De Gereformeerde Kerk te Valkenburg aan den Rijn

Inleiding.

In 1866 ontstond in het Zuid-Hollandse Valkenburg aan den Rijn een ‘Gereformeerde Gemeente onder het Kruis’, die zich in 1869 aansloot bij de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland’. De gemeente bestond echter nog geen tien jaar, want ze werd in 1875 opgeheven.

Kaart: Google.

Maar op 1 januari 1940, vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd in het dorp opnieuw een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. We volgen de geschiedenis van die kerk de eerste tien jaar, tot in 1949 het nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen werd.

1. De Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis (1866).

Helaas zijn de notulen van de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis, die in de eerste helft van 1866 in Valkenburg werd geïnstitueerd, verloren gegaan. Daarom weten we maar weinig over de voorgeschiedenis; uit andere bronnen is daarover echter toch iets duidelijk geworden.

De hoofdpersoon in dit korte verhaal is de jonge ds. J.W.A Notten (1843-1914), die op dat moment predikant van Hazerswoude was. Hij was daar in 1864 – als kandidaat – met nagenoeg algemene stemmen beroepen als predikant van de ‘Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis’, die kort daarvoor – nog hetzelfde jaar – was geïnstitueerd.

Van ds. Notten werden gunstige getuigenissen gegeven: “Zijn warme welsprekendheid, zijn aantrekkelijke verschijning en heel zijn optreden als man van innerlijke beschaving en fijne vormen, gaven hem steeds een makkelijke ingang in veler harten. Ook deed hij veel voor het christelijk onderwijs en organiseerde met name in Rotterdam geregeld bidstonden, die druk bezocht werden. Op persgebied maakte hij zich verdienstelijk als redacteur van het 14-daagse tijdschrift ‘Maranatha’ en als schrijver van talrijke stichtelijke werkjes”, zo schreef dr. F.L. Bos.

Ds. J.W.A. Notten (1843-1914) institueerde de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Valkenburg in 1866.

De landelijke ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ was rond 1840 ontstaan als afsplitsing van de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ uit de Afscheiding van 1834. Er waren verschillen van mening gerezen over allerlei zaken, zoals over de vraag welke kerkorde de Afgescheiden kerken zouden moeten aannemen; of predikanten wel of niet het ‘ambtsgewaad’ dienden te dragen; of de Afgescheiden Gemeenten bij de overheid vrijheid van godsdienst mochten aanvragen of juist niet.

Uiteindelijk leidden de verschillen van mening tot afsplitsing van verscheidene gemeenten, die zich in één kerkverband verenigden, de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’, met eigen regionale en landelijke kerkelijke vergaderingen. Ze wilden handhaving van de aloude ‘Dordtse Kerken Ordening’, in 1618 door de Synode van Dordrecht voor de ‘Nederduitsche Gereformeerde (Hervormde) Kerk’ van kracht verklaard; in 1816 had de overheid die kerkorde echter ‘op onwettige wijze’ afgeschaft en de Gereformeerde Kerken – die sinds 1816 ‘Nederlandse Hervormde Kerk‘ genoemd werden – het juk van het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk’ opgelegd, waardoor veel macht toegemeten werd aan de hervormde Algemeene Synode, ten koste van de plaatselijke kerken.

Als voorbeeld hier ds. C. van den Oever (1802-1877), die predikant was van de Kruisgemeente te Rotterdam en die het ambtsgewaad droeg.

De ‘Kruisgezinden’ vonden bovendien dat predikanten het ambtsgewaad dienden te dragen, bestaande uit geklede jas met bef, kuitbroek met lange kousen, schoenen met gespen en een steek. En Afgescheiden gemeenten dienden zéker geen vrijheid van godsdienst aan de overheid te vragen. In de eerste plaats omdat de kerk die vrijheid ‘van ’s Heeren wege’ al ontvangen had en bovendien omdat men dan op bevel van de overheid de naam ‘gereformeerd’ niet meer mocht gebruiken (die kwam volgens de overheid sinds 1816 toe aan de Nederlandse Hervormde Kerk).

Men kon het onder meer over deze punten niet eens worden, waardoor dus rond 1840 de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis ontstond. Na vee londerhandelingen kwamen de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk‘ en de ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’ op 24 juni 1869 weer bij elkaar. Ze gingen samen verder onder de naam ‘Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland’.

De Kruisgemeente te Valkenburg (1866-1875).

Ds. J.W. Notten was dus in 1864 de eerste predikant van de Kruisgemeente te Hazerswoude geworden. In 1866 deelde de predikant op de landelijke vergadering van de Kruisgemeenten mee dat hij in Valkenburg een Kruisgemeente had gesticht, door daar een kerkenraad in het ambt te bevestigen. We weten dat C.F. Daudeij er ouderling was en W. van Egmond en M. Hoogstraten diakenen. De gemeente van Valkenburg werd in 1868 ingedeeld bij de classis ’s-Gravenhage. In 1869 en 1870 duikt ook de naam van kerkenraadslid B. van Smalen op.

De mededeling van ds. Notten tijdens de synode 1866 van de Kruiskerken.

In 1869 – toen de verschillen van inzicht met de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ waren opgelost, zij het na dertig jaar los van elkaar geleefd te hebben en na jarenlang besprekingen te hebben gevoerd – ging ook de gemeente van Valkenburg met de ineensmelting tussen beide kerken mee. Sindsdien heette ze: ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. In de jaren daarna telde de gemeente ongeveer vijftig leden en was ze inmiddels ingedeeld bij de Christelijke Gereformeerde classis Leiden.

Een eigen predikant heeft de gemeente kennelijk niet gehad. Vermoedelijk zullen predikanten uit de omgeving de kerkdiensten hebben geleid. Of ze een kerkgebouw hadden of dat ze hun diensten in particuliere woningen hielden, is onbekend. Een eigen kerkgebouw(tje) zal vast en zeker te duur geweest zijn voor het ‘kleine hoopske’. De gemeente hield het trouwens ook niet lang meer vol. In 1875 werd ze opgeheven.

2. De Gereformeerde Kerk te Valkenburg aan den Rijn (1940-1949).

Toen de Tweede Wereldoorlog op uitbreken stond, ressorteerden de gereformeerden die in Valkenburg woonachtig waren onder de Gereformeerde Kerk te Katwijk aan den Rijn, waar ze ook kerkten, ongeveer drie kilometer verderop. Die afstand werd meestal lopend afgelegd. Hoewel de grote gereformeerde roerganger dr. A. Kuyper (1837-1920) lang geleden in zijn kerkelijk weekblad ‘De Heraut’ al had opgemerkt dat de rustdag niet voor de fiets, maar voor de mens was ingesteld, beschouwden velen fietsen op zondag als ‘not done’.

Ds. H. Meijering (1868-1954) van Katwijk aan den Rijn.

De kerk van Katwijk groeide in die tijd behoorlijk, zodat het kerkgebouw eigenlijk te klein werd om alle kerkgangers onderdak te kunnen bieden. Geen wonder dat de plaatselijke predikant, ds. H. Meijering (1868-1954), in februari 1939 tijdens een gemeentevergadering de vraag stelde of men in Valkenburg misschien ook een zelfstandige kerk wenste te worden. Hoewel dat verlangen daar zeker bestond, durfde men het in Valkenburg eigenlijk nog niet aan, omdat het draaiende houden van zelfstandig kerkelijk leven een bepaalde omvang van de gemeente vooronderstelde. Vooral ook de diaconale kosten zouden voor de kleine gemeente moeilijk op te brengen zijn.

Toch werd meteen ook het voorstel gedaan om – zodra het mogelijk was – in Valkenburg kerkdiensten te gaan houden, zij het vooralsnog onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad te Katwijk. Dan hoefde men op zondag in ieder geval niet meer de afstand naar Katwijk te overbruggen. Ook daarover zouden de Valkenburgers nadenken.

De gereformeerde kerk van Katwijk aan den Rijn voor de verbouwing in de jaren ’70 (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Zo kwam het dat tijdens een vergadering op 24 februari 1939 achtendertig manslidmaten over de voorstellen spraken. Het bleek dat de grote meerderheid van de aanwezige broeders het er mee eens was te gaan streven naar de instituering van een zelfstandige Gereformeerde Kerk te Valkenburg. Besloten werd dat een commissie de voorstellen zou bestuderen en daarover later rapport zou uitbrengen.

Een maand later, in maart 1939, had de commissie intussen berekend hoeveel het houden van diensten in Valkenburg zou gaan kosten: in totaal ongeveer fl. 365, waarvan de huur van een lokaal fl. 104 zou bedragen. Daar bovenop zou de vergoeding voor predikanten ongeveer fl. 390 kosten. De berekening van de commissie vertoonde onder de streep een tekort van fl. 260. Maar dat tekort werd nog tijdens de ledenvergadering in maart vrijwel weggewerkt: er werd meteen voor fl. 207 ingetekend.

Wat de kerkdiensten betreft was gebleken dat P. de Vries Czn. bereid was zijn zaal aan de Sluissteeg 2 voor fl. 4 per week te verhuren. Omdat ook anderen van de zaal gebruik maakten kon men dan pas zaterdagavond laat de kerkzaal in orde maken. Een meevaller was dat ds. Meijering zorgde voor een spreekgestoelte en een Statenbijbel. En br. Van der Meij bood een orgel aan.

De eerste dienst (1939).

Exterieur van Zaal-De Vries aan de Sluissteeg (foto: ’50 jaar GK Valkenburg’, S. Oegema).

Allerlei andere voorbereidingen moesten getroffen worden, zodat de diensten op zondag zonder problemen konden verlopen: er moesten een doopvont, kapstokken, tafels en wat al niet meer komen en ook moest een kist worden opgescharreld waarin na afloop van de zondagse diensten de gebruiksvoorwerpen konden worden opgeborgen.

Zo kon op zondagmorgen 30 april 1939 de eerste dienst gehouden worden, waarin uiteraard ds. Meijering van Katwijk aan den Rijn voorging. Hij hield een preek naar aanleiding van Matth. 16 vers 18: “Op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen”. In de middagdienst ging emeritus-predikant ds. H. Broekstra (1874-1955) van Rijnsburg voor.

Ds. E.H. Broekstra (1874-1955).

Voorbereidingen voor de instituering.

Ondertussen ging de commissie verder met de voorbereidingen voor de instituering. Afgesproken werd dat niet eerder dan over een half jaar te laten plaats vinden, zodat men gedurende die tijd kon zien of de financiën voldoende waren om de plannen door te zetten. Het bleek te kunnen, zodat op de gemeentevergadering van augustus 1939 met algemene stemmen werd besloten op de ingeslagen weg verder te gaan.

De commissie had ondertussen berekend wat het per jaar zou gaan kosten: aan inkomsten (kerkcollecten en vrijwillige bijdragen) bleek per jaar ruim fl. 1.820 te kunnen worden opgebracht. De uitgaven werden per jaar begroot op fl. 1.090. Weliswaar bedroegen de inkomsten van de diaconie naar schatting fl. 175 per drie maanden, terwijl aan uitgaven fl. 230 berekend was, maar de commissie was ervan overtuigd dat de diaconale inkomsten wel zouden stijgen.

Zo kon ds. Meijering namens de commissie tijdens de gemeentevergadering van oktober 1939 adviseren bij de classis zelfstandigheid aan te vragen voor de kerk van Valkenburg. Hoewel sommigen nog aarzelden, werd toch besloten de kerkenraad groen licht te geven. De classis ging kort daarop akkoord.

De Gereformeerde Kerk te Valkenburg a/d Rijn (1940).

Het interieur van Zaal-De Vries, waar de kerkdiensten gehouden werden (foto: ’50 jaar GK Valkenburg’).

De classis besloot de verzelfstandiging van Valkenburg per 1 januari 1940 te laten plaatsvinden. Op 20 december 1939 kwam de gemeente daarom in een korte kerkdienst bijeen met als voorganger ds. Meijering. Na het zingen van psalm 127 vers 1 en een preek over de slotwoorden van die psalm (“Zo de HEERE de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter“), gaven de broeders en zusters door op te staan te kennen in te stemmen met de instituering van de Gereformeerde Kerk te Valkenburg aan den Rijn.

Vervolgens werden onder leiding van de predikant als ouderlingen gekozen Th. Van der Meij sr., P. Noort en D. de Vries sr., en als diakenen K. Binnenkade en N. Ouwersloot. Zij werden dezelfde dag in het ambt bevestigd, waarmee de Gereformeerde Kerk te Valkenburg geïnstitueerd was.

Allerlei maatregelen werden in de maanden daarop genomen: van de instituering werd kennisgegeven aan de overheid, waardoor rechtspersoonlijkheid verkregen werd; een financiële commissie werd ingesteld en natuurlijk werden een boekhouder en een contra-boekhouder benoemd, evenals een koster, wiens taak het vooral was mee te werken aan het op orde brengen van de kerkzaal op zaterdagavond en het toezicht houden tijdens de dienst op zondag. Dat wilden C. de Vries Azn. en P. Schoneveld voorlopig wel op zich nemen.

Het kerkelijk leven kwam na de instituering al snel op gang. Een Jongelings- en een Meisjesvereniging werden opgericht en ook werd een zendingscommissie ingesteld, terwijl ook catechisaties gegeven werden. Zelfs werd in de kerkenraad van februari 1940 al gesproken over de aankoop van een stuk grond voor de bouw van een nieuwe kerk. Men zou de ogen de kost geven.

De oorlog.

Zaal-De Vries werd in de oorlog zwaar beschadigd (foto: ’50 jaar GK Valkenburg’).

Bij het begin van de oorlog werden in Valkenburg grote verwoestingen aangericht. Dat was vooral te wijten aan het feit dat het dorp nabij het vliegveld Valkenburg lag, dat natuurlijk doelwit was van de beschietingen door de Duitsers. Van 10 tot 14 mei kreeg het dorp het zwaar te verduren. Drieëntwintig inwoners vonden de dood. Zaal-De Vries – waar de kerkdiensten gehouden werden – werd zwaar beschadigd.

Toen na de capitulatie op 14 mei bekeken werd wat gedaan moest worden om de kerkdiensten ongestoord voortgang te laten vinden, beloofde de burgemeester zich te zullen inspannen om toestemming te krijgen voor een spoedig herstel van de vergaderzaal aan de Sluissteeg.  Maar voorlopig zouden de gemeenteleden in kerken in de omgeving de diensten moeten bijwonen. De zaal zou – zo bleek later – voorlopig slechts ‘heel oppervlakkig’ opgeknapt mogen worden, zodat er althans weer diensten gehouden konden worden.

Het interieur van Zaal-De Vries (foto: ’50 jaar GK Valkenburg’).

Maar de kerkenraad beraadde zich natuurlijk juist nu over de bouw van een eigen kerk. Samen met Architectenbureau Kraan en Van Nieuwkoop werd een begroting gemaakt, die neerkwam op een kostenpost van fl. 16.000. Van deputaten van de generale synode werd als ondersteuning een bedrag van fl. 5.000 ontvangen. In oktober 1940 deed zich de mogelijkheid voor aan de Hoofdstraat een stuk grond van 1.500 m² voor fl. 2.250 te kopen van een weduwe uit Leiden. Dat was voldoende voor een kerk en een pastorie. De grond werd gekocht, maar op advies van de architect werd vooralsnog even gewacht met de bouwplannen. Het viel namelijk niet mee in oorlogstijd de beschikking te krijgen over de benodigde bouwmaterialen.

Moest men de zaal aan de Sluissteeg, waar tot nu toe de kerkdiensten gehouden werden, dan tóch maar kopen? Of kon men misschien de beschikking krijgen over het houten noodgebouw van de hervormde gemeente (de hervormde kerk was tijdens de eerste oorlogsdagen zwaar beschadigd)? Geen van beide plannen ging door. Het eind van het verhaal was dat gedurende de oorlog de diensten in de ondertussen redelijk herstelde kerkzaal gehouden werden.

De Vrijmaking (1944).

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) op de Vrijmakingsvergadering (11 augustus 1944) in Den Haag.

Al in de jaren ’30 waren in de Gereformeerde Kerken problemen ontstaan over besluiten van de generale synode, die onder meer te maken hadden met de opvattingen over de doop en het Verbond, en over kerkrechtelijke zaken. Zonder hierop nu uitvoerig in te gaan bleek dat in maart 1944 ook in Valkenburg meningsverschillen ontstonden. Zo kwam in april dat jaar een brief van zestien gemeenteleden binnen, waarin zij aangaven bezwaren te hebben tegen de gang van zaken op de synode en tegen de schorsing van de leider van de Vrijmaking, prof. K. Schilder (1890-1952) van Kampen. Ze verzochten de kerkenraad de synode te verzoeken de behandeling van de ‘leergeschillen’ in ieder geval voorlopig te laten rusten. Dan kon ieder zich na de oorlog nader over de problemen bezinnen.

Ook de toenmalige predikant van Valkenburg, ds. J. Rijneveld (1911-1988) bleek achter de geschorste hoogleraar Schilder te staan en legde daarover in de kerkenraad van 25 juli 1944 een verklaring af. Hij deelde mee de synodebesluiten niet ‘voor vast en bondig’ te kunnen houden. Daarom werd de predikant in september 1944 door de classis uit het ambt gezet. De kerkenraad bekrachtigde dit besluit op 22 september.

Ds. J. Rijneveld (1911-1988) maakte zich vrij.

Toen ds. Rijneveld op die vergadering aanwezig was om een verklaring over het classisbesluit af te leggen en daarover te stemmen, werd hem de toegang ontzegd omdat hij immers vervallen verklaard was van het ambt. Dat na het vertrek van de predikant een geëmotioneerde discussie plaatsvond, hoeft niet te verbazen. Twee kerkenraadsleden verklaarden de predikant te zullen volgen en achtten de kerkenraadsvergadering van 22 september onwettig.

Twee dagen later – op 24 september 1944 – organiseerden de uitgetreden ambtsdragers met de predikant aparte kerkdiensten, waar de Acte van Vrijmaking getekend werd en de vrijgemaakte kerk te Valkenburg officieel ontstond. Omdat de eigenaar van Zaal-De Vries in de Sluissteeg tot de vrijgemaakten behoorde dreigde het verlies van het gebruik van de kerkzaal; dit werd echter door het bestaande huurcontract verhinderd. Uiteindelijk kon een regeling opgesteld worden waarin beide gemeenten in de zaal hun diensten konden houden.

Na juridisch ingrijpen kon de inventaris van de kerkzaal en het kerkelijk archief in bezit van de Gereformeerde Kerk blijven. Ongeveer zeventig gemeenteleden verlieten door de Vrijmaking de Gereformeerde Kerk (later bouwden ze hun eigen kerk aan het Lambrechtsveld). Na de Vrijmaking telde de Gereformeerde Kerk van Valkenburg nog 220 leden.

Een nieuwe kerk (1949).

Ds. Hainjé (1912-1996) was van 1946 tot 1949 predikant te Valkenburg aan den Rijn.

Tijdens de kerkenraad van februari 1946 die werd voorgezeten door de nieuwe predikant, ds. P. Hainjé (1912-1996), werd gesproken over de mogelijkheid om een houten of stenen schuur aan te kopen of te bouwen. De kosten bleken echter te hoog. De nieuwbouwplannen die waren ontwikkeld werden dus uit de la gehaald en zouden ongeveer fl. 30.000 moeten kosten. De classis Leiden werd verzocht een collecte voor de kerkbouw te houden; die inzamelingen brachten ongeveer fl. 8.500 op. De resterende benodigde fl. 20.000 werd geleend. Kort daarop werd ook landelijk geld ingezameld bij de andere Gereformeerde Kerken.

De gelden die door de jaren heen in het orgelfonds gestort waren werden gebruikt voor de betaling van het interieur van de nieuw te bouwen kerk, en voor dat laatste kon in juli 1948 de aanbesteding worden gehouden. Aannemer Slootweg uit Valkenburg kreeg de opdracht als laagste inschrijver voor ruim fl. 37.000. Hoewel er enige bezwaren binnen kwamen tegen deze gunning, kon de hervormde aannemer Slootweg zijn gang gaan. De eerste steen werd door ds. Hainjé gelegd op 9 oktober 1948, waarop als tekst stond vermeld ‘Lucas 21 vers 6’, voluit luidende: “Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken”.

Ds. Hainjé legde de eerste steen voor de nieuwe kerk (foto: ’50 jaar GK Valkenburg’).

De eerste kerkdienst in de nieuwe kerk (1949).

De bouw verliep voorspoedig. Gebrandschilderde ramen in de voorgevel van de nieuwe kerk werden geschonken (met als afbeeldingen ‘de zaaier’, ‘de wonderbare visvangst’ en ‘de Goede Herder’). De fa. Bakker te Katwijk aan den Rijn leverde de kerkbanken, die plaats boden aan 231 kerkgangers. Een luidklok werd bij de klokkengieterij te Heiligerlee besteld en deze werd na de ingebruikneming van de kerk geplaatst.

Een oude foto vlak voor de ingebruikneming van de kerk.

De laatste kerkdienst in de Zaal-De Vries werd op 6 maart 1949 gehouden en de week daarop, 13 maart, werd in de avonddienst de nieuwe kerk in aanwezigheid van veel genodigden in gebruik genomen. Ds. Hainjé hield een preek over 1 Koningen 9 de verzen 1 en 3: ”Ik heb uw gebed en uw smeking gehoord, die gij voor Mijn Aangezicht opgezonden hebt; Ik heb dit huis dat gij gebouwd hebt, geheiligd door Mijn Naam daarvoor altijd te vestigen, en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar te allen tijde zijn”.

De krant was lovend over de nieuwe kerk, die de naam ‘Goede Herder’ kreeg:

De gereformeerde kerk te Valkenburg.

“Toen we onder leiding van ds. Hainjé het kerkgebouw mochten bezichtigen, zijn we tot de conclusie gekomen, dat hier een gebouw is verrezen dat aan alle kanten uitmuntend kan voldoen aan alle eisen, die men aan een dergelijk bouwwerk stelt. Beneden zijn 240 zitplaatsen; dat is voorlopig ruim voldoende. Mocht Valkenburg zich in de loop der jaren nog wat uitbreiden, dan kunnen er op de galerij, waar nu alleen het orgel staat, 40 plaatsen worden bijgemaakt”.

Zo kon de Gereformeerde Goede Herderkerk te Valkenburg aan den Rijn vol vertrouwen de toekomst tegemoet gaan. Tot op heden volgde een groot aantal predikanten ds. Hainjé op en wordt het kerkgebouw – volgend jaar (in 2019) zeventig jaar oud – nog steeds gebruikt door de Gereformeerde Kerk te Valkenburg.

Ledentallen Gereformeerde Kerk te Valkenburg aan den Rijn.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Valkenburg aan den Rijn tussen 1941 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

D. Barnhoorn-Vegt e.a., 50 jaar Gereformeerde Kerk van Valkenburg a/d Rijn. Valkenburg a/d Rijn, 1990

P. Huisman, Een dorpsgemeente onderweg. Gereformeerd Hazerswoude 1864-1989. Hazerswoude, 1989

N.N., Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Zevende deel. Classes Rotterdam en Leiden. Dordrecht, 1986

© 2018. GereformeerdeKerken.info