ‘Eenige korte vragen voor de jonge kinderen‘ van de zeer orthodoxe theoloog Jacobus Borstius (1612-1680). Gelukkig stonden de antwoorden er ook bij.

Het vraag- en antwoordboekje van Borstius.

Vervolgens kregen de kinderen nog een ander vraag- en antwoordboekje te verstouwen, ditmaal over de Bijbelse Geschiedenis. Dat onderwijs duurde in totaal tot het twaalfde jaar.

Daarna volgde het catechisatieonderwijs, gericht op het doen van belijdenis. Dat werd gegeven aan de hand van de vragen en antwoorden in de ‘Godlijke Waarheden‘ van de theoloog Abraham Hellenbroek (1658-1731). “Nu, ik beloof u, dat was zware kost”.

Het boekje van Hellenbroek (‘Uitgegeven volgens Kerken-Orde. H. de Cock, Christelijk Afgescheiden Gereformeerd Leeraar te Groningen’, zoals op de binnenpagina gedrukt staat ).

Op negenjarige leeftijd werd je door ds. E. van der Kamp (1827-1912), die vanaf 1877 tot 1900 in Maasland predikant was, op een lijst geplaatst om in volgorde van behandeling een catechismuszondag te leren en die in de kerk tijdens een zondagmiddagdienst uit het hoofd op te zeggen. Daarvoor was een speciaal éénpersoons bankje aanwezig, vlak vooraan in de kerk, in de onmiddellijke nabijheid van de voorlezerskatheder. Vanaf de preekstoel werden dan de vragen door de voorover gebogen predikant gesteld en vaak onder hoorbare stilte klonk dan een ijle jongens- of meisjesstem door het niet zo grote kerkgebouw; het kerkje was slechts 19 bij 9 meter in omvang.

Ds. E. van de Kamp (1827-1912).

In het voorjaar van 1890 kwam de inzender van het verhaal aan de beurt om Zondag 29 op te zeggen. Gelukkig had hij zich enige weken kunnen voorbereiden. Vanaf de kansel kreeg het jochie een extra pluimpje. “Toen terug naar vader in de bank, en op die terugweg nog heel veel knikjes vanaf de vrouwenafdeling” (de vrouwen zaten op stoelen, gescheiden van de mannen, die op banken zaten).

’s Maandags na het opzeggen moest hij na schooltijd nog even bij enkele gemeenteleden langs komen, “die door een muntstuk hun dankbaarheid toonden voor het mooie catechismus opzeggen. Het resultaat was achtentwintig losse centen!”

Bron:

Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 4e jrg. nr. 2, 14 januari 1956