De Gereformeerde Kerk te Bennekom (3)

Een blik op de tweede vijftig jaar.

Inleiding.

In deel 1 vertelden we onder meer over de Doleantie in Bennekom, de predikant die daaraan leiding gaf, ds. E. Eisma (1854-1917) en de stichting van het eerste kerkgebouw aan de Veenderweg. In deel 2 vervolgden we het verhaal over de tijd tot de Tweede Wereldoorlog, waarin ook de Brinkstraatkerk in gebruik genomen werd (1927).

Kaart: Google.

De tijd na de Tweede Wereldoorlog.

Behalve dat de oude kerk (inmiddels al jaren lang als smederij in gebruik) totaal vernield was, werd ook de Brinkstraatkerk behoorlijk beschadigd. Het herstel,  waarmee men zo snel mogelijk begon, duurde in totaal meer dan twee jaar. Als oorzaken daarvan werden genoemd het ontbreken van voldoende bouwmateriaal – het was oorlog geweest! – en de vertraging in het verlenen van bouwvergunningen. Wel konden de kerkdiensten al die tijd gewoon doorgaan, maar dat was meteen de reden dat men niet in aanmerking kwam voor financiële steun van het generale ‘Deputaatschap voor door Oorlogsschade getroffen Kerken’.

Ds. J. Ozinga (1881-1950).

Nog net in de periode dat ds. J. Ozinga (1881-1950) – zij het door zijn gezondheidstoestand minder actief – aan de kerk van Bennekom verbonden was, werd in het voorjaar van 1946 een koperen gedenkplaat in de kerk aangebracht met daarop de dertien namen van Bennekomse oorlogsslachtoffers; een zelfde herinneringsteken  werd in de hervormde kerk aangebracht.

Dat ds. Ozinga op zondag 14 juli 1946 afscheid nam van zijn gemeente werd door ieder betreurd, maar was ook door allen voorzien. Zijn gezondheid ging steeds verder achteruit, wat hem uiteindelijk bedlegerig maakte. Nog maakte hij zijn in februari 1947 ‘in stilte’ herdachte 40-jarig ambtsjubileum mee. De predikant overleed op 30 december 1950.

Ds. D.J. Ras (van 1946 tot 1951).

Ds. D.J. Ras (1908-1990).

Veertien dagen na het afscheid van ds. Ozinga deed de vijfde predikant op 28 juli 1946 intrede in de kerk van Bennekom. Het was ds. D.J. Ras (1908-1990) van Klundert. Hij zou ongeveer vijf jaar aan de kerk verbonden blijven. Die vijf jaar waren echter ruim voldoende om zich onder meer te kunnen inzetten voor de verfraaiing van het kerkgebouw. Een maand voordat ds. Ras intrede deed had de kerkenraad namelijk het al eerder geopperde idee opgepakt om de kerk te voorzien van een aantal bijzondere glas-in-loodramen. De opdracht tot de vervaardiging werd gegeven aan de kunstenaar Gerard T.J. Temme uit Arnhem. Het waren bijzondere ramen: ze verbeelden gezamenlijk het ‘Onze Vader’ en werden tijdens het herstel van de oorlogsschade in de kerk geplaatst. Ze werden tijdens een bijzondere kerkdienst op 12 juli 1947 ‘onthuld’.

Een van de glas-in-loodramen in de Brinkstraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De predikant nam het initiatief om het Bennekomse gereformeerde kerkzegel in te leggen in de nieuwe kerkenraadstafel in de consistorie. Het kerkzegel was al in 1943 door ds. Ozinga ontworpen. Ook werd de firma Van Bergen in Heiligerlee aan het werk gezet om een nieuwe luidklok te vervaardigen met de toonhoogte A. De luidklok van de hervormde kerk had toonhoogte D, en men wilde – als beide klokken tegelijk luidden – geen onaanvaardbare mix van valse geluiden over het dorp uitstorten. De klok kostte fl. 2.150, waarvan fl. ruim 1.060 door de overheid betaald werd als oorlogsschadevergoeding.

Het in 1943 door ds. J. Ozinga ontworpen kerkzegel van de Gereformeerde Kerk te Bennekom.

Ds. H. van de Elskamp (van 1948 tot 1960 en daarna).

Ds. J. Boer (1890-1969) – die in 1939 naar Bennekom gekomen was – gaf begin 1948 te kennen een beroep te hebben aangenomen naar de Gereformeerde Kerk te Waarder; op 21 maart dat jaar nam hij afscheid. Slechts een paar maanden later, op 6 juni 1948, deed de nieuwe predikant intrede: ds. H. van de Elskamp (1890-1977) van Hilversum. Hij zou ruim twaalf jaar – tot september 1960 – aan de kerk van Bennekom verbonden zijn, waarna hij nog een maand hulpdiensten verrichtte.

Een van de glas-in-loodramen van de Brinkstraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

In 1947 stelde de kerkenraad een commissie in die zich over het vraagstuk van de ‘tucht over gemeenteleden’ boog. De tijden veranderden: moest de tucht misschien ook aangepast worden (het laatste kerkenraadsrapport over de kerkelijke tucht dateerde van 1937)? Hoe stond men tegenover de zogenaamde ‘gemengde huwelijken’ (huwelijken tussen een gereformeerd gemeentelid en iemand van een andere kerk)? En wat moest men denken van gedwongen huwelijken (vroeger met de term ‘overtreding van het zevende gebod’ aangeduid)? Wat moest de kerkenraad aan met hen die niet meer naar de kerk wilden? Vragen te over! Over de ‘gedwongen huwelijken’ werd bijvoorbeeld besloten dat na schuldbelijdenis alle feestelijkheden bij de huwelijkssluiting en de weken ervoor tot het uiterste beperkt dienden te worden.

Ds. J. Boer (1890-1969) stond van 1939 tot 1948 in Bennekom.

Een ander probleem waarover gesproken werd waren de ‘kerkshoppers’. Sommigen rekenden het zichzelf tot een buitengewone godsdienstigheid om zo nu en dan te kerken bij een andere predikant, omdat die de waarheid zuiverder zou verkondigen. “Met grote vrijmoedigheid sprak men daarover. Men achtte zichzelf dan in een bijzondere reuk van godsdienstigheid te staan, vanwege hun grote gave van onderscheiding. Het waren de mensen die het huis van hun buurman opbouwden en het eigen huis afbraken. Kerkslopers”, schreef Marius Aartsen in zijn ‘Flitsen’.

Ds. J.P. Paauwe (1872-1956).

In september 1947 ontving de kerkenraad een schrijven van ds. J.P. Paauwe (1872-1956) uit Den Haag, van 1907 tot 1914 hervormd predikant te Bennekom – het was in de ambtsperiode van ds. C. de Gooijer (1851-1919). Ds. Paauwe was in 1914 afgezet als hervormd predikant, en stichtte in Bennekom toen een eigen gemeente, die in een kerkgebouwtje in de Kerkstraat diensten ging houden. In 1947, drieëndertig jaar na de gebeurtenissen in hervormd Bennekom, vroeg hij of hij misschien zo nu en dan in de gereformeerde kerk van Bennekom mocht preken. Om redenen die niet genoemd werden maar wel te begrijpen zijn, werd dat verzoek afgewezen. Ten eerste was hij natuurlijk geen gereformeerd predikant (al was hij zeer orthodox in zijn opvattingen), en ten tweede zou het ten opzichte van de plaatselijke hervormde gemeente ‘not done’ zijn om aan het verzoek gehoor te geven.

De tijd tot 1960.

Tot 1960 stond een drietal predikanten slechts betrekkelijk kort in de kerk van Bennekom. Achtereenvolgens waren dat ds. C. Verspuij (1911-1990) van Rijsoord, die van 1951 tot 1955 aan de kerk van Bennekom verbonden was en op 16 september 1951 intrede deed als opvolger van ds. Ras; ds. J.W. Esselink (1886-1969), emeritus-predikant van Doorn, die van 1 juli 1953 tot 30 juni 1954 als hulppredikant in Bennekom stond; en ds. P. Riemersma (1920-2016) van Drachten, die van 1956 tot 1959 aan de kerk van Bennekom verbonden was in de vacature van ds. Verspuij.

Een van de glas-in-loodramen van de Brinkstraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Het kerkelijk leven.

De evangelisatiecommissie, lang geleden opgericht, was nog steeds actief. Lectuurverspreiding, huisbezoeken bij buitenkerkelijke dorpsgenoten, openlucht- en andere samenkomsten, straatprediking, het hoorde er allemaal bij. In 1949 werden bijvoorbeeld zo’n 110 huisbezoeken afgelegd, er werden evangelisatiebijeenkomsten georganiseerd ter gelegenheid van Kerstmis en Pasen, terwijl ook vijf Bijbellezingen gehouden werden waar gemiddeld zo’n twintig luisteraars aanwezig waren. Ook werd begonnen met het organiseren van evangelisatiejeugdclubs, waar uit de bijbel verteld maar ook geknutseld werd. Dit jeugdwerk werd onder een eigen naam samengebracht als ‘Jeugdhaven’. Ook werd een evangelisatiebibliotheek met ‘verantwoorde christelijke lectuur’ opgezet, waaruit ook door buitenkerkelijken aanvankelijk druk geleend werd.

Er waren naast de evangelisatieclubs ook al lang ‘gewone’ jeugdverenigingen, bestemd voor de eigen gereformeerde jongeren. Voor de jongere jeugd van 12 tot 16 jaar waren er clubs, die over het algemeen ‘Knapenverenigingen’ en ‘(kleine-) Meisjesverenigingen’ genoemd werden. Timotheüs werd in 1918 opgericht voor de jongens en ‘Kleine Kracht’ en ‘Zonder Strijd geen Kroon’ waren er voor de meisjes. Aan de hand van door de landelijke jeugdbonden gepubliceerde eenvoudige ‘Schetsen’ behandelden ze onder leiding van een oudere voorzit(s)ter onderwerpen uit de kerk- en vaderlandse geschiedenis, en over allerlei andere zaken die min of meer rechtstreeks op het kerkelijk leven betrekking hadden. Na de pauze kwamen de spelletjes en andere verstrooiende bezigheden aan de beurt.

Deze driedelige ‘Toelichting op de Schetsen Kerkgeschiedenis’ werd op veel JV’s gebruikt om een inleiding te houden.

Voor de oudere jeugd vanaf 16 jaar waren er de Jongelingsverenigingen (JV’s) en Meisjesverenigingen (MV’s). Zo was in 1891 de Jongelingsvereniging ‘Prediker 12 : 1a’ opgericht, in 1916 ‘Romeinen 1 : 16a’ en in 1926 ‘Persis’. De jongelui maakten studie van de bijbel, van de (kerk-) geschiedenis en van de belijdenisgeschriften, waarover wekelijks door een van de leden een  zgn. ’inleiding’ voorbereid en gehouden werd, met navolgende discussie daarover. Maar na de pauze was er meestal voldoende ruimte voor gezelligheid.

Dat het belang van de jeugdverenigingen serieus genomen werden blijkt wel hieruit, dat toen Prediker 12 : 1a in 1941 vijftig jaar bestond, niemand minder dan Mr. J.A. de Wilde (1879-1956) – oud-Minister van Financiën – de feestrede hield onder de titel ‘Gegroeid uit en door de eenheid in Levensbeschouwing’. De zitplaatsen waren voor die gelegenheid vrij en ieder werd ‘met klem opgewekt’ de bijeenkomst vooral bij te wonen. Om het onderling contact tussen de verschillende verenigingen te bevorderen was de plaatselijke ‘Jeugdcentrale’ opgericht.

Mr. J.A. de Wilde (1879-1956).

In 1951 werd in de kerk een herdenkingssamenkomst gehouden, omdat Prediker 12 : 1a zestig jaar en de meisjesvereniging 50 jaar bestond. Ds. J.C.J. Kuiper (1901-1972) van Den Haag was de gastspreker met als onderwerp: ‘Gisteren – Vandaag – Morgen’. Bovendien werd toen een jubileumboekje uitgegeven.

Als je getrouwd was of de leeftijd van ongeveer twintig jaar bereikt had kon je lid worden van de Mannen– of Vrouwenvereniging. Daar ging het al even grondig toe: ook voor hen waren door de betreffende landelijke Bonden omvangrijke ‘Schetsen’ uitgegeven waarin talloze onderwerpen uitvoerig behandeld werden. Aan de hand daarvan en – naar verwacht werd – ook aan de hand van eigen onderzoek en bijbelstudie – konden onderwerpen behandeld en bedicussieerd worden. In de jaren ’50 waren er de mannenvereniging ‘Onderzoekt de Schriften’ in De Kraats en ‘Schrift en Historie’ in het dorp.

Ds. C. Verspuij (1911-1990) ‘stond’ van 1951 tot 1955 in Bennekom.

Gezangen: ja of nee?

De vraag of in de kerkdiensten gezangen mochten worden gezongen of niet, kwam steeds duidelijker naar voren. Uiteindelijk zou het zelfs leiden tot de afscheiding van bijna zeventig soms invloedrijke leden van Bennekoms Gereformeerde Kerk. Het was een kwestie die al in de jaren ’30 was ontstaan. De Generale Synode Middelburg 1933 besloot namelijk het flinterdunne bundeltje ‘Eenige Gezangen’ van twaalf ‘direct aan de bijbel ontleende’ gezangen (zoals bijv. de ‘Lofzang van Maria’) uit te breiden tot negenentwintig liederen. Wetende dat het zingen van gezangen in de Gereformeerde Kerken al vanaf het begin een heet hangijzer was, moest het besluit wel tegengeluiden oproepen.

De kerkenraad van Bennekom, gehoord de gemeente, achtte de uitbreiding met ‘onschriftuurlijke liederen’ onaanvaardbaar. In Bennekom sprak men af alleen de twaalf ‘oude’ gezangen te blijven zingen. De tijd bracht echter nieuwe ontwikkelingen op allerlei gebied, ook in de kerkdienst, zodat na de Tweede Wereldoorlog opnieuw aandacht voor uitbreiding van de gezangen werd gevraagd. In 1950 sprak de kerkenraad er dan ook over. “Een van de ouderlingen vond het onwaarachtig – zoals hij zich uitdrukte – dat de predikanten in hun preken wel uit de gezangen citeerden, maar dat ze níet gezongen werden. Een uitvoerige discussie volgde”. Het bleek dat de kerkenraad nog steeds in (een slinkende) meerderheid – maar dan om ‘tactische redenen’ – van mening bleef dat de uitbreiding niet te rechtvaardigen was. De kerkenraad wist immers dat velen zich er tegen zouden verzetten.

Korte tijd later gaf een ter plaatse onbekende gastpredikant één van de in Bennekom niet toegestane gezangen op. Het invloedrijke kerkenraadslid Joachem van Steenbergen verliet meteen de kerk; hij was sinds 1918 onafgebroken lid geweest van de kerkenraad. Later gaf hij in de kerkenraad toe dat hij dat – achteraf beschouwd – beter niet had kunnen doen. De gezangen bleven daarna enige tijd uit beeld, behalve dat met Kerst 1951 het ‘Ere zij God’ – niet behorende tot ‘de twaalf’ – zou worden gezongen. In 1952 besloot de kerkenraad met de bezwaarden over ‘het zingen van gezangen op kerkelijke feestdagen’ te gaan spreken. Dat leverde overigens niets op.

Sindsdien mengde het gezangenvraagstuk zich met allerlei andere vernieuwingen in het kerkelijk leven. In september 1952 werd besloten de vrouwen stemrecht te geven bij de verkiezingen voor ambtsdragers. Nog hetzelfde jaar werd afgesproken de in 1951 door het Nederlands Bijbel Genootschap uitgegeven ‘Nieuwe Vertaling’ van de Bijbel in de diensten in Bennekom in te voeren. De aloude Statenvertaling belandde in het archief. En bovendien werd in hetzelfde jaar besloten de psalmen in het vervolg ritmisch te gaan zingen (op lange en korte noten) in plaats van alles op lange noten, zoals toen sinds mensenheugenis de gewoonte was. Dat het behoudende deel van de gemeente het met al die veranderingen moeilijk had is wel te begrijpen. In 1955 werd besloten de invoering van de uitgebreide gezangenbundel op te schorten. De kerkenraad wilde de eenheid in de gemeente niet op het spel zetten.

Ds. J.W. Esselink (1886-1969) verrichtte in 1953 en 1954 hulpdiensten te Bennekom.

In februari 1957 werd door de kerkenraad besloten tijdens de dienst ‘gepast gebruik te maken’ van het zingen van gezangen. Behalve ds. Van de Elskamp stemde ook een aantal gemeenteleden uit De Kraats tegen. Al gauw kwam een bezwaarschrift binnen, opgesteld door het al eerder genoemde kerkenraadslid Van Steenbergen, en door acht andere gemeenteleden mede ondertekend. Men verzocht de raad het besluit in te trekken, want de bezwaarden konden ‘het krachtens hun geweten niet meer opbrengen de kerkdienst bij te wonen’. Van alles werd ondernomen om een scheuring in de gemeente te voorkomen.

Het mocht niet baten. In totaal verliet na verloop van tijd een 66-tal gemeenteleden de Gereformeerde Kerk te Bennekom en sloot zich aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerk te Ede; in juni 1957 besloot men wijkkerkdiensten te gaan houden in het verenigingsgebouw (nu ‘Kijk- en Luistermuseum’) aan de Kerkstraat te Bennekom. En daar bleef het niet bij: een maand later, op 30 juli 1957, werd een zelfstandige Christelijke Gereformeerde Kerk te Bennekom geïnstitueerd, met meer dan 110 leden. Van Steenbergen was ook ‘met pijn in het hart’ overgestapt en werd daar lid van de kerkenraad. Tegenwoordig kerkt men in de in 1966 in gebruik genomen Sionskerk aan de Beatrixlaan.

Sterke groei (1946-1976).

Ds. P. Riemersma (1920-2016) ‘stond’ van 1956 tot 1959 in Bennekom.

Dertig jaar lang vertoonde de Gereformeerde Kerk van Bennekom een flinke groei van het aantal leden. Dat begon eigenlijk direct na de oorlog (met een ledental van rond de 1.700) en duurde voort tot halverwege de jaren ’70, toen de kerk ongeveer 2.700 leden telde.

Al voordat ds. P. Riemersma in 1956 vanuit Drachten naar Bennekom kwam, had de door de kerkenraad ingestelde Jeugdgebouwencommissie het plan voorgesteld om in De Kraats een jeugdgebouw op te richten. De vergaderruimte speelde het kerkelijk leven parten. Er werd geld in gezameld en ds. P. Riemersma legde de eerste steen. Op 21 december 1958 kon het gebouw in gebruik genomen worden. Er konden ook kerkdiensten gehouden worden, waarvoor tweehonderd zitplaatsen beschikbaar waren.

Het jeugdgebouw in De Kraats (foto: Reliwiki. Andre van Dijk).

Een tweede jeugdgebouw kwam beschikbaar in de verbouwde ‘voor bewoning ongeschikt gebleken’ pastorie naast de kerk. Op 11 september 1959 werd het ‘Jeugdgebouw De Brink’ met maar liefst negen vergaderlokalen in gebruik genomen. Het jeugdwerk en de evangelisatiecommissie konden hun hart ophalen. De predikant had intussen onderdak gekregen in een nieuw pastorie aan de Beatrixlaan.

De diaconiehuisjes (‘De Ark’).

De predikant mocht dan in een mooie nieuwe pastorie wonen, ondertussen werd nog steeds een aantal gereformeerde diaconiehuisjes door zes gezinnen bewoond (het complex werd ‘De Ark’ genoemd), die in 1890 door de Dolerende Kerk gebouwd waren, nadat de Dolerende bedeelden uit hun hervormde diaconiewoninkjes op straat gezet waren.

De gereformeerde diaconiehuisjes werden in 1955 ‘onbewoonbaar verklaard’ (foto: ‘Flitsen uit het Archief’, M. Aartsen).

De gereformeerde diaconiehuisjes waren ondertussen al voor de jaren ’50 in vervallen staat beland en werden door de burgerlijke gemeente in 1955 uiteindelijk ‘onbewoonbaar verklaard’. Enkele huurders wilden toen geen huur meer betalen. Dat probleem werd opgelost doordat de burgerlijke gemeente aan het eind van 1955 de huisjes plus de grond voor fl. 5.400 overnam. ‘Het was een minimale behuizing en echt geen reclame voor de kerk’, schreef Marius Aartsen in zijn ‘Flitsen’. Zo stond buiten op het erf één pomp voor de zes bewoners samen.

Het eerste Jaarboekje (1958).

Ds. H. van de Elskamp (1890-1977).

In 1958 verscheen op initiatief van ds. Van de Elskamp het eerste officiële Bennekomse kerkelijke jaarboekje. Daarin gaf hij een overzicht van het kerkelijk leven. Het ledental bedroeg toen 2.212; dat jaar werden zestien huwelijken kerkelijk bevestigd; er was een bloeiend verenigingsleven met twee vrouwen-, twee mannen-, twee jongelings- en drie meisjesverenigingen, en bovendien twee knapenclubs en twee kleine meisjesverenigingen; verder een actieve evangelisatiecommissie met maar liefst twaalf huisbezoekers; een evangelisatiekoor met vijftig leden en de jaren eerder opgerichte evangelisatiebibliotheek telde ondertussen maar liefst 2.800 boeken met een uitleenbestand van niet minder dan 18.000 boeken per jaar (de bibliotheek werd in 1983 opgeheven; de boeken werden verkocht – er was geen belangstelling meer voor. Het evangelisatiewerk had zich in de loop der jaren intussen landelijk in een geheel andere richting bewogen: het kwam steeds meer aan op ‘Gemeentetoerusting’: de gemeenteleden dienden zélf de handen uit de mouwen te steken door op missionaire wijze in de wereld te staan en niet alles aan een commissie overlaten).

De tijd van 1960 tot 1980.

Ds. S. de Vries (1912-1989) ‘stond’ van 1959 tot 1978 in Bennekom.

Ds. S. de Vries (1912-1989) van Buitenpost stond van 1959 tot 1978 in de kerk van Bennekom en deed op 30 augustus 1958 intrede. Hij vervulde de vacature van ds. Riemersma. In de vacature ds. Van de Elskamp deed op 30 oktober 1960 ds. H. Groeneveld (1925-1999) van Nes (in de Friese gemeente West-Dongeradeel) intrede; hij nam op 23 april 1967 afscheid. Ds. J. Melse (1920-1980) van Oenkerk diende de kerk van Bennekom in de vacature van ds. Groeneveld gedurende ongeveer dertien jaar, van 1 oktober  1967 toen hij intrede deed, tot 31 mei 1980 toen hij met emeritaat ging. Hij overleed hetzelfde jaar. Ds. H.R. Juch (1937-2017) van Hoogeveen deed op 29 september 1974 intrede en was tot 22 februari 1981 predikant in Bennekom; daarna werd hij universitair docent in Kampen.

Ds. J. Melse (1920-1980). Met dank aan de heer L. Melse.

Kerkelijk leven.

De zestiger jaren begonnen met een aantal jubilea. In de eerste plaats was het 75 jaar geleden dat op 14 februari 1887 de kerk te Bennekom in Doleantie ging. Bovendien bestond de gereformeerde school veertig jaar. En het jaar daarop werd het vierhonderdjarig bestaan van de Heidelbergse Catechismus herdacht, in een gezamenlijke bijeenkomst van de Gereformeerde Kerk, de Hervormde Gemeente en de Christelijke Gereformeerde Kerk. De Catechismusherdenking was echter zo’n beetje het enige waardoor deze kerken bij elkaar konden komen, al werd wel gezamenlijk enigszins samengewerkt op het gebied van evangelisatie. Maar van een soort van Samen-op-Weg met de hervormde gemeente was geen sprake.

De vroegere lagere school bestond in 1962 veertig jaar (tegenwoordig heet het gebouw ‘De Commanderij’).

Al in 1965 werd voor het eerst over de instelling van de derde predikantsplaats gesproken. Het ledental was toen ongeveer 2.500, zodat het wel tijd werd daarover te gaan nadenken. In 1970 werd daartoe besloten, maar pas in 1974 werd door de komst van ds. H.R. Juch die derde predikantsplaats in de Middenwijk ingevuld. Ook werd druk overlegd over de ingrijpende nieuwbouw van De Brink, de tot  jeugdgebouw verbouwde oude pastorie naast de kerk. Het grote aantal leden maakte een modern gemeentecentrum wenselijk en noodzakelijk. In 1969 wordt daartoe besloten. Overeenkomstig de plannen van de architecten Messelink en Ganzevoort werd in 1971 het nieuwe kerkelijk centrum geopend, dat ook weer De Brink heette. De kinderen konden daar trouwens op zondag ook mooi hun kindernevendiensten houden!

Het kerkelijk vergadercentrum ‘De Brink’ naast de Brinkstraatkerk.

Grote veranderingen.

Bracht de invoering van de uitgebreide bundel ‘Eenige Gezangen’ in 1933 al grote problemen, in 1961 verscheen de bundel ‘119 Gezangen’, terwijl in 1973 het ‘Liedboek voor de Kerken’ gepubliceerd werd, waarin nog veel meer gezangen stonden afgedrukt. Veranderingen genoeg! Ook was onder meer het onderwerp ‘de vrouw in het ambt’ actueel geworden (de synode van 1969 had de vrouw het recht toegekend als ambtsdrager gekozen te worden). De kerkenraad achtte het in 1971 verstandig daarover een opiniepeiling onder de gemeenteleden te houden. In totaal kwamen 1.400 ingevulde formulieren terug. Iets meer dan de helft van de respondenten vond dat ‘de vrouw in het ambt’ zonder uitstel ingevoerd kon worden. Maar uit vierhonderd ingevulde formulieren bleken principiële bezwaren. De kerkenraad besloot toen aan de wijkraden over te laten welk besluit in de betreffende wijken genomen zou worden. Dat leidde er toe dat in juni 1972 in de Zuiderwijk de eerste twee vrouwelijke ambtsdragers bevestigd werden. Ook in de andere wijken werden later vrouwelijke ambtsdragers benoemd.

Ds. H. Groeneveld (1925-1999) ‘stond’ van 1960 tot 1967 in Bennekom.

Al deze veranderingen hadden een deel van de gemeente niet onberoerd gelaten. Ook landelijk was er verontrusting in de kerken over allerlei ontwikkelingen, ook door hetgeen sommige hoogleraren aan de Vrije Universiteit en in Kampen onderwezen.

Intussen kwam ook in Bennekom de interkerkelijke samenwerking voorzichtig op gang door het overleg met twee hervormde wijkgemeenten. Dat leidde er per 1 januari 1977 toe dat de kerkdiensten van de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente in beide kerkbladen gepubliceerd zouden worden. In 1978 verklaarden de betreffende kerkenraden dat ze ‘Samen op Weg’ wilden, wat uiteindelijk zou moeten leiden tot één protestantse gemeente. Dat doel werd tot op heden echter nog niet bereikt.

We naderen 1980. Ds. S. de Vries nam in januari 1978 afscheid van Bennekom. Hij vertrok naar de Gereformeerde Kerk te Gasselternijveen om daar als emeritus-predikant hulpdiensten te verrichten. In Bennekom verrichtte mr. dr. J. Ozinga (1910-1980), emeritus-predikant van Lunteren, enige jaren hulpdiensten. Hij was de zoon van ds. J. Ozinga, die de kerk van Bennekom van 1920 tot zijn emeritaat in 1946 diende.

Ds. J. Ozinga (1910-1980).

De jaren 1980 tot 1990.

In de periode 1980 tot 1990 waren in Bennekom nog steeds drie predikanten werkzaam: ds. H.J. Douwes (1944-2011) van 1979 tot 1990, ds. W. Blanken (1929-1994) van 1981 tot 1990 – hij deed op 22 maart 1981 intrede in de de oude hervormde Dorpskerk, omdat de Brinkstraatkerk in die tijd gerenoveerd werd – en ds. P. Brouwer (*1944) van 1981 tot 1993. Het ledental was intussen sinds 1976 langzaam maar zeker gaan dalen. Ds. Ozinga en ds. Melse stierven in 1980: ‘Een schok van verdriet en onmacht gaat door de gemeente. Waarom moest dit gebeuren?

De kerk gerenoveerd (1981) én een nieuw orgel (1982).

De gereformeerde Brinkstraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Op zondag 23 februari 1981 werd voorlopig voor het laatst in de Brinkstraatkerk gekerkt. Meteen op maandag begonnen de restauratiewerkzaamheden. De kerk zou een volledig ander interieur krijgen: de banken, tot opluchting van velen ook het oude orgel en wat al niet meer werden verwijderd, waaraan veel vrijwilligers meewerkten om de kosten te drukken. Toen begon ook een aantal acties om geld in te zamelen voor de opknapbeurt van de kerk. Een grote rommelmarkt in de ontruimde kerk vormde het begin; banken, orgelpijpen en andere objecten uit het interieur werden verkocht, wedstrijdavonden werden georganiseerd, terwijl in De Brink een grote bazaar gehouden werd. In totaal werd bijna fl. 70.000 opgehaald. Op donderdag 9 juli 1981 werd de vernieuwde Brinkstraatkerk opnieuw in gebruik genomen. Net als ds. J. Ozinga deed bij de ‘eerste ingebruikneming’ van deze kerk, in 1927, werd ook nu psalm 87 gelezen, die tijdens de dienst ook gezongen werd.

Het nieuwe orgel (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Het jaar daarop werd een nieuw orgel in gebruik genomen. Het tweeklaviers instrument werd gebouwd door de firma Fama en Raadgever te Utrecht. In 2006 werd het orgel schoongemaakt en deels opnieuw geïntoneerd door de firma Gebr. Van Vulpen, eveneens te Utrecht.

Samen op Weg’ en nog wat.

Tijdens de renovatie van de Brinkstraatkerk werden de kerkdiensten samen met de hervormde gemeente gehouden in het kader van ‘Samen op Weg’. Hoewel de Kerkenraad Algemene Zaken positief stond tegenover de achterliggende gezamenlijke kerkdiensten en ook plannen gemaakt werden om de samenwerking voort te zetten, bleek de tijd daarvoor niet rijp: ‘Wat zich zo veelbelovend liet aanzien blijkt toch niet te lukken’.

In De Kraats werden ondertussen de eerder in het verenigingsgebouw ingestelde kerkdiensten  steeds minder bezocht. Gemiddeld nog geen zestig mensen maakten van de gelegenheid gebruik om daar ’s zondags te kerken. Vandaar dat de kerkenraad in 1983 besloot die diensten te beëindigen.

Het interieur van de gerenoveerde Brinkstraatkerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk, gemaakt in 2009).

Eén korte flits over de jaren 1990 tot heden.

In de jaren 1990 tot heden waren vijf predikanten aan de Gereformeerde Brinkstraatkerk te Bennekom verbonden. Op 4 november 1990 deed ds. H. Keegstra (*1952) van Geesteren-Gelselaar-Borculo intrede. Hij was tot zijn emeritaat in 2018 aan de kerk van Bennekom verbonden (de kerk had het jaar daarvoor 130 jaar bestaan). “Geen enkele van alle achttien predikanten die onze gemeente gediend hebben sinds haar ontstaan in 1887 is zolang als jij met ons opgetrokken. Ruim 27 jaar”, vermeldde het gedenkschrift bij zijn afscheid gepubliceerd.

Ook in 1990, op 16 september, deed ds. J.J.Th. Meijer (*1950) van Eibergen-Rekken intrede en nam in 2016 afscheid. Van 1994 tot 2003 was ds. P.J. Ribberink (*1941), afkomstig van Rijnsburg, aan de kerk van Bennekom verbonden. Op 5 november 2006 werd ds. mevr. A. Gilles (*1969), daarvóór predikant te Zeist tot heden aan de kerk van Bennekom verbonden. In 2016 deed ds. mevr. L. van der Laan (*1972) intrede. Ds. S.A. Meijer (*1948), afkomstig van Ouderkerk aan den IJssel, was van 1989 tot 2008 geestelijk verzorger van de Halderhof/ Breukelerhof) en als zodanig een de kerk van Bennekom verbonden.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Bennekom.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Bennekom tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

M. Aartsen, Flitsen uit het archief. 1887-1962. Gereformeerde Kerk Bennekom. Bennekom, 2000

C.A. Heitink, Van Woelingen en Samenspraak. Gereformeerde Kerk Bennekom. Bennekom, 1987

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

A. Kuyper (red.), De Heraut van de Gereformeerde Kerken in Nederland, jrg. 1887

J.C. Rullmann, De Doleantie in de Nederlandsche Hervormde Kerk der negentiende eeuw. Rotterdam, 1917

© 2018. GereformeerdeKerken.info